Het springende haasje
(ca. 1820)–Anoniem Springende haasje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Op een aangenaame Wys.1.
Daar kwam een meisje van Scheveningen aan,
Zy had haar mandje met vis gelaân,
Zy riep voor gewis, wie koopt 'er mijn vis,
Haan en Rog die levendig is?
2.
Een snaakse die in zijn vengstertje lag,
Die knikte dat meisje goeden dag
Hy riep met plaisier, zeg sus hoord eens hier,
Verkoopt mijn een scholletje drie of vier.
3.
Wie bruid jou te knikken wie maaktse zoo groen,
Wat hagel sinjeurtje wat wil je my doen?
Sy draaid mijn een laer, jou olyke hoer,
Wilt gy niet verkoopen loopt dan na jou moer.
4.
Ik wil wel verkoopen, maar gy vraagd na schol,
Wel meisje hebt gy dan u mandje niet vol?
Ia Haan en Rog, die heb ik ook nog,
Geloof myn sinjeurtje ik heb nog niet verkogt.
| |
[pagina 18]
| |
5.
Maar allemaal Haanen daar heb ik niet an,
Hebt gy by geval geen Pieterman?
Ik heb 'er nog twee en de mijne is drie,
Ik geloof niet sinjeurtje voor dat ik het zie.
6.
En kom dan maar binnen dan maak ik u los,
Wat heeft u dat sootje aan strand wel gekost,
Een daalder sinjeurtje dat geef ik er veur,
Geeft gy nu twee gulden dan hebt gy 't niet duur.
7.
Dat snaakje niet bloo was hy trok fris van leer,
De meid wierd verlegen foei schaam u mijn heer,
Als gy het niet laat, my vry dan verslaat,
Dan roepik jandome de menschen van straat.
8.
Maar of sinjeur gek was, hy achten het niet,
Hoe meer dat hy stompte hoe meer zy riep,
Iandome schei uit, betaald my geen duit,
Laat my voor de satan de kamer maar uit.
9.
Zwijg stil op Caronje ik heb al gedaan,
Daar hebt gy twee gulden nu kunt gy maar gaan,
Als Iacob wat zeid, mijn aardige meid,
Dan moet gy maar zeggen mijn vis ben ik kwyt.
10.
Oorlof schevelingers die Haanen verkoopt,
Ik raad u dat gy met geen Pieterman loopt,
Van vreijers of mans, den hebt gy geen kans
Te proeven van levendige Pietermans.
|
|