De spoorwagen, vol met zedelijke liederen(ca. 1841)–Anoniem Spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Boerenstand. 1.[regelnummer] Hoe vrolijk kan den Boer niet leven, Als hij zijn land en volk beschouwd, En aan een elk 't zijn kan geven, En dat hij dan op God betrouwd, Den Boer die zaait en maait 't land, En wacht den zegen van Gods hand. 2.[regelnummer] Als hij den morgen op ziet klaren, Vangt elk met nieuwe krachten aan, Al dorsend zij 't graan vergaren, En als den winter is gedaan, Jaagt hij de beesten in 't land, Den Boer zegt Gode lof en dank. 3.[regelnummer] Hoe zou den Bakker kunnen werken, 't Lieve brood dat men graag eet, Zoo God den Boer niet kwam te sterken, Dat hij zijn land dan maakt gereed, Hoe zou men leven in de stee, Als niet den Boer 't werk dee. 4.[regelnummer] Hoe zou den Zeeman kunnen leven, Indien den Boer niet deed 't werk, [pagina 29] [p. 29] 't Is waar, God moet 't wasdom geven, En maken hem door goedheid sterk. Daarvoor toont hij zijn dankbaarheid, Na zijn gedane arrebeid. 5.[regelnummer] Als gij zijt aan een disch gezeten, Sla op uw tafel dan een toer, Bezie dan eens 't lieve eten, 't Komt toch alles van den Boer; Dus mensch zoo dikwijls als gij eet, Den Boerenstand toch niet vergeet. 6.[regelnummer] 't Is waar Zeeman brengt veel waren, Van allerhande landen aan, Maar zoo daar ook geen Boeren waren, Hoe zouden zij daar ook bestaan, 't Komt alles van den Boer zijn hand, Maar God is meester van 't land. Vorige Volgende