| |
| |
| |
Slordig spreken vernedert den persoon des sprekers niet alleen, maar geeft tevens een slechten dunk van zijn verstand en oordeel.
Naar het Eng. van BEN JONSON.
| |
| |
| |
Gesprekken.
Bei einem Zuckerbäcker (Conditor). Bij eenen Banketbakker.
Guten Morgen, Fräulein; haben Sie Fleischpastetchen? | Goeden dag jufvrouw! Hebt gij vleeschpasteitjes? |
Es sind noch welche da, allein sie sind von gestern; wenn Sie einen Augenblick warten wollen, es werden gleich welche aus dem Ofen kommen. Sie werden ganz frisch und ganz warm sein. | Er zijn nog eenige, maar die zijn van gisteren; als de heeren (de dames) een oogenblik gelieven te wachten, zoo aanstonds komen er versche nog gansch warm uit den oven. |
Geben Sie uns einstweilen ein Gläschen Likör. | Geef ons intusschen een glaasje likeur. |
Von welchem Likör wünschen die Herren? (wünschen Sie meine Herren, meine Damen, Fräulein)? So eben erhielten wir Maraschina; wollen Sie ihn versuchen? – Hier sind die Fleischpastetchen; diese sind mit Wild und jene mit Geflügel. Belieben Sie zu wählen. | Welke likeur moet het wezen? Wij hebben zoo even van de allerbeste Marasquin ontvangen. Believen de heeren (de dames) te proeven? – Hier zijn de pasteitjes; deze zijn met wild, en de andere met gevogelte. De heeren (de dames) kunnen kiezen. |
| |
| |
Ich muß einiges Zuckerwerk für meine Kinder kaufen; lassen Sie sehen, was Sie in dieser Art haben. | Ik moet voor mijne kindertjes eenig suikergoed koopen. Laat mij eens zien, wat gij al van dien aard hebt. |
Hier haben wir Zuckerobst, Zuckerkörner, Zuckermandeln; hier sind eingemachte Kirschen, Aprikosen, Pfirsichen; wir haben auch Johannisbeerengelee, Himbeerengelee. – Nehmen Sie nicht ein wenig Mandeln und Rosinen (Zibeben)? | Wij hebben hier suikerooft, suikererwten, suikeramandelen; hier zijn ingemaakte kersen, abrikozen, perziken; wij hebben ook bessen- en frambozenkoekjes. – Belieft het u niet, wat rozijnen en amandelen te nemen? |
Diese Pflaumentorte sieht gut aus, setzen Sie mir selbe bei Seite. | Deze pruimentaart ziet er goed uit; zet me die eens ter zijde. |
Ich bedaure sehr, Ihnen diese nicht geben zu können; sie ist bestellt, allein man kann Ihnen vor fünf Uhr eine ähnliche machen. – Hier ist noch eine Aprikosentorte; wäre Ihnen diese nicht anständig? | Het spijt me, u die niet te kunnen geven; deze taart is besteld, maar tegen vijf uur zou zoo eene voor u kunnen worden gemaakt. Hier is nog eene abrikozentaart; zou u deze niet bevallen? |
Nein, Fräulein, es ist mir lieber, Sie lassen mir eine Pflaumentorte machen. | Neen jufvrouw, laat mij liever eene pruimentaart maken. |
Hat Ihnen der Kuchen geschmeckt, den ich gestern die Ehre hatte, Ihnen zu schicken? | Heeft u de koek gesmaakt, dien ik gisteren de eer had u te zenden? |
| |
| |
Ah so, Sie erinnern mich eben daran; er war im Gegentheil abscheulich. | Ah, juist herinnert ge mij er aan; integendeel, hij was allerakeligst. |
Wie so denn, mein Herr? ich hatte ihn doch unserm ersten Gehülfen besonders empfohlen, und ich sah ihn die Butter, die Eier und den Zucker in den Teig thun, so da nichts daran fehlte. | Hoe zoo, mijnheer? Ik heb hem onzen eersten bediende wel uitdrukkelijk aanbevolen, en ik was er bij toen hij de boter, de eijeren en de suiker in het deeg deed, zoodat er niets aan ontbrak. |
Das mag sein; allein so viel weiß ich, daß er zähe wie Leder war, statt locker und krachend zu sein, und er hatte übrigens einen scheußlich bittern Geschmack. | Het kan zijn; maar ik althans weet, dat hij zoo taai als leder was, in plaats van broos en knappend te wezen, en daarenboven had hij een afschuwelijk bitteren smaak. |
Ah! wahrscheinlich hat er schlechte Hefe gebraucht. – Nun, so hätten Sie ihn zurückschicken sollen. – Sie dürfen in Zukunft sich gar nicht scheuen (geniren), wenn es wieder geschehen sollte, daß man Ihnen etwas schickte, was nicht gut gerathen wäre. – Es wäre mir wirklich sehr leid, einen so guten Kunden wie Sie sind, nicht zu befriedigen. | O! dan zal hij waarschijnlijk slechte gest hebben genomen. Gij hadt hem dan maar moeten terugzenden. Mijnheer behoeft dit in het vervolg niet te ontzien, zoo het weêr gebeurde dat u iets gezonden wierd dat niet goed uitviel. Het zou mij waarlijk zeer leed doen, een zoo goeden klant als mijnheer niet te voldoen. |
| |
| |
Was sind denn das für braune Kuchen da? | Wat zijn dat voor bruine koekjes, die daar liggen? |
Dies, mein Herr, sind sogenannte berliner Pfannenkuchen. – Das ist ein leichter, wohl aufgegangener Teig, und inwendig sind eingemachte Früchte; seien es Johannisbeeren oder grüne Pflaumen, je nach dem Geschmacke der Personen. – Man ißt sie beim Thee und sie sind leicht verdaulich. – Hier sind auch frische Meringel; diese sind mit Rahm; (Sahne), mit Vanille; es giebt welche mit verschiedenen Geleen. | Deze, mijnheer, dat zijn zoogenaamde berlijnsche koekjes. Het is een gebak van een luchtig, wel gerezen deeg, en gevuld met ingemaakte vruchten, aalbessen of groene pruimen, al naar den smaak der liefhebbers. Zij worden bij de thee gebruikt en zijn zeer ligt te verteren. Hier zijn ook versche marsepijnkoekjes met créme de vanille; ik heb ze ook met verschillende soorte van gelei. |
Ich werde in der That für morgen verschiedenes Zuckerwerk brauchen, und Sie werden mir ein Dutzend von jeder Sorte schicken; – dann machen Sie mir noch einen recht luftigen Biskuitkuchen, so von dieser Größe. | Ik zal inderdaad morgen verscheidene soorten van gebak noodig hebben; zend mij dus een dozijn van iedere soort. Maak mij ook een goed, luchtig biscuit-gebak, zoo wat van deze grootte. |
Ermangeln Sie nicht die Rechnung (Nota) beizufügen; man wird gleich bezahlen. | Verzuim niet de rekening er bij te voegen; zij zal u dadelijk betaald worden. |
Sehr wohl, mein Herr, ich | Zeer wel, mijnheer, ik |
| |
| |
habe die Ehre mich Ihnen für die Zukunft zu empfehlen. | heb de eer mij verder in uwe gunst aan te bevelen. |
Gefrornes (Eis), IJs. |
Das Himbeerengefrorne, Frambozenijs. |
Citronengefrornes, Citroenijs. |
Kaffeegefrornes, Koffij-ijs. |
Mehrfarbiges Gefrornes, Panaché (IJs van meer dan eene kleur). |
Der Grog (ein Getränk aus Rum, Zucker und Wasser), Grog (een drank uit rum, suiker en water). |
Rum (Zuckerbranntwein), Rum (uit suiker gestookt). |
Arak, Reisbranntwein, Arak (uit rijst gestookt). |
Pomeranzenwasser, Pomeranzenbranntwein, Oranjewater. – Oranjebrandewijn. – Oranjebitter. |
Pomeranzenblüthessenz, Geest van oranjebloesem. |
Pomeranzenschalen, Oranjeschillen of doppen. |
Pomeranzenwasser, Oranje- of Sinaasappelwater. |
|
|