De spoorwagen, vol met zedelijke liederen(ca. 1841)–Anoniem Spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Liefde op het IJs. 1.[regelnummer] De Wintervorst vierde zijn woede ten toom, En dempte met schortsen het meer en de stroom, De veldvreugde ruimde voor 't ijsvermaak plaats, En meertjes en stroomtjes weêrkaatsten de schaats; Schoon Elsje, een Boerinnetje; poezel en mals, Verloor in het zwenken de boot van haar hals, En Koenraad, de vlugste gezel van het oord, Ontdekt het en raapt het en rijdt er meê voort. 2.[regelnummer] Wat deert u, schoon Elsje! dus vraagt hij wel ras, Terwijl zij al schreijende zoekt op de plas; Mijn bootje! zoo roept zij, helaas ben ik kwijt, Ik heb het verloren in sneeuwhoop of bijt; 't Was wis van een Vreijer tot meerder verdriet, Neen 't was van mijn moeder ik kreet anders niet; Kom wischt maar uw traantjes, gij vind het wel weêr, Let op maar en zoekt maar de baan op en neêr. 3.[regelnummer] Zij reden en gleden en sneden door 't ijs, En ijlden en zeilden het spiedelpad grijs, Hij snort haar vooruit met een zwierende zwaai, En vangt haar weêr op met een krassende draai; Zij zwieren en gieren 't baantje ten end, En wiegen en vliegen in de opene tent, En klinken en drinken en leggen eens aan, En waaijen en zwaaijen op nieuw langs de baan. 4.[regelnummer] Maar 't schaatsje van 't meisje glipt los van haar been, Zij valt en zij stuift als een sneeuwvlokje heen, De knaap ijlt haar na, heft ze op met een til, En zoent waar het zeer doet de pijnen weêr stil; Nu rijden weêr beiden, schoon Elsje achter hem, Met handen in handen al vaster van klem, [pagina 23] [p. 23] De kou maakt haar boutjes en kaakjes wet stijf, Maar innig toch gevoelt zij geen kou in het lijf. 5.[regelnummer] Zij poozen en koozen, hij kust haar een blos, Terwijl trapt zij willens haar schaatsje weêr los; Hij bindt en herbindt het en aarzeld en teemt, En vraagt en verkrijgt wat hij wenschte en neemt; De landjeugt reed af en het maanlichtje klom, En Koenraad gaf Elsje haar bootje weêrom, En gaf haar een ringetje en zoende haar teêr. Maar hem bleef haar hartje en nooit gaf hij 't weêr. Vorige Volgende