De spoorwagen, vol met zedelijke liederen(ca. 1841)–Anoniem Spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het Verjaarfeest-Lied van den Koning. 1.[regelnummer] De Koning leev' de Koning leev', Zoo klinken stem en snaren, Dat God hem vreugde en voorspoed geev', En menig tiental jaren, Gezegend zij geen Vorst als hij. Dat zingen en dat bidden wij. (bis.) 2.[regelnummer] Gegroet gegroet gij dageraad, Gegroet uit ieders woning, Gij ziet geen trouwer onderzaad, Gij vindt geen braver Koning; Dan die voor Neêrland op mogt gaan, Gij voert geen blijder feestdag aan. (bis.) 3.[regelnummer] Rijs op rijs op gebedendag! Gods tempelen zijn ontsloten, Daar waaijen vaân en vreugde vlag, Daar knallen de eereschoten; De nabuur hoort aan grens en strand, Het feestgejuich van Nederland. (bis.) 4.[regelnummer] Ook dreunt den Belg die barst van spijt, Ons luid gejuich in de ooren, Hij gunt ons niet dan bang gekrijt, Tot spijt moeten zij het hooren: Doch denken we in ons vreugdelied, Aan die ondankbre dwazen niet. (bis.) 5.[regelnummer] 't Is feest, 't is feest, God dank, God lof, We erkennen 's hemels zegen, [pagina 6] [p. 6] Uit stad en vlek uit hut en hof, Klinkt lof en dank hem tegen, En schald een zang of vloeid een traan, God heeft gehoord, God heeft verstaan. (bis.) 6.[regelnummer] Gij weet o Vorst! wat wensch het zij, Die wij u staamlend bragten, Geen kinderen meer verknocht dan wij, 't Geen wij van trouwer wachten, Geen Vorst en volk zoo na verwant, Als Nassau is en Nederland. (bis.) 7.[regelnummer] In nood en dood, in lief en leed, Zijn we aan elkaêr verbonden, Het nakroost houd der vad'ren eed, o Koning! ongeschonden, Ons goed en bloed, beschikt bepaal', Wij geven 't goud en grijpen 't staal (bis.) 8.[regelnummer] Laat ver van hier zich de oproer vaân, In 't puin van tronen zetten, Geev' stout en strafloos de onderdaan, Zijn Vorst als meesters wetten, Wie met die pest ons naderen zou, Hier stiet hij op een muur van trouw. (bis.) 9.[regelnummer] Kruip staatsbelang in stad en steê, Langs duizend kromme wegen, Gij Koning gij gaat regt door zee, Met ons den springvloed tegen; Hoe zwarter ginds de valschheid zij, Hoe blanker, Neêrland! schitterd gij. (bis.) 10.[regelnummer] 's Lands Vader leev' zijn Kroost dat leev', Zoo juichen harp en snaren, Dat God hen vreugde en voorspoed geev', En menig tiental jaren, Onbreekbaar zij onze eendragts-band, Dat zingt en bid het Vaderland. (bis.) Vorige Volgende