Het Leven.
1.[regelnummer]
O! zoet, o! bekoorlijk gevoel van te zijne,
Beziel onze zielen, verwijder den schijn,
Geef geest aan de vreugde, laat elk zich beroemen,
U schepper en wekker des levens te noemen;
Wij leven, wij streven naar 't zaligste lot,
Mits weldoen zij vreugde, de vriendschap genot.
2.[regelnummer]
De mensch, pas geboren, pas levend, geniet,
Het wichtjen 't welk alles slechts spelende ziet,
Lacht om elk gevaar, laat de wonden ligt heelen.
| |
Door 't moederlijk kussen, door 't moederlijk streelen.
Het leeft, streeft onwetend naar 't zaligste lot,
Zijn lagchen is vreugde, zijn onschuld genot.
3.[regelnummer]
De jong'ling, zoo edel, zoo vurig, zoo schoon,
Streeft vol van verlangen naar 't heerlijkst loon,
Zijn wenschen is grootheid, hij vindt steeds behagen,
Hij ziet, mint, gevoelt. met een hart vol gevoel,
Hier vreugd in te scheppen, daar lust in te dragen,
Bereikt door de liefde zijn toppunt zijn doel,
4.[regelnummer]
De storm is bedaard, en de ziedende drift,
Die harten veredelt, die harten vergift,
Laat thans door den teugel der rede zich leiden,
De man dientals man van de dwaasheên te scheiden;
De man mint, regeert, en zijn zaligste lot.
Is huislijk genoegen, doch onrust zijn lot.
5.[regelnummer]
De onrust vermeerdert, de driften vergaan,
Zie daar kom gerontes al waggelend aan,
Drie voeten zijn naauwlijks in staat hem te schragen,
Hij vindt in geen menschlijk genoegen behagen,
Hij hompelt en stompelt, zijn zaligste lot,
Is grommen en brommen, het geld zijn genot.
6.[regelnummer]
Weg, weg, met dien laster oud vaderlijk hoofd,
Uw kruin door de zorgen van lokken beroofd,
Toont dat ge uw pligten als mensch hier op aarde,
Voor menschen en vrienden betrachtte naar waarde,
Leef zalig, en sluimer na 't arbeiden zacht,
Ontvang uw belooning, uw taak is volbragt.
7.[regelnummer]
Welaan waarde vrienden, geniet thans met mij
Het menschlijk leven in al zijn waardij;
Dat weldoen en vriendschap zich immer vereenen,
De tijd vliegt voor ouden en jongen ras heenen,
Streeft spoedig, streeft manlijk naar 't zaligste lot,
Uw moed zal uw roem zijn, uw deugd uw genot.
8.[regelnummer]
O! zoet, o! bekoorlijk gevoel van te zijn,
Men plenge u ter eere deez' kostlijken wijn;
| |