Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdEsaus wijven, ende kinderen, geboren in Canaan, vers 1, 2, etc. Sijn vertreck nae Seïr, 6. Sijne nakomelingen, 9. als oock Seïrs, des Horiters, 20. onder dese is Ana, die de Muyl-eselen eerst gevonden heeft, 24. Register der Koningen ende Vorsten in Edom, 31. | |
1DIt Ga naar margenoota nu zijn Ga naar margenoot1 de geboorten Esaus, welcke is Ga naar margenoot2 Edom. | |
2Ga naar margenoot3 Esau nam sijne wijven uyt de dochteren Ga naar margenoot4 van Canaan: Ga naar margenoot5 Ada de dochter E- | |
[Folio 19r]
| |
lons des Ga naar margenoot6 Hethiters, ende Ga naar margenoot7 Aholibama de dochter van Ga naar margenoot8 Ana, Ga naar margenoot9 de dochter van Zibeon den Ga naar margenoot10 Hiviter: | |
4Ada nu baerde aen Esau Ga naar margenoot13 Eliphaz, ende Basmath baerde Ga naar margenoot14 Rehuël. | |
5Ende Aholibama baerde Iehus, ende Iaëlam, ende Ga naar margenoot15 Korah: Dit zijn Esaus Ga naar margenoot16 sonen, die hem geboren zijn in het lant Canaan. | |
6Esau nu hadde genomen sijne wijven, ende sijne sonen, ende sijne dochters, ende alle de Ga naar margenoot17 zielen sijnes huyses, ende sijn Ga naar margenoot18 vee, ende alle sijne beesten, ende alle sijne besittinge, die hy inden lande Canaan geworven hadde; ende was vertrocken nae Ga naar margenoot19 een [ander] lant, Ga naar margenoot20 van het aengesichte sijnes broeders Iacobs. | |
7Want Ga naar margenoot21 hare Ga naar margenootb have was te vele, om t'samen te woonen: ende het Ga naar margenoot22 lant harer vreemdelinckschappen en kondese niet dragen van wegen haer vee. | |
8Derhalven Ga naar margenootc woonde Esau Ga naar margenoot23 op't geberchte Seïr: Ga naar margenoot24 Esau is Edom. | |
9Dit nu zijn de geboorten Esaus, des vaders Ga naar margenoot25 der Edomiten; op 't geberchte Seïr. | |
10Dit zijn de namen Ga naar margenoot26 der sonen Esaus: Eliphaz de sone van Ada, Esaus huysvrouwe, Rehuël de sone van Basmath, Esaus huysvrouwe. | |
11Ende de sonen van Eliphaz waren; Teman, Omar, Ga naar margenoot27 Zepho, ende Gaëtam, ende Kenaz. | |
12Ende Timna was Eliphaz, des soons Esaus, bywijf, ende sy baerde Eliphaz aen Ga naar margenoot28 Amalek: Dit zijn Ga naar margenoot29 de sonen van Ada, Esaus huysvrouwe. | |
13Ende dit zijn de sonen Rehuëls, Nahath, ende Ga naar margenoot30 Zerah, Samma, ende Mizza: dat zijn geweest de sonen van Basmath, Esaus huysvrouwe. | |
14Ende dit zijn geweest de sonen van Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Esaus huysvrouwe: ende sy baerde aen Esau Iehus, ende Iaëlam, ende Korah. | |
15Dit zijn Ga naar margenoot31 de Vorsten der sonen Esaus: de sonen Eliphaz, des eerstgeboren Esaus, waren; de Vorst Teman, de Vorst Omar, de Vorst Ga naar margenoot32 Zepho, de Vorst Kenaz, | |
16De Vorst Ga naar margenoot33 Korah, de Vorst Gaëtham, de Vorst Amalek: dat zijn de Vorsten van Eliphaz inden lande Edom; dat zijn de sonen van Ada. | |
17Ende dit zijn de sonen Rehulës, des soons Esaus; de Vorst Nahath, de Vorst Zerah, de Vorst Samma, de Vorst Mizzah: dat zijn de Vorsten Rehuëls in het lant Edoms; dat zijn de sonen van Basmath, de huysvrouwe Esaus. | |
18Ende dit zijn de sonen van Aholibama de huysvrouwe Esaus; de Vorst Iehus, de Vorst Iaëlam, de Vorst Korah: dat zijn de Vorsten van Aholibama,de dochter van Ana, de huysvrouwe Esaus. | |
19Dat zijn de sonen Esaus, ende dat zijn haerlieder Vorsten: die is Edom. | |
20Ga naar margenootd Dit zijn de sonen Ga naar margenoot34 Seïrs des Horiters, inwoonderen van dien lande: Lothan, ende Sobal, ende Zibeon, ende Ana, | |
21Ende Ga naar margenoot35 Dison, ende Ezer, ende Disan: dat zijn de Vorsten Ga naar margenoot36 der Horiten, sonen van Seïr in het lant van Edom. | |
22Ende de sonen Lothans waren, Hori ende Ga naar margenoot37 Hemam; ende Lothans suster was Ga naar margenoot38 Timna. | |
23Ende dit zijn de sonen Sobals, Ga naar margenoot39 Alvan, ende Manahath, ende Ebal, ende Ga naar margenoot40 Sepho, ende Onam. | |
24Ende dit zijn de sonen Zibeons, Aia, ende Ana: hy is die Ana, Ga naar margenoot41 die de Muylen inde woestijne gevonden heeft, doe hy sijnes vaders Zibeons esels weydde. | |
25Ende dit zijn de Ga naar margenoot42 sonen van Ana, Dison: ende Ga naar margenoot43 Aholibama was de dochter van Ga naar margenoot44 van Ana. | |
29Dit zijn de Vorsten Ga naar margenoot49 der Horiten, de Vorst Lothan, de Vorst Sobal, de Vorst Zibeon, de Vorst Ana. | |
30De Vorst Dison, de Vorst Ezer, de Vorst Disan: dit zijn de Vorsten der Horiten Ga naar margenoot50 nae hare Vorsten in den lande Seïr. | |
31Ga naar margenoote Ende dit zijn de Ga naar margenoot51 Koningen, die geregeert hebben in den lande Edom, Ga naar margenoot52 eer een Koninck regeerde over Ga naar margenoot53 de kinderen Israëls. | |
32Bela dan de sone Beors regeerde in Edom, ende de name Ga naar margenoot54 sijner stadt was, Dinhaba. | |
33Ende Bela sterf: ende Iobab de sone Zerah van Ga naar margenoot55 Bozra regeerde in sijne plaetse. | |
34Ende Iobab sterf: ende Husam Ga naar margenoot56 uyt der Temaniten lant regeerde in sijne plaetse. | |
35Ende Husam sterf: ende in sijne plaetse regeerde Hadad de sone Bedads, die Ga naar margenoot57 Midian versloech in den velde Moabs, ende de name sijner stadt was Avith. | |
36Ende Hadad sterf: ende Samla van Masreka regeerde in sijne plaetse. | |
37Ende Samla sterf: ende Ga naar margenoot58 Saul van Rehoboth Ga naar margenoot59 aen de Riviere, regeerde in sijne plaetse. | |
38Ende Saul sterf: ende Baal-Hanan, de sone Achbors, regeerde in sijne plaetse. | |
39Ende Baal-Hanan de sone Achbors sterf; ende Hadar regeerde in sijne plaetse, ende de name sijner stadt was, Pahu: ende de name sijner huysvrouwe was, Mehetabeël, eene dochter van Matred, Ga naar margenoot60 de dochter van Mezahab. | |
40Ga naar margenootf Ende dit zijn de namen der Ga naar margenoot61 Vorsten Esaus, nae hare geslachten, nae hare plaetsen Ga naar margenoot62 met hare namen: de Vorst Ga naar margenoot63 Timna, de Vorst Alva, de Vorst Ietheth. | |
[Folio 19v]
| |
41De Vorst Aholibama, de Vorst Ela, de Vorst Pinon. | |
43De Vorst Magdiël, de Vorst Iram: dit zijn de Vorsten Edoms nae hare wooningen, inden lande harer besittinge: hy is Esau de vader Ga naar margenoot65 Edoms. |
|