De spoorwagen, vol met zedelijke liederen(ca. 1841)–Anoniem Spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het nederige Hutje. 1.[regelnummer] Arm en ned'rig is mijn hutje, Maar de rust en eenigheid, Woond er in bij elks voetstap, Dit teekend ons te vredenheid; Laat de liefde bij ons wonen, Die ons niet dan bloemen biedt, Nootlot, ik benij zelfs vorsten, Ook hun kroon noch glorie niet. 2.[regelnummer] Als mijn wijfje mij aan 't harte, Vrolijk als een engel rust, En zich wiegend in mijn armen, Nu eens scherts dan streeld dan kust, Als ter zijde van mijn hutje. Het zilver beekje ruizend vlied; En de maan ons dan beluisterd, God! hoe dankt U dan mijn lied. 3.[regelnummer] Met een kus doet zij me ontwaken, Reeds bij de eerste morgenstraal, Juicht het blijde zonlicht tegen, [pagina 28] [p. 28] Zit met mij aan 't ochtendmaal, Spoed haar dan van dartle kinderen, Naar een arbeid blij van ziel; Spint het vlas dat ik haar bouwden, Op het vaardig snorrend wiel. 4.[regelnummer] Zij is altijd blij en lustig, Als zij iets aardigs mij verteld, O wat is die man gelukkig, Die zich nooit aan rijkdom kweld; Arm en ned'rig is mijn hutje, Want de vrede woont er in, God geeft mij altijd die vrede, Dat ik vergenoegdheid min. Vorige Volgende