Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 198v]
| |
Het tweede Boeck der CHRONIKEN. | |
Inhoudt deses Boecks.VANDE benamingen deses boecks, ende des voorgaenden, kan de leser sien den Inhout gestelt over het eerste boeck der Chroniken. In dit tweede wort de Historie van het volck Gods, ende hare Coningen, alsose in 't voorgaende boeck gelaten was, vervolcht, tot op de Babylonische gevanckenisse. Hoewel nu hier oock gesproken wort vande Coningen Israëls, die in 't bysonder soo genaemt wierden, na dat de 10 stammen haer vanden huyse Davids afgesondert hadden, nochtans is in dit boeck de Historie der Coningen Iuda, van Ezra (soomen hout) voornemelick beschreven. Daertoe waren merckelicke redenen. VVant beneffens dat Iuda de ware leere, ende den suyveren Godes-dienst noch eenichsins behouden hadde, waer van de 10 stammen soo afgeweken waren, dat Godt de selve eyndelick door Salmanasser den Coninck van Assyrien uyt haren lande hadde gevanckelick laten wech-voeren sonder hope van verlossinge, ende dat Iuda dien volgende dan eygentlick Godes volck alleene was, wiens Historie Ezra bysonderlick voor hadde; so moeste oock de Messias uyt den selven stam, ja uyt het Conincklicke geslachte Davids nae den vleesche voortcomen. Om welcke oorsake de Historie sijner Conincklicker Voor-vaderen vanden aenvanck af, tot sijne toekomste toe, neerstelick opgeteeckent moste zijn, op dat de beloften Godts waerachtig bevonden souden worden. Ende nadien in 't voorgaende boeck de Historie Davids beschreven is, soo wort dit tweede nu aengevangen met het verhael vande regeringe Salomons, die inde plaetse sijns vaders gecomen is. Hy wort begaeft extraordinaerlick met groote wijsheyt, die hy van Godt begeert hadde: waer by gecomen is soo wel rijckdom, die hy aengelecht heeft inde bouwinge des Tempels, ende anderen gestichten, als eere die hy ontfangen heeft vande omliggende volckeren. Maer om sijner sonden wille is sijn rijcke verdeelt geworden, als sijn soon Rehabeam in sijne plaetse komen soude. Tien stammen zijn van Iuda afgeweken, verkiesende Ierobeam tot haren Coninck. Van Rehabeam af zijn voorts inde successie van het Coninckrijcke Iuda gevolcht in order Abia, Asa, Iosaphat, Ioram, Ahazia, Ioas, Amazia, Uzzia, Iotham, Achaz, Hizkia, Manasse, Amon, Iosia, Ioahaz, Iojakim, Iojachin, Zedekias; vande welcke vele afgoden-dienaren geweest zijn, sommige de ware Religie, ende den suyveren Godes-dienst voorstaende, als Asa, Iosaphat, Ioas, Amazia, Uzzia, Iotham, Hizkia, Iosia; hoewel sy inden goeden yver, ende de oprechte Godtvruchticheyt malkanderen ongelijck waren. Oock hebben eenige sich, ofte afgekeert van het goede, tot het quade, als Ioas, ende Amazia, ofte bekeert van het quade, tot het goede als Manasse. Ondertusschen en heeft de Heere noyt opgehouden soo wel de Coningen, als de gantsche gemeynte tot bekeeringe te roepen, gebruyckende hier toe den dienst der Propheten, dewelcke geduerende desen tijt malkanderen in grooten getale achtervolght zijn van Elia ende Elisaeo af, tot op Ezechiel, ende Daniel. Maer dewijle sy vande meeste menichte niet gehoort, ja veracht, ende bespot wierden, so heeft de Heere dit Coninckrijcke van Iuda eyndelick laten overheert worden door Nebucadnezar, den Coninck van Babel, die de Ioden in sijn lant gevanckelick wech-gevoert heeft: alwaer sy 70 jaren gebleven zijn, tot dat Cyrus, die de Monarchie der Babyloniers aen de Persen gebracht heeft, hen de vryheyt heeft gegeven, om weder nae huys te keeren, gelijck dit breeder te sien is inde volgende boecken van Ezra, ende Nehemia. So is nu nae sommiger rekeninge, in dit boeck begrepen de Historie van 424 jaren. |
|