| |
| |
| |
Spiegel der Ieught, Ofte een kort verhael der voornaemste Tyrannyen, welcke de Spangiaerden hier in Nederlandt bedreven hebben.
Vader.
MIjn lieve Soon, als een getrouwe Vader ben ick schuldigh u in de vreese Godes op te trecken, en alles voor oogen te stellen, 't welck u tot de selfde soude konnen bevorderen. Niet en verweckt ons meer tot ware en oprechte Godt vreesentheydt, als de betrachtinge der wel daden Godts met de welcke hy ons beyde aen lijf ende ziele verrijckt: onder welcke niet de geringste is, maer veel meer seer groot en hooge te achten, (vreemt en wonderbaerlijck in onse oogen: 't welck onse nakomelingen met verwonderinge sullen lesen, daer sich onse goetgunstige na bueren over verblijden, en onse benijders verschricken en ontsetten sullen) dat wy na soo langhduerige oorlogen, ten laetsten verlost zijn uyt de klaeuwen onser Vyanden, die nu lange jaren anders niet gesocht en hebben als ons te berooven, niet alleen van onse eerlijcken Previlegien, Vryheden, goede Wetten en Staturen, maer oock van lijf en leven, goet en bloet: soeckende onse Kinderen en nakomelingen te maken hare schoen-wisschers slaven en dienstbare knechten. Derhalven zijn wy schuldigh met oprechter herten onsen genadigen Godt en Hemelschen Vader te dancken dat de sake soo wijdt gekomen is, dat de Coningh van Hispanien selfs, ons met het maken deser Treves, kent voor vrye-landen, onder sijne gehoorsaemheyt niet langer staende. Hier over moeten wy Godt den Heere loven ende dancken met herte en met monde, alle de dagen onses levens.
Soon.
Eerweerdige Vader, de eerste en laetste lesse die ick van u hoore, is Godt den Heere van gantscher herten te vreesen, ick sal na mijn uyterste vermogen de selfde trou- | |
| |
welijck behertigen ende na komen. Maer is die so groot eene weldaet, dat ons de Coningh van Hispanien voor vrye Landen kent? Is oock de Tyrannye soo groot geweest alsmen seyt? Mijne jonckheyt ontschuldight my, soo ick dese grouwelijcke Legenden niet en weet.
Vader.
Twijffelt daer niet aen, men heeft u ende uwes gelijcken 't leven gesocht te benemen, soo haest als ghy dat ontfangen hadt. Ia te verhinderen dat ghy dat niet en soude ontfangen, en in uws Moeders lichaem te versticken, gelijck dit ontallijcken weder varen is. De wreetheyt is soo groot geweest, dat ick metter waerheyt seggen mach, dat noyt Phalaris, Nero, Herodes, Pharao, Diacletianus, Iulianus Apostata, of eenige andere wreede Tyrannen, schandelijcker hebben gesocht ofte getracht hare Ondersaten te drucken, te verdelgen, ende uyt te roepen, als de wreede Coningh van Hispanien, ende sijne Stadt-houders, hier in Nederlant nu ettelijcke jaren langh gedaen hebben.
Soon.
Vader my duckt dat ghy dese materie seer behertigt niet alleenlijck uyt dese tegenwoordige propoosten, maer oock uyt uwe dagelijcksche discoersen. De wijle my dan dunckt dat ghy tegenwoordelijck de tijdt en lust hebt om van dese sake te handelen, soo bidde ick u ootmoedelijck, dat het u gelieve de Historie van de gepasseerde dingen te verhalen, op dat ick geen vreemdelingh en blijve in mijn eygen Vaderlant, als nergens van wetende: en oock, op dat ick door de kennisse deser dingen verweckt worde, Godt die ons soo genadelijck behoet, te dancken ende te loven.
Vader.
Indien ick van dese materie dickwils spreke, soo doe ick als eenen goeden Patriot en getrouwen Vader toe staet. Onweerdig is hy een Nederlander geboren te zijn en genoemt te worden, die dese geschiedenissen in't vergeet-boeck stelt: Onweerdigh is hy een getrouwe Vader genoemt te worden, die dese dingen zijn Kinderen niet in en prent, ja immers soo getrouwelijck, als de Kinderen Israels schuldigh waren, na Gods bevel, Deut. 6. hare | |
| |
Kinderen voor oogen te stellen die wonderbaerlijke verlossinge uyt Egyptenlant. Op dat ghy dan oock uwe Kinderen, indien God de Heere tot sijner tijt u Kinderen verleent, daer van meugt onderrichten, so sal ik in 't particulier sommige dingen voor stellen, uyt de welcke ghy sult bevinden waerachtigh te wesen 't gene ik spreke van de Barbarische Tyrannye der Spanjaerden. Isser yet dat ghy niet recht en verstaet, breeck vry mijne proposten ende vraeght, ick sal u van alles onder richten.
Soon.
Eerweerdige Vader, de wijle my dit vry staet, ende ghy my oorlof geeft u te vragen, sonder te schromen u proposten te breecken, soo bidde ick u my te willen verklaren den oorsprongh van dese wreede regeringe: Wanneer heeft die doch aen gevangen? Wie is Autheur ende Promoteur der selfde?
Vader.
'tEn is niet van huyden of van gisteren datmen ons aldus heeft onder druckt, de plage heeft te lange geduert, al te lange heeft men onse patientie geterght, de vervloeckte Pauselijke Inquisitie-kamer heeft al ten tijde des Keysers Caroli de vijfde, veel bloedige Placcaten gesmeet, uyt kracht van de welcke, boven de vijtigh duysent Menschen zijn onthalst, verdroncken, gehangen, levendigh in de Aerde gedolven, verbrant, en andersins seer wreedelijck van het leven berooft: doch dit en is maer | |
| |
kinder-spel, vergeleken by 't gene geschiet is onder die ongeluckige regeringe des Coninghs Philippi de twede.
Soon.
De hayren staen my te berge, als ick alleen de vreeselijcke woorden hoore, van hangen, verbranden, in de aerde delven, etc. Want is die Carolus de vijfde, niet de Groot-Vader van den tegenwoordigen regerende Coningh van Hispangien Philips de derde?
Vader.
Ia hy. Maer onder Philips de twede, Vader van desen, is onse ellende sonder remedie geworde: ten is niet mogelijck ten vollen te beschrijven de wreetheden die daer geschiet zijn, de bloedige Placcaten, de moorden, verwoestingen van landen en steden, uytschrappingen onser Priviligien, schofferingen van Vrouwen en Maeghden, den onverdragelijcken moet wille, rasernye, hooveerdige woorden en wercken van Duc d'Alba, Don Lowijs, Don Ian Vergas, &c. oock harer Colonelen, Capiteynen, ja Soldaten en Jongeren.
Soon.
Ick hoore wel Vader, hadmen de Spanjaerts laten begaen sonder tegen weer te bieden, sy soude on-Christelijck met ons gehandelt hebben. Maer 't is vreemt dat andere natien met de Spanjaers wel te vreden zijn, en wy alleen over hare on-menschelijke wreetheyt so klagen.
Vader.
Ghy oordeelt na uwe wetenschap, de welcke kleyn is, als ghy de Historyen wat beter door lesen hebt,
| |
| |
soo sult ghy van oordeel veranderen, daer is qualijck eenige natie die ofte over hare wreetheyt, ofte trouloosheyt, ofte alsoo beyde niet geklaeght en heeft, ofte noch klaeght. Hoe hebben dese Barbaren geleeft met die onnoosele Indianen, Americanen, Brasilianen, Perubianen, daer sy doch niet op te spreken en hadden, die haren Coning niet onder worpen en waren, by de welcke sy nochtans so groote wreetheyt, en meer dan Barbarische en on-menschelijcke daden bedreven hebben. Soo dat een yder die de selve leest, ofte hoort vertellen, eenen gruwel en schrick heeft van de Spaensche Natie, en haren aenhangh. Soude ick in 't lange verhalen al het ongeluck, alle de wreetheden ende bloet-stortingen, die over die arme luyden bedreven zijn, by hare eygene Schribenten beschreven, onder de regeringe Philippi de twede, soo moest ick een heel groot boeck daer van maken.
Soon.
Ick verneme wel Vader, dat onwetenheyt my qualijck doet oordelen: dese geschiedenissen waren my oock al onbekent, beneffens dat ick eens eenen penningh hebbe gesien, daer hy, als eertijts Vespasianus, Delitie, generus humans, De genoegte des menschelijcke geslachtes, genoemt wort, en op d'ander zijde stont dese op-schrift, Den Goddelijcke Philips, den alderbesten Prince, 't welck my dede gelooven, dat hy soodanigen gruwelijcken Tyran niet en was, als sommige seggen en schrijven.
Vader.
Groote Heeren, hoe wreet oock de selfde geweest zijn, hebben altijt pluym-strijckers gevonden, die hare gruwelijckheden verkleent hebben, ja de selfde gepresen, maer sulcke gehuerde en logenachtige vleyers, en moet ghy geen geloove geven, maer veel meer 't gene ick met hondert duysent getuygen gesien hebbe. En twijffelt oock niet oft daer sullen uyt ons vele gespangioliseerde op staen, die met Spaens gout om gekocht, en verraders van haer eygen Vaderlant geworden zijnde, 't gene ick verhale sullen weten te verbloemen, en met dese en die coleuren te verschoonen, maer ghy mijn Soon, schout die als pesten, en gelooft vry dat het al heymelijcke lagen | |
| |
en stricken zijn, om u ende uwes gelijcke te verstricken.
Soon.
Indien ick recht oordeele Vader, soo staet ons nu wel toe te sien, dat wy die tyrannye die wy met gewelt (Godt zy lof) verdreven hebben, oock voortaen van onse halsen af weren.
Vader.
Al wat ick voor stelle, mijn lieve Soon, streckt daer toe om u te bewijsen, dat het niet genoegh en is, de tyrannye verdreven en verbannen te hebben: Maer voornamelijck om u en alle aenkomende, aen te wijsen, dat gelijck wy nu ettelijcke jaren den Spangiaert so mannelijcke resistentie gedaen hebben, onse nakomelingen in aller manieren met lijf en goedt haer oock beneerstigen moeten den Spanjaert buyten onse Lant-palen te keeren: haer nu noch nimmermeer soo latende betooveren ofte verblinden, dat sy haer der selver jock, gebiet ofte heerschappe wederom souden onder werpen, daer toe de Spanjaert, met sijne creaturen, op allerley manieren, seer listelijck en behendelijck sal soecken te geraken, niet sparende ettelijcke tonnen goudts, noch schoone beloften, noch verhoogingen van geslachten, Iesuwijtse schijnheyligheyt, noch eenige andere listen ofte practijcken.
Soon.
Eerwaerdige Vader, ick hebbe u hier d' Inquisitie-kamer hooren noemen, als de Fonteyne ende oorsprongh van alle quaet ende ongeluck, wat is dit doch voor een dingh of wandel?
Vader.
Daer van wil ick u te rechte berichten, lettet vlijtigh op alles. Na dat Godt de Heere door sijne goedertierenheyt ende genade, het licht ende Predicatie sijnes Goddelijcken Woorts, tot ontdeckinge der Pauselijcker valscher leere, hadde laten door breken, so in andere landen, als oock in Nederlant, alsoo dat eenige vrome, en na hare saligheyt yverende personen, uyt het lesen van Godts Heylige woort verstonden, ja konden tasten en gevoelen, dat sy tot noch toe in groote duysternisse waren versoncken geweest, so en heeft de Duyvel van der Helle dit niet konnen lijden, maer hy heeft den Paus en de Coningh van Hispanien, met al haren aenhangh | |
| |
daer toe gebracht, dat sy met gewelt, en rigeur van haer Placcaten, hier in dese Landen hebben willen in voeren de Spaense Inquisitie, dat is: soodanige ondersoeckinge ende dwangh over de conscientien der Menschen, als eertijts in Spangien is in gevoert geweest tegen de Moren ofte Sarazijnen en Ioden van Granada, 't welck tot een groot nadeel van Geestelijcke en wereltlijcke personen deser Landen, ende tot onder druckinge onser Privilegien ende dier-gekochte Vryheden, ja, dat ongelijck kostelijcker is als dit te samen, tot uytroepinge van de ware Religie was streckende.
Soon.
Maer zijn alle andere Landen met dese Inquisitie te vreden, latense haer soo muyl-bande?
Vader.
Datmen soude seggen datse te vreden zijn, dat ware te veel geseyt. Want daer zijn vele oppositien hier en daer gevallen, als by exempel: De Inwoonders van der stadt Roomen selfs, hoe Papistigh die oock zijn, en hebben de selfde noch konnen, noch willen lijden. Want Anno 1559. hebben de burgers van Romen met openbaer gewelt het Inquisitie huys op geloopen en verbrant, sy hebben de gevangens los gelaten, en den oppersten Inquisiteur gequetst, en sijne gesellen verjaeght: Sy souden oock het Klooster Minerva verbrant hebben, om dat het selfde den Inquisiteurs toe quam, ten ware dat twee vermaerde en wel geachte Heeren, Marco Anthonio Cojumna, ende Iulio Cefarino met schoone woorden 't volck geappaiseert en gestilt hadden. Also hebben die van Neapolis, Venetien, Milanen, ende andere, hoe Paeps datse zijn, nochtans geweygert de Spaensche Inquisitie aen te nemen of toe te laten.
Soon.
Vader ick hoore vreemde en ongehoorde dingen.
Vader.
Ick wil u noch wat voor stellen dat vreemder is, en daer ghy de onbillickheyt van dese Inquisitie beter sult leeren kennen. De Koop-luyden van Lisbona, die soo Paeps zijn als eenige Menschen ter Werelt, hebben nochtans dit wreede monster-dier (doe de Coningh Philippus eerst aen Portugael quam) begeren af te koo- | |
| |
pen, en hebben derdehalf milioen Ducaten aen geboden dat alleenlijk dit den Inwoonderen der Stad mochte gegunt worden, dat de Inquisiteurs niemant souden in hegtenis werpen, sonder, sijnen aenklager, en d'oorsake te vermelden, en niemant op gene getuygenisse te condemneren, sonder den beklaeghde coppe daer af te verlenen, om sijn verklaringe daer op te doen.
Soon.
Maer wat voor een Apostille hebben die van Lissebon op hare Requeste gekregen?
Vader.
Nihil.
Soon.
Wel moet men in die landen den Coningh gelt aenbieden om daer mede hem te bewegen te doen dat recht ende billick is, gehoor te geven eer hy het oordeel uyt spreeckt?
Vader.
Billick of onbillick, soo gaet het toe in die landen daer d'Inquisitie plaetse heeft, want d'Inquisiteurs en wilden haer soo enge niet binden laten, sy begeerden hare onbepaelde macht te behouden, om een yder, die 't haer beliefde, te condemneren, al en hadden sy geen ander getuygen, dan des gevanges gesworene vyanden, of lichtveerdige boeven, welcker getuygenisse men in een sake van drie guldens hadde mogen verwerpen, of oock sulcke die sy selfs uytgemaekt hadden, gelijck Annas en Cayphas tegen Christum valsche getuygen hebben uyt gemaeckt.
Soon.
Vader, indien het u wel gevalt, wilt doch eens den inhout der Placcaten deser Inquisitie verhalen.
Vader.
't Gelieft my wel, op dat ghy daer uyt meught vernemen de sware lasten diemen ons op leyde: Dese bloedige Placcaten der Inquisiteuren verbieden dat niemant op lijf-straffe, en mach koopen, hebben noch lesen, schriften ofte boecken gemaekt by Luther, Calvin, Wijclef, Swinglius, Melancthon, ofte andere diergelijcke Schribenten. Item, dat niemant de H.Schrifture lesen, daer van spreken, ofte disputeren en mach, dan alleen de Theologi, en Doctoren in der Godtheydt, ofte soodanige personen dien dit van den Paus toe gelaten wordt, en dit alles op verbeurte van lijf en goet.
Soon.
Was dit oock conform Christi Iesu onses eenigen Salighmakers bevel? Ioh. 5. ondersoeckt de Schrif- | |
| |
ture: 't is al te groote vermetelheydt, dat een sterffelijck Mensche verbieden sal, 't gene de onsterffelijcke Godt soo expresselijck beveelt.
Vader.
Hier oordeelt ghy recht, maer hoort al voort, op dese pene was verboden in sijn huys te ontfangen, te logeren, victualie, kleederen, of gelt te geven aen yemant, die in 't minste suspect was van Ketterye, soo sy het noemen, ja oock niet al ware het sijnen Vader, Moeder, Suster ofte Broeder: dese restrictie ofte genade was alleen by die regoureuse Placcaten, dat de Mans metten sweerde soude gestraft worden, en de Vrouws-personen souden levendgh in d' aerde gedolven worden, indien sy de Ketterye af gaende ende verlochenende, haer wouden voor eenen Mis-pape biechten: maer indien sy volstandigh by aen genomene bekentenisse der waerheyt, soo was dit hare Sententie ofte Vonnisse, dat soo wel de Mannen als de Vrouwen met den vyere souden gestraft worden.
Soon.
Dat is een ongenadige genade, maer noch is't beter hier te branden als hier namaels in't eeuwige vyer.
Vader.
Ghy spreeckt seer wel, mijne dagelijcksche vermaningen steecken alle hier toe, dat ghy den Heere uwen Godt van herten vreeset, want dat is't beginsel der wijsheydt. Maer luystert noch nouwer toe, wat dese Placcaten noch al meer verbieden.
Soon.
Is het niet genoegh geweest, datmen op soo hooge straffen verboden heeft goede Schribenten boecken te lesen, ja Godts eygen Boeck, gedestineert om ons ter saligheydt wijs te maken?
Vader.
Neen het, maer men heeft dit noch daer by gevoeght, om de luyden noch meer e verschricken, dat de personen die om de Religie ter doot verwesen waren, gene macht en hadden Testamenten te maecken, of haer goederen wegh te geven, 't welck nochtans schelmen, dieven, moordenaers ende straet-schenders gegunt ende toe gelaten wordt.
Soon.
Eerweerdige Vader, ist mogelijck dat eenen | |
| |
Prince, die een Vader sijner ondersaten hoort te zijn met sijn getrouwe onderdanen soo wreedelijck handelt.
Vader.
't Is geschiet, soo als ick u vertelle, ja het is menighmael geschiet, dat de Vaders ofte Moeders als Ketters veroordeelt en gedoodet zijn, ofte ten lande uyt gebannen, om dat sy op eenen Vrydagh ofte Quatertemper-dagh, onwetende, of oock willens, vleesch geeten hadden, of om dat sy op den bestemden tijdt niet en waren te biechte gekomen, etc. hare Kinderen of Erfgenamen wierden vervreemt van haer erfgoet, ja tot arme Bedelaers ende Lant-loopers gemaeckt, ende vreemde Tyrannen, Spaensche Korde-vlechters (welcke men den name van Don gaf) mitsgaders andere pockige Italianen, ofte Godloose Walen, Borgoinons, Albanoisen, ende dergelijcke fielten quamen in besittinge der goederen, welcke dese ende gene vrome luyden van hare voor ouderen hadden ge-erft, of die sy met haren arbeydt ende sorge suerlijck hadden vergadert.
Soon.
Heeft men soo met ons om gesprongen, soo en is 't niet vreemt noch te verwonderen, dat onse Vaders gepoogt en gesocht hebben de Inquisitie van ons te weren, so wel als die van Roomen, Neapolis, Milanen, Lissebon, &c. Maer hebben de vyanden deser landen, die soo vol loose practijcken zijn, genen middel konnen vinden om de selfde in te voeren, ofte ons te doen aen nemen?
Vader.
Daer op sult ghy dit aen mercken: twee dingen sochten sy met vlijt hier in te voeren, de Spaensche Inquisitie, en 't Concilium van Trenten. Om tot dit haer voornemen des te beter te geraken, so hebben zy in dese landen willen in voeren drie Aerts-Bisschoppen, en verscheydene andere Bisschoppen, (waer van de twee souden Inquisiteurs zijn) die genieten souden het beste deel van de goederen, renten ende inkomsten der voor naemster Abdyen, Kloosters, Proosdyen, etc. deser Landen.
Soon.
Soo schijnt het wel dat niet alleen die, die sy Ketters noemen, maer oock hare Geestelijcke selfs in 't lijden gekomen souden hebben. Maer hebben onse Heeren | |
| |
Staten en de Geestelijcke selfs, die oock al een stemme in 't Capittel hadden, hier in geconsenteert?
Vader.
't Is wel gevraecht; onse Heeren Staten ende geinteresseerde Geestlijcke wierden niet eens gekent noch aen gesproken. Dit was al in Spangien besloten, en gereet om ter executie te stellen, sonder de Staten deser Landen, ofte Geestelijcke, of Magistraten der steden eenigen raedt, ick swijge consent, daer over te vragen.
Soon.
Wie was doch die gene die dese saecke dus bevorderde tot infractie van onse Previlegien, en soo groot nadeel van onse lieve Vaderlant?
Vader.
't Was dien argen, ende om sijn wreede schelmstucken wijt-beroemden Cardinael Granvelle, een vreemdelingh in dese Landen, ende geheel gespangioliseert, die alreets was gemaeckt Aerts-Bisschop van Mechelen, dien oock het principael beleyt aller Kerckelijcke en Politijcke saken bevolen was. Tot sijn onderhout waren gedestineert (nevens de Abdye van S.Amant, die hy alreets possideerde) de opkomste van de Abdye van Aflegem, welcke is de rijckste Abdye van Vlaenderen, hebbende jaerlijcx in komen wel vijftigh duysent guldens.
Soon.
Maer als de Staten gesien hebben, dat men hier soo de Meester maeckte, hebben sy gewegen, ofte ja daer toe geseyt?
Vader.
De generale Staten, hoe Catholijck, ofte om recht te spreken, hoe Paeps die oock waren, en hebben de in voeringe der nieuwe Bisschoppen niet konnen goet vinden, merckende dat de selve dienen soude, niet soo seer om de Pauselijcke Religie te hant-haven, als om de Privilegien des Lants allenghs te verdrucken, en een absolute regeringe in te voeren, daer in dese nieuwe Spaensche creaturen, onder de Staten des Lant, presideren soude, en boven aensitten (of sy schoon vreemdelingen waren) ja de selfde over stemmen, ende elck in den mont sien souden, om d'oude vryheyt van omme stemmen, ende voor de Previlegien te spreecken, te verminderen, ja metter tijdt geheelijck te verhinderen.
| |
| |
Soon.
Hoe hebben sich noch in dit verschil gedragen soo veel treffelijcke Heeren, soo Geestelijcke als Wereltlijcke, als insonderheydt de Heeren van de Ordre des Gulden Vlies?
Vader.
De kloeckste Heeren, soo Geestelijcke als Wereltlijcke, en Magistraten der grooter Steden, hebben sich met goede redenen hier tegen geset, als wesende een stuck tenderende tot d' uyterste ruime en ondergang des welstants en vryheyt deser landen. De Regente selfs, als ook de Heeren van de Ordre des gulden Vlies, ende den Raedt van Staten, hebben nootwendigh geacht de Koningh te waerschouwen van 't ongemaeck 't welck dese landen hier door over het hooft was hangende.
Soon.
Wien hebben sy doch tot dese sware Commissie gesonden?
Vader.
De Vry-Heere van Montigni, Ridder van den gulden Vliese, Broeder van den Grave van Hoorn, is tot dien eynde in Spangien gereyst, maer hy en heeft niet vorderijcx voor dese arme bedruckte landen konnen uytrichten. Drie jaren daer na is oock om de selfde oorsaken in Spangien gereyst de Grave van Egmont, maer hy en heeft oock tot troost der beanghstighder Nederlanden niet konnen erlangen van schoone beloften, daer niets goets op gevolght is.
Soon.
't Is heel vreemt, dat dese treffelijcke Heeren niet verricht en hebben in sulck een goede sake.
Vader.
Ick sal u vertellen wat daer op gevolght is, Anno 1565 in December, heeft de Hertoginne van Parma, Regente deser landen, brieven ontfangen uyt Spangien in de welcke haer belast wiert dat sy de Placcaten, soo by den Keyser Caroli de V. als by den Coningh gemaeckt, op 't stuck van de Religie, ernstelijck ende sonder oogh-luyckinge soude ter executie stellen, ende dat sy de Inquisiteurs soude bystaen in 't executeren van haren last, als oock date hare hoogheyt de nieuwe Bisschoppen soude in voeren ende de hant bieden.
Soon
Hebben sy noch eenige meer geimployeert tot | |
| |
dienste des Vaderlants? want ick meene dat de nakomelingen behooren te weten het uyterste devoyr dat by onse Voor-ouders gedaen is, eer men tot eenige violentie heeft geprocedeert.
Vader.
'tEn is niet mogelijck meer moeyte te doen, dan daer gedaen is om den Coningh te vermorwen, en tot moderatien te brengen: maer dit ongeluck hadden wy, dat het alles qualijck door valsche raporteurs geduyt wiert: als voor exempel in't jaer 1565. zijn binnen Brussel veel treffelijcke Heeren en Edele deser landen gekomen tot de Regente, en hebben hare Hoogheyt onderdaniglijck gebeden, dat sy by den Coningh woude bearbeyden dat de executie der Placcaten, als oock de invoeringe der Inquisitie, ende der nieuwe Bisschoppen mocht te rugge blijven, eer daer meerder quaedt de landen en luyden van over quame. Hier op is gevolght, dat Anno 1566. soo met believen der Regente, als der Heeren van der Ordre, en Raden van Staten, in Spangien aen den Coningh zijn gesonden, den Marquis van Bergen, ende den Baender-Heer van Montigni, beyde Ridders van den gulden Vliese.
Soon.
't Is immers te hopen dat desen hervatte Ambassade, tot verrichtinge van sulck een gewichtige, billijcke ende rechtveerdige saecke, wat geholpen sal hebben tot welvaert des Vaderlants.
Vader.
Soo weynich als de vorige: Ia wat meer is, het heeft, och laey! beyde Heeren het leven gekost, en de sake is meer verbittert als versoetet, want in plaetse van Moderatie, is gevolght een groote Moorderatie en bloet-stotinge in de steden van Vlaenderen, Artoys, Henegouwen, ende Elders.
Soon.
Och lieve Vader, in wat ellende zijn die van de Religie in dese bedroefde tijden geweest, is niet de ware Religie ende Gods woort doe ter tijt ganselijck ge-extermineert? Ende de Predicatie geheel op gehouden?
Vader.
Geensins, geensins, door alle dese gruwelijcke Tyrannyen ende vreeselijcke vervolgingen, en is den | |
| |
loop des H.Euangeli niet konnen verhindert worden, maer 'tgene eertijts Cyprianus gespreken, ende geschreven heeft, dat is oock hier te lande in die tijden waerachtigh bevonden: Sanguis Matyrum est semen Ecclesiae: Dat is, het bloet der Martelaren is het zaet der Kerck. Hoe men meer Menschen gedoodt heeft om de Religie, hoe datter dagelijcx meer en meer de selven hebben aengenomen. De Lelien konnen qualijck op wassen tusschen de Doornen, maer Godes volck is op gewassen tusschen de Sweerden, Spiessen, Helle-baerden, en midden in het Vyer, 't welck de Tyrannen hadden gestoockt, om die van de Gereformeerde Religie te verdelgen en tot Assche te verbranden. De Assche is over al gevlogen: Het is geweest als eenen blixem die geschenen heeft in alle Landen ende Steden deser Provintien, den welcken niemant heeft konnen stoppen of keeren.
Soon.
Nochtans soude ick, na mijn slecht oordeel, geoordeelt hebben dat door dese vervolginge, de Roomsche Religie wederom geheelijck soude zijn bevestigt geworden.
Vader.
Geensins, maer ter contrarie soo zijn in weynich dagen schier over al de Beelden en Altaren uyt de Pauselijcke Kercken geworpen, en de Gereformeerde hebben soo in de Steden, als ten platten lande, opentlijck gepredickt, en de Sacramenten bedient, na de instellinge Christi en het gebruyck der oude kercken. Men heeft alleen in Vlaenderen, gepredickt wel in tsestigh verscheydene plaetsen te gelijcke.
Soon.
Maer de wijle men wel wiste dat de Koningh om dat af werpen der Beelden seer verbittert was, hebben die vande Gereformeerde Religie niet gedaen om de sake by den Koningh te versachten, en ten besten te beleyden?
Vader.
Die van de Gereformeerde Religie hebben eenige onderdanige requeste gemaeckt aen den Koningh, de welcke sy Anno 1566. den 27 October gegeven hebben in handen van Philippi de Lalalingh, Grave van Hoog-strate, Stadt-houder van den Prince van Orangien binnen Antwerpen, in de welcke sy geschreven hebben, dat sy | |
| |
geen veroorsaeckers noch aenstichters en waren van dese oproer, als oock dat het Beelde-stormen met haren raet niet geschiet en was: en baden dat sijn Majesteyt woude gelieven te volgen den raet Gamalielis, gedenckende dat het Geloove ofte Religie niet en kan noch en mach gedwongen wesen. Sy schreven dat sy geloofden de Bybelsche Schriften, de twaelf Artijckelen des Christelijcken Geloofs, ende de outste Concilien. Datse haer oock submitteerden het oordeel van een vrye Concilie Generael, ofte Nationael van Duytsch-lant, Vranckrijck, Engelandt, en andere om leggende Landen. Sy beloofden den Koningh alle behoorlijcke ende mogelijck onderdanigheyt, willende geern en goet willghlijck betalen aen sijne Majesteyt, alle impositien ende Schattingen die sijne andere ondersaten betaelden. Hier en boven hebben sy sijne Majesteyt belooft te geven dertigh Tonnen gouts, in dien hy haer woude gunnen vryheydt in de Religie.
Soon.
Wat heeft doch dese supplicatie konnen te wege brengen?
Vader.
Niet goets, want alles wat van de lief-hebberen deser Nederlanden geschiede, wiert in Spangien qualijck geduyt by den Coningh ende sijnen Spaenschen Raet. Soo dat de Regente last gekregen heeft de Predicatien der Gereformeerde te verhinderen het ware door persuasie, ofte met gewelt ende gewapender hant, 'twelck sy oock gedaen heeft, so veel haer mogelick was, gevanckelijck nemende ende doodende vele vrome Godsalige persoonen, soo Predikanten als andere. En is eyndelijck de sake soo wijt gebracht, dat Anno 1567. in Martio en April de openbare exercitie van de Gereformeerde Religie vast over al in dese Landen moeste op houden.
Soon.
Hoe is 't doch gegaen met de nieuwe Kercken ende plaetsen daer de onse hare Predicatie deden?
Vader.
Alle nieuwe Kercken ende plaetsen daer men gepredicht hadde, heeft men (nu met nieu Krijghs-volck versterckt zijnde, en van den Koningh dagelijcx gestijft | |
| |
wesende) vast over al af gebroken, ende van de materialen der sel[fd]e heeft men galgen gemaeckt, om de Gereformeerde daer aen te hangen, 't welck veel Menschen met grooten vlijt hebben helpen in het werck stellen, eens deels uyt eenen verkeerden blinden yver en haet tegen de ware Religie, ander deels op dat sy selfs niet souden gesuspecteert en gesuspendeert worden als Ketters.
Soon.
Soo zijnder buyten twijffel al vele om den hals gekomen in dese furie ende wreede vervolginge?
Vader.
Daer en twijffelt niet aen, het hangen en worgen, branden en onthalsen, etc. gingh soo dapper aen, dat het kleyne stedekens waren, in de welcke maer vijftigh personen in korten tijdt om het stuck van de Religie zijn ge-executeert geworden. In de groote Steden zijnder twee, drie, vier hondert na malkanderen gehangen, gebrandt, verdroncken, en door andere middelen seer wreedelijck van haer leven berooft. Behalven noch het groot getal der gener die de Drossaerts ende Roode-Roeden, ofte Baljuwen en Officieren der platte Landen, hebben gedoodt: dese hongen stracx op alle die gene die haer eenighsins maer suspect en waren. Die huys en hof verlieten, ende te landen uyt trocken, welcke ontelbaer zijn, waren verre de geluckigste: want die om haer goet te | |
| |
salveren in het lant bleven, ende de huycken na den wint hingen, haer verlatende op de schoone woorden der Regente, en hare Adherenten, zijn korts daer na meestendeel gevangen, gehangen, gebrant, vermoort of in de gevangenisse en op pijn-bancken seer ellendelijck en in onuytsprekelijcke pijne gestorven. Die weynige die haer hier en daer verstaecken, leefden in groote vreese en benauwtheyt, stervende alle dage meer dan thien dooden: ende na dat sy geheel verarmt waren, moesten sy noch eyndelijck haer selven, met groot perijckel van haer leven te lande uyt stellen.
Soon.
Maer als de Tyrannye soo op 't Hooghste gekomen was, is de verlossinge niet haest verschenen?
Vader.
Tyrannye meughdy dit met recht noemen, maer als men de tijden met den anderen vergelijckt, soo en zijn 't maer beginselen onser ellende geweest, en is noch maer kinderspel geweest, in respect van de wreede vervolgingen, moorderyen en bloet stortingen, die door den wreeden bloet-handt Duc d'Alba geschiet zijn. Soo naest als hy gewapender hant in't Lant gekomen was, ende door sijn krijghs-volck hem hadde versekert van de steden en vastigheden deser Landen, 't welck hy sonder slagh of stoot met gemack gedaen heeft, want niemant gesinnet en was hem tegen den Coningh of sijne Stad-houder te opponeren, so heeft hy stracks die oude rigoureuse Placcaten tegen de Religie vernieuwt, en hy heeft het Concilie van Trenten, de nieuwe Bisschoppen, ende Spaensche Inquisitie, gelijckelijck willen invoeren over al dese Landen.
Soon.
Vader, ghy hebt hier boven van dit Concilie van Trenten gesproken, en van de Spaensche Inquisitie, mitsgaders de nieuwe Bisschoppen: maer die te voren so seer gearbeyt hebben dat dese niet ingevoert en souden worden, wat hebben die daer toe gedaen?
Vader.
Duc d'Alba heeftse soo de handen gebonden, datse niet meer uyt richten en konden, want in de plaetse van de vergaderingen der Generale Staten, heeft hy
| |
| |
verordineert eenen raedt van twaelf Mannen, bestaende uyt Spangiaerden ende andere Gespanioliseerde wreede bloet-dorstige Menschen, de Licentiaet Ian Vergas, is President van desen Raet-Kamer geweest, die (na het getuygenisse van velen) om de schoffieringe van een Wees-kint van sijner Maegschap uyt Spangien gevangen was, een Man boven alle wreede de wreetste, die niet anders dan het goet en bloet der Nederlanders en socht.
Soon.
Vader, is dat dien Vergas daer men onder de Studenten soo mede spot?
Vader.
De selfde, ende te recht wort met hem bespot, want hy was eenen ongeleerden Buffel, gelijck dit gebleken heeft aen sijn Latijn, 't welck hy tot de Professoren van Leuven sprack, die (als men Philips den jongen Prince van Oranje van daer nam, en gevanckelijck na Spangien voerde) protesterende dat dese Actie was strijdende tegen hare Privilegien, so heeft Vergas geantwort, en geroepen in quaet Latijn: Non curamos vestros Previlegios. Dat is: wy passen op uwe Previlegien niet. Den tytel van Licentiaet en competeerde hem niet, ten aensien sijner geleertheyt: maer wel ten aensien dat hy licentie ofte toelatinge hadde om allen moet wille en wreedtheydt over de Nederlanders te bedrijven. Hy mocht wel met rechte seggen: Vergas habet Virgas, dat is: Dat hy een
| |
| |
geessel en roede der Nederlanders was. Dese ende dier gelijcke wreede Menschen hebben seer wel onthouden ende gepractiseert 't gene dat een Iesuiter, met namen Cornelius Kallidius Chrysopolitanus, den Koningh van Hispanien geraden heeft, den welcken ick hier na verhalen sal.
Soon.
Was dit sachtmoedigheydt ende moderatie gebruycken?
Vader.
Die verstant heeft, die oordele daer van. De Spangiaerden oordelen dat de gekanckerde wonden der Nederlanden sulck eenen harden Chirurgijn en bijtende corosiven van doene hadden. Men seyt in een gemeyn spreeck-woordt: sachte Chyrurgijns maken stinckende wonden. Maer wederom: al te harde brengen den Patient om den hals, ende den Meester selfs tot schande.
Soon.
Maer desen Bloedt-raedt aldus gecomponeert uyt vremdelingen, of ten minsten vyanden des Vaderlants, hadde hy oock eenige macht hier te Lande?
Vader.
Desen Bloet-raet wiert soo groote macht gegeven dat daer mede allen anderen Raden der Provintien, alle macht en autoriteyt benomen is geworden. Want alle andere Raden, hooge ende lage, ja selfs de Staten van de particuliere Provintien, mosten onder desen Raet te rechte staen, ja oock buyten hare Provintien, als desen Bloet-raet haer citeerde gelijck Anno 1569. gebleken heeft, als Duc d'Alba eerst de Stadt van Uytrecht, daer na de Staten van den Lande van Uytrecht, door den Procureur Generael heeft doen citeren, voor hem ofte voor den Bloet-raet te compareren. In somma desen Bloet-raet hadde absolute macht over Edel en On-edel, Geestelijck ende Wereltlijck, Magistraten ende Ondersaten, Duc d'Alba is hier door absoluyt Heere gemaeckt, want desen Bloedt-raet geheel van hem dependerende, en deden niet sonder sijnen wille ende believen. Duc d'Alba, met den Bloedt-raedt, dese sijne onbepaelde macht gebruyckende, heeft ons berooft van alle onse Ordinantien, Iuridictien, Appelen, ende Resorten, met voeten vertreden alle de Privilegien deser | |
| |
Landen, de Constyituten van de Ordre van den gulden Vliese, de Privilegien van de Universiteyt van Leuven, by den Coningh selfs lijflijck besworen. Hy heeft verklaert dat het al verbeurt en vervallen was, ende dat dit Landt gehouden wiert als een nieuw geconquesteert landt, daer in de Coningh ende hy, doen en ordonneren mochten al wat haer beliefde ende goet docht.
Soon.
Vader, nu ghy van desen Bloet-raet spreeckt, hebbe ick u niet somtijts hooren spreken van eenige Artijckelen by desen Raedt geconcipieert? wilt my doch dit noch eens verhalen.
Vader.
Desen Raet heeft gemaeckt ende besloten sekere articulen, en de overtreders der selfder wierden gestraft, als begaen hebbende moet wille tegen 's Lants welvaren. Sy souden soo wijd getrocken en uyt geleyt worden datter schier niemant in dese Landen en was, of hy en hadde (na den regel deser Wetten) verbeurt, was het niet lijf en goedt, soo was het ten weynighsten lijf ofte goet. De principale Articulen waren dese.
Dat alle Requesten by de Staten ende Steden van de landen over-gegeven tegen de nieuwe Bisschoppen, Inquisitie, en oock om te hebben moderatie der Placcaten, zijn conjuratien tegen God enden Coningh. In 't selfde crimen ofte feyt waren de Edele, die de supplicatie over gegeven hadden tegen d'Inquisitie ende Placcaten, met alle die gene, die de selfde supplicatie gelaudeert hadden.
Item alle de Heeren, Edelen, Officieren, Provinciale ende subalterne Richters, ofte Supsituyten, die de nieuwe Predicatien, onder decksel van necessiteyt des tijdts, toe gelaten hadden, ofte daer toe oogh-luyckinge gedaen.
Desgelijcks alle de Heeren, Edelen, Officieren ende andere, van wat qualiteyt sy zijn, die de eerste supplicatie der Edelen, de Predicatien, Beelde-stormen, &c. met raet ende daedt niet weder staen en hebben. &c.
De Historie-schrijvers der Nederlansche geschiedenissen vermelden, dat dese Articulen, nevens andere meer van de selfde soorte, gevonden zijn t'Antwerpen inde ka- | |
| |
mer van den President Vergas, ende sijn stracx in openbaren druck uyt gegaen, maer noyt geloochent ofte onkent.
Soon.
Vader, ick hebbe wel hooren seggen, dat het groote kunst is, groote macht recht te gebruycken, soude oock wel Duc d'Alba ende desen Bloet-raed, tegen des Coninghs intentie sijne authoriteyt misbruyckt hebben?
Vader.
Daer op sal ick u bericht doen: De Coningh selfs heeft binnen Madril, Anno 1568. den 26 Februari een seer gruwelijcke wreede, Diocletiaensche, ja Neronische sententie, ofte vonnisse, uytgesproocken over de inwooners deser Nederlanden, die alle comdemnerende begaen te hebben criemen laesae Majestatis, ende misdaen te hebben tegen 'sLants wel varen: en heeftse derhalven sonder aensien van geslachte ofte ouderdom, verwesen tot de straffen ende pijnen, by de rechten geordineert tegen sulcken misdaders, dat is: dat sy verbeurt hadden lijf en goet. Willende en ordinerende sijne Majesteyt (om door sulcke ernstige Sententie exempel te geven, ende vreese te maken in toe komende tijden by alle Ondersaten) dat de straffen ende pijnen deser sententie, sonder eenige hope van gratie ofte dissimulatie, haer volkomen effect souden hebben. Dit heeft Vergas bevestight, als hy sprack in quaet Latijn, Haeretice fraxeruno Templa, bone nihil faxerum contra, ergo dehens omnes patibulare. Dat is: De Ketters hebben de Kercken gebroken, de goede hebben 't niet belet, ergo soo moet mense allegaer op hangen. Dit was een recht Barbarisch argument, van een Barbarischen ende ongeleerde mensche voort gebracht. Uyt kracht van het boven verhaelde wreede Vonnisse des Koningh Philips, zijn op den vijfden Iunij, Anno 1568. binnen Brussel door Beuls handen opentlijck onthalst, de Graven van Egmont ende Hoorn, als op den eersten ende tweeden dagh der selfder maent binnen Brussel waren onthalst geworden, uyt last van Duc d'Alba, de beyde Dry-Heeren van Baten-burgh, ende eenen Leeraer der Gereformeerde Religie, genaemt | |
| |
Cornelis van Mesen, ende sesthien Edel-lieden.
Soon.
Vader, heeft dit wreede Vonnis geen groote vreese onder 't volck gemaeckt?
Vader.
Ja het trouwens, onder alle soorten van Menschen, soo dat [e]r in korten tijt meer dan hondert duysent huys-gesinnen van Edelen, Koop-luyden, Renteniers, Burgers ende Boeren uyt dese Landen gevlucht zijn na Duytslant, Oost-lant, Kleve, Embden, Vrankrijck en Engelant, etc. meestendeels door het haestigh vluchten, in de handen der Leeuwen latende hare Vrouwen, Kinderen, Huysen, Hoven, Meubelen ende Iuweelen, die gevonden zijnde dadelijck geconfisqueert zijn.
Soon.
Maer Vader, beneffens dat dese goede Luyden haer lieve Vaderlant moesten derven, wierden oock daer en boven de goederen haer benomen?
Vader.
Daer zijn Placcaten gepubliceert, dat so wie eenige van der gevluchte Rebellen ofte Geusen goederen wiste, dat hy die soude de Thresoriers ofte Overigheden aenbrengen, op straffe en verbeurte, datmen de weerde der selfder den verswijger ofte heelder soude doen betalen: En indien hy dat niet en vermocht te doen, soo soude hy aen het leven gestraft worde. En om hier des te beter toe te mogen geraecken, is den aenbrenger het derden deel belooft.
Soon.
Maer hoe leefde men doch met die, die sich niets in tijds op de vlucht en begaven?
Vader.
Die niet in tijts vluchten konden, zijn gevangen genomen, welcker getal soo groot is geweest, dat niet alleen de ordinarische gevanchenissen met de selfde zijn vervult geworden, maer men heeft ook over al nieuwe gevangenissen moeten maken, onaengesien de selfde elcke reyse wierden ledig gemaekt met het uythalen van een groot getal der onnoosele Menschen, diemen dagelicx heeft verbrant, verdroncken, onthalst, gerabraeckt, ja met seer groote, en te voren noyt gehoorde tormenten, doodt gepijnight: onaengesien oock, dat de galgen, en in vele plaetsen de boomen op de wegen vol Nederlanders | |
| |
hingen, die by de Spanjaert even soo weynigh geacht wierden als sy eertijdts de Americanen geacht hebben, de welke sy by duysenden seer wreedelijck gedoot hebben.
Soon.
Als ick dit hoore vertelle Vader, so schijnt het of dit hangen en branden by de Spaensche en haren aenhang, met lust en yver, sonder mede lijden, toe gegaen zy.
Vader.
't Is soo, mede lijden wasser so weynigh als over een Hoen, daer men lust heeft van te eten. In dese tijden is hier in Nederlandt vervult geweest 't gene dat Christus heeft geprophiteert, seggende: De ure komt, dat, soo wie u dooden sal, die sal meynen Gode dienst te doen. Vele treffelijcke Burgers en Kooplieden die vijftigh, tsestigh, tachtentigh, ja hondert duysent guldens rijck waren, heeft men de handen op den rugge gebonden, en aen een Paert vast gemaeckt, en also na 't galge velt gesleept, en gehangen, somtijts niet so seer om dat sy kennisse hadden van de Gereformeerde Religie: maer op dat men alsoo met behendigheyt soude geraken aen hare goederen.
Soon.
Ist wel mogelijck dat Menschen tegen Menschen (ick swijge Christenen) soo gehandelt hebben?
Vader.
Ia Soon: beweeght u dit soo seer (alst wel billick is) soo sal u oock al ter herten gaen 't gene ick u noch vorder verhalen sal. Daer is Anno 1577. eenen Griffier | |
| |
des Koninghs geweest in de Stadt van Doornick, genaemt Martijn Hurtijn, die ten tijde van Duc d'Alba Inquisiteur was, die van sijnen eygenen Klerck aen geklaeght ende overtuyght zijnde heeft moeten bekennen, dat hy, geduerende sijne Authoriteyt onder den Hertoge van Alba, veel valsche getuygen hadde uyt gemaeckt, die veel rijcke lieden, soo wel Catholijcke als andere, beschuldighden van Ketterye, Wapenen gedragen te hebben tegen den Koningh, of in de Predicatie der Gereformeerde geweest te zijn, die daer over onschuldighlijck zijn gedoot, ende hare goederen geconfisqueert.
Soon.
't Was doe der tijdt beter ballingh te zijn, als in sijn Vaderlant te woonen, arm als rijck, slecht en ongeacht als van eenigen aensien te wesen.
Vader.
Seer periculeus was het in die tijden rijck te zijn, want de Spaensche Radamantus verdoemde die alder eerst, op dat hy haren Erfgenaem mocht worden, handelende even gelijck als Achab ende Jesabel eertijdts gehandelt hebben, die door valsche getuygen Naboth lieten over tuygen, dat hy Godt ende de Koningh gelastert hadde, op dat sy actie mochten hebben hem te dooden ende sijne goederen te confiqueren. Dit was den raet van Don Francisco de Lejua, die in den beginne deser Nederlantsche beroeren, uyt Vranckrijck aen de Regente van Parma schreef, dat men de principaelste deser Landen moesten om brengen, ofte immers dat mense moeste heel arm maken.
Soon.
Vader, ick sal dit wel incorporeren. Zijnder noch eenige memorable stucken, het sal u gelieven die te verhalen.
Vader.
Een stuck onder andere en kan ick niet onverhaelt laten. Dese wreede selmerye isser oock tusschen geloopen in die tijden, dat verscheyden moordenaren, straet-schenders, dieven, etc. die ter doot verwesen waren van de godloose Cypiers, Provoosten of Baljouwen, heymelijck zijn los gelaten om een stuck gelts, ende hare namen heeft men gegeven desen en genen onnooselen | |
| |
Menschen, die als Rebellen ofte Geusen beklaecht zijnder gevangen saten, en sy hebben moeten met haer bloet der schelmen schult en straffe boeten. Soo godtloos als de Heer was, waren oock sijne Knechten.
Soon.
Vader, ick hebbe u hier boven hooren spreken van het Concilie van Trenten, gelievet u, bericht my doch of dat, als komende van de Pausen van Roomen niet over al aen genomen en is?
Vader.
't Is wel gedaen dat ghy dat vermaent, 't gene ghy daer vraegt is weerdigh om verhaelt te worden. De Keyser Karolus de V. heeft 't gemelde concilie in dese landen willen in voeren, maer de Staten, ja oock de Geestelijckheyt selfs, hebben 't ongeeren willen aen nemen.
Soon.
Hoe komt het dat de Geestelijcke sich geopposeert hebben, voornamelijck dewijl haer Religie daer in geconfirmeert wordt?
Vader.
De redenen van dese oppositie zijn verscheyden, maer de voornaemste is wel dese, dat de Paus in dit Concilie verscheydene puncten statueert, regel recht strijdende tegen de Privilegien, Rechten, Statuten en gewoonelijcke Proceduren, soo in Geestelijcke als in Wereltlijke Hoven. Daerom en is 't oock ten tijden des Keysers Karoli de V. noyt in het werk konnen gestelt worden De Staten hebben de Publicatie des selfden af gebeden, en de moderatie hier van te wege gebracht: maer Duc d'Alba in dese Landen gekomen zijnde met sijne gewapende Spangiaerden, heeft soo wel het Concilie van Trenten, als de Inquisitie met gewelt over al in dese Landen willen in voeren, en volkomenentlijck doen onder houden.
Soon.
Zijn daer niet noch eenige die oock Papist zijn, en even wel dit Concilium recuseren?
Vader.
Ia, de Koningen van Vranckrijck, van de Pausen selfs de alder Christelijcke genoemt ende de outste Sonen vanden Apostolischen-stoel, hoe bittere Papisten sy geweest zijn, tot op desen Koningh, soo en hebben sy evenwel het Concilie van Trenten noyt willen aennemen, maer sy hebbender tegen ge-excipieert en geprotesteert | |
| |
als de Paus gewilt heeft, dat het in Vranckrijck soude gepubliceert en onder houden worden.
Soon.
Soo schijnt het dan, dat dese Pausen niet alleen ten respecte van ons, die sy Ketters valschelijck noemen, maer oock ten aensien van de Koningen de Roomsche Religie om-helsende, sich groffelijck vertasten, derhalve bidde ick u dat het u believe my noch een diergelijck exempel te verhalen.
Vader.
Ick en sal, kortheyts halven, hier niet verhalen hoe en met wat redenen dat d'andere Provintien en Steden van Nederlandt geweygert hebben dat Concilie aen te nemen, maer ick sal alleenlijck met weynig woorden beschrijven, hoe noode en ongeren dat Uytrecht (Uytrecht segge ick, in die tijden soo yverigh in de Roomsche Religie als Romen selfs) dit Concilie heeft willen aennemen: Anno 1568. in April heeft Duc d'Alba tot Uytrecht gesonden den President van Mechelen, en den Deken van Brussel, als Commissarissen van wegen de Coninglijcke Majesteyt, om den Aerts-Bisschop van Uytrecht te assisteren, dat hy dit Concilie terstont soude doen publiceren, ende de Decreten des selfden ter executie stellen in sijn Diocoece. De Bisschop heeft binnen Uytrecht doen vergaderen alle de Geestelickheyt onder sijn Bisdom resorterende, en heeft de selfde ter presentie van de voorschreven Commissarissen voor gehouden, hoe dat de Hertoge van Alba, vanwegen de Coninghlijcke Majesteyt, hem belast hadde, dat hy 't Concilie van Trenten in alle sijne poincten en articulen soude ter executie doen stelle, volgende welck bevel, hy van meyninge was, ter presentie van de voorschrevene Commissarissen, te procederen tot datelijcke executie van 't selve Concilie.
Soon.
Dorst de Geestelijckheyt hier tegen kicken?
Vader.
De Geestelijcke gaven voor antwoorde, dat sy bereyt waren de Decreten van 't Concilie van Trenten te obedieren en aen te nemen, soo vele belangt de Professie van 't Heylige Catholijcke Geloove, oock mede de Reformatie van de Abdyen van den Geestelijcken stant | |
| |
dan nopende poincten, rakende de Ordinarische Iurisdictie, en eenige andere duysterheden, dat hen lieden, geleden ontrent twee jaren, by de Hoogheydt van de Hertoginne van Parma doenmaels Gouvernante van de Landen, verleent was sekere Moderatie, die begeerden sy dat in hare kracht soude blijven.
Soon.
Welcke is doch de uytkomste geweest van dese Alteratie?
Vader.
Alsoo de Bisschop, des niet tegenstaende, begeerde volgende en last van den Hertoge, voorts te procederen tot volkomen executie des voorschrevenen Conciliums, soo hebben die van de Geestelijckheyt hare Gedeputeerde gesonden aen den Hertoge, en hebben hem een lange Requeste in het Latijn over gegeven, verhopende dat sy Moderatie souden erlangen. Maer het was al te vergeefs, hy heeft haer voor Apostille gegeven, dat het des Konings wille was, dat de Decreten van het Heylige generale Concilie van Trenten poinctelick geexecuteert en geobserveert soude worden in alle sijne Koninghrijcken, Landen en Steden, sonder Restrictie, Limitatie, ofte eenige veranderinge, en namentlijck in dese Landen, daer het meest van noode was. Immers sy wouden, of sy wouden niet, sy moesten obedieren en dit vervloeckte Concilie aen nemen.
Soon.
Vader, hier boven hebbe ick u hooren mentioneren van den boosen raet van Don Francisco de Lejua, oordeelende dat men ons behoorde heel uyt te putten, ofte arm te maken: is desen raet oock behertight?
Vader.
Ick sal u hier in oock genoegh doen, en verhalen hoe groot en onverdragelijcke schattingen men ons op geleyt heeft, en hoe groote sommen van Penningen men ons heeft uyt geparst. Wy Nederlanders (daer toe insonderheyt de Vlamingen seer mildelick contribueerde) hebben den Koningh van Hispanien in het beginsel sijner regeringe tot volvoeringe sijner oorlogen in Vranckrijck (alhoewel de selfde niet en waren aen gevangen om eenige oorsaken den welstant deser Landen aen gaende) wel | |
| |
veertigh Milioenen Gouts in negen jaren tijdts goedwilliglijck gegeven, boven de gewoonelijcke schattingen en sware Impositien, diemen jaer op jaer betalen moest: Noch was den Koninck daer na geconsenteert een schattinge van twee Milioenen Gouts alle jaren, ses jaren langh gedurende. Oock hadde Duc d'Alba een groote, ja ontelbare menighte van penningen gemaeckt uyt de groote en menivuldige Confiscatien van de goederen der Princen, Graven, Heeren, Edelen, Kooplieden, Burgeren en Boeren deser Landen. Hier en boven heeft hy noch durven eyschen den hondersten Penningh van alle de roerlijcke en onroerlijcke goederen hier in Nederlant gelegen. En daer en boven noch den thienden Penningh van alle roerlicke goederen, so dickwils als die souden verkocht worden, oock den twintighsten Penningh van de verkoopinge van alle onroerlijcke goederen, telcken reyse die sy verkocht souden werden, sonder tijdt tenoemen hoe lange dat dit dueren soude: sonder twijffel dit soude geduert hebben soo lange tot dat wy geheel tot den Bedel-sack souden zijn gebracht geweest.
Soon.
Waer waren hier en tusschen de Staten, die 't Lant voor staen souden?
Vader.
Hem wiert van de Raden van Staten, en van de Finantien vertoont wat swaerigheyt dit causeren soude soo om de nieuwigheyt, als om de gewightigheyt deser sake, oock de swarigheyt in het Collecteren, mits het groote bedrogh dat de verkoopers hier in begaen souden, als mede dat dit de Landen (haer meestendeel met Koop-handel generende) seer schadelijck vallen soude, ja dat den Koop-handel daer door geheel verjaeght soude worden: oock dat daer mede alle Hant-wercken verdieren souden, en sy souden oock dierder buyten lants moeten verkocht worden, als tot noch toe geschiet was, welck dan een oorsake soude zijn dat de inwoonders vertrecken souden, gaende woonen in andere Landen, daer sy haren kost beter souden konnen verdienen. En alsoo souden alle Hant-wercken en Ambachten hier te Lande dagelijcx | |
| |
verminderen, ja metter tijt geheel stille staen, tot mercklijck nadeel, ja tot ruinen en ondergangh deser Landen, de wijle hare welvaert, ja leven, bestaet in Hant-wercken en Koopmanschappen.
Soon.
Ick hoore wel Vader, datter noch luyden geweest zijn die een goede wille gehad hebbe, om den welvaert deser Landen te procureren en dat het aen goede Remonstranten en Remonstantien niet gemangelt en heeft.
Vader.
't Is soo ghy oordeelt, want beneffens dat ick verhaelt hebbe wiert den Hertoge noch geremonstreert, hoe dat alle dingen door sware impositien van den thienden Penningh, hondertsten Penning, etc. grootelijcx souden moeten verdieren, want vele waren, eer sy konden volmaeckt werden so souden sy in de stoffe ofte materialen, vijf, ses ofte seven mael den tienden Penningh betaelt hebben, als Laecken, Sapen, Maccaden, Tapisseryen, en alle diergelijcke Waren, namelijck eerst ten in koope van Vlas ofte Wolle, dan het Garen, daer na den Wever, van den Verwer, ten laetsten den Kooper en Verkooper, en soo voorts, na datter veelderhande stoffe soude toegaen, ofte na advenant dat het dickmael ter marckt gebracht ofte verkocht soude worden: oock soo souden de om liggende Natien hare goederen in dese Landen te koope brengende, ten aensien van de ongelden die sy nu souden moeten betalen: en de geconfedereerden souden oock reden en oorsaecke hebben om te klagen, dat de verhoogingen aller Waren en Koopmanschappen, sy een inbreucke der Contracten en Entre-coursen, pretenderende datmen haer behoorde te laten handelen in dese Landen, mist betalende de oude gewoonelijcke tollen en ongelden, etc.
Soon.
Maer hebben alle dese redenen niet konnen te wege brengen de af schaffinge van den thienden, twintighsten, en hondertsten Penningh?
Vader.
Gantsch niet, alle die voor gestelde redenen, met noch veel andere Schriftelijcke Remonstrantien, der ge- | |
| |
trouwer Dienaren en goet-gunners des Koninghs, waren te vergeefs: Het was Sic volo, sic jubeo: stat proratione voluntas. Dat is: Wat het ons alsoo belieft. Duc d'Alba antwoorde, dat hy hadde voor genomen dit in 't werck te stellen, eer hy noch in 't Lant gekomen was, willende by Theonville, daer hy dit de Heeren van Berlaymont en Noircarmis hadde geopenbaert. Derhalven so en konden, noch en wilde hy sijne resolutie niet veranderen, men moeste hem hier in gehoorsamen: Hy woude sijnen wille vol voeren, al soude het onderste van Nederlant boven gekeert worden. De Staten te Brussel en elders hier op vergadert zijnde, en dit elck Provintien in 't particulier voor gehouden wesende, en maeckten geen groot swarigheyt van den hondersten Penninghg eens voor te consenteren, maer baden datmen haer dan met de thienden Penningh niet woude belasten. Maer met dese antwoorde was de Hertoge niet te vreden, hy schreef aen de Gouverneurs der Provintien, dat sy arbeyden souden sijn begeerte en eysch door te dringen. Eenige Provintien dreyghde hy, soo sy niet en wilden consenteren, soo soude hy Konincklijcke Authoriteyt gebruyken, dat is: hy soude met alle gestrenghigheyt voort varen, want sijne Majesteyt wilde het in aller manieren geconsenteert hebben: haer te gelijcke verwijtende, dat sy qualijck haer Officie gedaen hadden in de voor gaende Troubelen, en dat de faute met den thienden Penningh moeste gerantsoeneert en geboet werden. Doch eenige beloofde hy, dat hy sulcke moderatie soude gebruycken in het in manen van den thienden Penningh, dat hy daer mede alle swarigheden soude wegh nemen, want het alles in sijne macht stont. Dese Man die alle redelijckheyt hadde af geleyt, woude hebben dat men op sijn discretie en redelijckheyt sich soude verlaten.
Soon.
Vader,welcke waren doch de troetel-Kinders, die hy soo goede woorden gaf?
Vader.
Die van Henegou, Artoys en Namen heeft hy door Barleymont en Noircarmis vriendelijck doen | |
| |
aen spreken, en laten seggen, dat sy geen swarigheyt in het consenteren maecken souden, dat hy de executie van den thienden Penningh niet soo seer en socht, als de gehoorsaemheyt, om de eere des Koninghs te bewaren. Door dese en diergelijcke dreygementen, beloften en andere schalcke middelen, isser een half consent van de Staten soo wat heen uyt geparst.
Soon.
Vader, hebbe ick u niet wel op andere tijden hooren verhalen dat die van Uytrecht gansch niet en wilden daer in bewilligen?
Vader.
't Is oock soo. Die van Uytrecht en wilden geensins consenteren, aen biedende nochtans in de plaetse van den thienden, twintighsten, en hondertsten, Penningh, eerst twee en seventigh duysent, daer na hondert duysent, daer na hondert vijftigh duysent, ja eyndelijck hondert vijftigh duysent guldens boven die twaelf duysent guldens die sy alreets gegeven hadde. Ia oock boven wel hondert duysent guldens die sy korts te voren hadde te koste geleyt, om de Stad en de Landen van Uytrecht, tot behoef van de Koninghlijcke Majesteyt te bewaren en verseeckert te houden.
Soon.
Heeft oock Duc d'Alba dit geaccepteert, ofte die van Uytrecht dit te goede gehouden?
Vader.
Na sijn oude wijse. Hy en heeft van sijn voornemen niet willen wijcken. Maer om die van Uytrecht te dwingen, en aen haer een exempel te statueren, heeft hy Anno 1570. den 21 August, haer toe geschickt het geheel Regiment sijner Spaensche Soldaten van den Tertio de Lomberdia, sterck zijnde thien Vaendelen, welcke hy binnen de Stadt van Uytrecht heeft doen logeren, soo wel op de Geestelijcke als Wereltlijcke persoonen, (want de Geestelijcke waren onwilliger dese schattinge te geven dan den Adel en Burgers) meynende door dese middelen die van Uytrecht tot sijn voor nemen te brengen, ja te dwingen.
Soon.
Waren oock die van Uytrecht constant in haer voor nemen?
| |
| |
Vader.
Niet tegen staende dat dese Spaniaerden ontallijcke vele sorten, overlast, hooghmoet en gewelt, ja dootslagen aen hare eygene Waerden of Patronen, en andere persoonen binnen hare eygene huysen, in de voorschrevene Stadt, soo wel onder de Geestelijcke als Wereltlijcke bedreven, sonder dat daer over eenige straffe gedaen wiert: nochtans hebben sy dit alles patientelijck gedragen, ende Duc d'Alba en heeft door dese middelen die van Uytrecht niet konnen dwingen te consenteren de voorschrevene onredelijcke, en in dese Landen noyt gehoorde onbillijcke schatingen: maer besloten eendrachtelijck met patientie te verwachten en te verdragen al watter haer af komen soude.
Soo.
Hoe gingh doch in Brabant toe?
Vader.
Die van Brabant waren niet wel eens, doch vele hebben, uyt vreese van den Tyran, in gewillight en belooft te geven, 't gene sy nochtans wel wisten dat haer onmogelijck was te betalen. Het uytgeperste consent van sommige, heeft Duc d'Alba genoemt een vrywilligh consent van alle. Die van Artoys, Henegou en Namen, hadden alleen (om't wel staens wille) den eysch van Duc d'Alba geconsenteert, om andere Provintien daer toe te induceren, gelijck sy naemaels opentlijck verklaerden. Maer hadde Duc d'Alba volkomen Meester van de Landen konnen worden, sy soude het haer ten vollen tot eenen helder toe hebben doen betalen.
Soon.
Hebben die van Hollant niet daer toe gedaen?
Vader.
De Burgermeesters van Amsterdam heeft hy gecondemneert in de boete van vijf en twintigh duysent guldens, om dat sy swarigheyt maeckten het Placcaet van den tienden en twintighsten Penningh te doen Publiceren. Doe sy hier van appelleerden aen den hooghen-raet van Mechelen, kregen sy voor apostilie, Fiat sermo Ducis, dat is: doet dat u de Hertoge beveelt.
Soon.
Daer 't gewelt domineert daer wort 't Recht onder druckt. Maer indien 't u belieft, so verhaelt my noch eenige particularia, belangende de schattinge. Is noyt | |
| |
Duc d'Alba gekomen tot Publicatie?
Vader.
Ia hy, Anno 1571. den lesten Iuly, heeft hy dit doen publiceren, doch met eenige moderatie, na sijn goetduncken suffisant, maer den Landen heeft hy geen contentement gegeven, maer sy hebben het gehouden voor een groote tyrannye, daer mede men socht de Landen arm te maken, ende als dan 't verarmde Volck ten Lande uyt te drijven. Al wat men hem remonstreerde, was te vergeefs. Selfs Viglius, Zehets, en andere des Koninghs getrouste Dienaers en konden hem niet bemurwen. Hy antwoorde haer in gramschap, ende schrickelijck sweerende. Hy woude den tienden penningh executeren en hebben, al souden alle de Landen verloren gaen, daer quame af wat het wilde, ofte het soude hem sijn leven kosten. Desen Tyran mocht wel met recht voor sijn advijs voeren, des wreeden bloet-honts Ciligulae, en andere Tyrannen gemeen seggen:
Dat ygelijck my haet, is mijn geen pijn,
't Is my genoegh gevreest te zijn.
Hy sprack oock opentlijck, dat de Raets-Heeren, die de Landen stijfden tegen den thiende Penningh, behoorden voor Rebellen gehouden te worden, het gingh sijner Majesteyts hoogheydt, eere en reputatie aen, en het was een quaet exempel, de subjecten toe te laten met hare Princen te disputeren en krackelen, en dat hy sulcke weygeringe als een rebellye by den Bloedt-raedt wilde doen straffen, en sulcke 't hooft voor de voeten doen leggen, met alle die het maintineren wilden.
Soon.
't Schijnt na sijn seggen, dat sy al vyanden des Koninghs waren, die na sijn woort niet voort en voeren al sagen sy voor oogen de ruine deser Landen, en de merckelijcke schade die des Koninghs Hoogheydt over 't Hooft hingh.
Vader.
Ia soo ist, oock verweet hy generalijck (doch insonderheydt den Staten van Vlaenderen), dat haer groote genade geschiet was, de wijle sy niet min als Egmont, en Prince van Orangie aen den Koninck verdient | |
| |
hadden. Hy seyde oock, dat hy niet en paste op der Provintien en der Staten gepretendeerde Privilegien, en principalijck op de blijde inkomste van Brabant, die hy seyde, dat sy soo wel als die van Uytrecht de hare verlore en verbeurt hadden. Hy heeft oock vermetelijck derven de Staten toe spreecken en seggen: Dat de Sonne ende Mane eer haren schijn souden verliesen, eer hy den thienden Penningh soude missen.
Soon.
Maer heeft hy oock ergens tot datelijck executie willen procederen?
Vader.
Ia vryelijck: te Brussel heeft hy willen aen vangen door de Officieren die hy daer toe verordineert en strickelijck geauthoriseert hadde. Maer de Brusselaers hebben alle haer winckels gesloten, niet willende yet verkoopen, om niet schuldigh te zijn den thienden Penning te betalen: de Backers en Brouwers en wilden noch Backen noch Brouwen, alsoo datter groote confusie alomme op stont, en het scheen datter een disperatie onder het volck quam. Duc d'Alba, hier op niet passende, maer willende evenwel par force voort varen, heeft geresolveert 70 van de principale Burgers van Brussel Anno 1571. by nachte in hare deuren te laten op hangen, om dat sy hem tegen ware. Om dit te executeren, hadden de Officieren en Carel de beul, volkomen last en bevel ontfangen, en sy hadden hare stroppen en ladderen al veerdigh.
Soon.
Arme Burgers! die om hare getrouwigheyt tot den Vaderlande, dus ellendighlijck te sterven, verwesen waren. Maer volgde de executie so als het besloten was?
Vader.
Neen: door Gods wonderbaerlijcke beschickinge is de executie verhindert en te rugge gebleven. Want als den aenstaende nacht dit soude geschiet zijn, soo is te Brussel de tijdinge gekomen dat de Grave van der Marck den Briel in hadde genomen. Welck verlies des Briels hem dede sien, dat het tijt was wat sachtsinniger te procederen, als hy tot noch toe gedaen hadde.
Soon.
Maer 't geeft my vreemt, daermen te voren na Hispanien gesonden hadde, om den Koningh te waer- | |
| |
schouwen van den Staet deser Landen, datmen niet eens den Koningh daer van verwittight en heeft, als de saecken dus disperatelijck stonden.
Vader.
't Is al geschiet. De Staten bevindende dat de Hertoge niet te bewegen noch te vermurwen en was, soo en hebben sy genen beteren raet geweten, dan eenige Gesanten aen den Koning van Hispanien te senden, om noch eens te versoecken of sy sijne Majesteyt dese sware, onverdragelijcke lasten konden af bidden. Duc d'Alba dit vernomen hebbende, heeft die gene die genomineert waren om tot den Koning te gaen, met de doot gedreygt indien sy voort reysen. Doch sy zijn even wel gereyst, en in Spangien aen gekomen, alwaer sy, buyten allen twijffel, qualijck souden onthaelt zijn geweest, ten ware dat stracx na haer affscheyt, hier in Nederlandt groote veranderinge gevolght ware, door het in nemen van den Briel, Vlissingen, en andere plaetsen, 't welck oock met het gene datter gevolgt is in Hollant en Zeelant, een oorsake geweest is, dat Duc d'Alba voor datmael de scherpe in maninge van den thien en twintisten Penningh liet berusten , vreesende dat hy het geheele spit soude in de assche wenden, indien hy soo rigoreuselick woude voortgevaren hebben, als hy begonnen hadde.
Soon.
Maer 't is vreemt, dat de Staten en Ingesetenen des Lants haer soo obstinatelijck hebben gestelt tegen den Koning en Duc d'Alba, om te betalen van de thiende, twintighste en honderste Penningen, daer hy doch dese voorledene Iaren ongelijck swaerdere lasten gedragen hebben, geduerende den Krijgh tegen den Koningh. Want in Hollant en andere Geunieerde Provintien zijn de lasten heel hooge en swaer.
Vader.
't Is soo ghy seght. De lasten vallen seer swaer, Broot, Vleys, Boter, Kaes, Wijn, Bier, Zeepe, Sout, Laken, Grofgreyn, Saey, Borat, Smallekens, Lianen en Wollen, ja Hout, Turf, Kolen, Assche, al moet het geven en sijnen last dragen, het is al geef, geef, daer is oock niemant vry van, dat Impost compos, dat cum custode
| |
| |
sacerdos. Maer Sone, of het geschiede dat ghy oock t' eenigen tijt tot de Regeeringe beroepen wiert, soo moet ghy leeren onderscheyt maecken tusschen de lasten die wy nu dragen, en die lasten welcke ons de Spangiaert meende op den hals te leggen. De schattingen die wy nu betalen zijn Beden en Consenten. Men vraeght de Magistraten en Vroedschappen, of het haer wel gelieft dese en gene nieuwe swarigheden in te willigen. Maer de Koningh van Hispanien besluyt in sijne Raet wat hem goet dunckt, en dat beveelt hy sijne Ondersaten strictelijck te betalen, geen andere redenen daer van gevende dan dese, want het my also belieft. So groote onderscheyt dan alsser is tusschen vrywillige consenten, en wrevelmoedige impositie en exactien, even so groot onderscheyt isser oock tusschen de schattingen de welcke de Ondersaten heden ten dage betalen in handen van de Staten, en die welcke men den Koningh moet betalen.
Soon.
Vader, dit onderscheyt versta ick nu, maer isser geen onderscheyt meer?
Vader.
Vryelijck, let op het eynde, daer toe het gelt geaccordeert en geimployeert wort, soo suldy bevinden dat het verschil als dag en nacht. Wy brengen onse vrywillige schattinge op, tot Fortificatien onser Steden en Schanssen, om de vyant der warer Religie, onses lijfs, onser Previlegien, uyt het Landt te keeren: wy betalen Accijsen, Imposten, Tollen en Licenten, om met die penningen te houden Ruyteren en Knechten, die de Spaensche roede breken en branden: maer onse Voorsaten moesten eertijts, en de over heerde Provintien, och laey! moet rechte voort groote schattingen en sware impositien op brengen, tot opbouwinge van Kastelen, Block-huysen, en andere Fortressen, die anders niet en zijn als Nesten der Tyrannen, uyt de welcke den Ondersaten alle schade is komende, sy moeten groote sommen van penningen geven, om te hueren en in esse te houden de Roeden, Bylen, Stocken en Geesselen, daer mede de spaensche Tyran haer is pijnigende, quel- | |
| |
lende en onder de voeten houdende.
Soon.
Dit onderscheyt is notabel, en voorwaer de onderdanen die haer eygene welvaert, Religie, Lijf, Goet, Previligien, en Vryheyt behertigen, en aend'ander zijn te haten der vreemder slavernye, die zijn schuldig geeren en goet willighlijck te contribueren en den Overigheden allerley schattingen te betalen, als tot haerder eygene welvaert streckende. Maer de wijle ghy deKastelen by den Vyandt getimmert, noemt den Tyrannennesten, en seght daer by, dat de gesubjugeerde Provintien daer toe moeten contribueren, soo bidde ick u, bewijst my dit met exempelen.
Vader.
't Gene ghy hier spreeckt van den schuldigen plicht der Onderdanen, dat behaeght my sonderlingen wel, yder een van wat staet of conditie dat hy is, behoorde geern en vrywilligh te contribueren en te betalen de lasten die de Ed. Hoogh. Mog. Heeren Staten den Landen op leggen, om daer mede aen te nemen en te gagieren Ruyteren en Knechten, om te vechten voor de Religie, Lijf, Giet, Previlegien en Vryheyt, en om de vremde Tyrannye uyt te weren. Wat het tweede punct belangt, daer in wil ick u oock contenteren, die van Antwerpen, on-aengesien sy groote sommen van penningen by den Koning ten achteren waren, so hebben sy even wel tot op bouwinge des Kasteelt aen hare Stadt, moeten geven de somme van vier hondert duysent guldens. De Burgers hebben oock moeten alle behoeflijckheden op het Kasteel brengen, en onder andere 13 of 14 hondert bedden: en dies niet tegen staende soo zijn sy even wel in de stad altijt met Guarnisoen beswaert gebleven. Als nu het Kasteel gereet en volmaeckt was, heeft de Hertoge al het geschut en ammonitie, de Stadt toe komende op't Kasteel laten voere, sonder dat yemant van de Magistraet daer dorste tegen spreken. De Keyserlijcke, en doorde Werelt vermaerde treffelijcke Stadt van Antwerpen, heeft moeten haer necke buygen onder eenen Schanchio d'Avila, Gouverneur van het Kasteel, die | |
| |
een gemeen Soldaet ja Trommel-slager geweest was, voor hem hebben de Ed: Heeren des Magistraets, ja de beste van het Lant moeten staen met den blooten hoofde.
Soon.
Hebdy noch eenige exempelen hier toe diendende?
Vader.
Die van Amsterdam hebben de Hertoge moeten beloven twee mael hondert duysent guldens op dat men haer met geen Kasteel beswaren en soude: op andere plaetsen, daer desen ondragelijcke exactien niet geschiet en zijn, daer heeft men de Burgers door andere middelen uyt gesogen.
Soon.
't Gene wy tegenwoordighlijck vrywilligh contribueren, en 't gene Duc d'Alba met alle sijne schattingen ons woude uyt perssen, verschilt het vele van den anderen, of hebt ghy die calcaulatie noyt gehoort?
Vader.
Ick meyne dat de consenten (of wat namen sy anders hebben, welcke wy Vrye Nederlanders heden ten dage geven) nergens na soo hooge en loopen, als die souden beloopen hebben, die Duc d'Alba ons heeft willen af perssen. Want de schattinge des hondertsten Penninghs alleen (ses jaren langh geconsenteert, op hope dat den thienden Penningh te rugge soude blijven) na sommige calculatie, alle jaren op gebracht heeft 12 milioenen guld. of 120 tonnen gouts, sal de geheele somma aller lasten, die dese landen nu tot haerder defensie jaerlicx op brengen, veel meer bedragen? geswijge, dat dit maer dueren en sal so lange als het de hooge noot, dat is: de bescherminge der Religie, onser Previlegien, onser Vrouwen en Kinderen, onser goederen, ja onses lijfs en levens, vorderen en nootsakelijckcke lasten en souden wy noch onse Kinderen, in der eeuwigheyt niet zijn ontlast geworden.
Soon.
Maer heeft dese gesworenen Vyant onses Vaderlants geen andere middelen gebruyckt om ons uyt te suygen?
Vader.
't Schijnt dat Dus d'Alba gevreest heeft, dat het met de middelen noch al te langsaem soude toegaen | |
| |
daerom heeft hy noch andere middelen om ons tot de uyterste armoede te brengen in het werck gestelt, namelijck die tyransche Confiscatien van de goederen der gener die uyt het Lant vluchteden van wegen sijne Tyrannye, of dien hy eenige actie op wierp, als wy hier boven gehoort hebben dat Martijn Huttijn, Inquisiteur, meermaels gedaen te hebben, bekent heeft. Welcke goederen al te samen, na luyt der lijsten, die hy den Koningh heeft over gesonden bedroegen ongevaerlijck tachtentigh tonnen gouts alle jaren, d'een tijt min, d'andere tijt meer. Hier onder en zijn noch niet gestelt, noch getelt, die groote plocken die hy voor hem selven heeft behouden, (welcke sonder twijffel niet geringe en waren) noch oock de veel duysenden welcke sijne Officiers en Executeurs stil swijgende hebben onder geslagen en verduystert.
Soon.
Maer hy heeft immers die discretie gebruyckt, dat hy betaelt heeft de Renten gaende uyt de geconfisqueerde goederen?
Vader.
Laet u niet voor staen, dat eenige billickheydt by desen Wolf te vinden was, hy heeft soo Barbarisch gehandelt in de Confiscatien, dat noch Geestelijk, noch Wereltlijck, noch Weduwen, noch Weesen, arme Gods-huysen, oft Gast-huysen, noch Leproos-huysen, Wees-huysen, noch Heylige Geest-huysen, die deughdelijcke en gehipotikeerde schulden, op der gebannenen en ge-excuteerdr goederen hadden, eenige betalinge noch uyt gaende Renten en konden krijgen, maer hy heeft 't vleys en 't nat tot sich genomen, sonder eenige uytgaende Renten te betalen, uyt die goederen die hy aen sloegh en Confisqueerde. In somma, men heeft geweygert, hoe men geweygert heeft, hy heeft in ses jaren tijds de Landen uytgeperst niet veel weyniger als twee en vijftig milioenen gouts. In welcke somma noch niet gerekent en zijn de 12 hondert duysent ghuldens, welcke de Conninginne van Engelant de Nederlantsche Koop-lieden in Engelandt, woonachtig en trafiquerende, heeft doen op brengen, om hare subjecten te rembourseren de schade welcke Duc
| |
| |
d'Alba haer gedaen hadde, den selfden t'Antwerpen af nemende hare goederen en Koop-manschappen.
Soon.
Ick geloove wel Vader dat ghy meer diergelijcke rancken op u register hebt, die hy gebruyckt heeft, tot onderdruckinge van ons alle, wilt die doch oock verhalen.
Vader.
't Sal geschieden. Duc d'Alba heeft de Landen grootelijcx beswaert en uytgeteert met veel onnut en onnoodigh Krijghs-volck, daer mede hy de binnen-lantsche steden beset heeft: sijn Soldaten heeft hy al te met twintig, vier en twintg, acht en twintig maenden onbetaelt gelaten, alsoo dat de Steden (om niet geplondert te worden) dit vremt gespuys hebben moeten onderhouden ofte sy mosten met hem, ofte met sijnen sone Don Frederico accorderen en af koop maken, om van dese boose boeven ontslagen te worden, 't welcke dan oock geen geringe koste was. Oock soo is dit meermaels geschiet, dat by gebreken van de Soldaten te betalen, de selve sonder discipline liepen met allen moet wille de goede Inwoonderen der platte Landen dreygende, slaende, beroovende, plunderende, de Vrouwen en jonge-Dochters verkrachtende, en andere vele diergelijcke stucken bedrijvende.
Soon.
Vader, de hayren staen my te berge als ick u hoore dese dingen met sulck eenen yver vertellen. Niet te
| |
| |
min bidde ick u vaert voort, op dat ick incorporerende die wreede ende onmenschelijcke stucken der Spanjaerden, hare tyranny des te meer schouwe ende hate.
Vader.
Sone, naest de vreese Godes en recommandere ick u geen dingh soo seere, noch soo hooge als de gedachtenisse der Spaensche wreetheden, die tegen ons en onse compatriotten bedreven zijn. Vele schoone en diversche Dorpen, als Katwijck op Zee, Santvoort, Alphen, Wassenaer, Reynsburgh, Warmont, Voorschoten, ende alle de andere langhs den Zee strant, hebbense geplundert ende daer na af gebrandt. Sy hebben Vrouwen en Dochteren geschent in tegenwoordigheyt der Vaderen en der Mannen, ja sy dwongen de selfde dat aen te sien, en alsser yemant was die haer tegenstant dede, soo riepen sy stracx spania, spania, ende rechten een moordt aen. Op sommige plaetsen hebben sy de bevruchte Vrouwen den buyck op gesneden, ende de vrucht hares lichaems vermoort. Zy hebben in sommige plaetsen de Mans levendigh het vel of de huyt af gestroopt, en hebben de selfde over hare trommelen gespannen. Andere hebben sy met kleyne vyeren langhsaem gebraden en verbrandt. Eenige met gloeyende tangen doodt genepen.
Soon.
Maer is dit Duc d'Alba bekent geweest, ofte ter ooren gekomen?
Vader.
Twijffelt daer niet aen, 't is geschiet met sijn weten, of immers en heeft hy geen straffe daer over gedaen, maer geexcuseert, als wesende ordinarie vruchten des Krijghs. Ia men heeft over al oorsaken gesocht om met tergen 't volck tot rebellye te brengen, want de Koningen zijn onderwijlen blijde toe, dat hare Ondersaten (voornamelijck die Privilegien hebben boven andere) tegen haer rebelleren, om door hare rebellye quansuys oorsake te hebben hare Privilegien te onder drucken, als in't Koninghrijck van Arragon geschiet is: 't welck oock de Spanjaerden hier te lande niet verswegen. maer seyden opentlijck, dat sy daer na verlangen, om oorsake te hebben de landen te plunderen, en de menighte des volcx | |
| |
te vernielen, en als nieu geconquesteerde Landen te houden, gelijck sy in America en India gedaen hebben.
Soon.
Dit zijn immers seltsame stucken. Nu en geeft het my geen wonder Vader, dat ghy in den aen vangh deses gesprecks, God den Heere so dancket, van wegen de verlossinge uyt deser ellende.
Vader.
Ia Soon 't is noch niet gedaen, den tijt sal my ontvlieden, eer my de materye ontbreken sal, hoort toe:
Isser niet te Vlissingen by den Gouverneur Pacieco doe hy daer gevangen wert, een Biljet gevonden met vele namen, soo van Edele, als van de voornaemste Burgeren, diemen uyt last des Hertoghs, in verscheydene plaetsen soude vermoort hebben? om alsoo met eenen schrick den tienden penningh, en andere stucken, door te dringen.
Te Brussel zijn ten tijde van sijn regeringe, boven de hondert ende dertigh Burgers van de Spangiaerden tot diversche tijden, uyt enckele moet wille, om gebracht ende ellendelijck vermoordt.
Binnen Gent, in eenen gemaeckten oploop der Spangiaerden, zijn tusschen de tsestigh ende t'seventigh Burgers vermoort, ende stracx daer na noch veel Mannen ende Vrouwen.
Te Yperen wierden eens xxij Burgers door schoten, en vele gequest, dewijle de Beuls doende waren om eenen Godsaligen Predicant van 't leven te berooven.
Te Doornick in eenen twist tusschen de Guarnisoenen der Stadt en des Kasteelt, twee Spanjaerden den doot blijvende, hebben d'andere geroepen hare gewoonelijke loose spania, spania, en zijn op de Burgers gevallen, vele der selfde dootslaende, andere jammerlijck quetsende: immers die arme Burgers moesten 't gelach betalen.
Soon.
't Is wonder dat dese rasende beesten de dooden hebben laten rusten.
Vader.
't Is veel anders, de begravenisse der dooden, die selfs by de Barbaren ende Heydenen eerlijck geacht is en ongeschent blijft, die heeft Duc d'Alba niet ongeschonden gelaten, maer hy heeft vele doode lichamen, na | |
| |
dat sy ettelijcke dagen, ja maenden waren begraven geweest, doen op graven, ende onder de galge slepen, hangen en verbranden, om dat sy sonder haer te biechten, of sonder het Sacrament te ontfangen, gestorven waren. Maer als hy de waerheyt soude gesproken hebben, het was hem te doen om onder sulck pretext hare goederen te confisqueren.
Soon.
Ick hoore wel hy heeft lichtelijck eenen stock weten te vinden, om den Hondt te slaen.
Vader.
'tEn heeft hem hier aen niet gemangelt, Echte-luyden heeft hy van malkanderen doen scheyden, om dat sy in de Gereformeerde gemeynte getrouwt waren. Veel schoone rijcke Vrouwen, die van hare Mannen genomen en ontrooft waren, heeft hy sijne Soldaten of trawanten gegeven tot haer ontucht, en haer goet tot eenen roof. Hy heeft laten vermoorden, oock somtijts by forme van Iustitie laten om brengen, de Vrouwen die hare Mannen, of de Kinderen die hare Ouders, in hare uytersten noot, met eenen penning waren te hulpe gekomen, ja die haer gevluchte Vrienden met eenen brief getroost hadden.
Te Masticht is 't geschiet dat eenen Vader gedoodt wiert, om dat hy sijnen Sone, die om de Religie gevlucht en lange buyten lants geweest was, eenen nacht geherberght hadde. Een ander Man is gedoot, om dat hy een arme Weduwe (wiens man om de Religie gedoot was) een weynigsken Koorns tot een aelmisse gegeven hadde.
Soon.
Soo was 't oock al een doot-sonde een aelmisse te geven?
Vader.
Laet het u niet vreemt geven, dat dien, die vol ondeught was, geen deught in eenen anderen en heeft konnen lijden. Eenen anderen heeft hy laten om brengen om dat hy sijnen vrient in Engelant wat gelt gesonden hadde. Vele eerbare Vrouwen, om dat sy hare Mannen die om de Religie gevlucht, en daer na gebannen waren, geherberght hadden, heeft hy haer goet prijs gemaeckt. Alsoo dat eenige eerlijcke, en eertijdes wel hebbende lieden, genootsaeckt waren, uyt armoede, achterlandt te | |
| |
gaen bedelen: hy heeft ontheylight het Sacrament des Doops, door dien hy de Kinderen, die wel en wettelijck in de Gereformeerde Kerken gedoopt waren, heeft doen herdoopen, 't welck is strijdende tegen de decreten der oude Concilien.
Soon.
Maer wat seyden de Magistraten hier op?
Vader.
Hy heeft de Magistraten der respective Steden gedwongen ter executie te stellen de sententien in den Bloet-raet uytgesproken, over de personen die om de Religie ter doodt verwesen waren, on-aengesien dat de Magistraten niet en waren geweest by de examinatie der saecken, noch oock de sententie niet en hadden helpen geven.
Soon.
't Is nochtans conscientie-werk, een vonnisse des doots uyt te spreecken tegen eenen persoon die ghy niet weet of goet of quaet gedaen heeft. Ick vreese sy sullen qualijck varen, die ten uyttersten dage niet en sullen weten voort te brengen, als: Duc d'Alba heeft het ons bevolen.
Vader.
Ghy spreeckt wijsselijck, maer hoort al vorder toe, om tot ´t eynde van Duc d´Albaes, regeringe te komen.
Te Rijsel, als een Spangiaert een eerlijck Vrouwe woude verkrachten, en haren Man met twee na-buren hem sulcx verhinderden, soo hebben den Borger met sijn gebueren gevangen genomen, en hebben als rebellen en oproer-makers gelevert in handen van de Magistraet: De selve dreygende, indien syse niet stracx metter doodt en straften, dat sy de Stadt wouden in brandt steken: soo dat de Rechters, tegen haren wille en danck, twee van dese hare Burgers stracx moesten laten op hangen, en den derden geeselen, oft anders souden die wreede Wolven stracx alle de Burgers aengevallen en vermoort hebben.
Te Doornick hebben sy by schoone lichten dage, het huys met gewelt op brekende, de Weduwe van de Portier met hare Dochter en Nichte vermoort, meynende eenen | |
| |
grooten schat by haer te vinden. Waer over geen ander straffe en geschiede, dan dat dese Moordenaers versonden wierden in een ander guarnisoen.
Soon.
Veel licht in een beter, en alsoo wierdt de schelmerye beloont.
Vader.
't Kan alsoo wesen, want 't waren knechten na des Heeren herte. Te Bergen in Henegouw, heeft hy tegen sijnen eedt en contract, eenen grooten hoop Burgeren op gehangen. De goede Burgers van Haerlem moesten voor Alckmaer poineren, daer over haerder vele om den hals quamen: alsmen hem voorhiel, dat dit was tegen de belofte die hy gedaen hadde: antwoorde hy dat hy wel belooft hadde dat hyse niet souden dooden laten, maer niet dat hyse in den dienst des Koninghs niet gebruycken en soude. Soude ick in 't particulier verhalen al watter gepasseert is, 't soude te langh vallen: Want wat ellende en heeft desen Tyran niet bedreven in veele andere Steden, als binnen Valencijn, Oudenaerde, Dermonde, Zutphen, Delfs-haven, &c. daer hy geene manieren van plunderen, rooven, moorden, op hangen, Vrouwen verkrachten, en allerley moetwilligheden en over lasten, en heeft vergeten noch na gelaten. In somma, al wat anderen Tyrannen hebben durven droomen of dencken, dat dorst Duc d'Alba doen en in 't werck stellen: alle ondeughden die in veel andere Turcken, Heydenen, etc. geweest zijn, ofte geschenen hebben, die zijn in eenen Duc d'Alba allegaer, ende daer toe noch op 't hooghste geweest, soo dat hy in ondeughden volmaeckt en uytnemende geweest is.
Soon.
Vader, de on-menschelijckheyt van desen Bloet-hont heb ick nu uyt verscheyde exempelen gehoort, maer ick hebbe noch weynigh gehoort dat in Hollant en eenige andere Provintien geschiet zy, 't gene den Vlamingen en Brabanders wedervaren is; derhalven soo bidde ick u, wilt doch daer van in't particulier wat voor stellen, indien by haer yets diergelijcks geschiet is.
Vader.
Onse Na-bueren ellende hoort ons oock al ter | |
| |
herten te gaen, doch ick wil u genoegh doen op u vrage van Hollant, ick sal alleen sommige exempelen uyt kiesen, om haest uyt de vervloeckte regeringe van Duc d'Alba te geraecken, op dat ghy daer na oock weten meught hoe andere Gouverneurs na hem gecommandeert hebben.
Te Rotterdam is 't geschiet, dat de Spanjaerden als Vrienden zijn in gelaten, nochtans hebben sy aldaer tusschen de drie en vier hondert Burgers vermoort. Daer na hebben sy alle moet wille bedreven met de Burgers der selfder Vrouwen en Dochters. Sy hebben gebruyckt alle de licentien en ongereltheden die men soude konnen bedencken, met dreygen en slaen, de Burgeren af perssende al wat sy wouden hebben, so dat geluckigh geacht wierden, de welcke in het in nemen der Stad doot gebleven waren.
Soon.
Maer lieve Vader, wat isser gevolght op al dese wreede handelingen?
Vader.
Vele Steden zijn den Tyran af gevallen, in Gelderlant, Hollant, Zeelant, Vrieslant, Over-yssel, etc. en hebben haer begeven onder de goedertieren bescherminge van den Prince van Orangie, die de wapenen in de handen genomen heeft, lijf en goedt wagende voor den wel stant deser landen, onder wiens vleugelen sich begeven hebben vele van de beste Steden der voor genoemde Provintien, de Burgers ofte Inwoonders der selfder liever willende van hoger en kommer sterven, ofte door de scherpte des Sweerts om komen, dan haer wederom te stellen onder de gehoorsaemheyt van Duc d'Alba, gelijck insonderheyt dit gebleken heeft aen Leyden, Haerlem, Alckmaer, Naerden: alwaer vele Menschen van honger en kommer gestorven zijn, gedeurende de tijt die sy van Duc d'Alba zijn belegert geweest. Vele hebben mannelick tot ter doot toe gevochten, ja eenighe hebben haer selfs doorsteken, door schoten, verdroncken, etc. liever dan sy wouden vallen in de handen der Spanjaerden, by de welcke sy wel wisten dat geen genade te verwachten en was.
Soon.
Het moeste wel een on-menschelijcke wreetheyt | |
| |
zijn, om de welcke te schuwen, die luyden den doot selfs kosen, soeckende de doot op dat de Spanjaerts haer niet vinden en souden.
Vader.
Ick geloove datter in die tijden Menschen geweest zijn, die der Spanjaerden on-menschelijcke wreetheyt bekent was, die wel haest uyt onverduldigheyt gesproken souden hebben, gelijck eertijts sommige Indianen welcke van de Spanjaerden veroordeelt zijnde, ende na het vyer gaende om levendigh verbrant te worden, en in het gaen van de Mis-Papen vermaent wesende, dat sy het Christelijcke geloove souden aen nemen, op dat sy saligh mochten worden, en in den Hemel komen, daer sy dus in de Helle varen souden. Sy hebben gevraeght waer de Spanjaerden voeren, in den Hemel ofte in de Helle; de Mis-priesters antwoordende, dat de Spangiaerden, als wesende Christenen, in den Hemel quamen: soo hebben die arme Americanen geantwoordt, dat sy dan in den Hemel niet en begeerden te komen, maer liever in de Helle varen wouden, op dat sy geheelijck van die moordadige Natie der Spanjaerden soude mogen bevrijt zijn, en bevrijt blijven.
Soon.
Vader, ick hoore wel dat wy het niet alleen en zijn die klagen.
Vader.
Neen in trouwens, maer luystert voort hoe het te Leyden toe gegaen is. Als de Stad van Leyden rontom te lande en te water belegert was, en seer benauwt, soo hebben eenige uyt het Spaensche leger geschreven aen de Belegerde, en hebben haer vermaent dat sy haer in tijts souden over geven in de handen des Koninghs, haer belovende datter nu noch genade was voor haer te verkrijgen: maer indien sy het uyterste woude af wachten, soo en souder geen genade zijn, maer sy souden al te samen vervallen in d' uytterste ellende. Eenige vrome Burgers hebben uyt der Stadt hare Belegeraers dese antwoorde gegeven: Ghy fondeert al uwe redenen op onsen hongers noot, en dat het onmogelijck is ons te ontsetten, ghy noemt ons Honden en Katten-eters; Maer ons
| |
| |
en ontbreeckt noch geen Victualie, ghy hoort immers de Honden, Koeyen en Paerden in onse Stadt bassen, loeyen en neyen. Maer indien wy noch ten langen laetsten gebreck van Victualie hebben, soo hebben wy noch eenen slincker-arm, die willen wy op eten, den rechteren behoudende, om den Tyran met u lieden, sijnen bloet-dorstigen hoop, van onse mueren te keeren. En soo ghy immers daer na ons te geweldigh mochte vallen, en Godt de Heere ons om onse menighvuldige sonden in uwe handen woude geven, (vertrouwende sijner barmhertigheydt dat hy het niet doen en sal) soo en willen wy nochtans daerom van sijn heyligh woort en waerheyt niet wijcken, noch op houden onses Vaderlants vryheyt te verdedigen: ja wy willen liever (in de uyterste noot vervallen zijnde) onse Stad selve in brant steken, dan dat hy u te nutte soude komen, ende dat wy uwe slaven souden werden. Het is ons veel lijdecker met den Machabeen in den strijdt om te komen, dan sulck een jammer aen ons volck en de Heylighdom te sien, als uwen moet-wil ende bloedt-dorstigheydt over onse conscientie en lichamen soude brengen.
Soon.
Dit was immers een brave ende couragieuse antwoorde.
Vader.
Soo vol moets waren wy doe ter tijdt, ja de Vrouwen selfs hebben hare Mannen om dit te spreken en te doen, gecouragieert en gesterckt. De exempelen der wreetheden binnen Naerden, Zutphen, Mechelen, Haerlem, spraecken sy gedencken ons noch al te wel. Maer insonderheyt, en boven al is te roemen de resolutie en kloeckmoedigheyt van Pieter Adriaensz. Burgemeester binnen Leyden, tot den welcken, als sommige Burgers quamen hem voor houden haren grooten hongers-noot, menende dat hy hier door beweeght soude worden te raden en te spreecken tot over leveringe der Stadt in handen der Spangiaerden, soo heeft hy haer aldus geantwoort: siet lieve mede Burgersm zijt ghy met mijn doodt te helpen, neemt mijn lichaem, snijdt het in stucken, en deelt het onder malkanderen, soo wijdt en soo verre als
| |
| |
het strecken kan, ik ben des gestroost: maar ick en sal nimmermeer raden noch consenteren datmen de Stadt sal over leveren in handen der bloet-dorstige Spanjaerden.
Soon.
O weerdige Burgemeester over sulcke Burgers! O weerdige Burgers onder sulck eenen Burgermeester! Och dat Godt gave dat wy veel dusdanige Mannen nu noch heden ten dage hadden in alle Collegien ende Kameren der hooge ende leege Overigheden. Maer Vader, hebt ghy noyt gehoort ofte vernomen hoe veler Menschen bloedt dat desen wreeden Bloedt-hondt hier in Nederlandt wel gesopen heeft?
Vader.
Op dat ghy, en een yder met u des te grondelijcker verstaen moget, wat eenen wreeden scheurenden Wolf dat Duc d'Alba hier in Nederlant geweest is, ende hoe groot oorsake dat alle verstandige hebben de Spaensche Natie, als wesende Vyanden der warer Religie en onses Vaderlandts) te haten, soo sult ghy weten, dat desen Bloedt-hondt, staende op sijn vertreck uyt dese Landen na Spangien, heeft over Tafel geroemt van de getrouwe diensten die hy den Koningh gedaen hadde in dese Landen: tot bewijs waer van hy dit onder andere verhaelde, dat hy wel achtien duysent ende ses hondert Menschen, edele, on-edele, arme, rijcke, jongh, oude, Weduwen en Weesen, Mannen en Vrouwen, oock jonge | |
| |
Maeghden, van allerley qualiteyt hier in Nederlant, by forme van Iustitie, door handen der beulen hadde doen dooden, en dat binnen den tijt van ses jaren, gedurende sijne dominatie ofte regeringe in de selfde, uytgesondert noch die duysenden die door sijn Soldaten in oorloge, of in het prive, of in salen waren om gebracht, welcker getal wel thien mael grooter is. Men heeft Tyrannen gevonden, die veler Menschen bloet vergroten hebbende, daer van naderhant berouw en leetwesen gehadt hebben: maer Duc d'Alba heeft geroemt en geglorieert van sijne wreetheyt en bloet-stortinge in Nederlant aengericht. Hy isser even soo moy en moedigh op geweest, als eertijdts Vollesus Messala, die een groot getal treffelijcke Mannen in eenen dagh onthalst hebbende, midden onder de dooden wandelde, ende de handen uytslaende, geroepen heeft: O Konincklijcke daet!
Soon.
Soo is't wel te gelooven, dat hy oock al dienaren gehadt heeft na sijn beelt gefatsioneert, die hem in sijn boose stucken gesecondeert hebben?
Vader.
't Is alsoo, eenen quaden Heere en ontbreken nimmermeer quade dienst-knechten.
Soon.
Welcke zijn doch wel de voornaemste geweest?
Vader.
Daer is geweest eene Mr. Jacob Hessels, Raets-Heere in de Bloet-raet by Duc d'Alba geordineert, die gemeenlijck in de Rechts-banck sietende te slapen of sluymeren, terwijle men de gavangenen in groote getale om de Religie bedinghde, ende ter doot verwees. Wanneer het aen hem quam om sijn gevoelen te seggen, en hy daer over gevraeght werdt, antwoorde hy gemenelijck (den slaep uyt sijne oogen wisschende) Ad patibulum, ad patibulum: Dat is, Aen de galge, aen de galge: So luttel wercks maeckte hy van der vrome Christenen leven.
Soon.
Zijnder noch eenige andere geweest van de selfde humeuren?
Vader.
De Baljou Visch en was niet een hayr beter, 'twelck u dit exempel sal kennen geven. Hy heeft neffens andere vrome luyden, binnen Yperen gevangen la- | |
| |
ten setten een wel gestelden treffelijcken Man van Gods-velde, genaemt Hendrick de Grues, tot den welcken hy op eenen Sondagh (als hem eenige van sijne vrienden in de gevangenisse waren komen besoecken, en wat met hem ontbeten) uyt sijn eygen authoriteyt eenen Biecht-vader en Buel gesonden ende geschickt heeft, en liet den gevangen aen seggen, dat hy terstondt sterven moeste, eer des Bisschops van Yperens Misse uyt soude wesen. Desen vromen Man versocht sijn sententie te mogen sien, item soo lange respijt, dat hy sijn Vrouwe en Kinderen noch eens mochte spreken: maer't en mocht hem niet gebeuren, hy wiert stracx binnen Yperen op de marckt gehangen, tegen dat de Bisschop uyt de Kerck quam. Hier mede heeft desen Baljou doen blijcken sijnen yver tot de Roomsche Catolijcke Religie, en tot den dienst des Koninghs.
Soon.
Dat waren immers rechte Dienaeren als de Meester. Maer waer laet ghy Vergas, dien ghy hier boven als de voornaemste genoemt hebt?
Vader.
Ick en hebbe hem niet vergeten, de kloeckste Soldaten komen onderwijlen lest. Desen fielt, President zijnde van den Bloet-raet, pleegh te klagen, dat de al te groote sachtmoedigheyt des Konings, en van Duc d'Alba, de Nederlanders verdorven hadde. Hoedanigh was doch dese sachtmoedigheyt? Dat qualijck yemant sijne goederen voor Duc d'Alba en sijn Krijghs-volcx gierigheyt: sijn Vrouwen of Dochteren voor hare onkuysheyt: sijn leven voor hare bloet-dorstigheyt konde bevrijden.
Soon.
Vader, alle stucken die Duc d'Alba hier te lande bedreven heeft met sijn dienaren, soo ghy vertelt hebt, zijn boven mate gruwelijck: Maer 't geschiet wel onderwijle dat groote Princen qualijck gedient worden, soude dan Duc d'Alba alle dese grouwelijcke wreetheden wel bedreven hebben door des Konings bevel? ick hebbe wel hooren vertellen, dat de Koning heeft mispresen het gene dat Duc d'Alba hier gedaen heeft, en dat hy in Spanjen komende, niet seer vriendelijck onthaelt is geworden.
| |
| |
Vader.
Groote Princen desavoueren dickwils veel dingen om datse niet geluckt en zijn gelijck sy verhoopten, daer en is oock niet aen te twijffelen, of de Koningh heeft een hertelijck misnoegen daer aen gehadt, dat Duc d'Alba, soo qualijck tot sijn pretentien konde geraecken: maerdat sijne maniere van procederen den Koning aengenaem sy geweest, blijckt, de wijle hy selfs de sententie te Madril heeft uyt gesproken, namelijck dat alle Staten, Princen, Graven, Steden, Edele, On-edele in somma alle Nederlanders hadden gecommiteert de grouwelijcke sonde beyde Crimen Laesae Majestatis, dat is: dat sy voor Godt en den Koningh verdient hadden aen lijf en leven, goet en bloet gestraft te worden. Willende dat dese sententie volkomelijck soude uytgevoert worden, na sulcke ordre ende manier als den Fiscalen der Nederlanden soude aen geseyt worden.
Soon.
Maer hoe mocht dit den Paus van Roomen behagen?
Vader.
De Paus Pius de vijfde, heeft Anno 1575. sijnen Legaet Carolum de Evoli aen Duc d'Alba hier in Nederlant gesonden met brieven, in de welcke hy hem noemde sijnen wel beminde Sone, ende hy schonck hem een seer kostelijck gouden Sweert, en eenen Hoedt, met eenen kostelijcken Hoets-bant, met veel kostelijcke steenen beset, alles belese, geconsacreert, en gewyet, daer mede hy hem vereerde als eenen seer kloecken voor-stander, ende beschermer der Roomsche Religie, ende verdrucker der ketteren. Dese gaven en geschencken en soude Duc d'Alba, niet gekregen hebben van den Paus (die liever wat neemt als hy geeft) ten ware dat hy een sonderlinge wel gevallen aen sijne wreetheden gehadt hadde.
Soon.
't Is vreemt (daer doch aen dese landen soo veel gelegen is) dat oock Keyser, noch andere Koningen en Princen voor ons, by den Koningh van Hispanien niet geintercedeert en hebben.
Vader.
Ia Sone, het is al geschiet, maer het gemoet des Koninghs ende sijner raden was soo verbittert, dat hy door gene Requesten, Remonstrantien ofte onderda- | |
| |
nige beden der Staten, ofte Heeren deser Landen, ja oock des Keysers, sijnes Soons, sijner Huys-vrouw en andere meer, en is konnen vermurwet noch versoet worden: ja hy heeft treffelijcke Heeren, die als Ambassadeurs uyt dese Landen gesonden waren in Hispanien, om hem onderdanighlijck te bidden, dat hy sachtmoedelijcker met dese Landen woude handelen, wreedelijck gedoodt ende om den hals gebracht, gelijck ick hier boven verhaelt hebbe. De lesse en de onder richtingen der Bloedt dorstige Iesuiten, vinden te veel plaetse by die Koningen en de Tyrannen, die doch tot bloet sorten en wreetheyt geneyght zijn. Eenen Iesuiter genaemt Cornelius Callidus Chrisopolitanus, heeft in een van sijn boecken den Koningh van Hispanien desen raedt gegeven: Alsser een, twee oft drie van de voornaemste Steden, die den aen geboden vrede ende genade verworpen hebben, sullen in genomen zijn, soo moet de Koningh daer sulck straffe en strengigheyt (om niet te gebruycken de woorden van on-menschelijcke en meer dan Barbarische en Beestelijcke wreetheydt) oeffenen en gebruycken laten tegen alle en eenen yegelijcken, van den kleynsten tot den grootsten toe, sy hebben het verdient oft niet (al hoe wel dat dese woorden hart schijnen) dat men niemant verschoone, noch aen en sie, sijnen ouderom, staet of qualiteyt, hy zy Man of Vrouwe, het zy Kint of jongh van jaren, men moet met niemant mede-lijden ofte barmhertigheyt hebben: maer soo handelen, dat een yder die het hoort vertellen, de ooren tuyten, dat hare lichamen schudden en beven van schrick en vreese, dat hare lede-maten zidderen, en hare hayren te bergen staen, dat haer het gelaet ontvalle, dat haer aengesicht bleeck en doot verwigh worde: op dat anderen eenen schrick en vreese aen gejaeght worde.
Soon.
Uyt dit verhael kan ick en een yder lichtelijck af nemen, dat Duc d'Alba geweest is een Man na des Paus, der Iesuiten, en des Koninghs herte: hadde sijn wreetheyt den Koningh mishaeght, hy en soude den Koningh niet durven onder d'oogen gekomen hebben.
| |
| |
Vader.
Ghy oordeelt na der waerheyt, en ick voege daer by dat ghy die, de welcke den Koningh soeckt te bevryen, als onschuldig aen des Hertoge van Albaes wreetheyt moet houden onder 't getal van gecorumpeerde pluym strijckerrs, als daer zijn die hem noemen Optimum Principem, Dat is: den besten Prinse: en delecias generis humani, dat is: 't vermaeck van de Werelt. Wat Duc d'Alba aengaet, hy is geweest een geessel die den Koning diende om ons te slaen. Als yemant eenen bloet-dorstigen Wolf sent in eenen Schaeps-stal, die doet dat immers dat hy de Schapen soude verbijten en verscheuren, want hy wel weet dat des Wolfs natuere daer heen wil. Alsoo oock als de Koningh van Hispanien Duc d'Alba in dese landen gesonden heeft, als eenen Wolf tot de onnoosele, ongewapende Schapen met volle macht, om ons te tracteren na sijn wille en believen, dat en is immers nergens anders toe geschiet, dan om ons te vernielen en te verscheuren. Want sijne bloet-dorstigheyt was al de Werelt door vermaert eer hy in Nederlant quam.
Soon.
Heeft hy dan noch tegen eenige andere Natien sijnen aert getoont?
Vader.
Ia hy is geacht en gehouden geweest voor een van de Belhamers, en voornaemste autheurs van de groote jammerlijcke verwoestinge van het groote landt en volck van America, daer sulcke wreetheyt bedreven is, dat Bartholomeus de las Cafas, Bisschop van Chapa, expresselijck uyt Indien gekomen is, om den Keyser en den Koningh te klagen, over die on-menschelijcke wreetheden welcke de Spanjaerden aldaer bedreven. De Historien getuygen oock, dat desen Duc d'Alba den Keyser Caroli de vijfde heeft geraden tot de strengigheyt gebruyckt aen die van Gent Anno 1540. En hadde het na des Moort-stichters wille gegaen, de Keyser soude die van Gent al veel wreedelijcker getracteert hebben gehadt als hy gedaen heeft. Hy heeft oock den Keyser Anno 1546. aengehist tot de oorloge in Duytslant, en tot het vast houden des Lant-Gravens tegen sijn belofte. Hy heeft | |
| |
oock den Koningh altijt tot het wreetste en quaetste geraden, in de saken de Nederlanden betreffende.
Soon.
Hoe is hy doch in Spangien onthaelt, en hoedanigh is sijn eynde geweest?
Vader.
Wat aengaet sijn onthalinge by den Koningh na dat hy van het Nederlantsche bloet-bad wederom in Spanjen gekomen was, voorwaer dat is soodanigh geweest, dat yder wel heeft konnen sien en verstaen, dat hy niet gedaen en hadde buyten last en instructie, maer dat hy den Koningh eenen seer aengenaeme dienst gedaen hadde, want hy en is niet alleen by sijne Majesteyt gebleven in gewoonelijcker aensien, maer hy en Don Ian Indiaques, eenen Man van de selfde humeuren daer Duc d'Alba van was, zijn geworden en voortaen gebleven principale Raets-heeren des Konings: noch heeft de Koningh Duc d'Alba velt-overste gemaeckt in het conquesteren van Portugael, daer hy oock geen kleyne moorderye begaen heeft over sijne eygene Natie: Een Exter en kan haer huppelen niet laten, eenen Wolf blijft eenen Wolf waer men hem brenght. Desen wreeden TYran is binnen Lisbona gestoreven, aen een langdurige koorse, Anno 1582. den 12. December. Dit Epiaphium of Graf-schrift past op hem
Si fas caeendo caelestia scandere cuiquam,
Mi soli caeli maxima Porta patet.
Dat is:
Soo 't Hemelrijck door moorden wordt gewonen,
Soo sal immers ick daer in komen konnen.
Soon.
Eerweerdige Vader, tot nu toe hebdy my wijtloopigh verhaelt wat onder de wreede on-menschelijcke regeringe van Duc d'Alba sich toe gedragen heeft, het welcke (metter hulpe Godes) ick in mijne memorie in drucken sal, om van de Spaensche Natie hier uyt te oordelen, maer de wijle ghy my de ganse geschiedenissen verhalen wilt, verklaert my doch inden aenvang, of oock de navolgende Gouverneurs so on-menschelijck getyranniseert hebben; heeftmen noch al voorders de honderste, twintighste, thiende Penningh gevordert? het branden, | |
| |
hangen, confisqueren, Vrouwen schenden, heeft het noch al gecontinueert? Het Concilium van Trenten, d' Inquisitie, &c. heeft men die oock willen bevorderen, ofte zijn dese dingen gelijck te rugge gebleven?
Vader.
't Is my lief dat ick eens uyt de wreede regeringe van Duc d'Alba geraeckt ben, om u nu vorders te contenteren, en volkomentlijck van uwes Vaderlants saken t'onder richten: so bekenne ick wel dat de naest volgende Gouverneurs niet soo on-menschelijck gehandelt en hebben, als wel Duc d'Alba, maer ick voege dit daer by, 't welck u staet aen te mercken, dat de tijden wat verandert zijn. Nu voortaen heeft het eene mes 't ander te rugge gehouden. Dat van de datelijckheydt soo groot niet en is geweest, als ten tijde van Duc d'Alba, dat en is niet na gebleven, om dat de Spanjaerden goedertierender zijn geworden, als sy eertijts geweest zijn, maer by faute van macht: wy hebben wat luchts beginnen te scheppen, ja Duc d'Alba selve heeft begonnen (alsmen in een gemeyn spreeck-woort seyt) in de laetste jaren water in sijnen Wijn te doen, na dat veel Steden hem af gevallen, en den Prince van Orangien, Hoog-loflijcker Memorie, toe gevallen waren.
Soon.
Soo en behoeven wy haer dan niet te dancken van hare redelijckheyt.
Vader.
Neen, neen, maer wel Godt onsen genadigen Vader, die helpt als alle Menschelijcke hulpe ontgaet, om alleen lof prijs en danck daer van te hebben. Om dit recht te verstaen, let op mijn verhael. Voor eerst segge ick, 't heeft den Vyant aen macht, en niet aen wille ontbroken, 't eene Sweert heeft 't ander in de scheede gehouden. Want de Hollanders, Zeeuwen, en Water-Geusen, soo men die noemede in die tijden, hebben flanckeringe ofte tegen-were gedaen, sy hebben hangen met hangen betaelt, selfs niet verschoonende Pacieco Maistro del Campo, en opperste Ingeneur, zijnde maegschap van Duc d'Alba, den welcken die van Vlissingen by sijnen besten hals hebben op gehangen, en | |
| |
andere diergelijcke groote Meesters meer. Duc d' Alba hadde seven en vijftigh van de treffelijckste Mannen van Haerlem gevangen en ter doodt verwesen, ende hy haddese met eenen grooten hoop Krijghs-lieden van Haerlem t'Amsterdam laten brengen, om haer te doen executeren, maer de Bloet-verwanten en vrienden des Graven van Bossu (die desmaels te Hoorn gevangen sat) hebben sulx belet, alsoo de Grave haer ontboden hadde, dat soo lief als sijn leven hadden, sy maken souden dat dese verwesende Burgers weder te Haerlem gebracht, ende beleefdelijck getracteert wierden.
Soon.
Soo is dese gevangenisse den vroomen Burgeren wel te passe gekomen?
Vader.
Dese gevangenisse is hare verlossinge en behoudenisse geweest, en niet allen deser, maer sy is oock oorsake geweest dat de Spanjaerden den Edele Heere van St.Aldegonde niet en hebben wreedelijck gedoot, doe sy hem te Maselants-sluys gevangen, en t'Uytrecht op het Kasteel Vredenburgh gebracht hadden, daerr hy lange sat. De Prince van Orangie heeft Ioncker Diederick Sonoy, Gouverneur van het Noortsche quartier last gegeven, dat men den gevangenen Grave van Bossu, ende d'andere Spaensche Gevangens, die te Hoorn saten, even sulck tractement souden aen doen, gelijck hy hoorde dat den Heere van Aldegonde aen gedaen wiert.
Soon.
Waer d'eene verliest, daer wint d'ander, 't is sonder twijfel de rechte wijse geweest om de Spanjaerden (die oock voor haer huyd vreesen, soo wel als andere Menschen) in den toom te houden, sy hadden 't goet te winnen doe sy alleen speelden.
Vader.
De Heere hebbe lof in eeuwigheyt, dat sy noch ten laetsten een contre partye gekregen hebben, want het is eyndelijck door de goedertierentheyt Gods soo wijt gekomen, dat de Prince van Orangie, hooghloflijcker memorie, met de E.M. Heeren Staten meer ende beter Landen en Steden hier in Nederlant onder haer gebiet hebben gehadt, dan de Koningh van Hispanien met de | |
| |
sijne, soo dat het in die tijden die op de regeringe van Duc d'Alba gevolght zijn, geweest is: Met sulcke mate als ghy meet, sal u weder in gemeten worden. Heeft den Spanjaert macht gehadt om eenen Predikant van het leven te berooven, wy hadden macht om haer Geestelijcke hondert van gelijcken doen. Konden sy thien goede Burgers ofte Inwoonders der Vereenighde Nederlanden om den hals brengen, ofte in de gevangenissen pijnigen ofte op onmogelijcke rantsoen setten: men konde het aen dese zijde noch veel beter doen.
Soon.
De Wolven zijn van Wolven gebleven, maer d' onnoosele Schapen hebben Herders ende goede Wakers bekomen, diese verdedight hebben.
Vader.
Soo is 't: dat des Koninghs gemoet, ende sijner Spanjaerden wille steets geweest zy, en noch is, om ons ende de onse alle leet, ongemack ende schade toe te voegen, alle wreetheyt over ons te plegen, ons bloedt te suypen, ende haer daer in te baden, onse Privilegien te vernielen, onse vryheyt in slavernye te veranderen, etc. Dat en heeft niet alleen gebleken aen de wreede daden der Gouverneur, die Duc d'Alba gevolght zijn: maer dit weet oock, en kan yder wel oordelen, die der Spanjaerden bloedt-dorstigen ende wraeck-gierigh als het Laken, 't welck in de Wolle geverwet is, sijn coleur kan verschieten, soo weynigh als eenen Moriaen ofte Moor sijn swartigheydt, eenen Luppaert sijn vlecken kan verliesen, ja soo weynich hebben wy te vermoeden dat de Spanjaert sijn bloet-dorstigh ende wraeck-gierigh gemoet sal veranderen.
Soon.
Vader, wie is doch Duc d'Alba gesuccedeert in 't Gouvernement?
Vader.
Don Loys de Requensens, groot commandador van Castilien, eenen Spanjaert, geweest zijnde Gouverneur van Milanen, is in het goevernement deser landen gekomen, en Duc d'Alba is met eenen stank gescheyden, den tweeden dagh Decembris 1573. latende de Landen | |
| |
vol onruste, oorloge en ellende, die hy des ses Iaren te voren in vrede ende welstant gevonden hadde.
Soon.
Hadde Don Loys ergens te voren sijn Ridderlijcke daden getoont, eer hy in Nederlant gesonden wierde?
Vader.
Gene andere Ridderlijcke daden, dan dat hy leelijck befaemt was, als hebbende korts voor sijn komste in Nederlant, de Moren in Granaden, meer met oneerlijcke schalckheyt, dan Mannelijcke vromigheyt ofte door wapenen gedwongen: soo dat dese landen, in de plaetse van de Drake ofte Leeuwe, nu gekregen hadden eenen Vos, Heyne, of Crocodille.
Soon.
Hoe na heeft desen met schoon gelaet aen gevallen?
Vader.
Don Loys in sijn goevernement getreden zijnde, heeft sich laten verluyden, dat hy in de regeringe der landen niet doen en woude, dan met raedt, advijs en believen der Staten. Door dit locke-broodt heeft hy gemeent de landen eerst een groote somme van penningen af te locken, tot betalinge ende willigh-makinge sijner Soldaten, die vast over al on-willigh ende oproerigh waren, om datse nu lange geen, ofte immers weynigh gelts gekregen hadden. Waer mocht doch gebleven zijn al dat gelt en goet, 't welck soo korts te voren Duc d'Alba den Lande heeft uyt geparst?
Soon.
Maer heeft hy oock sijne pretentie konnen komen?
Vader.
Geensins. Als de Landen onwilligh en weygerigh waren hem sijnen eysch te geven, soo beloofde hy de Duytsche Colonellen Polwijler, Fronsberger, Focker, Oversteyn en Hannibal, dat hy haer woude betalen met de confiscatien en met de domeynen der landen, haer gevende tot onder pant vele goede Steden, als Dendermonde, 's Hertogen-bosch, Nimmegen, Reurmonde, Deventer, Kampen, en meer andere, alwaer de goede Burgers dese hongerige Wolven moesten in hare huysen nemen, kost ende dranck geven, ende noch gelt daer toe: en dat eenen geruymen tijdt gedurende. Don Loys weynigh geldts uyt Spangien krijgende, ende nu niet alleen de | |
| |
Duytsche en Walen, maer oock de Spanjaerde na de victorie op Moker-heyde, gelt eyschende, soo heeft hyse laten na Antwerpen trecken, alwaer sy datelijck hebben doen blijcken (gelijck Champigni ende andere Don Loys genoeghsaem adverteerden) dat sy de Stadt souden dwingen al haer achter stedigheyt te betalen.
Soon.
Maer heeft Don Loys voor dese treffelijcke Stad niet gesorght?
Vader.
Ick swijge dat hy 't verhindert soude hebben, ter contrarie so heeft hy't wel ernstelijck bevordert, doch seer listelijck sich veynsende: hy heeft gedacht door dese muyterye die van Brabant, en andere Provintien, te doen contribueren, so veel alst hem believen soude, hy was selfs binnen de Stadt, als de Gouverneur van 't Kasteel belaste, dat Champigni (met sijn Krijgs-volck, Guarnisoen houdende in de Stad) en dat oock alle de duytsche Compagnien uyt der Stad souden vertrecken: op dat als dan de Spanjaerden des te beter souden mogen haer moedtwille drijven. De Spaenjaerden zijn ontrent drie duysent sterck in slagh orden van het Kasteel in de Stadt gevallen, met het grootste en vreesselijckste getier datse maken konden met Trommelen en schieten, roepende: Dineros, dineros, Walones, foura Veillacos. Dat is: Gelt, geldt, 't gat uyt Walen, 't gat uyt Burgers. Sy hebben de Marckt en het Stadt-huys tegen de nacht in genomen, en vielen met thien, twaelf, twintigh te gelijcke in de naste en best gelegene huysen, sonder aensien van persoonen: en sy hebben haer met het alderleckerste, en op het alderbeste doen tracteren, gelijck sy wel konnen. Sy hebben voorts den geheelen nacht groot geschrey en getier gemaeckt met trommelen, schieten, roepen en dreygen, als rasende Duyvels langhs de straten, loopende, kloppende, bellende en slaende op de deuren, als of sy het al hadden willen vermoorden. Alsoo dat vele swangere Vrouwen, uyt schrick en vreese door haren tijt bevallen zijn, vele zijnder oock van verschrickinge en benauwtheyt gestorven. Vele Burgers zijn des anderen daegs | |
| |
met wijf en Kinderen ter Stadt uyt geloopen, latende alles staen daer het stont.
Soon.
Dit is een ongehoorde insolentie in sulck een treffelijcke Stadt.
Vader.
Noch en hebbe het eynde niet gehoort. Als sy eenen Eletto ofte overste verkoren hadden, soo hebben sy met al haer trommelen en Publicatie gedaen, uyt den name perlos Seignoris Soldados. Dat is: van wegen de Heeren Soldaten, dat Champigni met alle sijne Waelsche Soldaten binnen 24 uren uyt de Stadt soude vertrecken, op pene van met gewelt verjaegt te worden. 't Welck Champigni (sigh op het Ooster-huys vast makende) geweygert heeft te doen, hy en soude het oock niet gedaen hebben, 't en ware dat Don Loys selfs hem sulx expresselijck belast hadde: Soo haest als de Walen uyt der Stadt geweken waren, soo hebben dese Seignoris Soldados de Magistraet de sleutelen der Stadt af genomen, en sy hebben al de poorten beset met wachten van hare complitien, noch continuerende met loopen en tieren door de Stad, om de Burgers noch in veel grooter benautheyt te brengen, dan sy alreets waren. Men heeft haer gepresenteert thien maenden in gelt, en noch vijf maenden aen Wollen, Linnen en zijde Lakenen: maer 't en holp al niet, sy riepen eendrachtelijck, tot dat sy heesch geworden waren: Todo todo todo, denerios y non palabras. Dat is: Al, al, al, gelt en geen woorden. Des volgende nachts liepen sy wederom als Duyvels, donderende op de poorten, deuren, en vensteren, de bellen van de huysen in stucken treckende, schietende door vensters in de huysen, roepende:
Foura, Foura, Veillacos.
Dat is:
Her uyt, her uyt, Burgers.
Soon.
Maer waer toe dient doch dit getrommel, getier, geraes, etc. Wat eyschte de Commandador.
Vader.
Hy eyschte vier hondert duysent guldens in baren ghelde, welcke penningen de Magistraet en Burgerye mosten op brengen, souden sy van dese quade gasten | |
| |
ontslagen worden, die alle dage te onder houden meer dan ses duysent guldens kosten: want dese Seignores Soldados en wouden nau anders dan wijn drincken, en mosten alle mael-tijden haer versch gesoden en gebraden hebben. En niemant en was hier vry van, noch Bisschop, noch Marck-grave, noch Burgemeesters, noch Geestelijck, noch Wereltlijck. Desen over last en dagelijcksche onkosten duerden van den 25 April Anno 1574. tot Pinxster-dagh, op welcken dagh als sy allegader kostelijk gekleet waren in Zijde, Fluweel, en van gout blinckende als groote Heeren en Meesters, soo hebben sy van den Commandador een generael Pardon uyt gebracht, van alles dat sy gedaen hadden, d' welck met een solemnele Misse in de groote Kercke is bevestight geworden.
Soon.
Sy hadden goet te domineeren op 't gestolen Goet. 't Is vreemt dat de kloecke Burgers van Antwerpen desen hooghmoet hebben konnen dulden.
Vader.
Wat souden sy doen? De Spanjaerts hadden haer de handen gebonden, sy mosten al haren trots lijden: daer was te deser tijdt eenen Spangiaert binnen Antwerpen, genaemt Salvaterra, die op sijn opper-kousse dese woorden in Borduer-werck heeft laten schrijven: Castigador de los Flamensos. Dat is: Ick ben der Vlamingen ofte Nederlanderen Tucht-meester.
Soon.
Heeft desen Commandador niet anders uyt gericht?
Vader.
Hy hadde vele en verscheydene aenslagen, soo op Noort-Hollant, als op Bommel, Gorcum, Louvesteyn, en andere plaetsen meer, maer sy en hebben hem niet geluckt, de Hollanders en Zeelanders waren hem te kloeck, sy en toefden nu soo lange niet tot dat hy haer quam besoecken, maer sy vielen selfs aen sijn volck, en besprongen sijn Schepen waer sy konden of mochten, door de hulpe Godes des Heeren haer sulcken af breucke doende, dat het genen tijdt voor den Spanjaert en was op sijn Duc d'Albaes te procederen, sy mosten haer bloet-dorstigh gemoet vry dapper toomen, en haer klauwen | |
| |
in halen, tot dat sy beter gelegenheyt en grooter macht soude bekomen hebben.
Soon.
Hebbe ick niet van een Pardon gehoort doen ter tijdt gepubliceert?
Vader.
Ia, de Koningh heeft in dit Iaer 1574. een Pardon laten publiceren, meynende daer mede de herten der Inwoonderen deser landen wat te versachten: maer alsoo alle verstandige wel merckten dat het nergens anders toe streckende en was, dan om alle goede Patriotten het net over het hooft te trecken, soo en heeft hy voor het selfde geen groot voordeel gedaen: weynigh uyt gewekene zijn daer op wederom in het Landt gekomen, het is hier mede gegaen, gelijck d'Apologus van de Katte ende Muys verhaelt.
Soon.
Vader, soo 't u belieft, vertelt doch desen Apologum.
Vader.
Na dat de Katte langen tijt gegaen hadde op den roof der Muysen, so hebben eyndelijk die arme Dierkens tot hare versekertheydt sich in hare holen onthouden: maer de Katte siende dat haren roof op hielt, door dien het nu den Muysen bekent was dat sy haren gesworen Vyant was, so heeft de Katte desen wech bedacht: sy veranderde hare gewoonelijcke stemme, sy trock een Religeus kleet aen, sy liet haer een kruyne scheren: en aldus op gepronckt zijnde, gingh sy wandelen ontrent ende na by de holen der Muysen, merkende dat de Muysen, die somtijts haer hooft met der haest uytstaken, even wel in hare holen bleven, als noch altijt het quaetste vreesende, soo heeft sy de selve aldus aen gesproken:
Quod suer am sum, non Frater caput aspice tonsum.
Dat is:
'k En ben de selfde niet, mijn Broeder uyt verkoren,
Die 'k eertijds ben geweest, siet doch ik ben geschoren.
Quansuys nu penitentie doende, om het onnoosele bloet, dat sy eertijts verstortet hadde. Eenige van de licht geloovighste en onbedachtsaemste Muysen dit hoorende en siende, zijn uyt getreden, maer sy wierden terstont | |
| |
van de Katte op gesnapt. Daerom als de Katte naderhant in dien schoone schijn wederom quam om de Muyskens uyt te locken uyt hare holen, soo en wouden sy niet te voorschijn komen: maer antwoorden:
Cortibi restat idem, non tibi praesto fidem.
Dat is:
Wy en gelooven niet u uyterlijck gelaet,
Want u Muys-gierigh hert u nimmermeer verlaet.
Soon.
Desen Apologus past seer wel op 't gene dat ghy te voren verhaelt hebt, dat in plaetse van eenen Leeu, in dese landen gekomen is een Crocodilas, beyde soekende te vernielen en verslinden, maer op verscheydene wijsen.
Vader.
Ghy oordeelt als het is: 't Is wel Ephraim tegen Manasse, en Manasse tegen Ephraim, maer beyde tegen Juda. Sy en soecken anders niet dan ons gelijckelijck uyt te roeyen, en Gods Kercke geheelijck te verdelgen, het zy met gewelt of practijcke, door list oft verraderye.
Soon.
Vader, ick bidde u, wilt doch voort vertellen hoe desen Don Loys geprocedeert heeft.
Vader.
In de Maent Iunius zijn de Staten der landen te Brussel beroepen geweest, alwaer de Commandador wederom ge-eyscht heeft twee Millioenen jaerlijcx, en den twee hondersten penning, en meer andere beswaernissen: 't Welck de Staten des Lants af geslagen hebben, klagende over den moet wille der Soldaten, ende bewijsende, datter na soo veel geven, den Landen alle jaren meer verderfs was over gekomen, waer door het haer nu onmogelijck was meer te geven.
De sake aldus hier te lande staende, so isser in Spangien een groote Armade toe gerust, die onder het beleyd van Don Petro de Marendis na Nederlant soude gekomen hebben, om geheel Hollant en Zeelant te conquesteren, daer toe veel Nederlantsche, Engelsche en ander Piloten (tot groote kosten) geheurt waren. Maer Don Petro de Merendis haestelijck door de handt des Heeren van de Doot geslagen, en als een ontbijten verteert zijnde: en mits dat den Commandador sijnen aenslagh | |
| |
op de Mase musluckt was, en hy korts groote schade van Schepen en volck op de Schelde by Antwerpen geleden hadde, als oock om dat die van Zeelant op hare hoede waren, soo is den aenslagh te niette gegaen. Maer dit dient even wel om aen te wijsen dat het herte der Spanjaerden altijts is en blijft geneyght om ons te beschadigen, ja gemeenlijck als sy schoonst spreken, pardoenen publiceren, Vrede of Bestant maken, soo gaen sy op 't uyterste swanger met moorden, branden, verdelgen, en verwoesten.
Soon.
Is niet onder desen Commandador oock de Stad van Leyden belegert geweest?
Vader.
Ia sy. Een van sijn Overste, genaemt Baldeus heeft Leyden met groot gewelt belegert, en met vele Schanssen beset: Maer Godt de Heere heeft de Stad wonderbaerlijck en mirakuleuselijck ontset door het beleyt des Doorl: Prins van Orangien, anno 1574. den 3 Octobris. Baldeus Leyden verlaten hebbende, is getrocken na den Hage, alwaer sijne Soldaten muytineerde, om dat sy ettelijcke maenden solts ten achteren waren. Sy dorsten dreygen, soo sy in 10 dagen niet betaelt en wierden, dat sy hare betalinge soecken souden, gelijck haer mede gesellen 't Antwerpen gedaen hadden. Sy souden het oock gedaen hebben, maer komende voor Haerlem, Amsterdam, Uytrecht, over al vonden sy de poorten voor hare neuse gesloten. Daer na zijn sy getrocken na Mastricht, van daer na Herentals ende Dendermonde, al waer mense heeft moeten bevredigen, tot groote schade der goeder Burgeren.
Soon.
Als de Spanjaerts niet wel voort en konnen met gewelt, soo plachten sy wel onderwijle van Vrede te handelen, is dat doe ter tijdt noyt geschiet?
Vader.
Ia, 't is al beproeft, de ongeluckige Commandador siende en bevindende dat men op sijn Commandementen niet veel en paste, en noch weyniger op sijn dreygen, en dat de saecken des Koninghs hier in Nederlandt alle dagen te rugge liepen, soo heeft hy het stuck daer toe | |
| |
beleyt dat de Staten hebben begonnen met de Koningh te handelen van vrede. En sijn Anno 1575. den 2 Martij beyder zijnen Gesanten tot desen eynde verschenen binnen Breda: maer na dat men eenige dagen langh aldaer op dit stuck, soo mondelijck, als schriftelijck gebesoigneert hadden, soo heeft sijne Princelijcke Excellentie, als oock de Ed. Mog. Heeren Staten van Hollant, Zeelant, en hare geassoctieerde bevonden, dat men door dese handel niet anders gesocht en heeft, dan de Staten en Gemeynten deser landen te misleyden, en in den slaep te wiegen, om tijdt te gewinnen, en meerder gereetschap ter Oorloge te maecken, om des te gevoegelijcker korts daer na dese Landen en Steden te over vallen, en in eeuwige slavernye te brengen: en is derhalven desen handel onvruchtbaer af geloopen: die van Hollandt deden, na dat dese vrede-handelinge ge-eyndight was, eenen legh-penningh munten, aen wiens eene zijde stondt den Hollantschen Thuyn, met den Leeuw daer in, een sweert in de vuyst hebbende, met dese opschrift: Securtut bellum pace dubia. Dat is: d'Oorloge is sekerder als onsekere Vrede.
Soon.
't Schijnt dat 't hem misluckte aen alle kanten: wat raet heeft hy noch daer na voor de handt genomen?
Vader.
Alsmen geen vrede te Breda en konde maken, soo heeft men wederom beginnen te Oorlogen, en de Commandador heeft in genomen Buren, den Finaert, den Klunder, den Roggenhil, al plaetse van kleynder importantien, daer mede hy de Landen soo groote af breucke niet en konde doen, als hy wel hoopte. Hy heeft oock de Stadt Oudewater seer swaerlijck belegert, bestormt, en eyndelijck met gewelt in genomen, al waer hy groote wreetheyt, en meer dan Turckse moordadigheydt bedreven heeft, alsoo datter niet boven twintigh Mannen, so van Burgers als Soldaten 't leven behouden hebben. Sijne soldaten hebben de Vrouwen geschoffeert, daer na door steken, ja eenige hebben sy de ongeboren Kinderkens uyt het lichaem gesneden, en so wreedelijck mishan- | |
| |
delt, dat een yder wel heeft konnen speuren dat Duc d'Alba en Don Loys eener Wolvinnen borsten gesogen hadden. Sijn wreet gemoet heeft oock hier aen gebleken dat hy Boyschot in Engelant gesonden heeft, om van de Koninginne Elisabeth hooghloflijcker memorie, te versoecken, dat sy uyt haren Rijcke woude verdrijven en verbannen alle de Rebelle des Koninghs. Niet konnende lijden, dat die arme Menschen, die om Godt te dienen, haer Vaderlant, Huys en Hof, Staten en Officien verlaten hadden, in een ander Koninckrijcke leefden. Doch de Koninginne heeft sulckx te doen geweygert, achtende 't selfde al te groote wreetheydt te zijn.
Soon.
Is 't oock niet desen selfden Man die te Bommené soo geleeft heeft?
Vader.
Al de selfde Man, hy heeft het beschanste Dorp Bommené belegert, welck belegh, oft wel maer 20 dagen en heeft geduert, soo is hy daer met sulck een furie en rasernye aen gevallen, datter in de twintigh dagen door 't Sweert, Busse en Water, meer van sijne Soldaten doot bleven, dan in 't belegh van Haerlem, in de tijde van thien Maenden: meester van Bommené geworden zijnde, heeft hyse allegader, sonder eenige genade, laten ombrengen die daer in waren. De goedertierenheydt van Den Loys was geheel in wreetheydt verandert.
| |
| |
Soon.
Maer de Staten des Lants holpen hem die aen gelt, om met sijne Soldaten sulcke wreede stucken te bedrijven?
Vader.
Anno 1576. heeft hy wederom hart aen gehouden om gelt, want hy veel verquist hadde met de belegeringe voor Bommene, Zirickzee, ende andere plaetsen, aen de welcke hy door rasernye en dolligheyt geen kosten en spaerde. Hy woude hebben dat de Staten hem toe laten souden de Steden te quotiseren en te schatten na sijne discretie, die seer kleyn was, gelijck hy de Dorpen en opene plaetsen alreeds geschat en gevilt hadde. Hoe groote discretie dat hy in 't schatten der goeder Burgeren gebruyckt heeft, is lichtelijck af te nemen uyt de discretie die hy t'Antwerpen gebruyckt heeft, alwaer hy dorst eyschen 28 duysent guldens ter maent, om het duytsche Regiment van Graef Hanibal van Altheyms, 'twelck daer binnen lagh, te betalen. En dit gelt heeft hy geeyscht korts na dat de Stadt van Antwerpen, tot betalinge der gemuytineerde Spanjaerden hadde moeten op brengen vier hondert duysent guldens, behalven alle die extraordinarische onkosten, die sy gedaen hebben gedeurende de furien ende 't verderf, 't welck die ongetoomde lant verdervers aengericht hadden: Maer hy kreegh in de plaetse van gelt, klachten: Want sommige Provintien eyschten restitutie van hare Previlegien, andere ontlastinge van de Guarnisoenen, volgende zijn beloften die hy gedaen hadde. Ende andere versochten af rekeninge, als insonderheyt Vlaenderen etc.
Soon.
Hoe heeft doch Don Loys dit genomen, datmen hem soo contrarieerde?
Vader.
Alsmen dencken magh: Dese ende meer swarigheden hoorende, was hy heel gestoort ende sprack: Dios nos libra de estos Estados. Dat is; God helpe en verlosse ons van dese Staten. Siet dit was dien sijnen Heere, die niet en begeerde te doen dan met advijs en believen der Staten. Hoe schoon konnen dese Vogel-vangers fluyten, tot dat sy den Vogel onder 't net hebben? dan en ge- | |
| |
ven sy hem niet een goedt woort, maer bringen hem ter stont den hals af.
Soon.
Wee die Weert dien sulcke gasten over komen. Maer de wijle hy geen gelt en kreegh na sijn believen, hoe maeckten het sijne Soldaten, daer sy quamen.
Vader.
Die teerden als Heeren: waer sy quamen daer en wilden sy niet anders eten dan Kieckens, Patrijsen, Capoenen, Faisanten, Hasen, Konijnen, Hamels ende Kalfs-vlees, ende wilden altijt tweederhande soorten van Wijn hebben op haer tafel: als oock Kappers, Olyven, Citroenen, Orangie-appelen, en allerley soort van specerye ende suyckeren. Ia hare honden (de welcke in grooten getale waren) moestmen voeden met Witte-broot. En eenige deden harer Paerden voeten met Wijn wasschen, en meer andere diergelijcke dingen deden sy, welcke onkosten veel meer bedrogen dan hare gagien.
Soon.
Dit was immers Don Francisco de Lejua raet gevolght, radende datmen de Inwoonders deser Landen uyt putten, en geheel verarmen soude. Maer hoe lange duerde doch dese Commandadors regeringe ende commendement?
Vader.
Niet lange, maer even wel al te lange voor ons bedroefde Nederlant. Doch eer hy al sijn boos voornemen, ende alle quade aenslagen (tot na deel deser landen) konde in 't werck stellen, soo is hy te Brussel gestorven den 5 Martij Anno 1576. aen een heete koortse, hebbende een apostumatie op sijn schouder, niet sonder suspitie van peste. Viri sangiuno lenti & dolosi non dimidi abunt dies sues. Dat is: De bloet-gierige bedriegelijcke Menschen en komen ten halven van haer leven niet. Hy en heeft wel soo veel duysende van Menschen niet vermoort gelijck te voren Duc d'Alba gedaen hadde, want hy en hadde de macht noch gelegenheyt niet om sulcx te doen: maer hy heeft een ontallijcke menighte van eerlijcke lieden te lande uyt gejaeght, ofte door vreese sijner Tyrannye doen vluchten, ende hy heeft daer door allerley neeringen ende kostelijcke hant-wercken (daer de voornaemste | |
| |
welvaert deser Landen aen gelegen is) in andere Landen laten over voeren en in planten.
Soon.
Soo hebben ick dan 't voornaemste gehoort 't welck gepasseert is onder Don Loys. Heeft de Koningh stracx eenen anderen Gouverneur gesonden?
Vader.
Na den doodt van Don Loys hebben de Raden van Staten de regeringe der Landen by de handt genomen, die by brieven van den Koningh van Hispangien, geschreven aen de Prelaten, Edelen en Steden der Landen, by provisie zijn geauthoriseert, tot dat de Koningh andere ordre stellen soude: maer eenige bloet-dorstige Spangiaerde, als Jeronimo de Roda, Iuliaen de Remro, Don Alosode Vergas, drongen haer selven mede in, ende en wouden niet lijden datter yet geschieden soude in der Landen saken, dan met haer believen. Aldus zijn dese Landen steets geplaeght geweest van de boose Spangiaerden, verbreeckers onser Previlegien, en bloet-dorstige Wolven.
Soon.
Zijn de Landen onder de regeringe niet wat verquickt?
Vader.
Och nee, hoe souden de Landen wederom floreren, die van uytheemsche altijdts gevioleert en verdruckt worden? want door dien dat des Krijgs-volcx in 'Lant soo vele was, en sy in vele maenden geen betalinge gekregen en hadden van den Koningh, en de Landen niet en vermocht so groote somme van penningen (nu sy seer verdorven waren) op te brengen, so hebben des Konings Soldaten over al gemuyteneert, de platte Landen gebrant-schat, en waer sy eenigsins konden, de Steden in genomen, geplondert en de Burgers vermoort, of immers grooten overlast gedaen, als insonderheyt binnen Aelst in Vlaenderen, welcke Stad de Spanjaerden den 25 Iulij 1576. hebben in genomen en geplundert. Onder het lant van Aelst behoorde 170 schoone Dorpen, welcke sy stracx allegader onder contributie gebracht hebben, dwingende de selfde haer te onder houden: en even wel hebben sy veel schoone Dorpen verbrant, tot Gent toe.
| |
| |
Soon.
Vader, hoe na zijn die van Aelst boven andere steden de Gereformeerde Religie toe gedaen geweest, dat men haer daerom soo qualijck getracteert heeft?
Vader.
Gantschelijck niet: ter contrarie zijn sy soo Roomsch Catholijck geweest, dat schier sy allene in hare Stad het beelde stormen hebben tegen gestaen: doe het in andere steden van Brabant, Vlaenderen, etc. geschiede. Sy hebben oock eenen Predicant van de Gereformeerde Religie op gehangen, om te betoonen haren Catholijcken yver: maer dit heeft haer soo veel gebaet, dat sy van d' eerste zijn geweest die de Spanjaerden hebben aen getast en over vallen.
Soon.
Kregen sy oock van andere plaetsen by stant van Ammunitie en Victualie om sich te onder-houden?
Vader.
Sanchio d' Avila, Gouverneur van het Kasteel van Antwerpen, heeft met sijn Galeyen en Schepen dese gemuytineerde Spanjaerden binnen Aelst victualie en ammunitie toe gevoert. Hy ontboodt oock by hem Oliviro den Commissaris van de lichte paerden, om die in Brabant by der hant te hebben, die oock datelijck tot hem gekomen zijn, verlatende haer Guarnisoen tegen het gebodt van den Raet van Staten. De Compagnie van Falconetto, die al roovende en moordende door Vlaenderen passeerde, wert vervolght van de Boeren, tot dat sy quamen recht tegen Antwerpen over, alwaer haer Sanchio d'Avila uyt sijn Kasteel hulpe sond.
Soon.
't Schijnt wel Vader, uyt 't gene ghy vertelt, dat de Spanjaerden op het commandament der Staten weynigh pasten.
Vader.
Of sy commandeerden of swegen, de Spangiaerden gingen haren gangh, Sanchio d'Avila is seer toornigh en gram geworden op Champigni, Gouverneur van de stadt van Antwerpen, om dat hy weygerde schepen te verleenen om Falconetto met sijn Ruyteren over de Reviere te halen. Hy is oock met sijn schepen en galeyen de Reviere op en neder gevaren, alle victualie die hy vont roovende, niet passende op eenigerhande pas-poorten. | |
| |
Roda eenen wreeden Spanjaert, heeft het geheel gouvernement der landen op sich genomen, tot groot achterdeel en verkleyninge van den Raedt van Staten, die nochtans het regiment van den Koningh bevolen was. Hy noemdese Lutherianen en Rebellen, en achtense nergens voor.
Soon.
't Is wonder, dat de Landen op dese Spanjaerts niet gevallen en zijn, als op rasende Honden, om sich eens daer van te ontslaen.
Vader.
Haddemen veler raet willen volgen, 't en soude met haer niet geneughlijck hebben afgelopen, want opentlijck doen blijcken, dat sy ons t' eenemale wouden over heeren, uyt plonderen, vermoorden, ofte tot slaven maken, dat een yder, hy was Geestelijck of Wereltlijck, Papau of Geus, de walge van haer kreegh, en sich liet voren staen, soo men alleen de Spanjaerde konde te lande uyt dryven, datmen dan wel soude konnen in vrede leven met ruste. En is eyndelijck de sake daer toe gebracht, dat dese rebellige Spanjaerden voor Vyanden van den Koningh en der Landen zijn verklaert en uyt geroepen, met toelatinge de selfde te mogen bespringen en beschadigen: daer toe vast yder een geneyght was, soo uyt verdienden haet, als uyt vreese om van haer d'eene tijdt of d'ander over vallen, en van lijf en goet berooft te worden.
Soon.
Maer de Geestelijcke, insonderheyt de nieuwe Bisschoppen, hebben die oock daer in geconsenteert?
Vader.
De Geestelijcke die insonderheyt den Koningh toegedaen waren, en namentlijck de nieuwe Bisschoppen, maeckten groote swarigheyt van alle de Spanjaerden Vyanden te verklaren, maer sy wilden alleen die van Aelst daer voor kennen en laten uyt roepen. Doch als sy indachtigh wierden, dat Don Loys voor genomen hadde vast over al commanderyen op te richten, en de goederen der Kloosteren en andere Geestelijcke personen daer toe te gebruycken: Item, als sy over leyden den over last | |
| |
en 't gewelt dat de Spanjaerden de Monnicken van Aflegem gedaen hadden, die sy by hare Mannelijckheyt hadden laten op hangen, op dat sy haer den schat der Abdye wijsen souden: Item, dat sy vast over al 't Lant brant-schatten, en alle moet-wille bedreven, etc. so hebben sy mede geconsenteert dat men de Spanjaerden souden verklaren te zijn rebellen des Koninghs.
Soon.
Wat raet gebruyckten doch de Spangiaerden, de saecken dus staende?
Vader.
De Spanjaerden dit vernemende, hebben haer dapperlijck tegen de Landt-saten gewapent, sy hebben DonFernando Toledo uyt Hollant, ende andere Spanjaerden uyt d'andere Quartieren by een geroepen en versamelt, die alles verlatende, in Brabant by malkanderenvergaderen, sterck wordende boven de ses duysent te voet, ende wel twaelf hondert Paerden, so Spanjaerden als Italianen. Sy hebben oock de Duytsche soo met schoone beloften, als met den name des Koninghs, en aen wijsende datter over al schoonen buyt voor handen was, gesocht aen hare zijde te krijgen, 't welck haer soo wel niet geluckt en is, als sy hoopten.
Soon.
Hoe hebben 't doch die gemaeckt, de welcken op hare Kastelen Spaensche Guarnisoenen hadde, de wijle sy alle voor vyanden verklaert waren?
Vader.
Een yder soo hy best konde. Die van Vlaenderen, en insonderheyt die van Gent, siende dat de Spanjaerden uyt het Kasteel van Gent alle moet wille bedreven, en oock die van Aelst bystant deden, soo hebben sy haer by tijdts van de selfde willen verseeckeren, vreesende dat die van de Kastele de Gemuytineerden van Aelst binnen Gent soude brengen, gelijck twee jaren te voren t' Antwerpen geschiet was, soo hebben sy een beschanssinge tegen het Kasteel op geworpen, en hebben 't belegert met de Regimenten van Reux en Noyelles. En de vier Leden van Vlaenderen hebben raetsaem gevonden haer met den Prince van Orangien te vereenigen, daer de Magistraet en Gemeente van Gent | |
| |
seer toe drongen. Doch in alle contracten is expresselijck bedongen stantvastelijck te blijven by de Roomsche Catholijcke Religie, en inde gehoorsaemheyt des Koninghs, alleenlijck verklaerden sich de Landen vyanden van de gemuyteneerde, rebellen, moordadige Spanjaerden in dese Nederlanden.
Soon.
Hebben de Spanjaerden oock eenige Steden meer van importantie in gekregen als Aelst?
Vader.
Sy hebben sich oock Meester gemaeckt van Mastricht, alwaer sy eenen schrickelijcken Moort bedreven hebben, plonderende en roovende alle der Borgeren huysen: de Duytsche knechten, daer sich de Burgers op verlieten, weerden haer seer weynigh ofte niet, maer hielpen selfs de Stadt plonderen.
Soon.
Dat was seecker een trouloos stuck. Maer sulcken treffelijcken buyt soude de Spangiaerden wel hebben konnen verwecken om na grooter te trachten alst haer soo geluckte.
Vader.
Meyndy dat? 't Is oock soo geschiet, als d'andere Spangiaerden vernamen dat haer met gesellen te Aelst, te Mastricht, en meer plaetsen soo goeden buyt gemaeckt hadden, dat heeft haer moet gegeven om de Stadt van Antwerpen oock tot een proye te maken. Roda, Sanchio d'Avila, met hare complicen, hebben Don Alfonso de Vergas van Mastricht met het Spaensche, Italiaensche en Burgoensche Paerde-volck, wel duysent sterck zijnde, by haer op het Casteel van Antwerpen ontboden, die derwaerts komende mede brachten ses Vaendelen Duytsche, die op hope van buyt, tegen het believen harer Oversten, met de Spangiaerden getrocken zijn. Dese alle quamen des Sondaegs 's morgens den 4 Novembris binnen het Casteel, daer haer oock lieten vinden Juliaen Romero met sijn volck van Liere.
Soon.
Ick hoore wel 't vergaderde sich al dat stelen ende rooven konde.
Vader.
Daer beneffens quamen oock mede de gemuytineerde van Aelst, zijnde ontrent 2000 sterck, niet tegen | |
| |
staende datmen haer tot betalinge harer after-stedigheyt weynigh dagen daer te voren hadde gesonden boven de 14000 Kroonen, behalven 't gene sy met brant-schatten den Burgeren ende Boeren af gedrongen ende uyt geperst hadden, 't welck niet weynigh en beliep. Met dese gemuytineerde, die Roda selfs hadde verklaert te zijn Rebellen des Konings, hebben sy de Stad van Antwerpen besprongen, die den Koning in alles getrouwe en onderdanigh was, doende 't gene dat haer by den Raet van Staten (dien de Koningh des lants Gouvernement in handen gestelt hadde) bevolen was. Den 4 November zijn de dolle bloet-dorstige Spanjaerden gevallen in de schoone ende heerlijcke Stadt van Antwerpen met een seer schrickelijck getier, roepende: S.Iacob van Spanien, haer Hoeren ende Iongers draegen stroo en ander gereetschap, om de brant in de huysen te steken.
Soon.
Arme en ellendige Stadt door haren grooten Rijckdom, onder Don Loys soo wreedelijck getracteert en nu wederom in perijckel. Maer de Gouverneur ende getrouwe Burgers, deden die geen tegen-weer?
Vader.
Tegen-weer, soo veel alst haer mogelijck was: maer wat ordre de Gouverneur Champigni stelden, en hoe kloeckelijck dat sich de Burgers weerden, 't en holp al niet: de Vyant drongh soo furieuselijck aen, dat hy sigh met gewelt heeft meester gemaeckt van de Stad: Champigni siende datter genen raedt meer en was te vinden tot bevrijdinge deser Stadt, soo heeft hy hem met den Marquis van Havre, en andere, gesalveert, haer nederlatende langs een Bolwerck, en geraeckten op des Prince van Orangiens Schepen, die niet verre van der Stad en lagen. Veel Ruyteren sprongen van boven de Stadts mueren af tot beneden in de Vesten, met hare Paerden, desgelijcx veel Soldaten ende Burgeren, haer selven salverende ten besten dat sy konden. De Grave van Oversteyn springende van een brugge na een schuyt toe, miste de selve en viel besijden, en gewapent zijnde, sonck ende verdronck.
| |
| |
Soon.
Wierden oock eenige Heeren gevangen?
Vader.
De Graef van Egmont wiert in Sint Michiels Klooster van den Colonel Verdugo gevangen, als oock den Heere van Kapres, van Goignies, en andere. Doe de Heere van Kapres, gevanckelijck op het Kasteel gebracht werdt, sat Roda in eenen stoel onder de galderye van 't Kasteel, Kapres wilde met grooten ootmoet (gelijck de gevangene plegen) hem met seer leege eerbiedinge groeten, maer Roda stiet hem met den voet op den borst, hem scheldende, en roepende: stinckende Verrader, ick en wil dijn groeten niet. Daer na Egmont gevangelijck aen komende, seyde hy (sonder hem te eeren of te groeten) Heer Grave, u ongeluck is my leet: en hy bleef daer sitten als eenen absoluten Heer, en beleyder van desen grouwelijcken handel.
Soon.
Och wat groote schade is doch in die treffelijcke en rijcke Koop-stadt geschiet? maer wierdender oock eenige huysen verbrant?
Vader.
Ia 't Sone, nevens andere schoone huysen, welcker veler verbrant zijn binnen Antwerpen hier en daer, is oock verbrant het heerlijcke magnifijcque Stat-huys, welcker brant mede genomen heeft de Zout-ruye, de Suycker-ruye, en de Boter-ruye-straten, item de Kaes-strate, de Appel-strate, de Silver-smits-strate, de Bradery-strate, de Lief-vrouwe-pant, de Silver-pant, met een groot deel van de Doornick-strate, en Hoogh-strate, item de Vlas-marckt, het oude Stad-huys, daer al nieuwe huysen op gebout waren, van witten gehouwenen steen. Dat geweste der Stadt, wiert geacht het rijckste te wesen, want het al huysen waren die doen winckels hielden, en vol goets waren van allerhande Koopmanschap, en alsoo dat de schade soo groot geacht wiert als de schade die de Spanjaerden desmaels binnen Antwerpen dede met rooven en plunderen.
Soon.
't Getal der dooden is dat oock groot geweest?
Vader.
Daer zijn in die furie oft in val der Spanjaerden doodt gebleven ontrent vier ofte vijf duysent, soo | |
| |
Borgers als Soldaten, en onder andere veel treffelijcke Koop-lieden, oock een Burgemeester, de Marck-grave, met meer andere van de Magistraet, en die alle waren verre de geluckighste.
Soon.
Soo moeste daer groote wreetheyt geschieden, dat men voor geluckige achten die, de welcke van het kostelijcke pant, dat is: het leven berooft wierden.
Vader.
Drie dagen langh en hebben de Spanjaerden geenderhande wreetheyt na gelaten, om de Burgers haer gelt te doen wijsen en geven. Die van eenigen aensien waren, en niet veel gelts en konden op brengen, die deden sy veel tormenten aen, soo wel de Vrouwen als de Mannen, die op hangende, geeselende, brandende, bradende, selfs de Kinderen niet verschoonende.
Soon.
Vader, hebdy noyt estimeren de schade die sy doen gedaen hebben?
Vader.
Daer wort geacht van de ervarenste, die haer best hier op verstonden, dat het gereet gelt, 't welck de Spanjaerden gekregen hebben binnen Antwerpen, boven de veertigh tonnen gouts beliep, sonder de Iuwelen van gout, silver en peerlen. En de schade des brants was oock wel soo veel geschat. Geenderhande natien van Koop-lieden, sy waren Italianen, Duytschen, Engelschen, Schotten ofte Oosterschen, en zijn verschoont | |
| |
geweest. De Spanjaerden hebben soo veel gelts gekregen, dat sy niet en wisten waer sy het laten ofte bergen souden, gemeyne Soldaten verspeelde wel 10000 kroonen op eenen dagh, sommige hebben de gevesten van hare Rapieren, Ponjaerden, en oock geheele Corsoletten van fijn louter gout doen maken. Eenen Spaensche Capiteyn genaemt Ortis, kreegh het Gevangen-huys, genaemt den Steen voor sijn buyt, hy stelde alle soorten van gevangens op randtsoen, moordenaers, dieven, schelmen, ja oock die, de welcke sy veel slimmer achten dan de voor genoemde, namelijck, Predicanten, Herdoopers, en andere, van allerley Secten, also dispenserende met de Spaensche Inquisitie. Dus wert de machtigste Koop-stadt van Europa nootwendige tegen weere doende, in genomen, ten deele verbrant, en geheel geplondert, vele Burgers vermoort, en allerley over last aen gedaen.
Soon.
De Duytsche Soldaten, kregen die niet tot haer betalinge?
Vader.
Die van Vlaenderen hebben te deser tijdt met groote somme van penningen de duytsche Knechten van Polwijlers Regiment, dat binnen Dendermonde lagh, moeten uyt koopen, woude sy niet geplondert wesen.
Soon.
Vader, hebbe ick u niet pnder wijle van een Pacificatie van Gent hooren sprecken? Wanneer is die doch op gericht?
Vader.
Die is op gericht ontrent dese bedroefde tijden, want te Gent zijn vergadert de Gedeputeerde der Provintien, om de Vrede-handelingen binnen Breda aen gevangen, tot eenen goeden eynde te brengen. Ende hebben eyndelijck den selfden besloten op sekere conditien en voorwaerden, te langh te verhalen.
Soon.
Maer is die oock by den Koningh geratificeert?
Vader.
Dese Pacificatie is van den Koningh geconfirmeert en aen genomen, na dat hy van de Bisschoppen Abten en andere geestelijcke persoonen, oock van de Doctoren van Loven, geadviseert was, dat het voor- | |
| |
seyde Tractaet niet en hielt dat de Roomsche Catholijcke Religie nadeeligh was, maer dat het ter contrarie streckende was tot bevorderinge van de selfde: en na dat de Raden van Staten hadden verklaert, dat het niet was derogerende de Authoriteyt, Hoogheydt ende behoorlijcke gehoorsaemheyt des Koninghs. Dese Pacificatie is binnen Gent op het Stadt-huys den 8 November 1576. beyde partyen gesloten ende geteeckent ende wierden genoemt: Een eeuwige vaste vrede.
Soon.
Maer is sy oock eeuwigh geweest, en onverbrekelijck gebleven?
Vader.
Neen, niet lange heeft sy geduert, de Koningh heeftse aen genomen, alleenlijck om tijdt ende gelegentheydt (tot sijn voordeel) te gewinnen: Want Heer Ian de Niorcarmes, Baron de Selles uyt Spangien gekomen zijnde, heeft wel in 't eerste geseyt dat de Koningh beloofde te onder houden de Pacificatie van Gent, maer daer na sprack hy heel contrarie, seggende: dat de Gentsche Pacificatie ergerlijck was, en dat men daer geen woorden noch meldinge meer van en behoorde te maken. Oock soo zijnder korts na de besluytinge van de Pacificatie brieven des Koninghs af geworpen, die aen Roda geschreven waren, in de welcke sijne Majesteyt hem belaste, dat hy de Staten goede woorden soude geven, tot dat hy sijn affairen in orde gebracht soude hebben.
Soon.
Uyt uwe discoursen Vader, soo blijckt genoegh dat men ons als kinderen, met woorden soeckt te payen: de Koningh neemt met woorden de Pacificatie aen, en geeft daer en tusschen sijne favoriten te kennen, datse hem mishaeght.
Vader.
Ia soo heeft men ons om geleyt. Daer was by gevoeght dat men middeler tijt 't Casteel van Gent, Valenchienes, en Uytrecht wel soude doen versien en bewaren, en dat hy korts in Nederlant soude senden Don Ian van Oostenrijck de welcken hy secreten instructie soude geven: maer dat hy (Roda) secretelijck soude wegh trecken, sonder Don Ian aen te spreken, om alsoo des te | |
| |
bedecktelijcker hare personagie te spelen. Eenige dagen hier na zijn wederomme brieven af geworpen, in houdende de instructie voor Don Ian, uyt de welcke men verstont, dat de meninge des Koninghs was, te kastijden den Prince van Orangie, en die van Hollant en Zeelant, met andere meer.
Soon.
Zijnder oock in eenige ander Provintien meer by des Koninghs dienaers, eenige stucken bedreven contracterende de Ratificatie?
Vader.
Te Groeningen heeft de Spaensche Colonel Casper de Robles (geboren in Portugael), op een Dorp Robles genaemt) gesocht door sijne Soldaten sich meester te maken van de Stadt Groeningen, en van geheel Vrieslandt. Terwijl hy hier mede besigh was, is te Groeningen aen gekomen (van de Generale Staten gesonden, Francois Martini Stella, een kloeck ervaren Krijgs-Man, en seer geleert om de Lant-saten en het Krijghs-volck te induderen tot goede gehoorsaemheydt des Koninghs, en eenigheyt met de Generaliteyt, sich vast houdende aen den vrede-handel korts binnen Gent besloten, met aenbiedinge van de Soldaten alle hare achterhede te betalen, die seer groot waren. Robles dit vernemende, heeft den voorgenoemde Francois Martini door sijnen Provoost doen vangen en pijnigen, verwondende hem seer deerlijck daer nevens met sijn eygen hant. Hoe was dit gehouden den Vrede, die soo onlanghs tusschen den Koningh en dese landen solemnelijck was gemaeckt, be-eendicht en verzegelt? t' Uytrecht lagh Francisco Benarnodo d'Avila, op het Casteel Vreden-burg, tot eenen schrick en vreese der goeder Burgeren. Op eenen sekere dagh zijn de Spanjaerden uyt het Kasteel in de Stadt gevallen, en hebben eenige Burgers vermoort, en 't vyer in veel huysen gesteken, schietende elck reyse seer ysselijck uyt het Kasteel in de Stadt, en doende soo veel schade als haer eenighsins mogelijck was.
Soon.
Maer de Burgers wat deden die daer tegen niet?
Vader.
De Burgers aldus dagelijcks meer en meer | |
| |
geperst en beangstight zijnde, hebben haer tegen het Kasteel beschanst en begraven, en geassisteert zijnde van den Grave van Bossu (die nu uyt de Hollantsche gevangenisse gekomen was, niet wel te vreden zijnde dat de Spanjaerden in sijn lange gevangenissen, voor sijn getrouwe diensten geen acht op hem gegeven hadden) hebben de Spanjaerden 't Kasteel moeten op geven in handen van den Grave van Bossu den twee en twintighsten September Anno 1576.
Soon.
Waer bleef doch Don Ian, den welcken de Koningh belooft hadde te senden?
Vader.
Doe de Spanjaerden Antwerpen over vielen, was Don Ian te Lutsenburgh gearriveert. Van daer heeft hy geschreven aen de Staten, en Raden van Staten tot Brussel, toonende eenighsins qualijck te vreden te zijn (wat konde hy weyniger doen? van wegen den over last, die den Lande aen gedaen was, belovende dat het selfde niet ongestraft en soude blijven, soo sy den Koningh bewesen behoorlijcke gehoorsaemheyt, en onder hielden de Roomsche Catholijcke Religie in haer geheel: Maer soo sy wilden in obstinaetheyt en moet willigheyt voort varen, hy ware oock seer wel voorsien, geresolveert soo wel tot Krijgh als tot Vrede.
Soon.
Dat klinckt: maer wat seyden de Staten hier op?
Vader.
De Staten zijn seer verwondert geweest, als sy dese brieven gelesen hadden, die haer genoeghsaem dreyghden en partye verklaerden, daer sy doch meynden dat sy haren last in alle maniere wel verricht hadden tot voordeel des Koninghs. Don Ian woude oock der Staten Krijghs-volck onder sijn particulier gebiet hebben, seggende, dat hy sulcx begeerde tot sijner verseeckeringe: maer 't en was hem daerom niet te doen, hy mocht de Staten wel vryelijck sonder sulcke lijf-wacht vertrout hebben. Het was even als of hy versocht hadde, dat men hem in handen soude geven het mes, om daer mede de Staten ende de goede in gesetenen deser Landen de kele af te steken. Of immers hadden de Staten geen volck | |
| |
in haren eedt gehadt, en hadde Don Ian al het Krijgs-volck tot sijnen gebiedt gehadt, soo hadde hy lichtelijck de Staten konnen dwingen te decreteren en te doen al wat hem goet gedocht hadde.
Soon.
Maer heeft hy oock die moordadige Spangiaerden die gemuytineert, ende Steden over weldight hadden, gestraft?
Vader.
Ick swijge dat hy die gestraft soude hebben, datter dese contrarie rebellen Spangiaerden eerst secretelijck, daer na opentlijck, alle faveur by hem vonden. Door dese socht hy de Staten te dwingen, datse het Gouvernement in sijne hant alleen souden stellen, nevens eenige andere, die hy daer toe verkiesen soude. Het gaf Don Ian en den Spanjaerden die by hem waren, heel vreemt dat de Nederlanders, die men in Spanjen als over wonnen slaven, en Dienst-eygene knechten, als Lutherianen en Ketters achte, dorsten op haer nemen de regeringe der Landen, 't welck (na haer oordeel) grootelijcx was strijdende tegen de Hoogheyt ende Authoriteyt van den Koningh en sijne Stadt-houders.
Soon.
Ick geloove dat, soo vreemt als dit de Spanjaerden gaf, soo vreemt gaf de Staten Don Ians petitie, datmen hem alleen alles over geven soude.
Vader.
Te recht waren de Staten daer over verwondert by sonder merckende, waer dat het henen streckende was. Want sy waren verwittight uyt het Hof van Hispanien, dat het quade Regiment leelicke feyten en groote over lasten der Spaenscher Soldaten binnen Antwerpen, Aelst, Mastricht, en andere Steden bedreven, by den Koningh en sijnen Raede niet voor qualijck gedaen, maer voor seer wel gedaen te zijn, geoordeelt wierden, ende dat men in plaetse van sulcx te straffen, den Oversten en Capiteynen groote geschencken was preparende. Dat Roda in Spanjen aen gekomen zijnde, seer wel ontfangen is geweest, en dat hem het geheele bewint den Nederlantsche saken was bevolen.
Soon.
Vader, hebdy noyt gehoort hoedanigh de | |
| |
instructie van Don Ian zy geweest?
Vader.
De somma der instructie welcke hem gegeven was, is dese geweest: dat hy soude be-arbeyden met schoon gelaet, de herten der Menschen in dese landen te winnen, om met hulpe van de selfde, Hollant en Zeelandt te dwingen, en daer na de andere, doch dat hy moste weten te simuleren en dissimuleren.
Soon.
Soo hoore ick wel, dat wy voortaen veel valsche treken en schoon samblant en sien sullen in 't verhael van Don Ians Gouvernement, immers soo hy sijn lesse wel gevolght heeft.
Vader.
Sijn lesse en heeft hy maer eeniger mate na gekomen, hy en heeft sijn personagie niet al te wel konnen spelen: doch dit heeft hy gedaen, siende dat de Staten nu eenen grooten hoop Krijghs-volck, eenen fraeyen leger te velde hadden, in Brabant by Waveren liggende, oock siende dat het Spaens Krijghs-volck al omme genoeghsaem beset was, en lichtelijck haer de victualie en toevoer van alle nootdruft af te snijden was: soo heeft hy raetsaem gevonden voor eenen tijt langh te wijcken van sijn voor nemen, en de Spanjaerden te doen vertrecken, hopende daer mede alle der Staten aliantien, verplichtinge en verbonden te breken, en met der tijt hem selven so vast in't Gouvernement te stellen, dat hy na sijne believen de Provintien en Steden soude konnen van malkanderen deylen en scheuren, en dan alles na sijnen wille volvoeren.
Soon.
Sijn voor nemen is loos en slim geweest, hadde het soo alles willen succederen.
Vader.
Hy soude het sonder twijffel gedaen hebben, hadde hy sijne geveynstheyt wat beter weten te bekleeden met lijtsaemheyt, sijn jonge ongedeurigheyt met eenige gestadigheyt, sijnen haet en wreetheyt, met eenige deught en wijsheyt: hy was veel te trots, en veel te hoovaerdigh om hem te laten onderrichten, en te jongh en onervaren, om selfs te verrichten.
Soon.
Heeft hy dan stracks de Wapenen genomen om ons te dwingen?
| |
| |
Vader.
De Koningh van Hispanien, en Don Ian, siende ende bevindende dat de Staten en de goede Patriotten steets een oogje in 't seyl hadden, en Mannelijck gewapent op de schil-wacht stonden, soo hebben sy wel gemerckt dat het noch genen tijdt en was met wapenen en gewelt de Landen te over vallen.
Daerom hebben sy door te doen Rodolphi des nieugekoren Keysers, en andere Vorsten ende Gesanten van Vrede gesproocken.
Soon.
Geeft my Godt een langh leven, soo sal ick altijdt op ongemack dencken, als de Spanjaerts van vrede spreken, want al haer contracten, daer ghy tot nu toe van gesproken hebt, op valscheyt steunen. Maer isser Vrede getroffen?
Vader.
U consideratie is seer goet. De Vrede is eyndelijck getroffen te Marche en Famine, den 12. Febr. Anno 1575. ende is te Brussel en t'Antwerpen den 17 der selver Maent gepubliceert, en het wierdt genoemt het eeuwige Edict, daer in nevens andere poincten in den name des Koninghs is belooft dat alle feyten of misdaden geschiet ofte gedaen ter oorsake van de Nederlantsche alteratien en beroerte, souden zijn ende blijven vergeten en geacht als niet geschiet te zijn.
Soon.
Dat was goet voor die moet willige schelmen, die Spaensche Roovers van Antwerpen, en andere goede Steden.
Vader.
Daer hoort ghy hare stucken in 't vergeetboeck geschreven. Item, tegen haer wiert besloten, dat alle Spanjaerden, Hooghduytsche, Italianen, Bourgoignons, en andere uytheemsche Krijghs-luyden, uyt dese Nederlanden vertrecken soude binnen 20 dagen, sonder dat sy in de selfde souden mogen weder keeren, ofte dat in hare plaetsen andere souden mogen gesonden worden, gene uytlandtsche Oorloge op rijsende, etc. Item, dat men de Privilegien, herkomste, usantien en constumen deser Nederlanden neerstelijck soude onder houden, etc.
| |
| |
Soon.
Hier heeft immers Don Ian trots moeten buygen, en sich accomoderen.
Vader.
Dit contract op gerecht zijnde, soo is Don Ian met al sijnen staet te Leuven gekomen, alwaer hy, als oock korts daer na te Brussel, met een sonderlingh opset gesocht heeft, selfs des gemeynen Mans goeden wille en gunste te verwerven, met Bancquetten, Feesten, liberale geschencken, gemeynsaemheyt en gespreecksaemheyt, met de Burgeren de Papegay schietende, en andere Ridderlijcke exercitien oefenende. Siet, wat eenen goeden Prince, weerdigh bemint te zijn: Hy heeft oock de wreede Spanjaerden doen vertrecken van het Kasteel van Antwerpen, daer van Gouverneur makende de Hertoge van Aerschot, en dat besettende met Walen.
Soon.
't Geroofde goet mochten sy op andere plaetsen met gemack gaen verteren.
Vader.
Men heeftse niet verre versonden, ja eer Don Ian haer liet vertrecken, soo heeft hy sich eerst versekert eenige van de voornaemste sterckten des Lants, en van het andere Krijghs-volck noch in dienst zijnde, door welcke middelen hy den wegh op hielt, om de Spanjaerden te doen weder keeren, wanneer het hem gelieven soude.
Soon.
Maer wie bleef in 't Guarnisoen binnen de Stadt van Antwerpen?
Vader.
Daer bleven Guarnisoenen houdende de Duytsche Regiment, die de Stadt hadden helpen plonderen, onder de Colonellen Fronsbergh en Focker, die soo sterck waren, dat sy noch genoeghsaem Meester van de Stadt bleven.
Soon.
Maer hielt Don Ian in sijn Huys-gesin Spanjaerden ofte Nederlanders?
Vader.
Doe de Spanjaerden (geladen met eenen grooten schat van gelt en juweelen) te Lande uyt trocken, soo heefter Don Ian by sich behouden soo vele als hy bequamelijk onder decksel van sijn groot Huys-gesin konde doen, waer onder oock eenige waren, die al van de tijden van Duc d'Alba, hares wreetheyts halven, den Landen | |
| |
seer onaengenaem waer. In sijn Hof waren weynigh ofte geen Nederlanders, (contrarie sijn belofte) ten zy soodanige, die hy wist geheel Gespaignioliseert te zijn, als Barlaymont, Hierges, Floyon, Hautepenne, d'Astonville, en diergelijcke.
Soon.
Hoe lange heeft doch dese simulatie en schoonen schijn geduert?
Vader.
Niet lange, want Escovedo Secretaris van Don Ian, hadde aen den Koningh van Spanjen eenen brief geschreven, (die gaende na Spanjen) in Cascognen is af geworpen, en van den Koningh van Nabarra, aen den Prince van Orangie gesonden, in den welcken hy seyde, dat de sake hier in Nederlant alsoo gestelt waren, datse door geen sachte middelen te redresseren en waren: maer dat het moeste geschieden door vyer en sweert. d'Edele en den gemenen hoop volcx beschuldighde hy by den Koningh, seggende: datter allegaer hadden een vervloeckte meyninge, niet anders soeckende, dan te leven na haer eygen believen en wel behagen, sonder eenige Wet ofte Regel. In somma, hy schilderde ons soo swart als hy eenighsins konde, om den toornigen wreeden Koningh het bloet noch warmer te maecken.
Soon.
Hoe na bracht het de Prince van Orangie uyt, dat sulcke brieven geschreven waren?
Vader.
Ia hy, soo haest Don Jan vernam, dat dese brieven gekomen waren in handen van de Staten en den Prince van Orangie, soo most hy los breken, en beginnen in 't werck te stellen, dat hy over langh te doen besloten hadde. Middelerwijle nochtans veynsde hy soo seere als hy eenighsins konde: want hy by de Staten te Brussel was en sy van hem versochten, dat hy haer de hant woude bieden, om de landen van 't Duytse Krijgh-volck te verlossen, mits haer eerst betalende, soo heeft hy dat selfde soo ernstelijck belooft, dat hy seyde: soo de Duytse Colonels met de conditien welcke haer de Staten presenteerden niet en wilden te vrede zijn, dat 't haer geoorlooft | |
| |
was de selfde met gewelt uyt de landen te drijven, ja hy swoer dat hy daer toe sijn eygen persoonen niet sparen en soude. En om 't selfde datelijck in het werck te stellen, so het scheen, trock hy uyt Brussel na Mechelen, al waer hy alle de Duytsche Colonellen by hem ontboden heeft.
Soon.
Nu doet hy immers eens 't gene hy belooft hadde.
Vader.
Ia gants het contrarie: want in de stede van haer te bewegen datse met redelijcke conditien soude te vreden zijn, en te Lande uyt trecken, heeft hyse tot een nieuwe oorloge verweckt, en in sijnen eedt en dienste aengenomen, haer belovende datse niet met allen van hare gagien missen souden: haer oock wijs makende, dat de Staten niet alleen en sochten haer gagien te besnijden, maer oock haer het leven te benemen. Hy heeft sich met haer beraetslaeght en ordere gestelt, om sich niet alleen Meester maken van de Stadt en 't Casteel van Antwerpen, maer oock dat sy met haer vier Regimenten voor hem souden in houden de steden daer sy in lagen, als Bergen op Zoom, Breda, 's Hertogenbosch, Tertolen, Deventer, Campen en Reurmonde. Hier toe heeft hy oock gebracht den Grave van Barleymont, en sijne Sonen met haer vier Regimenten Walen. Hy heeft oock in genomen, meest door behendigheyt, Charlemont, Lutsenburgh, de Stad en 't Casteel van Namen, Marienburgh en andere plaetsen, die besettende met soo danige Gouverneurs en Crijghs-volck, die in sijnen eedt waren: doch sijn aen slagen om Bergen in Henegouwen, Antwerpen, Brussel en andere meer misluckten hem.
Soon.
Reysde hy daerom na Mechelen? Ick sie wel ick ben oock bedrogen, want dese luyden spreken het een en menen het andere, was dit 't contract observeren van Marche en Famina?
Vader.
Den Spanjaert onderhielt het so lange als het hem profijtelijck was, niet verder meent hy verbonden te zijn. Don Ian sprack nu ront uyt, in tegenwoordigheydt van eenige Raedts Heeren dat hy nu voort aen | |
| |
absolutelijck woude gebieden, volgende sijnen last hem uyt Spangien gesonden. In somma, men heeft gesien ende bevonden dat het contract (te Marche en Famina besloten) op enckel bedrogh gefondeert was.
Soon.
De wercken van Don Ian geven daer getuygenisse van. Maer de Staten, wat deden die, sulcks merckende?
Vader.
De Staten hebben haer versekert van het Kasteel en de Stad van Antwerpen, de Duytsche daer uyt drijvende: item van Liere, Wouwel, Bergen op Zoom, Steen-bergen, 's Hertogenbosch en Breda. Sy hebben oock gevanckelijck genomen Focker, Fronsbergh en andere Overste der Duytsche, die met Don Ian tegen haer handen ende beloften begonnen den Krijgh te voeren. Daer beneffens hebben de Staten den geheelen handel van Don Ian sommierlijck aen de Koningh geschreven en seer onderdanighlijck gebeden, dat sijne Majesteyt woude gelieven hier andere ordre in te stellen, eer de landen ofte Ingesetenen der selfder (niet langer konnende verdragen die ongerechtige quellagien, daer mede sy nu lange waren verdruckt geweest) uyt onverduldigheyt, en om dat haer sake niet vervordert en wierdt, genootsaeckt souden wesen yet te doen, dat tot nadeel van sijne Majesteyt soude mogen strecken. De Staten hebben de Coppe hares briefs Don Ian gesonden, op dat hy soude mercken, dat sy niet gesint en waren haer de kappe 't eenemael over het hooft te laten trecken.
Soon.
Wat heeft Don Ian gedaen, desen Brief gesien hebbende?
Vader.
Don Ian dien gelesen hebbende, en siende oock dat sijne aenslagen op Antwerpen en andere plaetsen, hem misluckt waren, en sijne Colonels, daer hy sich op verlaten hadde, gevangen saten. Dat veel Walen hem afvielen: Oock vreesende dat de Staten met den Prince van Orangie hem te Namen onversiens souden over vallen: soo begost hy schoon te spreken, en begeerde met de Gesanten der Staten te handelen, begeerde sig in vrient- | |
| |
schap met haer te vereenigen. Ia hy heeft den 23 Augusti Anno 1577. geschreven aen de Staten, dat hy te vreden was, indien sijn Gouvernement en Persoon haer niet aengenaem was, dat sy vryelijck by den Koningh souden versoecken, dat het sijne Majesteyt woude gelieven haer eenen anderen Gouverneur te senden, die haer aengename mochte wesen, ende datmen daer en tusschen de Wapenen aen beyde sijden soude schorten.
Soon.
Zijn sy oock in 't gespreck met den anderen getreden?
Vader.
Ia sy, men heeft beginnen te handelen, maer stracx heeftmen konnen mercken, datter boeverye onder schuyde, want Don Ian heeft sulcke conditien voor geslagen, die hy wel wiste dat de Staten nimmermeer aennemen en souden: als waren onder andere, dese na volgende: dat hy macht soude hebben na sijn goet duncken te straffen die gene die eenigh schandael in de Religie toonen souden: Item, dat die gene die sijn Posten en Brieven, na Spangien gaende, af geworpen, geopent ende ontcijfert hadden, hem gelevert souden worden. Dat de Heeren van S.Aldegonde ende Theron, met meer andere, terstont uyt Brussel souden gebannen worden. Dat de Steden van Hollandt ende Zeelant souden doen op houden de Predicatie, Scholen, en alle exercitien van de nieuwe secten in hare Steden.
Soon.
Een blind Man soude wel sien dat dit om wel staens willen voor gestelt wierdt, om daer en tusschen wat anders by der handt te nemen.
Vader.
Wacht wat, daer volgen noch andere conditien: als dat de Prince van Orangie soude op houden van verscheydene plaetsen te fortificeren: ter contrarie, dat hy af breken soude de nieu gemaeckte sterckten te Steen-bergen en op andere plaetsen: dat hy de Kercken en Kloosters soude herstellen in den staet daer in sy waren ten tijde van de Pacificatie van Gent: dat hy de Oorlogh-schepen van Antwerpen soude doen vertrecken: dat hy de Stad van Nieupoort in sijn handen soude over geven: | |
| |
dat de Staten 't Casteel van Antwerpen soude stellen in handen van den Koningh, en daer in laten trecken sulck Krijgh-volck als hy soude ordineren, etc.
Soon.
Op wat moeder lagen doch al dese onbillijcke petitien?
Vader.
Meddeler wijle heeft Don Ian met allen vlijt die bloet-dorstige Spanjaerden, die korts met bloet besoedelt en met buyt geladen, uyt dese Landen vertrocken waren, te Poste ontboden wederom in Nederlant te komen, plat tegen het verdragh en beloften den Staten in de onlanghs gehoudene Vrede-handelinge gedaen, de welcke hy seer hoogelijck op de H.Euangelien hadde besworen, en belooft in allen deelen nauwelijck te onder houden.
Soon.
Ick en verwondere my niet meer als eenen Spangiaert schelms handelt, 't waer mirackel dat hy oprechtelijck soude konnen handelen. Maer wat raet hebben de Staten gesocht en gevonden?
Vader.
De Staten merckende nu oogen-schijnlijck, dat Don Ian niet van verlenginge en socht om Krijghs-volck, soo uyt Vranckrijck, Italien, Duytslant en elders te vergaderen, en haer daer mede onversiens te overvallen, soo hebben sy den 4 September hem sekere articulen schriftelijck toe gesonden, die sy begeerden voldaen te hebben eer sy in verder handelinge met hem woude treden, daer by rondelijck schrijvende, dat sy sijne presentatie, belangende sijn vertreck uyt dese landen geern aennamen, en wel begeerden dat hy vertrecken soude al ware het terstont, 't Gouvernement latende in handen van de Raedt van Staten: oock heeft Elisabeth de Koninginne van Engelant dit bevordert, den Koningh door eenen expressen Edelman aendienende de secrete handelinge en practijcken die Don Ian was drijvende met de gevangene Koninginne van Schotlant. De saken dus staende, soo heeft Don Ian de Stadt Namen met groot Guarnisoen beset, en hy is getrocken na Lutsenburgh, daer hy sijn volck vergaderde, en hem tot den Krijgh ru- | |
| |
stede. Die van Brabant nu sonder Gouverneur zijnde, dewijle sy met Don Ian in krijgh stonden, soo hebben sy den Prince van Orangie voor haren Ruwaert ('t welck in 't oude Brabants soo veel is te seggen als Rust-bewaerder of Gouverneur) aengenomen, en korts daer na, namentlijck den 7 December is Don Ian by de Generale Staten verklaert te zijn Infracteur van de Pacificatie, die hy be-eedigt en besworen hadde, en voor Vyandt van de Landen: en den 18 der selver Maent is de Eerts-Hertoge Mathias van Oostenrijck verkoren tot Gouverneur Generael van de Nederlanden, en den Prince van Orangie is sijnen Luytenant Generael gemaeckt, zijnde een Man op den welcken haer de Landen in de aenstaende oorloge alder best mochten vertrouwen: sijne kloecke ervarentheydt, verstant en getrouwigheydt al de heel Wereldt deur genoeghsaem bekent zijnde.
Soon.
Tot nu toe hebdy genoegh vertoont, dat gelijck de Spanjaerden met ongehoorde on-menschelijcke wreedigheyt, valsche, loose en bedriegelijcke practijcken ons hebben gesocht te ruineren: wy daer en tegens met ongelooflijck en inimitabel gedult en patientie alles hebben gedragen, nochtans nu daer toe gekomen zijn, dat de Heeren Staten Don Ian vyant verklaren van 't Lant, 't welck verre siet. Soo bidde ick u, wilt my sommeerlijck verhalen de oorsaken die de Staten hier toe beweeght hebben.
Vader.
De Staten hadden voor waer seer groote en menighvuldige oorsaken om Don Ian Vyant te verklaren, om van den Koning dagelijcks meer en meer te vervreemden, aen gesien (gelijck een yder genoeghsaem konde speuren uyt het tractement 't welck ons door sijn bevel aen gedaen wierdt) dat hy geresolveert hadde dese Landen geheelijck te verderven, en de goede Inwoonders der selfder tot slaven der Spanjaerden te maken. Wat konden wy anders doen in sulck eenen bedroefden staet zijnde, dan onse toe vlucht tot het gene dat de Goddelijcke en Wereltlijcke Rechten in dier gelijcke saecke | |
| |
gedoogen, de nature beveelt, redenen is wijsende, en wetten consenteren, te weten: datse de wapenen in de vuyst nemen souden, om haer tegen de openbare gewelt doenders te beschermen, ende by alle middelen van onse halsen af te weren de ellendige slavernye, de welcke de vreemdelingen over ons en onse na komenlingen sochten te brengen. Hier toe zijn de goede Inwoonders des lants des te eer ende te meer verweckt geweest. siende dat de Hertoge van Alba, en andere Autheurs ofte beleyders der Nederlantsche ellenden, nu de grootste authoriteyt in den Koningh hadden, en dat sich Don Ian meest reguleerde na den raet der selfder, en der gener die hy by solemnelen eed hadden belooft tot exempel van andere te straffen, dat is der gener die den brant gesteken hadden in de schoonste Steden van de Landen, en die hare handen besoedelt hadden in het bloet van veel duysent ontschuldige Menschen, ja selfs der gener die de getrouwste dienaers en de beste vrienden des Koninghs waren geweest. Dese Moordenaers segge ick, waren by Don Ian alder meest geacht, alle saken drijvende na hare eygene fantasye. Wat goets konde wy doch verwachten ofte verhopen, als wy al sulcke tyrannige ende wreede moordennaers sagen gestelt tot Rechters over ons leven, erven ende goederen? indien wy, die in de voor gaende jaren soo veel bedriegeryen en loose handelingen tot onsen grooten nadeel hadden gesien en gevoelt, wederom ons in handen der Spanjaerden gegeven hadden, wy souden des geheelen Werelts spot zijn geworden.
Soon.
Ick hebbe, als in een kort begrijp, aen gehoort de redenen van u voor gestelt, om ons te opponeren onder 't beleyt van onse Heeren, tegen de tyrannye. Nu gelust my wel te weten wat Don Ian gedaen heeft.
Vader.
Don Ian Vyant verklaert zijnde, heeft sich met alle gewelt tegen de Staten gestelt, en hy heeft haer eenigh Volck te Gembloers af geslagen den 31 Ianuary 1578. Sijn victorie vervolgende, heeft hy noch eenige stedekens eensdeels met gewelt, anderdeels by compo- | |
| |
sitie in gekregen, onder de welcke was het stedeken Sichenen, alwaer hy seer wreedelijck heeft gehandelt tegen sijn beloften en toesegginge, al doodt slaende, verdrenckende en onthalsende, sonder eenige genade.
Soon.
Heeft hy noch eenige plaetsen meer in gekregen, weerdich te verhalen?
Vader.
Hy heeft oock Nivelle belegert, 't welck hy na veel stormen heeft gedwongen tot compostie, den Heere van Villers, Gouverneur, met alle het Guarnisoen toeseggende, dat sy souden mogen uyt trercken met rapier en ponjaert, de Capiteynen te Paerde. Maer Don Ian heeft sijn moordadigh gemoet betoont door het moorden van alle krancke en gequetste Soldsaten, die soo haest niet uyt trecken en konden, als de gesonde en weer-haftige.
Soon.
Vader, isser niet wederom te deser tijdt van vrede gesproken?
Vader.
Men heefter soo wat van gesproken, maer daer en is niet uyt gericht. De omleggende Potentaten (om de vervreemdinge der Nederlanden van haren Landt-Heere voor te komen, en om het vyer der oorloge te blusschen) hebben gearbeyt om eenen vrede in dese Landen te maken: tot welcken eynde de Keyser, de Coningh van Vranckrijck, en de Coninginne van Engeland hare Am- | |
| |
bassadeurs in Nederlant gesonden hebben, die seer wel en neerstelijck hier in gearbeyt hebben. En de Staten warender oock wel toe gesint, tot bewijs daer van sy eenige redelijcke conditien voor gestelt hebben: maer Don Ian en woude die geensins aen nemen, onaengesien dat het de Ambassadeurs hem seer rieden: hy seyde, dat hy te vreden was datmen Bestant soude maecken. Dit en was anders nergens om te doen, dan om tijdt te gewinnen, en daer en tusschen meer volcx te vergaderen. Doch de Staten en hadden geenen smaeck in de Treves, over midts de gelegentheydt harer saecken dit niet lijden en konden.
Soon.
Is van dese handelinge soo heel onvruchtbaer af geloopen?
Vader.
Ia sy, want so haest Don Ian meer Krijghs-volck bekomen hadde, soo heeft hy de Ambassadeurs geantwoort dat de Koningh de geheele Vrede handel gestelt hadde en noch stelde in handen van den Keyser, daer van hy haer brieven vertoonde, en dancktese met eenen af, hy meynde nu bestant genoegh te zijn om de Landen door sijnen geweldigen leger te dwingen en te over-heeren: maer niet lange hier na is hy haestelijck gestorven in sijnen Leger voor Namen, en met groote pompe binnen de Kerck te Namen gedragen, en van daer na Spanjen gevoert. Hy hadde sich vast in gebeelt, dat hy door hulpe des Paus soude Coningh van Englant, Schotlant, Yrlant ende Thunis geworden zijn: hy meende groote eere in te leggen, ende beroemt te worden door treffelijcke Victorien die hy over ons soude halen: maer onsen goeden Godt heeft sich onser ontfermt, en hy heeft ons uyt de handen en tanden des bloet dorstigen Hoere-kints en sijner met-gesellen, die hare sweerden op ons gewet hadden, genadelijck geruckt. Hy voerde in sijn Vendels en Kruysefix, met dese woorden, in dit teyken hebbe ick de Turcken over wonnen, ende in dit selfde teyken sal ick oock de Ketters over winnen. Maer als het de Men[schen] op het kloeckste grijpen aen, soo gaet doch | |
| |
Godt een ander baen, het staet alles in sijne handen.
Soon.
Soo is daer noch een roede versleten, wie is doch dese gesuccedeert?
Vader.
Alexander Farnese, Prince van Parma, is van den Koningh gemaeckt Gouverneur Generael in dese Landen. Dit was den rechten Vos diemen moste gebruycken om de Nederlanders te bedriegen, hy is opper-meester geweest in de schalckheyt, list en alle bedregerye, lacchende met de monde maer het herte vol fenijn hebbende, daer mede hy den Koning meer voordeels gedaen heeft, dan alle de vorige Gouverneurs met hare gestrenigheydt.
Soon.
Welck is doch sijn eerste meester-stuck geweest?
Vader.
Het alder schadelijckste voor dese Landen dat men bedencken magh. Want stracks in den beginne sijnes Gourvernements, heeft hy de sake also beleyt tussen de Provintien, datter een bedroefde scheuringe gekomen is: want Artoys en Henegouw, Rijssel, Doway en Orchies, hebben haer met den Koningh geheelijck versoent, en sy zijn van Brabant, Vlaenderen, Hollant en Zeelant, &c. af geweken, 't welck het wit was daer de Koningh lange op gemickt en geloert hadde: wel wetende dat hy tot sijn voor nemen nimmermeer komen en soude, dan door dusdanige scheuringe der Provintien. Dat is geweet den poel van vele ellenden, oorsaecke van eenen langen bloedigen Krijgh, en van 't verderf der Nederlanden, dese naest voor ledene Iaren.
Soon.
Wat hebben doch de Heeren Staten hier tegen gedaen?
Vader.
Als de Ed. Moog: Heeren Staten met seer groote bedroeffenisse dese scheuringe vernomen hadden, so hebben sy getracht den staet der andere Provintien te versekeren door eene naeder Unie, verdragh en verbintenisse aen malkanderen, die sy tot Uytrecht beraemt en besloten hebben, daer van dese landen sint ter tijt zijn genoemt geweest: De Geunieerde of Vereenighde Landen. Hoe de indignatie der Spanjaerden bitterder, en de | |
| |
Legers des Vyants grooter waren, hoe de Provintien nauwer aen malkanderen zijn verplicht en verbonden geworden. Tot hare groote schade nu geleert hebbende wel ter herten te nemen ende te betrachten de lesse ende vermaninge des kloecken Velt-overste Sertorij, die sijne Soldaten als sy twee-drachtig waren, seer aerdig heeft aen gewesen hoe lichtelijck dat sy hier door souden konden te schande komen, en van hare vyanden verwonnen worden. Hy stelde daer een Paert in aller tegenwoordigheyt, en hy beval een van de sterckste Soldaten, dat hy dit Paert den gehelen staert te gelijcke met eenen hael soude uyt trecken: den Soldaet heeft met al sijn kracht sulcx te doene gepooght, maer te vergeefs.
Daer na heeft Sertorius een van der Soldaten jongers geroepen, en hem bevolen, dat hy het eene hayr voor het ander naer, uyt het Paerts staert trecken soude, het welk den jongen licht om doen was: hier door heeft Sertorius sijne Soldaten gesterckt en gestijft een drachtelijck met malkanderen te leven en te vechten. De Staten lieten ontrent dese tijdt (om te betoonen datsy geresolveert waren in aller maniere hare Mannelijcke resolutie te volvoeren) eenen penning munten, waer op aen d'eene zijde waren af gebeeldet: de doode lichamen van Egmont en Hoorn, en hare hoofden op staken, aen d'ander zijde twee vechtende Ruyters, en twee Soldaten, met dese op schrift
Praestat pugnare pro Patria, quam simulata a pace decipi.
Dat is:
't Is veel beter voor 't Vaderlant te vechten, als bedrogen te worden door een geveynsde Vrede.
Soon.
Maer zijn de andere Provintien door der Staten kloeck beleyt vereenight gebleven?
Vader.
Hoe wijsselijck, en hoe wel dat de E.M.Heeren Staten tot des Lants beste dese saken beleyt hebben, soo heeft de Prince van Parma, met dese af gescheurde valsche Provintien soo veel vermocht, dat oock verscheydene stede in Brabant, Gelderlant, Vlaenderen en 't Sticht van Uytrecht, haer van het lichaem hebben af gescheurt, | |
| |
of immers weygerlijck waren dese Unie aen te gaen, de vrome Burgers over heert zijnde, van die welcke de Paepse Religie toe gedaen waren, en die deshalven tot de Spanjaerden inclineerden.
Soon.
Heeft Parma oock eenige andere practijcken meer gebruyckt tot na deel van onse eenigheydt?
Vader.
In het Iaer 1579. isser wederom een Vrede handelingh voor geslagen, en daer zijn binnen Keulen tot dien eynde gekomen de Gesanten des Paus, des Keysers, des Koninghs van Spanje en der E.M.Heeren Staten, alwaer men niet anders gesocht en heeft, als de Geunieerde Provintie het net t'eenemael over het hooft te trecken, en ons in des Koninghs handen te leveren, om met ons te leven na sijnen wille en believen. Men heeft de voornaemste der Staten Gesanten, so met pensioenen, als met groote beloften beweegt te doen wat den Koning behaegde, als waren onder andere den Hertoge van Aerschot, den Abt van S.Geertruyt, den Abt van Marolles Bucho, Aita Abt van S.Baefs ende Iasper Schetz, Heere van Grobbendonck, die Amen geseyt hebben op alles wat den Hertoge van Terra Nova en Parma voor gaven.
Soon.
Och hoe zijn wy verraden en verkocht geweest, (maer Godt lof noch niet geheel gelevert) van die de welcke voor ons sorgen souden. Vader, is hier oock eenigh groot ongemack meer uyt geresen?
Vader.
Geduerende dese Vrede handelinge binnen Keulen, heeft de Prince van Parma de goede Stadt van Mastricht belegert en overweldigt, en groote wreetheyt aldaer bedreven. Dese Vrede handelinge heeft te wege gebracht, dat niet alleen de Provintie van Artoys ende Henegouwe, met de Kastelrye van Rijssel zijn afgesondert gebleven van d'andere, maer men heeft het soo gebrouwen, dat oock Mechelen en 's Hertogenbosch, met noch meer Steden, haer van de andere Provintie hebben af gescheurt. In de plaetse van een bestendige Vrede te maken gelijck men hoopte, heeftmen instructien gemaeckt, en in Spangien gesonden, aen wijsende hoe de | |
| |
Koningh op het bequaemste den Krijgh in dese Landen soude voeren, om niet alleen Meester te worden en te blijven in geheel Brabant, Vlaenderen, Artoys, Henegouwe, etc. maer oock om Hollandt, Zeelandt, etc. te dwingen en t'overheeren. De beyde voor genoemde Abten wierden Raets-heeren van de Koning gemaeckt, en dien van Mortelles werdt van Terra Nova, uyt 's Koninghs authoriteyt, belooft een pensioen van drie duysent kroonen jaerlijcks.
Soon.
Na mijn slecht oordeel dunckt het my gantsch ongerijmt, dat wy in alle Vrede handelinge met den Spanjaert op gerecht, altijdts achterhaelt en bedrogen zijnde, noch even wel ons tot diergelijcke besprekinge en contracten laten bewegen.
Vader.
Dit en geeft u niet alleen vreemt, maer meer andere en seer treffelijcke personen. Een seer treffelijck Man, die schijnt dat geweest is een vande Gedeputeerde tot dese Vrede handelinge, heeft den selven Anno 1586. binnen Lion in 't Latijn laten drucken met Annotatien, verhalende datse wel slecht mosten zijn, die niet en mercten wat de Koningh in de Vrede handelinge gesocht heeft, de wijle hy persisteerde by die meyninge dat de Nederlanden begangen hadde Crimen laesae Majestatis, tegen Godt, en tegen hem. Hy bevant dat hy in soo lange jaren met de Wapenen tot volvoeringe der straffen, welcke na sijn en der Inquisiteuren oordeel, dese Landen verdient hadden, niet en hadde konnen practiseren, om daer toe te komen dat hy de selfde met hare eygene wapenen en middelen soude ruineren, dan onder de Provintien twist te wercken, om alsoo d'een door d'ander te bestormen, en eyndelijck beyde de parthyen in de gront te seylen. Want alware het dat de af gewekene Provintien ten lange laetsten boven gelegen hadden, soo souden sy immers den Spanjaert te onsterck zijn geworden, en sy souden van haer even soo wel vernielt zijn geworden als d'andere.
Soon.
Hoe duyster zijn groote Heeren boecken te le- | |
| |
sen: maer noch vintmen kloecke lieden, die haer meyningen ont-cijfferen konnen. Maer Vader, dewijle soo veel gepractiseert wiert by den Vyant tot ons verderf, en hebben onse E.M.Heeren Staten niet wederom wat bedacht tot onse conservatie?
Vader.
Na datmen nu veel jaren langh de Koningh van Hispanien dese landen seer grouwelijck hadde getyranniseert, en daer na met menigerley listige en bedrielijcke practijcken (als ick dickwils verhaelt hebbe) ende Vrede handelinge hadde gesocht onder sijn absolute heerschappye en volkome tyrannye te brengen: en de E.M.Heeren Staten siende dat hare saken alle dagen erger en erger afliepen, door dien dat den haet en den toorn des Koninghs over dese Landen dagelijcx was wassende en toe nemende, soo hebben de Staten Generael, in den Hage vergadert zijnde, na lange deliberatie den 26 Julij Anno 1581. een Placcaet beraemt, daer sy in verhalen, dat de Ondersaten niet en zijn geschapen tot behoef van den Prince, maer de Prince om de Ondersaten wille, sonder de welcke hy geen Prince en is, om die met reden en met recht te regeren, voor te staen en lief te hebben als eenen Vader sijne Kinderen, en eenen Herder sijne Schapen: en soo hy ter contrarie doet, soo en is hy geen Prince maer een Tyran, die van de Ondersaten (insonderheyt wanneer sulcx geschiet met authoriteyt van de Staten der Landen) mach verlaten worden: te meer, als sy met geene ootmoedige vertooningen versekertheyt van vryheyt, van lijf en goet, Wijf en Kint, en hebben konnen verwerven: 't welck voor al behoorde plaetse te hebben in de voorsz. Landen, mits dat die gewoon zijn geregeert te worden na den Eedt des aen komende Prince, volgende de Previlegien, Costumen ende oude herkomen deser Landen, die op sulcke Conditien haer Princen ontfangen, ende soo hy die breeckt, so is hy oock na rechte van de heerschappye der selver vervallen, etc. waerom de Staten finaliter by haer Placcaet voegen, dat sy alles over merckt hebbende | |
| |
uyt hoogen noot gedwongen zijn, by gemeynen accoorde deliberatie en over draght, den Koningh van Spangien te verklaren, en meer dien verklaerde, vervallen te wesen van sijne heerschappye, gerechtigheydt en erffenisse van de voorsz. Landen, ende voortaen van gene meyninge te zijn den selven te kennen in eenige saecken, Princelijcke Hoogheydt, Iurisdictie ofte Domeynen der Landen, ofte sijnen name als Over-Heere te gebruycken, etc.
Soon.
Ick geloove de gantsche Wereldt sal sich verwonderen, hoe wy soo lange dat sware jock hebben dragen konnen, ons selven houdende voor Esels die tot dragen geboren waren: maer wat heeft de Koningh gedaen, merckende ende hoorende dat onse E.M.Heeren Staten sijn heerschappye geheel van haren hals geworpen hadden, met sulck een Mannelijcke resolutie?
Vader.
Onse langh wijlige patientie dient ons tot eere ende onschult voor de gantsche Werelt, en alle Natien. Voorders de Tyran merckende en bevindende, dat de Doorluchtige en Hoogh-geborene Prince van Orangie hem een splinter in sijn ooge was, hem voor namentlijck belettende in sijn boos voor nemen, en dat hy sich met Wapenen ofte opentlijck gewelt niet en soude konnen wreken: soo heeft hy gesocht, en alle middelen aen gewent, om dese vromen Helt van het leven te berooven door Moordenaers, daer toe geen gelt sparende.
Soon.
Dit is een middel selfs by de verstandighste onder de Heydenen verworpen ende verdoemt, welcken de Tyran te werck stellende, aen den dagh geeft zijn kleyne couragie, sijn kleyne macht, en dat hy slimmer is als de Heydenen de welcke vileyn geacht hebben sulcke instrumeten te gebruycken.
Vader.
't Is als ghy seght: niet te min en heeft hy niet een mael, maer dickwils sich onder staen het selve te doen. Door eerst Anno 1582. door eenen Spangiaert binnen Antwerpen, genaemt Jan Jauregni, die door persuasien van de eeuwige saligheyt daer door te verdienen, | |
| |
en boven dien noch grooten lof en rijckdom te verkrijgen, hier toe is beweeght geworden: desen jongen Schelm heeft dit sijnen Bieght-Vader Heer Anthonis Timmerman geopenbaert, die hem absolveerde, om dat hy 't aen nam ter eeren Gods, en uyt yver van de Roomsche Catholijcke Religie. Ia desen Pape heeft den Moordenaer in sijn voor nemen gesterckt, en het Sacrament daer op gegeven. Dit moordadigh stuck is aen gegaen den 18 Martij. Jauregni is wel gewapent na het Casteel van Antwerpen gegaen, daer de Prince gelogeert was, die sijn middagh-mael gedaen hebbende, gegaen is in de groote Sale, vergeselschapt met veel treffelijcke Heeren. Willende uyt de Sale gaen na sijn Kamer, heeft hem desen Jauregni by de deure staende, met een Pistole geschoten onder sijn rechter oore, dat het ter slincker kake uyt vloogh: de kloot passeerde door 't gewelfte des monts onder de boven tanden.
De Heeren en Edele, die by sijn Princelijcke Excellentie waren dit siende, gaven de Spanjaert drie ofte vier steecken, ende de Hellebardiers staken hem voorts doodt. De Prince tot hem selve komende, en verstaende na de beswijminge dat hy gequetst was, soo riep hy, Doodet hem niet, ick vergeve hem sijn daet. Men heeft by den Moordenaer gevonden nevens andere dingen, eenige Spaensche gebedekens aen Sancten, Engelen, en Godt, onder welck een was den Engel Gabriel, den welcken hy badt, dat hy sijn Middelaer woude zijn by Iesus Christus, en sijnen dierbare Sone, (gelijck of als Iesus Christus eenen Sone hadde,) en oock Middelaer by de Maget Maria, dat hy mochte sijn voor nemen volbrenge, &c.
Soon.
Hoe zijn dese luyden betoovert met onwetenheydt, Godt biddende om sijnen zegen haer te willen geven, tot volvoeringe van een afgrijselijck schelm-stuck. Maer is daer geen straffe geschiet over een loosen Bieght-Vader?
Vader.
De Moordenaer, en sijne gesellen Antonio
| |
| |
Venero, ende den Bieght-Vader Antonis Timmerman zijn gevierendeelt, de quartieren en hoofden op de Bolle-wercken des Kasteels gestelt, de welcke namaels Anno 1586. soelemnelijck af genomen zijn, en als heyligdom bewaert.
Soon.
Maer hoe is 't met den Prince gegaen?
Vader.
Des Princen wonde is door de genade Godes ende goede Meesteren neerstigheydt, wonderbaerlijck genesen, tegen aller Menschen opinie. Godt de Heere heeft tot voordeel sijner Kercke en der bedroefder landen desen Godsaligen en seer wijsen Heldt het leven noch eenen tijdt langh gespaert.
Soon.
Maer ten eersten niet geluckt zijnde, heeft den Spaenschen Tyran oock op gehouden?
Vader.
Neen hy: want niet lange hier na, namelijck den 22 Iulij Anno 1582. heeft de Koningh van Hispangien, door de Prince van Parma, wederom andere moordenaers uyt gemaeckt, om niet alleene den Prince van Orangien maer oock Duc d'Alcon, die te dier tijdt aengenomen was als Hertoge van Brabant, Grave van Vlaenderen, etc. binnen Brugge te vermoorden: de moordenaers waren dese, Nicolaes Salcedo Spangiaert, Francisco Baza Italiaen, en Nicolaes Hugot, toe genaemt la Borde, eenen Wale.
Soon.
Drie t'seffens, maer wat hebben die doch verricht?
Vader.
Niet, dan dat sy haer eygen doodt en schande gesocht en gevonden hebben, en confusie voor den Tyran, want eer den aenslagh in 't werck gestelt wierde, is hy door Godts wonderbaerlijcke regeringe ontdeckt. Hugot hoorende dat twee anderen in 't Hof waren aen getast, is 't ontloopen. Den Italiaen Francisco Baza wel merckende, dat hy met een strenge en schandeleuse doodt soude gestraft worden, heeft hem selven met een mes in de gevangenisse het leven benomen. Salcedo is op het versoeck van den Koningh van Vranckrijck ende sijn Moeder na Parijs gevoert, alwaer hy bekent hebben- | |
| |
de dat hy tot volvoeringe van dit feyt, van den Koningh van Spangien op de handt ontfangen hadde de somme van vier duysent Ducaten, soo is hy by sententie van den Parlement van Parijs gecondemneert met vier Paerde van een gescheurt te worden. Welcke sententie ter executie is gestelt den 25 October, in de presententie des Koninghs, sijne Moeders en van 't geheele Hof-gesin.
Soon.
Zijnder, noch al meer geweest die gefailjeert hebben?
Vader.
Ja, Anno 1581. in Martio, isser t'Antwerpen eenen Spanjaert gevangen, genaemt Pedro Dordognio, die bekende, dat hy uyt Spangien gekomen was om den Prince van Orangie te vermoorden, en dat hy daer over met den Koningh selve gehandelt hadde, hoe wel hy daer na den Coningh wilde ontschuldigen, seggende alleen met des Coninghs Secretaris daer van gehandelt te hebben: hy hadde oock in het door reysen te Grevelinge met la Morte daer van gesproken. Hy was oock mede geweest in het in nemen ende plonderen der Stadt van Antwerpen. Na dat hy dese en andere dingen bekent hadde, is hy in Martio gericht, gelijckmen Verraders en Moordenaers gewoon is te richten.
Soon.
't Schijnt Vader, dat ghy een Register vol daer van hebt, 't is vreemt, daer soo veel waegh-halsen gemist hebben, en soo gestraft zijn geweest, dat men der noch meer gevonden heeft.
Vader.
Wat en vermach niet eer-gierigheydt en gelt-gierigheyt, vergeselschapt met eenen blinden yver? in dit selfde jaer 1583. is oock in den Hage by sententie des Hofs van Hollant gecondemneert, ende met den sweerde gericht, en daer na in vier quartieren verdeelt, ende aen vier kricken op gehangen geworden, eenen Cornelis de Hooge, sich uyt gevende voor Bastaert van den Keyser Karel de Vijfde, die van den Koningh van Hispangien in dese Landen is gesonden om oproer, scheuringen, en over al Alarm te maken, tot ruine en bederf des Lants.
| |
| |
Soon.
Ick mercke wel datter geen vleesch beter koop en is als Menschen vlees. Zijnder noch al meer?
Vader.
Daer is oock Anno 1584. den 13 April te Vlissingen gevangen en gericht eenen Hans Jansz. een rijck Koop-man, die de Prince, met alle die by hem waren, meende door Bus-poeder geleyt in een kleder, ontrent den huyse daer de Prince gelogeert was, om te brengen. En desen Hans Jansz. hadde van deser saecke gehandelt met den Spaenschen Ambassadeur in Vranckrijck.
Niet lange na dat desen aenslagh gefailjeert was, isser een Francoysch Kapiteyn geweest, die oock hier toe is versocht geweest, maer hy heeftse lustigh bedrogen.
Soon.
Hoe is dit toe gegaen, ick bid u Vader, wilt my dat verhalen?
Vader.
Den Franschen Kapiteyn was van het Guarnisoen van der streckte ter Nieve, genaemt le Goth, gevangen en gelevert in handen van den Marquis de Raudaix, van den welcken hy is aen gesporken en versocht om eenigen dienst te doen voor de behoudenisse van sijn leven, dreygende hem anders te dooden, om dat hy eens uyt de gevangenisse gebroken was. Ende by namen heeft de Marquis van le Goth versocht, om yet voor te nemen op den Persoon van den Prince van Orangie, 't welck de Kapiteynen na veel woorden en beloften van vergeldinge, ten laetsten aen nam, seggende dat hy gelegentheydt wist om den Prince te vergeven in een seecker potagie gekoockt met Palingen, die de Prince geern at. Hier van heeft de Marquis den Prince van Parma geadverteert, die hem antwoorde dat hy den aenslagh goet vont en prees, en gaf hem oock macht om belofte van vergeldinge te doen. Maer desen Kapiteyn los zijnde, heeft die schelm-stuck aen den dagh gebracht, en hy is den Lande getrouwe gebleven, oock in den dienst der selfder gestorven.
Soon.
Maer lieve Vader, wat helpt het doch al duysende stricken te ontgaen, als men in eenen gevangen blijft?
| |
| |
Vader.
Op u versoeck hebbe ick u al dese Exempelen voor gestelt, om te betoonen den schrickelijcken haet, Barbarische wreetheyt ende vileyne middelen die onsen gemeynen vyant heeft gebruyckt, om ons t'onder drucken en te berooven van onses getrouwen Voor-sorger, 't welck so menichmael haer gefailjeert zijnde, nochtans Godt ten laetsten toe gelaten heeft, tot straffe onser ondanckbaerheyt, salige verlossinge des Princes uyt deser ellende, en bewijsinge dat hy meer instrumenten kan verwecken om den hoogmoet van Spanjen onder de voeten te brengen. In 't jaer 1584. den 10 Iuly eenen sekeren Balthaser Geraets Bourgoinon, die sich liet noemen Francoys Guynon van Lion, gestijft ende gesterckt zijnde van verscheyndene Iesuyten, heeft den Prince binnen Delft, seer moordadelijck in sijn Hof, so hy des middaeghs van de tafel quam, met een sinck-roer daer drie kogelen in waren soo gequetst in het hooft, dat hy stracx daer na sprekende dese woorden, Heere Godt weest mijn ziele en dit arme volck genadigh, sijnen geest heeft gegeven.
Soon.
Hoe heeft Spanjen doe getriumpheert?
Soon.
Soo bedroeft en verslagen als wy waren, soo verblijdt is den Spaenschen Tyran geweest, als hy hoorde dat desen treffelijcken Vorst die voor den welstant deser landen lijf en goet heeft op geset, van het leven berooft | |
| |
was. Hy heeft gemeent dat het al gewonnen was, of immers, dat korts alle dingh na sijn wensch gaen soude. Maer Godt de Heere heeft bewesen ende doen blijcken, dat het sijne hant is die ons beschut ende beschermt. Ende dat het nimmermeer aen instrumeneten sal ontbreken, om sijn Volck en Kercke te bewaren.
Soon.
Maer wat raet hebben doch de Staten gevonden, om de sake wat te redresseren?
Vader.
De Ed. M.Heeren Staten hebben, na den doot des hoogh-loffelijcken Prince van Orangie, het Gouvernement van Hollant, Zeelant, Vrieslant en Uytrecht, gegeven sijnen Sone Prince Maurits van Nassou, en daer by het Admaraelschap der Zee, die als eenen kloeckmoedigen Helt de Landen met den sweerde heeft beschermt, den Vyant grooter afbreucke doende als sijnen Heer Vader hadde konnen doen. Hy heeft doen blijcken dat der Spanjaerden vel niet harder en is als andere Menschen, gelijck tot noch toe vele gemeynt hebben, maer sy zijn hombres como los otros, en dat het der halven groote dwaesheyt is, van haer de slavernye voor gereet-gelt te koopen, gelijck gedaen hebben alle die gene die hem hebben aen gebeden, op dat hy haer geen quaet noch schade doen en soude.
Soon.
Vader, ghy vertelt seltsame en vreemde pracrijcken, onweerdigh van brave en couragieuse Princen gebruyckt te worden, als dusdanige Moordenaers met menighte uyt te senden, om sijnen Vyant neder te leggen, het welcke qualijck over een komt met 't gene ick dickwils van andere in verscheyden discoursen gehoort hebbe, die boven alle Gouverneurs hier gesonden, den Prince van Parma, exalteerden ende presen.
Vader.
Ick bekenne geern dat hy de beleefste van alle geweest is, waer mede hy veel meer gewonnen en uyt gericht heeft, dan alle sijne voor-saten met hare gestrenigheyt en wreetheyt gedaen hebben, maer of hy tot sijne hooghste victorie gekomen zijnde, soo goedertieren soude gebleven zijn, of dat hy ons vermeestert hebbende, ons | |
| |
allegaer, na den wreeden wensch Caligulae gelijckelijck soude uytgeroeyt en verdelget hebben, dat soude den tijdt geleert hebben, indien God de Heere hem maer de victorie, en het leven soo lange gelaten hadde. Hy was meester in de konste van veynsen, zijnde een Italiaen die andere Natien daer in te boven gaen, ende onder alle die, eenen Prince die professie daer van maeckte, des te meer konde hy sijn bloedigh voor nemen tot sijnder tijdt volvoert hebben, overmits hy van Pauselijcke afkomste was, die hem hier toe soude geraden hebben. Maer sekerlijck al en hadde hy anders niet gedaen, dan dat hy soo veel Moordenaers heeft gehuert om dien treffelijcken Vorst den Prince van Orangie te vermoorden, so en is hy niet weerdigh onder 't getal der goedertieren en rechtschapene Princen getelt ende gestelt te worden.
Soon.
So bloedigh even wel en is sijne regeringe niet geweest, als der andere Gouverneuren voor hem.
Vader.
Dat is wel soo, maer oock nergens na soo goedertieren als vele van sijnen aenhangh daer van geroemt hebben: neemt tot exempel uyt vele dit eene, Mastricht is sijne eerste victorie geweest, welcke Stadt hy vermeestert ende over weldight heeft Anno 1579. wat wreetheydt, moorderye, Vrouwen-schenderye, brandt-stichtinge en ander gewelt datmen daer geoeffent heeft, eenige dagen langh na het in nemen deser Stad, daer van en wil ick niet spreken, want men wel weet hoe het in 't gemeen toe gaet in die Steden die na lange belegeringe van haer vyanden over wonnen worden, al hoe wel dat oock vele Veldt-oversten, selfs onder de Heydenen haer Krijghs-volck niet en hebben toe gelaten, hare rasende wille te volvoeren over de verheerde Stede en Inwoonders der selfder. Doch dit latende op sijn Krijghs-mans goet zijn, so en sal niemant konnen ontkennen, dat lange na dat het bloet der over winners koele geworden was, de Prince van Parma in de Stad van Mastricht sijne Kapiteynen ende Soldaten soo grooten moet wille ende overlast heeft laten bedrijven, als of sy nu stracx eerst | |
| |
over wonnen en vermeestert geworden waren.
Soon.
Soo hoore ick wel datmen geen groot recht en heeft hem soo hooge te roemen, als sommige wel doen?
Vader.
Neen trouwens: want al heeft hy 't moorden na gelaten, nochtans heeft hy verscheydene Steden in groot jammer ende ellende gebracht, en blijven laten. Daer zijn Anno 1584. Brieven af geworpen, geschreven by den Raets-heer Sestigh, die doe het Cancelierschap van Brabant bediende, geschreven aen den Prince van Parma, daer in hy klaegde over eenen Kapiteyn Don Rodrigo de Castro, diemen te wille de Cancelerye moeste transporteren: die het lant van Over-mase soo tyranniglijck heeft geschat, dat desgelijcken te voren noyt gehoort en was, selfs de geestelijcke niet verschoonende, die hy gedwongen heeft hare kleynodien en Kerckelijcke Ornamenten, ja haer Reliquien te verkoopen, en heeftse eyndelijck soo uyt geperst, dat sy haer Choor-sangers en de andere die in de Kercken dienden moesten oorlof geven, alsoo datmender selfs op Kermis Anno 1584. geen Klocken noch Orgelen en heeft konnen gebruycken. De Magistraten en Edele klaeghden dat het haer en hare Ondersaten onmogelijck was langer te dragen de lasten van de leeninge tot onderhout van de Soldaten: verklaerden dat sy te vreden waren al haer goeden in sijn handen te leveren, so sy maer mochten met Wijf en Kinderen ter Stadt uytgaen: maer hare klachten zijn weynigh geacht geweest, sy hebben het Spaensche jock moeten dragen, soo lange tot dat Godt de Heere haer een uytkomste heeft gegeven. Anno 1586. heeft desen goedertieren Prince de Stadt Nuys in genomen, behoorende onder het gebiedt des Bisschops van Keulen, alwaer hy niet alleen door de scherpte des sweerts en heeft laten om brengen alle die men konde bekomen in de furie, sy waren dan Burgers of Soldaten, maer hy heeft oock daer laten ophangen den Godtsaligen Predikant Fosser Oppenheim, met den Gouverneur Kloet, die swarelijck gewondet te bedde lagh, ende noch twee Kapiteynen. Siet wat eenen | |
| |
genadigen ende goedertieren Prince was dit.
Soon.
Dewijle Vader, ghy hem hier boven genoemt hebt eenen Opper-meester in schalckheyt, list, bedriegerye, etc. Soo wilt doch een exempel van sijn bedriegerye voor stellen.
Vader.
Ick konder wel vele ende verscheyden voor stellen, maer een sal genoegh zijn, 't welck ons (sonder de almogende hant Godes die ons beschermde) by na in ruine gebracht hadde. Soo staet u aen te mercken hoe bedriegelijck, ick soude schier seggen hoe verradelijck datmen Anno 1588. gehandelt heeft, niet alleen met dese Landen maer oock met Engelant, datmen gelijck heeft gesocht te brengen onder het Spaensche Iock, en eeuwige tyrannye der vreemdelingen, door een verraderschen Vrede, die wel de Koningh van Denemarcken den Koninginne van Engelant uyt goeder meyninge gesocht hebben te bevorderen. Maer de Ed: Mo: Heeren Staten en hebbender geenen sin noch smaeck toe gehadt, maer hebben de selfde veel meer ontraden met gewichtige en menighvuldige redenen, die sy in openen Druck hebben uyt gegeven. Doch de goede Koninginne, diemen persuadeerde dat alle saken oprechtelijck en ter goeder trouwe gedreven wierden, heeft even wel hare gesanten uyt Engelant na Oostende gesonden in Februario, die met de Gedeputeerde van Hispanien tot Bourburgh in Vlaenderen in gespreecke zijn gekomen den sesten Junij, maer als men in het tracteren was getreden, soo is die groote Spaensche Armade te voorschijn gekomen.
Soon.
De Koninginne van Engelant kende de Spaenjaerts, maer de E.M.Heeren Staten kendese noch beter als sy, als de welcke soo minighmael met diergelijcke Vrede-handelingen geabuseert waren.
Vader.
't Is soo, de Engelsche hebben gesien en bevonden (want het veynsen van Parma nu uyt was) dat men niet anders gesocht en heeft, met dese Vrede-handelinge dan haer so lange in slaen te wiegen, tot dat dese gewel- | |
| |
dige Armade haer met ons, en ons met haer geheelijck soude over vallen hebben. Welcke voor handen zijnde, en de wint uyt den Zuyt-Westen wayende, soo heeft de Prince van Parma overluyt gesproken: Questo vento fera la pece, dat is: desen wint sal den Pays maken, wat hy daer mede meynde heeft een yder wel verstaen, doe de geweldige Armade tusschen Engelant en Nederlant aen gekomen was: siet hoe den listigen Vos met bedriegerye is swanger geweest.
Soon.
Vader, ghy hebt beginnen te spreecken van sijn Excelentie Graef Mauritius van Nassou, ende geluckigh en van God gesegent Gouvernement, en my gedenckt, dat eenige Moordenaers hier te lande ge-executeert zijn die hem meenden om het leven te brengen, ick bidde u verhaelt doch alle die om dier oorsaken wille hier zijn gekomen.
Vader.
Dat sal ick geern doen: sijne Excelentie in het Gouvernement getreden zijnde, heeft sich van den beginne sijner regeringe seer wijselijck, Mannelijck en kloeckelijck gedragen, den Vyant groote afbreucke doende soo te Water als te Lande, soo met belegeringen als slachtingen, 't welck de Spaengiaert siende en gevoelende, soo heeft hy voor Schelmen en Verraders den selfden gesocht verradedelijck te vermoorden, eerst door eenen Michiel Renicho Priester van Namuroys, die gedegniseert in Soldaets kleedere, tot dien eynde van Brussel in de verenigde Landen gekomen is, en niet alleen hy, maer gelijck hy gevangen wesende vrymoedelijck bekent heeft, daer waren nevens hem noch verscheydene Moordenaers met gelt en beloften gekocht ende uyt gesonden, om sijne Excelentie ende oock Graef Hendrick sijner Excelentie jongsten Broeder van het leven te berooven. Desen Renicho is in Iunio Anno 1594. in den Hage ge-excuteert, na dat hy bekent hadde dat hy was gehuert van den Grave van Barleymont, met wille en weten (na sijn seggen) van den Eerts-Hertoge Errustus, om zijn Excelentie Graef Maurits om te brengen, en oock | |
| |
den Heere Olden-narnevelt, Deonium Cancilier van Gelderlant, en den Heere van S.Aldegonde, en dat men tot desen eynde getelt hadde 200 Philips Daelders, daer by seggende datter noch 25 Duysent Croonen reeds lagen, voor den genen die sulckx soude volbrengen. Hy is met groot berou gestrorven, biddende voor sijn Vyanden, en af sweerende des Paus aflaten, Vage-vyer en Misse, prijsende en stervende in de Gereformeerde Religie.
Soon.
De Spaensche moordadigheyt is noch ergens goet toe, want door toe vallenden geluck, heeft sy deen Renichon tot de ware Religie gebracht en alsoo sijne saligheyt bevordert, die anders in die afgrijselijcke Afgoderye des Pausdoms soude gestorven zijn.
Vader.
Dit is de barmhertige genade, en de genadige barmhertigheyt Godts toe te schrijven, dan de Spangiaert toont even wel sijn moordadigh gemoet. Niet lange hier na isser eenen Pierre du Fout uyt Brabant in de Geunieerde Provintie gekomen, die oock uytgemaeckt was om sijn Excelentie te vermoorden, die tot Bergen op Zoom gevangen zijnde, bekent heeft dat hy door persuasie van den Secretaris, en eenige Raets-Heeren van den Eerts-Hertogh Ernestus, hier toe gebracht en beweeght was door groote beloften, ja van Ernesto selfs naderhant in dit boos voornemen gestijft en gestreckt was. Dewijle dese schelm-stucken onder wege waren, heeft de Eerts-Hertoge Otto Hartius en Hieronymus Comans, den vereenighden Nederlanden de Vrede laten aen presenteren. Aldus weten dese Menschen in d'eene hant water, in d'andere hant vyer te dragen. Doch de E.M.Heeren Staten hebben de Vrede-handelingen plat af geslagen, soo mondelijck als schriftelijck, bewijsende datter altijt bedrogh onder den soeten gesuyckerden name van Vrede was schuylende.
Soon.
Hebbe ick recht, so schreef Ernestus, voor sijn advijs: Dabit indole dignum, dat is: hy sal sigh dragen na 't uyt wijlen sijnes goeden aerts. Heeft hy verstaen den Spaenschen aert, soo konnen wy niet klagen bedrogen | |
| |
te zijn: bedrogen hadden wy geweest, soo onder dese Vrede geen moordadigh stuck geschuylt en hadde: maer heeft de Eerts-Hertoge Ernestus lange geregeert?
Vader.
Neen, hy is korts na sijn aenkomste in 't Lant overleden, binnen Brussel den 20 Febr. 1595. en sijnen Broeder Albertus is hem kortelijck in de heerschappye gevolght: den welcken de Koningh met sijner Dochter Isabella Clara Eugenia deser Nederlanden tot eenen Bruyt schat gegeven heeft, daer over veel Menschen seer verblijdt waren, om datmen nu voortaen niet met den toornigen Koningh van Hispanjen en soude te handelen hebben, maer met eenen Prince van Duytschen bloede, die niet Gouverneur en was gelijck Duc d'Alba, Loys de Requesens, Don Jan, Prince van Parma, maer met dien die de Landen eygen toe quamen.
Soon.
Hy was van Duytschen bloede maer van het selfde daer Ernestus van was, beneffens de vreese diemen billijck moght hebben van sijnen rooden Cardinaels rock: maer wat oordeelden de kloeckste van Alberto?
Vader.
Alle wijse Politici ende verre siende Mannen, hebben gantsch anders geoordeelt.
Soon.
Maer Vader, welcke van beyde zijn in haer oordeel bedrogen?
Vader.
De Over-heerde landen zijn gedurende de regeringe Alberti in so groote slavernye gebleven als hyse gevonden heeft: te vergeefs hebben sy gehoopt van de vreemde Natien verlost te worden, dat den raet met Nederlantsche Heeren beset, en d' Officien aen den Lantsaten soude vergeven worden, etc. Men heeft tegen de Privilegien der Landen vreemdelingen daer gepreseteert, de Spangiaerden domineren op de Kastelen (nesten der Tyrannen) en sy bedrijven in de Steden grooten moet wille. Isser yemant die haer tegen spreeckt, of die een vry woort ontvlieght, 't is stracx Vellaco, Lutheriano, Traditore del Re, etc. Dat is Lutherianen, 's Koningh verrader: in eerven wel met brand en plunderinge de beste steden dreygen. 't Is schande datmen het verhalen | |
| |
sal, nochtans en kan ick het niet verswijgen: Het Guarnisoen liggende op 't Kasteel van Antwerpen, heeft den Magistraet gedwongen datmen haer heeft moeten lichte Vrouwen bestellen, makende alsoo de Burgermeesters tot hare Koppelaers ende Rossianen. Wat aengaet de Staten van de verheerde Landen, die en zijn nu maer een 0 in 't Cijffer, over de welcke hare Hoogheden datelijck verkregen hebben 't gene den Hertoge van Alba maer in koper en hadde op 't Kasteel van Antwerpen. Wie van alle de Heeren ofte Edele des landts heeft hy gekent oft om raet gevraeght in dese nu onlanghs gehoudene Vrede-handelinge en gemaeckte Treves, anders dan die alleen, die hy weet dat geheelijck Gespanioleert en hem ten nausten be-eedight zijn?
Soon.
Ick hoore wel Vader, dat die luyden die sich verblijden om dat de Landen Alberto gegeven waren, en dat hy was een Prince van Duytschen bloede in hare vreught bedrogen zijn geworden, en dat die wijse Politici gantsch anders oordeelende een recht sinnigh gevoelen hadden. Maar believet u, soo stelt eenige exempelen, daer uyt men van Alberto wat nader oordelen magh.
Vader.
Desen Vorstelijcken Kardinael heeft stracx in den aenvangh sijner regeringe, na aert der Spaenscher Inquisitie beginnen te handelen, en hy heeft een jonge | |
| |
Dochter genaemt Anneke van den Hove, by de Iesuyten voor kettersch veroordeelt was, laten ter doot verwijsen en levendigh delven binnen Brussel, (niet tegen staend dat sy seer ontfermhertelijck bad op haer knyen, soo wel de Iesuyten als de Magistraten datmen noch hare conscientie niet en woude dwingen, en een mindere straffe als de doodt op leggen, vragende wat sy anders soude gelooven dan God in sijn woort belast hadde, oock het gene dat begrepen was in de 12 Articulen des Christelijcken geloofs, daer in sy noch van Paus, Misse, Vagevyer, noch Heyligen aen te bidden, noch andere Aflaet van sonden dan door het bloet Iesu Christi, en vont.
Soon.
En zijn dese onbermhertige Menschen door dese so Christelijcke smeeck-redenen niet beweeght geweest?
Vader.
Neen 't mocht al niet helpen, sy is openbaerlijck als een kettersch gedolven. Daer beneffens zijn veel meer andere omtrent dese tijt in Vlaenderen, en op andere plaetsen om de Professie van de Gereformeerde Leere gevangen.
Soon.
Oordeelde ick recht soo zijn alle Gereformeerde in den name van Anneke van den Hove, verwesen en verdoemt: dat wy niet alleen gehangen, gebrant of gedolven en worden, dat ontbreekt Alberto aen de macht. Maer is 't niet vreemt, dat hy dit stracks in den aenvangh sijner Regeringe gedaen heeft.
Vader.
Ghy oordeelt seer wijsselijck: vele verwonderden sich, so Inwoonders deser Landen, als andere politijcken, dat den Vorstelijcken Kardinael dit dies maels heeft laten geschieden, als hy de Geunieerde Provintien al omme en door verscheyden Prince dede aenbieden allerley conditien, om die tot eenen Vrede handel te bewegen.
Soon.
Heeft oock desen Kardinael Moordenaers uytgesonden om sijn Princelijcke Excelentie om den hals te brengen?
Vader.
't En is by het ombrengen deser jonge Dochter, en andere Godsaliger luyden wreede vervolgingen | |
| |
niet gebleven: maer Albertus heeft oock uyt gesonden sijne Moordenaers, om sijn Excelentie Graef Maurits, onsen kloecken Velt-Heere te vermoorden, te weten eenen Pieter Panne, die gevangen zijnde geseyt heeft dat hy van de Iesuyten daer toe gebracht was. Hy is binnen Leyden ge-executeert den 22 Iulij Anno 1598. Wat een ernstige wel gemeynde Vrede was het, daer dese lieden mede swanger gingen? nochtans heeft den Eerts-Hertogh in het selfde Iaer, ja heel korts na dat Pieter Panne gericht was, reysende van Brussel na Prage, door sijne Brieven de Staten der Vereenighde Landen den Vrede met wel klinckende woorden wederom aen gepresenteert: mel in ore, felm corde, Dat is: honingh op de tonge, galle in 't herte.
Soon.
Vreemde en ongehoorde wreetheden hebdy my vertelt van de Gouverneurs uyt Spangien gesonden, over ons gepleeght, al te samen onder de regeringe van Philippus de twede. Believet u Vader, soo verhaelt my doch wanneer en hoe den wreeden Tyran gestorven is, want ick hoore dat de tegenwoordige regeringe Philippus de derde genoemt wort.
Vader.
Philippus de twede is gestorven Anno 1591. den 13 September. En hy is tot aen het eynde sijnes levens gebleven eenen gesworen Vyant, niet alleen der Geunieerde Nederlanden, maer, maer oock aller Gereformeerde Christenen door den gantschen aertbodem verstroeyt.
Soon.
Vader, Godt de Heere pleegh wel onder wijsen de Tyrannen, na dat hyse eenen tijt langh als roeden sijnes Toorns gebruyckt heeft, met harde dooden en schrickelijcke plagen wegh te maken, andere tot eenen schrick. Hoe ist doch met desen Bloet suyper eyndelijck vergaen?
Vader.
Godt de Heere heeft hem op het eynde sijnes levens in sijn lichaem laten gevoelen sijn slaende handt, want noyt Herodes noch Antiochus en zijn van God den Heere soo swaerlijck geplaeght geweest, als de koningh Philippus de twede. Eenen Meester Ian Boucher, heeft | |
| |
binnen Doornick, Anno 1598. den 26 October een Oratie gedaen, en daer na binnen Antwerpen drucken laten tot lof deses Koninghs, in den welcke de waerheyt hem dese woorden nevens andere heeft uytgeperst en doen schrijven: Hy en hadde nergens plaetse aen sijn gansch lichaem, daer hy sonder seerigheyt was, dan alleen op sijn schouderen. Hy en konde sich noch reppen noch roeren. Hy was vol fistulen van de solen sijner voeten tot aen sijn oxselen, hadder seven aen twee vingeren sijne rechter-handt, die geduerighlijck van etter vloeyde, en hy en konde niet lijden, datmen hem ergens geraeckte of aen roerde, en dit heeft een geheel jaer langh geduert. Hy is oock ses jaren langh met de gight gepijnight geweest in sijn leden en de uyterste deelen des lichaems. Hier beneven soo heeft hy gehadt een ethique koortse, tot de welcke gekomen is de derden daeghse, en dubbel derden daeghsche koortse, die in twee jaren tijdts sijne Ledematen hebben verteert, en uyt gedrooght d'edelste partye sijn lichaems. Noch heeft hy den Buyck-loop en Roodt-melisoen gehadt, die op het laetste so gedurighlijck heeft geloopen, datmen hem in twee en twintigh dagen niet en heeft konnen reynigen, ja dat men geen schoone lakens en heeft konnen onder sijn lijf brengen. Dese plage heeft de mage seer onstelt, en eenen seltsamen dorst in sijn kele veroorsaeckt, den welcken hy niet en konden lesschen. Hy heeft gedurighlijck groote pijne in het hooft gehadt, insonderheyt in de oogen, haren oorsprongh nemende soo uyt den stanck van sijn bedde als uyt de quade vapeuren ofte dampen die hem in de Herssenen klommen, daer uyt oock sijn adem seer stinckende is geworden. Het Lichaem is vol scherpe humeuren geweest, die hem soo beten en knepen, dat hy noch dagh en nacht rusten en konde. Maer insonderheyt heeft hem boven mate schrickelijcke pijne gedaen een wreede apostume ofte etter-buyle aen sijn knyen: Oock soo heeft hy onverdragelijcke steecken gehadt in sijn leden ende lendene: overmits alle de quade humeuren ende materie diemen met geen-
| |
| |
derley medicamenten en heeft konnen resolveren ofte vermurwen, maer men heeftse moeten openen, 't welck geschiet zijnde soo zijnder alle dagen veel luysen en wel twee schotelen etters uyt geloopen, 't welck soo leelijck stonck, datmen daer niet by gedueren en konde.
Soon.
Ick dencke, de wijle desen Boucher zijnde een Roomsch Catholijck Man, sulcx schrijft tot lof des Koninghs, dat hy daer een Iob van maken wil?
Vader.
De Paus Clement de achste, heeft hem in vollen Consistorie der Kardinalen, geoordeelt te wesen den Alderheyligsten die op aerden leefden, en de Autheur hier boven genoemt, durf schrijven, dat de Heylige des Hemels hem zijn te gemoet gekomen, ja oock Christus Iesus selfs, tot hem sprekende dese woorden, komt gy gezegende mijns Vaders, besit het eeuwige Koningrijcke, 't welck ghy verworven hebt door alle u Koningrijcken en pijnen. Hy voeght noch daer by: Dat desen Koningh eenen nieuwen Advocaet is in den Hemel, die sijn volck door sijn gebeden veelkrachtelijcker helpen en bevorderen sal, als hy oyt hier op aerde zijnde, gedaen heeft door sijnen rijckdom ende groote schatten. En de goede Catholijcken hopen in korten tijdt te gevoelen de kracht sijner verdiensten. Maer ons sal dese schrickelijck doodt des Kooninghs van Hispanien daer toe dienen, om te bewijsen ende te doen blijken dat Godt met ons is, en dat hy selfs uyt den Hemel voor ons is strijdende tegen de Tyrannen en vervolgers sijner Kercke.
Soon.
Soo moestense altemale varen, die haren stoel boven Godts Troon settten willen, en die de gemeente Iesus Christus vervolgen.
Vader.
De Spangiaerden zijn vele Iaren geweest onse Tamerlani, Attilae, Nerones, Domitiani, Caligulae, Diocletiani, Alexandra, Pheraei, &c. maer gelooft zy de Heere, dat hy dese roede nu een tijdt langh van ons geweert en genomen heeft: want boven het vermoeden veler Menschen in en buyten dese Provintien, is eyndelijck na veel disputerens en groote moeyte, de sake daer toe | |
| |
gekomen, dat de E.M.Heeren Staten Treves van 1[2] jaren met den Koningh van Hispanien en Aerts-hertogh gemaeckt hebben: ten overstaen van de Koningen van Vranckrijck, groot Brittanien, Denemarcken en eeniger Duytscher Keur-vorsten.
Soon.
Vader, ghy hebt my hier boven soo vele valsche treken en bedriegeryen der Spanjaerden verhaelt, oordeelt ghy dat dese Treves dueren sal?
Vader.
Wat onse Treves betreft, hoe langh die dueren sal, sal den tijt leeren: veler wijse versiender Politijcken en in de Historie ervarener persoonen, die den aert der Spangiaerden kennen, opinie is, datse soo lange sullen dueren tot dat de Koningh van Hispanien de selfde met profijt en voordeel sal konnen brecken, langer niet. En als hyse breecken wil, daer toe sal hy duysent middelen vinden: want die een hondt slaen wil, kan lichtelijck eenen stock vinden, ist geenen rechten soo ist eenen krommen.
Soon.
Maer als wy hem geen oorsake daer toe en geven, soo en kan hy immers de Treves niet breken als 't hem belieft.
Vader.
De Spangiaert is soo valsch, dat hy nimmermeer contract en maeckt, of hy heeft eenen slagh om den arm, daer mede hy sich weet te behelpen, om niet te doen 't gene hy belooft, en te doen 't gene hy belooft heeft niet te doen.
Soon.
Gelieve u Vader, so bewijst dit met eenige exempelen, op dat ick het te beter versta.
Vader.
Als Anno 1582. de Koningh van Hispanien met Parma geresolveert hadde het vreemde Krijghs-volck wederom te brengen in Artoys en Henegouwe, etc. en de Staten dier landen aen wesen dat sulcx was strijdende tegen het contract met den Koningh aen gegaen, soo heeftmen haer geantwoort, dat dien Artijckel haer geconsenteert was op hoope dat d'andere landen haer noch met den Koningh souden gereconsilieert hebben, 't welck niet gevolght zijnde, soo moesten sy noodtwendelijck het | |
| |
vreemde Krijghs-volck aen nemen, en wederom in haer Steden herbergen.
Soon.
Door die streeck en hadden sich die Walen niet gehoet.
Vader.
't Kan wel wesen. Ick sal u noch klaerder exempelen voor stellen. Doe Don Ian Anno 1577. het Kasteel van Namen ingenomen hadde, en sich door sijne Soldaten meende meester te maecken van alle de beste steden der Nederlanden, tegen de contracten en beloftenisse tusschen de Staten en hem in des Conings name op gericht, soo heeft hy wel rondelijck derven seggen dat hy niet en konde verstaen dat hy hier mede yet misdaen hadde, maer meende dat de Staten sijn kloeckheydt en voorsichtigheyt hier aen konden speuren, en datse die behoorden te prijsen: eyndelijck daer by voegende, dat hy wilde dat alle Tractaten van Peysen, Rechten, Privilegien, Costuymen en Herkomen, souden gedirigeert, gericht, gemaeckt en onder houden worden niet verder dan met behoudenisse der Catholijcke Roomsche Religie, en de Authoriteyt van den Coningh: daer noch by voegende, dat de interpretatie ofte uytlegginge van alles by hem stont.
Soon.
Dit zijn vreemde luyden, die van trouloose meyn-eedigheydt, kloeckheyt en voorsichtigheyt maken. Wat en soude sulcke met haer interpretatie niet konnen verrichten? sy souden wel maken dat den Text neen seggende, de Gloose ja seggen soude.
Vader.
De uytlegginge en interpretatie deser luyden, soude vallen even gelijck des wolfs, die oordeelde dat het Schaep 't welck beneden strooms uyt de reviere dronck, het water flau of onklaer gemaeckt ofte beroert hadde, en dat het derhalven het leven verbeurt hadde: Actie genoegh.
Soon.
Believet u Vader, stelt doch een Exempel van sijne fraeye uytlegginge.
Vader.
Te Mechelen zijnde, heeft hy eenen Burger van de Gereformeerde Religie doen onthalsen. Als | |
| |
eenige seyden dat dit gehandelt was tegen de Pacificatie, soo heeft hy daer op geantwoort dat niemant de Pacificatie en konde genieten dan die gevlucht en gebannen waren geweest, en niet de welcke in het Lant gebleven waren. En aldus leyde het de Bisschop van Atrecht oock uyt.
Soon.
Vader, wat sal 't voortaen wesen alsmen sich op der Koningen Beloften, Contracten, Vreden, Treves, met vasten Crede bevestight en besworen, niet en sal mogen verlaten?
Vader.
Tot allen tijden hebben sich vele Menschen vastelijck verlaten op de Eeden der Koningen en der Princen, gelijck noch heden ten dage vele doen, en voorwaer 't gene datmen malkanderen met Eede belooft en toeseyt, dat behoort vast en bondigh te wesen: maer die yets gelesen heeft in de oude Historyen, soo der Heydenen als der Christenen, die weet wel dat de Koningen gewoon zijn haren Eed, beloften en vrede handelingen (met haer Vyanden ingegaen) seer lichtelijck te verbreken, ja oock daer mede te spotten als sy daer voordeel ofte profijt by weten.
Soon.
Ick bidde u Vader, verklaert dit met eenige exempelen.
Vader.
Q.Fabius Labeo, eenen Roomschen Velt-Oversten, heeft een Vrede contract met den Coningh Antiocho gemaeckt, onder andere Conditien was oock dese, dat Fabius den Coning soude geven de helft der Schepen. Wat heeft Fabius gedaen? hy heeft alle de Schepen laten midden door sagen, en heeft Antiocho d'een helft daer van gepresenteert. Eenen anderen Velt-Oversten Treves van 20 dagen met sijnen Vyant gemaeckt hebbende, is hem des nachts in 't Leger gevallen, seggende: Ick en hebbe niet 20 nachten, maer 30 dagen Treves gemaeckt.
De Coningh Lysander placht te seggen: de Koningen spelen met hare Eeden en Contracten gelijck de Kinderen met Kooten.
Radamistus Coningh van Iberien, na dat hy lange te | |
| |
vergeefs Oorloge gevoert hadde met Mithirdate; Koningh van Armenien sijnen Oom, so heeft hy Vrede met hem gemaeckt, swerende en belovende dat hy hem noch met Wapenen, noch met vergif quetsen of beschadigen en soude. Hy heeft sijn woort gehouden, maer hy heeft sijnen Oom met sijnen Moeye ende haer Kinderen, met dicke Kulcken ende Deeckens laten versmachten.
Soon.
Hier hebbe ick ettelijcke exempelen gehoort van Heydensche Heeren, verhaelt oock eenige van Princen die Christenen geweest zijn, of den Christelijcken name gevoert hebben.
Vader.
De Koningh van Engelant Eduardus de III. met den Koningh van Vranckrijck Treves gemaeckt hebbende, so heeft Eduardus met een groote somma van penningen eenige van het Fransche Guarnisoen bekocht ende beweeght het Kasteel van Guynes hem over te leveren. De Koningh van Vranckrijck heeft den Engelschen Koningh verweten dat hy sijnen Eedt ende Contract hier mede gebroken hadde: maer den Koningh van Engelant heeft dese daedt alsoo ontschuldight, seggende: ick hebbe ons accoort niet gebroken, want daer en is geen accoort in onse verdragh-brieven daer in verboden wort Koopmanschap te drijven: insonderheyt achten de Koningen de Eeden en Contracten die sy met hare Ondersaten in gaen, van gene of immers van kleene weerden.
Christianus Koningh van Denemarcken is by onser Vaderen tijden uyt sijn Koninhrijck en lant gedreven, doch naderhant is hy door hulpe en toe doen sijner vrienden en andere Potentaten, wederom in het lant gekomen en op sijnen Koninghlijcken-stoel geklommen met seckere conditien die hy met Eede bevestight heeft, welcke hy oock eenen tijt langh heeft na ge komen, door de vingeren siende met het ongeluck 't welck hem (soo hy dat achte) weder varen was: doch eyndelijck heeft hy sich volkomelijck gewroken, want op eenen sekeren tijt heeft hy alle de grootste, en treffelijckste Heeren sijns Rijcks | |
| |
op een magnifijcke maeltijt genoodight, hy ontfinghse en willekomdese seer vriendelijck, en tracteerdese magnifijckelijck, maer eer de maeltijdt geheel ge-eyndight was, heeft hy sich gewroken over die gene die hem tegenstant gedaen hadden, latende de selve altemael door den Beul den kop af houwen, selfs niet verschoonende eenige Kinderen van drie ofte vier jaren oudt, welcker Ouderen tegen hem waren op gestaen.
Soon.
Dit is voorwaer een klaer exempel om u voor gaende redenen te verklaren, hebdy niet noch een diergelijck Exempel?
Vader.
Watter in Vranckrijck gepasseert is Anno 1572. dat is noch in veler Menschen versche memorie. De Koningh Carolus de IX. sich houdende gequetst van eenige sijner Ondersaten, en siende dat hyse door den krijgh niet en konde over winnen, so heeft hy vrede gemaeckt met de Huygenoten: hy heeft haer verscheydene Steden, Kastelen en Sterckten over gelevert, hy heeft de vrede-handelinge met Eede bevestight, ja hy heeft sijn Suster, als een onder pant gegeven en gehouwelijckt aen Henry de Bourbon Coningh van Navarra, eenen Prince doende Professie van de Religie, soo dat den vromen Admirael (den welcken de Coningh sijnen Vader noemde) en andere treffelijcke Heeren, als oock de goede Onder-da-
| |
| |
nen, meende dat sy nu wel gerustelijck mochten leven, maer och lacy! op S.Bartholemei-dagh heeft wel anders gebleken, want als doen heeft de Koningh begaen ende gedaen dien schrickelijcken Moordt binnen Parijs ende andere Steden, daer men van sal weten te spreken soo langh als de Werelt staen sal: daer zijn vermoordt over de hondert duysent Menschen.
Chi te fa pincharezza que non sole;
Tha ingannato, ot' inginar volo.
Dat is:
Die boven gewoont, u veel schoon gelaet betoont;
Die heeft u al in 't net, of hy had u geern gehoont.
Soon.
Vaert doch voort Vader soo 't u belieft, en verhaelt noch eenige exempelen.
Vader.
In de Nederlanden hebben onse Voor-ouders gesien en beleeft, dat de Keyser Maximilianus de I. groot-Vader van wijlen de Keyser Carel de V. niet tegen staende de Vrede van Vlaenderen gemaeckt, met tusschen spreken en onder handelinge van de Duytsche Keur-Vorsten, die de selfde oock onder teeckent en versegelt hadden, ende Maximilianus selve met stercken Eede hadde bevestight: nochtans hem over die van Brugge alsoo gewroken en sijnen hettigen moedt soo gekoelt heeft, dat een yegelijck die het hoort verhalen, noch heden ten dage eene schreum en de schrick daer van krijght, nochtans was Maximilianus soo een sachtmoedigh ende goedertieren Keyser als in menigh hondert Iaren geweest is.
Soon.
Vader, eenen goeden voor-ganger maeckt eenen goeden na-volger: der Papisten Godt op aerden, Stadt-houder Jesu Christi die niet dwalen en kan, soo de Roomsche Catholijcken meynen, meent oock (soo ick dickwils van u gehoort hebbe) aen sijn belofte niet gebonden te zijn, is 't dan vreemt dat hem sijne Kinderen na volgen?
Vader.
Dit hebdy noch wel onthouden. Het welcke met ontallijcke exempelen kan waer gedaen en bewesen worden. Een sal voor al dienen: de Paus Pius de IV
| |
| |
heeft seer lichtveerdelijck en onbeschaemdelijck verbroken sijn beloften en Eeden, die hy den Kardinael Caraffa ende den Hertoge van Palliano sijnen Neve, midtsgaders dat gantsche geslachte gedaen, ja met hant en segel bevestight hadde: want als sy haer hier op vertrouden, en de wapenen uyt de handt leyden, soo heeft hyse allegaer doen vangen, en een groot deel der selfder doen doode, uyt kippende die hem beliefde. Alsoo getuyght Guicciardinus vanden Paus Alexandro de VI en sijnen Sone Caesar Borgia, dat de Paus noyt en dede 't gene hy seyde, ende de Sonen seyde noyt 't gene hy wilde doen. Ende seyde daer by, dat dit te Roomen in 't Hof een gemeyn spreeckt-woort was.
Soon.
Vader, ick hebbe nu veel exempelen gehoort van Pausen, Keysers, Koningen en andere Heeren, geliefte u soo stelt noch eenig exempelen van Spanjaerden, de wijle die eygentlijck tot onse materie dienen.
Vader.
Onder alle Natien passen in sonderheydt de Spanjaerden seer weynigh op haren Eedt, Beloften en Contracten, alsoo dat Lodevicus de XII. Koningh van Vranckrijck, met rechte heeft mogen spreken: in de plaetse daer toe noch tot der Penen en Carthaginensen meyneedigheyt ende ontrouwe is befaemt ende vermaert geweest, sal voortaen der Spangiaerden meyneedigheyt mogen gestelt ende genoemt wesen:
Cum tibi dicet aeve, siumt ab hoste cave.
Dat is:
Des Spanjaerts groet, is selden goet.
Als Caesar Borgia een Spangiaert van geslachte, der Paus Alexander de VI. Sone, eens veel Heeren en Edelluyden hadde om den hals gebracht, tegen sijnen eed en beloftenisse soo sprack de Vader tot sijne Sone, daer hebt ghy een rechte Spaensche treecke gedaen. Desen Paus heeft Anno 1503. in Augusti veel groote Heeren, so Geestelijcke als Wereltlijcke te gaste genoodight. Doch onder den schijn van vrientschap heeft hy gemeynt haer van het leven te berooven, want hy heeft sijne Diena- | |
| |
ren, die ter tafel dienen souden, belast dat sy de gasten schencken soude uyt de Flesschen die hy haer wees, in de welcke hy vergif ofte fenijn gestroeyt hadde, menende alsoo sijne gasten om den hals te brengen, om sijnen Sone met hare heerlijckheden te verrijcken. Doch 't en heeft hem niet geluckt, maer de Dienaers uyt d'onrechte flessche schenckende, hebben den Paus en sijnen Sone vergeven: desen Vader ende Sone hadde voor een wijse dat sy yder Man trouwe beloofden, maer en hieldense niemant.
Laurentius Beyerlinck eenen Kanonick, tegenwoordelijck noch levendigh binnen Antwerpen, hoe bitter Papist dat hy is, waerschout ons nochtans genoeghsaem voor de ongetrouwe meyneedigheyt der Spanjaerden als hy verhaelt: dat de Spaensche Koningh Alphonsus eenen seckeren persoon, die hem vermaende dat de Konningen hare beloften ende toe geseyde trouwe behoorden onverbrekelijck te houden ofte na te komen, ja selfs te doen 't gene sy yemandt toe geknickt ofte met het hooft toe gewenckt hadden. Geantwoort heeft: 't is wel waer, de Koningen behoorden dat wel te doen, maer soo en behoorde dan niemant van haer yet te versoecken ofte begeren dan 't gene dat billijck en eerlijck is, doch anders soo is 't beter dat de Koningen hare beloften breken, dan dat sy de Wetten der Justitie verbreken souden. Maer wat isser onbillicker en oneerlijcker na het oordeel der Koningen dan dat hare Ondersaten haer met wapenen tegen staen ende eyndelijck vry vechten? Ergo soo en is na het oordeel Alphonsi de Coning aen het contract 't welck hy met ons gemaeckt heeft niet verbonden.
Soon.
Hoe konnen wy klagen over bedroch, als wy dus gewaerschout worden?
Vader.
De selfde Kanonick heeft oock (weynigh tot dienst sijner Heer, en maer grootelijckx tot onser waerschouwinge) dese Historie beschreven: de Keyser Fredericus heeft den geenen die tegen hem op gestaen waren, ja die tegen hem geconspireert hadden, met openbaer par- | |
| |
don haer misdaedt vergeven, haer toe latende vry ende vranck by hem ten Hove te verschijnen: maer als hy vele der selfder te Meapolis hadde, soo heeft hyse laten den kop af houwen. Gevraeght zijde waerom hy sijne beloften brack, soo heeft hy geantwoordt: om dat het billijck en recht is, datmen den meyn-eedigen geen trouwe en houde, maer datmen hare boose daden straffe, ontrouwe met ontouwe vergeldende.
Soon.
Ick hoore wel Vader, de tijdt sal eer ontbreken als exempelen, om u voor nemen te bewijsen.
Vader.
De Historien zijn vol daer van, doe Anno 1567. Petrus Melendesius, een Overste der Spangiaerden, in Florida een groot deel Francoysen, dien hy trouwe toegeseyt hadde, liet op hangen, soo liet hy daer by schrijven: Hoc non facie tanquam Gallis, sed tanquam Lutherianus. Dat is: Dat doe ick hen niet als Francoysen, maer om dat sy Lutherianen zijn. Alsoo wanneer den Spangiaert sijnen slagh siende, ettelijcke duysende van Menschen liet vermoorden in dese Geunieerde Provintien, soo soude hy oock konnen spreken, dat en doe ick de vrye Nederlanders niet, maer den Calvinisten, Lutherianen, Weder-doopers ende andere Ketters. Al actie genoegh.
Soon.
Vader, hy isser qualijck aen die met sulcke gasten te doen heeft, sy hangen u op, en schimpen daer toe met u.
Vader.
Reymerus eenen Koningh van Hispanien, seer vermaert in de Spaensche Chronijcken voor een oprecht vroom en eenvoudigh Heere (daerom oock eenige van de Groote hem soo hooge niet en hebben geacht noch gerespecteert als den Spaenschen hooghmoet vereyschte) heeft stil-swijgende sijnen slagh waer genomen, sich veynsende, en een schoon gelaet toonende sijne Vorsten met de welck hy qualijck te vreden was, soo lange tot dat hy vele der selfder in sijn handen hadde, den welcken hy heeft laten den kop af houwen, tot haer spreeckende: Weet ghy Vossen niet hoe periculeus het is met den Leeuw te spelen en spotten?
| |
| |
Soon.
't En is niet tegen sijnen Meester te spelen.
Vader.
Beyerlinck verhaelt oock dat aen het hof Philippi de eerste des Konings van Hispanien, toe genaemt den goeden, geweest is eenen seeckeren Heere, die een schoone Valcke hadde, die eenen Arent welcke den Koningh op sijn hof hadde is aen gevlogen, den Arent met sijnen krommen scherpe beck de strotte scheurende: de Koningh dit siende, is seer vertoornt geweest, en hy heeft bevolen datmen den Valck dooden soude, daer by voegende dese woorden: Het is een Godtloose en onbetamelijcke sonde, dat de Ondersaten op staen tegen haren Koningh. Heeft desen Spaenschen Koningh laten verscheuren en om brengen een Valck, om dat hy tegen den Arent (die men noemt den Coningh der vogelen) misdaen hadde: Och! hoe sware straffe hebben wy dan te verwachten, die ons (al hoe wel wettelijck) tegen onsen Koningh gestelt hebben?
Soon.
Vader, valt het u niet lastigh diergelijcke exempelen te verhalen, 't is my hertelijck lief tot mijne onderrichtinge die te hooren, want wy en konnen niet te vele waerschouwingen hebben om onser versekerheydt, welcke bestaet in de kennisse onses Vyants, en sijner trouloosheydt, om hem niet na te komen, en hem te na by ons te laten geraecken, maer veel meer hem altijts te mistrouwen.
Vader.
Uyt het korte verhael 't welck ick hier boven gedaen hebbe, blijckt hoe bedriegelijck en ontrouwelijck dat de Spanjaert met ons gehandelt heeft, zijn Eeden, Contracten, Vrede-handelingen, etc. verbrekende elcke reyse alst hem te passe quam of voordeel daer by wiste maer om dat sommige menen dat de Duyvel soo swart niet en is als men hem maelt: soo moet ick hier volgens uwe begeerte, noch een exempel der Spaenscher ontrouwe verhalen, die in weynigh jaren herwaerts geschiedt is. Doe de Koningh Philippus de tweede in Portugael krijgh voerde tegen Don Anthonio, soo heeft hy de voornaemste Heeren des Rijcx, die de parthye van | |
| |
Don Anthonio volgden, seer groote beloften gedaen, op dat sy hem selven by vallende, hy meester van Portugael mochten worden, gelijck oock geschiet is. Als nu na voleyndinge des Krijghs vele Portugaelsche Heeren tot den Koningh Philippus quamen, en de beloofde recompensen versochten, soo hebben sy de Apostille gekregen: of de Koningh Philippus is de rechte Erfgenaem tot de Kroone van Portugael, of hy en is het niet: indien hy de rechte Erfgenaem is, soo zijt ghy lieden al te saem sijne vassalen, en derhalven van eere ende Eedts wegen schuldigh hem by te vallen ende te helpen: is hy rechte Erfgenaem niet, soo hebt verbeurt lijf en goedt: doch sijne Majesteyt schencket u lieden het leven, uyt aen geborne goedertierentheyt.
Soon.
De Spaensche trouloosheyt heeft haer hier in genoeghsaem geopenbaert: vaert voort, indien het u gelieft.
Vader.
De Eerts-hertoge Alberto heeft Anno 1607. de Soldaten die dienst in hielden, eyssende de achterstedige gagien die hy haer schuldigh was, van wegen hare lange trouwe diensten eenigermate betaelt, volkomene vergiffenisse der fauten die sy mochten begaen hebben gegeven: maer datelijck heeft hy ordre gestelt dat na 24 uren een yder sich op de selve soude werpen, en tegen haer alle rigeur en hostiliteyt gebruycken, sonder eenigh faveur, verdragh of dissimulatie: en op dat alle Man dit sijn bloedigh Placcaet des te eer ende te meer soude nakomen, so heeft hy verordineert dat die gene die de selfde soude konnen apprehenderen, en levendigh of doodt leveren, soude ontfangen tot vergeldinge voor yder hooft de sommo van 25 Kroonen, uyt handen van den Budiecier Generael: wy alle gaer en zijn in het oordeel des Koninghs van Hispanien en Alberti niet een hayr beter, maer veel slimmer als dese gemuytineerde: hebben dese de galge verdient, soo hebben wy het vyer verdient: Hy slaet dese met roeden, maer ons soude hy met Schor- | |
| |
pioenen slaen, konde hy meester over ons worden, daer voor ons ende onse nakomelingen de goede Godt in der eeuwigheyt genadelijck wil bewaren.
Soon.
Amen, Amen, Amen. Hebbe ick oock by mijne tijden niet hooren seggen van den Admirant van Arragon dat hy weynich op sijn belofte paste?
Vader.
't Kan wel zijn dat ghy 't gehoort hebt, want 't is soo. Als Francisco de Mendozza Admirant van Arragon, in 't Landt van Kleve ende daerom her met sijn Leger logeerde, soo heeft hy meermaels sijne Beloften met somnele Eeden bevestight, seer lichtvaerdelijck verbroken, waer van als hem de Deecken van Emmerick bestrafte, soo heeft hy geantwoordt: als ick maer den Koningh dienst kan doen, soo achte ick mijne Beloften niet. Heeft niet de Koningh Philippus sinnisterlijck gehandelt tusschen sijn eygen Kinderen; weynigh dagen voor sijn doodt heeft hy sijnen Sone aldus aen gesproken: 't is waer ick hebbe Isabella Clara Eugena uwe Suster, de Nederlanden gegeven. Maer wat is 't ? daer zijn wel hondert uytvluchten in het bewerp begrepen, daer mede ghy u behelpen kondt, &c. Handelt de Spanjaert dus bedriegelijck in Contracten tusschen sijn eygen Kinderen, hoe en soude hy ofte sijne Kinderen met ons niet handelen indien sy ons konden over heeren?
Soon.
Vader, deught en is geen erf goet, 't welck de Vader op sijn Kint kan transporteren, so en erft oock niet altijt de ondeught der ouderen op de Kinderen. Philips de II. is eenen grouwelijcken, meyneedigen, trouloosen Tyran geweest, maer of sijnen Sone oock soodanigh is met de welcken wy nu handelen?
Vader.
Vele gespanioliseerde Geesten roepen en roemen dagelijcx het goede Naturel Philippus de III. nu regerenden Koningh in Hispanien, en seggen: Tempora mutantur, nos et mutantur in illes. Dat is: de tijdt vervaert, de Mensch veraert, metter tijt veranderen de gemoederen der Princen, derhalven en moet men niet argumenteren van de voor leden tijden op den aen staenden. | |
| |
Desen Koningh seggen sy, is veel sachtmoediger ende barmhertiger als sijne Vader geweest is, hy en is oock soo eergierig niet, hy bekommert hem weynigh met de regeringe, hy neemt sijn geneughte en plasier, ende hy laet Godts Water over Gods Acker gaen. Oock is hy door sijne Vaders schade en schande soo geleert, dat hy veel anders van humeuren ende sinnen is, als sijnen Vader of voor-saten geweest zijn.
Wat Albertum aen gaet, seggen sy: die is immers een seer goedertieren Prince, van Duytschen bloede, seer moderaet en geheel tot beleeftheyt geneyght. Die ons dit soecken wijs te maken, die soecken onse Steur-luyden die aen 't roer sitten in den slaep te wiegen, gelijck de sulcke Mercurius den hondert-ooghen Argum gedaen heeft, met het soete fluyten van sijn pijpken.
Soon.
Wat Albertum aen gaet Vader, die heeft sich eenen seer quaden name gemaeckt, alwaer 't maer alleen door de wreetheyt bewesen aen die onnoosele jonge dochter Anna ven den Hove, haer levendigh begravende, om datse niet en konde gelooven dat hy gelooft, daer doch het ware geloove een gave Godts is: 't is soo veel als of hy een blindt-geboren in d'aerde wilde delven, om dat hy blindt is. Maer Anna van den Hove hadde een beter geloove als hy, als wesende van de Gereformeerde Religie, gegront op Gods woort, en hy is diepe stekende in de Gereformeerde Paepsche Religie. Maer gelievet u, soo geeft my wat beter bericht van desen Koningh Philippo de derde, de wijle daer veel goets van geseyt wort.
Vader.
Dat sal ick doen, en met eenen oock van Alberto. Desen Koningh van Hispanien mach wesen van soo vreedsame humeuren als hy wil, nochtans en geloove ick niet dat sijn ambitius ende wraeckgierigh gemoedt met desen Treves, of te vreden gestelt, of uyt geblust is. Hy en kan niet te vreden gestelt zijn, want hy heeft door onse Legers en Vloten gekregen te veel schadelijcke neder lagen, quade rescontres, en ongeluckige successen in sijn voor nemen. Hy voert noch al sijnes Groot-vaders | |
| |
advijs in sijn gemoet: plus oualtre: altijdt vermeerder des Rijcx. Item, het is oock met hem al het oude deuntjen, Vnus non sufficit orbis. Dat is: Een werelt vernoeght my niet. Hy en sal sich nimmermeer laten voor staen, dat hy gedeelte genoech van het Aertrijck heeft, tot dat hy sijnen mont vol aerde sal hebben: hy is geboren in Domo Regnatrice. Dat is: in een heerschappende Huys. De hoogmoedigheyt, wraeckgierigheyt en andere diegelijcke Spaensche deughden zijn hem aen geboren, wy hebben hem ende sijnen Vader wel veertigh Iaren op gehouden dat sy tot haer in gebeelde Monarchie niet en konden geraecken, etc.
Soon.
Hebdy noyt calculatie hooren maken wat de Koningen van Hispanien in dese Nederlantsche Oorloge wel geconsumeert hebben?
Vader.
Sy hebben tot op dese Treves in dese Nederlantsche oorloge, gelijck eenige geannoteert hebben, geconsumeert meer dan driemael hondert duysent Soldaten, en boven de vier hondert milioenen Kroonen. Dit en sal de Spanjaert nimmermeer vergeten noch vergeven.
Manet alta mente repostum,
Belgarium facimus, spretique injuria sceptre.
Dat is:
Dat Nederlant beschimt sijn Staf en Kroon,
Steekct hem in den krop, als eenen grooten hoon.
Wat den Eerts-hertoge aen gaet, 't is waer hy is van Duytschen bloede, maer een gespansoliseerde Duytsch, van een Spaensche Moeder in Spanien geboren: ja in de schole van de Spaensche Iesuyten op gevoet, met den Koningh van Hispanjen nauwe verbonden, die alle nachten een Spaensche Vrouwe in sijn arm heeft. Wat isser goets te verwachten voor onse Staet van desen Hertoge? in dien de Spanjaert, die nimmermeer den wille ontbroken en heeft om ons te verdelgen, maer die nu de macht ontbreeckt, ons in den slaep kon wiegen met den lieffelijcken name van Treves of Vrede, soo sal | |
| |
hy ons op het onversienste soo ongemackelijck uyt den slaep ontwecken met een donderende oorloge, datter alle de Werelt van weten sal te spreken.
Soon.
Hebben sy ons doe wy gantsch niet misdaen en hadden soo on-menschelijck getracteert, wat en souden sy niet doen indien sy over ons konden Meesters worden, nu sy soo hooghlijck beledicht zijn?
Vader.
't Is wel gerekent, 't gene te Zutphen, Naerden, Mechelen, Oudewater, Haerlem, Antwerpen, etc. eertijts geschiedt is, en is maer kinder-spel by 't gene de Spanjaert ons nu dreyght in sijn bloet-dorstigh gemoet: hy soude ons veel on-menschelijcker tracteren als hy en sijnen Vader de rampsalige Indianen getracteert hebben, seer wreedelijck ettelijcke Hondert duysenden der selfder om den hals brengende, die haer noyt een stroo in den wegh geleydt en hadden, over de welcke sy oock het minste recht van heerschappye niet en hadden te pretenderen, sy wenschen gelijck eertijts Caligula gedaen heeft, dat wy alle gader hier in Nederlant maer eenen hals en hadden, en dat sy den selfden met eenen slagh mochten af houwen.
Soon.
De Koningen en Princen die plegen dickwils te letten op de onder richtinge van hare Theologanten, ofte oock Rechts-geleerde, welck is doch deser meyninge, betreffende deser materie?
Vader.
Dit is in de Spaensche Regeringe voor een maxima ofte ontwijsselijcken regel aen genomen, dat het gene 't welck de Koningh sijne Onderdanen die van hem af gevallen zijn, belooft en toe seydt, niet schuldigh en is te houden, de wijle sy voor geen rechte noch wettelijcke Vyanden te achten en zijn: maer voor gemuytineerde of rebbelle muyt-makers: Ia voor Verraders den welcken man na het recht der Naturen on-gehouden is eenige belofte te voldoen, gelijck heden ten dage soo wel de Paus gesinde Theologanten als Rechts-geleerde, genoeghsaem in hare Boecken verklaren, en onder andere Cornelius Callidus, Chrispolitanus, ende Ioannes Lenieus
| |
| |
Cunerus Bisschop van Leeuwaerden.
Soon.
Vader gelievet u, soo wijst my doch eenige Schribenten meer die sulcx maintineren.
Vader.
Doctor Balthaser Avala eenen Spanjaert, binnen sijnen leven Audiencier Generael van des Konings leger by den Prince van Parma, schrijft: dat alle Contracten en Verdragen, tusschen den Prince en de gewapende Ondersaten, onkrachtigh, nul en van geener weerde en zijn, en d' Ondersaten, haer daer niet op konnen verlaten.
Soon.
Vader, wy behooren desen Spaenschen Doctor hooghlijck te bedancken voor sijne getrouwen, ronde en oprechte waerschouwinge. Alle boecken met Previligien gedruckt, als het boeck Avala is, zijn waerschouwingen des Coninghs, selfs die ons is vermanende dat wy ons niet te bloot en sullen geven, noch ons op sijne beloften niet betrouwen en sullen.
Vader.
Ick verblijde my, dat ghy dese materie soo wel incorporeert, onder andere woorden gebruyckt Avala oock dese: Bodinus seyt dat geen verdragh van minder weerden is noch meer uytvluchten heeft, dan dat van de Rebellen met haren Prince werd aen gegaen, daer omme raedt hy dat de Rebellen selve niet en souden met haren Prince verdragen, maer dat sy dat souden beschicken door een vreemt naest gelegen Prince: haer oock radende dat sy wederom tot gehoorsaemheyt komende ootmoedigh vergiffenisse bidden, ende liever der Princen herte door recht Berou soude vermurwen, dan sijn gemoet meer en meer door onrechtveerdige ende onbillijcke petitien op rockenen: want daer is niet ter Werelt dat eenen Prince meer verbittert, als te verdagen met sijne Rebelle Ondersaten, ende hen trouwe te houden.
Ende in het sevende Capittel des sesten Boecx, dispueert hy dese Vrage: of de Prince gehouden is aen 't verbont gemaeckt met sijne Voorsaet? De antwoort is dese: indien door soodanigh Verbont de Republijcke grootelijcx te kort gedaen is, soo zijn de meeste stemmen, dat hy daer aen niet gehouden is, 't welck ick oock toe sta,
| |
| |
by aldien door het verbont yet wat verloren is, dat onder de Kroone behoort, sonder het believen des volcks ofte de Staten, dat hier toe van noode is, ofte oock soo der Princer recht ergens in vermindert zy.
In somma, wy sien en horen dat na het oordeel der geleerde Spangiaerden, de Koningh van Hispanien vrymoedelijck ende wettelijck sijne contracten en Treves, of Vrede-handelingen, met ons of andere Koningen in gegaen, mach verbreken als 't hem te passe komt.
Soon.
Vader, ick hebbe hier boven van u gehoort, dat Petrus Melendesius, de Francoysen in Floridan hangende, daer by schreef: Hoc non facio tanquam Gallis, sed tanquam, Lutherianus. Dat is: Dat doe ick hen niet als Francoysen, maer als Lutherianen. Als of hy de Francoysen verschoont hadde, de Lutherianen op hangende: ick achte als hy de Lutherianen op hingh, soo wierden de Francoysen verworght. Op wat moeder leyt die streke? tanquam Lutherianus Dat is: al Lutherianen.
Vader.
Alle de sterckste banden der Beloften, Versegelingen, Confederatien, Edicten, Eeden diemen soude konnen bedencken, worden met dese bijle in stucken gehouwen. Haereticis non est, servanda fides. Dat is: de Ketters machmen geen geloof houden. Dit en is geen ydel spreken om de simpelen te vereeren: maer het wort gepractiseert over al daer de Spanjaerden d'overhant en absolute macht konnen krijgen. Wy en behoeven om dit te bewijsen geen exempelen van andere te gaen lenen. Wy Nederlanders dienen in dit stuck alleen andere Natien tot exempel, de wijle de Spanjaerden meermaels hare Contracten, Eeden, Vrede-handelingen met ons solemnelijck op gericht, seer schandelijck, als 't haer te passe quam verbroken hebben, gelijck wy hier boven wijt lustigh verhaelt en aen gewesen hebben. Maer om u vrage te beantwoorden: de Francoysen en Spangiaerts hadden Vrede met malkanderen, Melendesius hanghtse even wel op: maer niet als Francoysen, met de welcke hy Vrede moeste houden, maer als Lutherianen, die hy | |
| |
geen woort noch belofte schuldigh was.
Soon.
Dat is eenen streke die wy onthouden moeten. Ick hebbe eens gelesen, dat eenen Fransman de Spanjaerts daer op heerlijck geantwoort heeft, de Spanjaerts waren hem trouloos gevallen, hy kreegh even wel de Victotie, ende hy doodese soo veele als hy krijgen konde, en verbrande hare woon plaetsen en Kercke. De Spanjaerden sonden Ambassaden aen hen, biddende dat hy ten minste hare Kercke, Gods Huys wesende, verschoonen wilde. De Fransman gaf voor antwoorde: Dat luyden die geen geloof en hadden, noch en hielden, oock geen Kercke en behoefden.
Vader.
Die antwoorde was kloeck ende vernuftigh, wel passende op alle trouloose en meyneedige, die op haer belofte niet en letten. Maer of schoon de Koningh (om onse propoosten te vervolgen, ende u te contenteren) van sinne ware te houden, of onverbrekelijck na te komen 't gene hy belooft heeft, soo vermach de Paus (onder de welcke sich alle Paepsche Koningen buygen) ende de Inquisitie (die boven den Koningh domineert) hem te belasten 't selfde te verbreken, en alle de Ketters uyt te roepen, als wesende een stuck dat nootwendiger is, als de krijgh tegen de Turck te voeren. Doet het de Koningh niet, stracx soo sal de Paus dreygen (al en soude het maer om 't wel staens wille zijn) hem te excommuniceren.
Soon.
Vader als 't u beliefde, soo soude ick geern een Exempel daer van hooren.
Vader.
Door sulcke middelen heeft hy Carolum de V. beweeght den Protestanten in Duytslant den Krijgh aen te doen. En hier mede heeft immers den Spanjaert actie genoegh, om ons selfs onder eenen eerlijcken tijtel te over vallen, ja uyt te roeyen en te verdelgen: en als hy geresolveert is dit te doen, soo sal hy wel stracx de geheele Paepsche Werelt op de beenen krijgen, insonderheyt wanneer de Paus sijne Bullen en Croisaden uyt geeft en publiceert: ('t welck hy doet soo dickwils alst hem te passe komt), belovende allen ende eenen yegelijck die in
| |
| |
den krijgh gaet om ketters te helpen verdrucken, dat hy den Hemel daer mede verdient.
Soon.
Kanmen in die landen vergiffenisse der sonden en den Hemel verdienen met quaet doen? dat is een on gewoonelijcken wegh, daer ick onse Predicanten noy[t] van en hebbe hooren prediken.
Vader.
Ia Sone, met onschuldigh en onnoosel bloed te vergieten meenen die verblinde luyden den Hemel te verdienen, volgens de spreucke Joh. 16. Wie u dooden sal meynen Gode dienst te doen. Wy lesen in de Historien datmen in Spanjen aflaet of vergiffenisse der sonden verdient met het sien, by staen en assisteren der executie van Lutherianen die de heylige Inquisitie laet doen. Soo dat de Koningh Philips Anno 1560. in October met sijn geheel Hof-gesin heeft aen gesien, datter binnen Valedolit 28. Edelen, van de treffelijckste Geslachten die in Spanjen zijn, levendigh zijn verbrant geworden om datse van de Gereformeerde Religie waren. Wat en verdienen dan de Koningen en Princen niet, als sy op het bevel des Paus ettelijcke duysenden ketteren uytroeyen, en geheele Provintien van Ketterye suyveren? Estopus super erogationis. Dat is: het zijn over tollige wercken.
Soon.
Vader, 't schijnt datmen uyt u seggen soude mogen besluyten datmen in Vrede meer behoorde toe te sien als midden in de Oorloge.
Vader.
't Is soo, die meynen dat wy nu gerust mogen slapen de wijle wy Treves van twaelf jaren hebben met de Spanjaerden, die verabuseren sich grootelijcx. Wy en hebben noyt grooter oorsake gehadt, om te waken en te bidden als wy tegenwoordelijck hebben: want gelijck eenen Vogel-vanger leydt te loeren om met behendigheydt de sorgeloose Vogelkens het net over het hooft te halen, alsoo loert Spanjen op occasie om ons te betrappen en een voordeel af te sien. Van den Spanjaert mach wel en met waerheyt gesproken worden, 't gunt d'Apostel schrijft: hare kele is een open graf, hare tongen hebben sy tot bedrogh gebruyckt, slangen fenijn is onder
| |
| |
hare lippen, haer voeten zijn snel om bloet te vergieten, in hare wegen is vernielinge ende ellendigheyt, den wegh des Heeren en hebben sy niet gekent, de vreese Godes en is voor hare oogen niet. Oock past seer wel op den Spanjaert, 'tgene Cyperianus van den duyvel schrijft Blanditur ut fallas arrides ut noceat ut eccidat. Dat is: Hy leyt om te bedriegen, hy lacht ons toe om te beschadigen , hy lokt ons aen om te vermoorden.
Soon.
Nochtans is het qualijck te gelooven, dat de Treves soo lichtveerdelijck soude gebroken worden.
Vader.
Als de Spangiaert de Treves breeckt, denckt vryelijck dat hy als dan onse staet geheelijck onder graeft en onder mineert heeft, en als hy sijne Mijnen doet springen soo sal hy stracx daer op aen vallen en geweldigh stormen. Sijne Armade die tot noch toe swack zijn geweest sullen dubbelt en dubbelt versterckt zijn, soo wel met nieuwe Galjoenen als met een groot getal van de beste Schepen diemen in Christenrijck sal konnen koopen of hueren. Sijn Koffers die door den Nederlantschen Krijghs ledigh gemaeckt waren (alsoo dat sijne Krijghs-knechten over al muytineerden by gebreck van betalinge) sal hy vol schats vergaderen: hy sal sijn credijt soo stercken, en sijne saken in aller maniere soo richtigh maken, dat hy na sijn opinie niet alleen en sal machtigh genoegh zijn, om de Geunieerde Provintien te bekrijgen, maer oock wel geheel Christenrijck ende den grooten Turck.
Soon.
Maer Vader ist wel te gelooven dat de Spaensche Koningh die soo veel Koninghrijcken ende Landt-schappen vredelijck besit, soo veel wercx sal maken van dese Landen die hy nu verlaten heeft?
Vader.
Niemant en moet meynen dat de Spanjaert gesinnet is dese Landen geheel en gantsch te verlaten, wat samblant hy oock maeckt. Hy heeft sich in gebeelde de Monarchye over de gantsche Werelt, ja eene Wereldt en is hem niet genoegh: om tot sijn eergierigh voor nemen te komen, en zijn geene Landen ter Werelt beter ge | |
| |
legen als dese, en die hen tot noch toe meer verhindert hebben in sijn voor nemen: soude hy dan een hayr op sijn hooft hebben dat dencken soude de selfde te abondonneren ende geheel vry te laten? geensins, die dat gelooft die steeckt in groote ketternye. Laet ons waken.
Soon.
Als wy jongers gaen springen, soo loopen wy te rugge, maer 't is om dies te beter onse volkomener loop te hebben, ende alsoo des te veerder te springen, soude de Koningh oock wel alsoo doen?
Vader.
Doe Anno 1592. de Geunieerde Provintien hadden af geslagen de Vrede-handel, welcke de Keyser hadde laten aen dienen door een stadelijcke Legatie, soo zijnder in Hollant penningen gemunt daer op de Maeght van Hollant stont in haer Thuyn in vrede rustende, en terwijle wiert sy door lagen, listen en behendigheydt van allen kanten besprongen, en rontom desen penningh stont geschreven: Pax patet infidiis. Dat is: Vrde geeft tot listen en lagen openingh. Ofte: in tijde van vrede wort den gene die op bedriegerye loeren, goede gelegentheyt geven, om listige practijcken te bedencken ende in het werck te stellen. Daer en is niet aen te twijffelen, of de Coningh heeft dese Treves met ons gemaeckt, om daer tusschen adem te scheppen, listen en lagen te ordineren, om alsoo gelijck ghy spreeckt, verder te springen.
Soon.
Soo waer het te wenschen Vader, dat alle die gene die in de regeringe des Landes zijn, steeds een van dese Panningen op de borst hadde hangen.
Vader.
Ia het ware te wenschen, en nergens en behooren wy dagh ende nacht meer om te bidden, dan dat God de Heere onse Heeren en voorstanders gelievet te begenadigen met sijnen goeden Geest, op dat sy des te voorsichtelijcker in al haren handel mochten zijn, de ooge steets in't seyl hebbende, op dat den lieflijcken smaeck van Treves haer niet en vergiste noch beroovere.
Soon.
Vader, daer en is niet aen te twijfelen, of de Koningh van Spanjen, als schijnt hy sijne authoriteyt en Coninghlijcke Majesteyt te korte te doen, met ons als met | |
| |
vrije Landen contracterende, nochtans sulcx doet om ons op een andere wijse aen te tasten, om alsoo des te beter tot sijn voor nemen. Dat is: onser ruine te komen: maer wat oordeeel heeft hy meer als wy, ende wat middel meynt ghy dat hy aen wenden sal?
Vader.
Sone, ghy begrijpt mijne meyninge gantsch wel, op u vrage sal ick antwoorden. Des Koninghs van Hispanien getrouste Dinaers ende beste Instrumenten, om andere Heeren Landen in roere te stellen en te doen muytineren zijn de Jesuyten, ick segge de Jesuyten die tot noch toe niet dan steels wijse in de landen gekomen en zijn, maer nu dagelijcx vry en vranck in Gelderlant, Hollant, Zeelant, Vrieslant, etc. komen. Den welcken of schoon geen openbare exercitie harer Religie gegeven en wordt, nochtans soo mogen sy vrymoedelijck met yder Man spreken: ja in vele Steden doen sy misse datmen wel weet, door welcke middelen sy niet allen haer Roomsche Ketterye en bevestigen, ende dagelijcx vorder uytspreyden ('t welck Godt betert by den meestendeel der Groote weynigh geacht wordt) maer oock leggen sy de fondamenten van twist en scheuringe in alle de Geunieerde Landen en Steden, in welcke konste sy seer kloecke ende ervarne Meesters zijn, gelijck daer van getuygenisse geven hare menighvuldige schelmstucken die sy in Engelant, Vranckrijck, Polen, Duytslant, Nederlant ende elders bedreven hebben.
Soon.
De Iesuyten, het laetste en quaetste gebroetsel des Paus, ende den laetsten dreck des Duyvels, wat willen die veel uytrechten als een Misje knappen, en daer met hola?
Vader.
Sone ghy en kentse noch niet, en Godt geve dat ghyse nimmermeer met u schade en leert kennen, sy hebben Mille nocendiartes. Dat is: duytsent en duysent: konsten om ons te beschadigen. Gedenckt dat vijftigh loose schalcken die met het Griecksche Paert binnen Troyen quamen, onder het beleydt van den listigen ende door trapten Synon, in korter tijdt meer uyt gericht hebben | |
| |
tot verderf ende onder gangh dier machtiger Stadt, als vijftigh duysent gewapende Mannen in thien jaren gedaen hadden. Sir Eduwart Coke Procureur Generael des Koninghs van Groot Britannien, seyt in sijn Rechts-vorderinge tegen Henrick Genraet, Overste der Iesuyten in Engelandt, aldus: Sint dat de Jesuyten den voet in 't lant geset hebben, en zijnder noyt vier jaren voor by gegaen, sonder eenigh verstooringe des geheelen landts. Dese menineurs die eenen tijdt langh, als onder d'aerde in haer holen hebben verborgen gelegen, beginnen nu dagelijcx meer ende meer aen den dagh te komen, ende het vyer der oneenigheydt aen alle kanten aen te steken: om alsoo alarm door het gantsche landt te maecken, tot verbasinge der goeder ende tot opblasinge der quader inwoonderen
Principius opsta, fero medicina paratur,
Cum mala per longas invaluere moras.
Dat is:
La'et in 't begin het quade kruyt lese,
Verteert die sieck het mergh soo sal 't te late wesen.
Soon.
Vader wat remedie om te op vieren, ende wat raedt om hare ende aller Vyanden listen te ontgaen?
Vader.
Paulus Jovius schrijft dat soo wanneer de Keyser der Turcken sijnen voet in den Tempel set, ende tot sijner Godts-dienst gaet, so roepter een van de Priesters overluyt: Gedenckt mogenste Heer Keyser dat het Koninghrijck en de heerschappye, welcke door Justitie en wapenen verkregen is, met de selfde middelen oock in effe ende in eere gehouden wesen.
Wy Nederlanders hier in de Geunieerde Provintien hebben onse vryheydt met de Wapenen bevochten ende gekregen, en wy moetense oock met de Wapenen staende houde: rusten wy, wy moeten rusten als de Krane, die slapende een steen in den klaeu houdt, op dat sy niet al te diepe in den slape vervallen, van hare Vyanden over vallen en verscheurt en werde, Daer de ploegh- | |
| |
ysers verroesten, daer en wordt het Landt niet wel gebouwt, ende daer op volght armoede: daer de Sweerden ende Wapenen verroesten, daer en is geen wel geordineerde Landt Regeringe, ende daer op volght eyndelijck een seer ellendige verwoestinge.
Soon.
Vader, uyt alle uwe redenen beginne ick te begrijpen hoe noodigh dat ons is wel ende sorghvuldighlijck toe te sien, nu bysonderlijck als wy schijnen Treves te hebben.
Vader.
Wel ende waerachtighlijck heeft eertijdts de Keyser Galerius gesproocken, ja voor sijn advijs gevoert dese woorden: Marcet sine ad versario virtus. Dat is: daer geen tegen partye en is, daer en wordt de kloeckheydt noch manhaftigheydt niet geoeffent, maer veel meer begeven sich de Menschen tot factien, den eenen Burger twist met den anderen: d'eene Stadt vanght ongerijmde Proceduren aen tegen d'andere, d'eene Provintie draeft d'andere in de hoef-ysers, d'eene soeckt des anderen middelen, handel en wandel te besnijden, daer uyt eyndelijck openbare vyandtschap, scheuringe ende oorlogen ontstaen.
Soon.
De ervarent heydt Vader, maeckt uwe reden geloof waerdigh, maer gelievet u verklaert die wat met exempelen.
Vader.
Soo haest als de Romeynen Meesters van Carthago ende van den Koningh Perseus, geworden waren, en nu tegen hare vyanden niet meer te velde en trocken, soo begosten sy malkanderen te piqueren, te bijten, te verscheuren, te eten en te verteren: de Spangiaert hoopt dat het haest oock onder ons alsoo sal toe gaen: Godt de Heere wil hem in sijn hope laten bedrogen worden. Maer nochtans 't gene eertijts Appius Claudius van de Romeynen geoordeelt heeft, vreese ick dat oock op ons past.
Soon.
Wat oordeelde noch dese Appius van de Romeynen?
Vader.
Hy seyde: Multo tutius ipsi commitisur negotium
| |
| |
quamotium. Dat is: Sy dragen, haer veel beter als sy wat te doen hebbe, dan als sy ledigh sitten. Dit heeft Justus Lipsius wel geweten: dit heeft Richardot wel verstaen dit heeft Mancicidor wel over leydt, ende daerom hebben sy wel ende wijsselijck gedaen dat sy den Coningh van Hispangien, diens voordeel sy soecken tot dese Treves geraden hebben.
Soon.
En na mijn slechte oordeel, wy hadden de kappe over 't hooft, hadden sy tot vrede geraden, ofte de Spaensche meyneedigheydt vermagh te verbreken als het te passe komt, want die maer Treves heeft, denckt noch al op sijn wapenen, maer die Vrede heeft, leytse met eenen uyt de handt.
Vader.
Dese Spaensche Raets Heeren hebben lange Treves voor gestelt, als een proeve, om te sien hoe wy ons sullen dragen, op hope dat wy ons in Vrede qualijcker sullen Goeverneren als wy in Krijgh gedaen hebben, ende wy onder malkander twistende in het stuck van Politie, doch insonderheyt in de Religie (waer van alreets de fondamenten geleyt zijn) de groote Havick gelijck tot een proye en roof sullen worden. Doch wy willen aen d'ander zijde hoopen dat Godt de Heere onse Hooge en Lage Overigheden soodanigen wijsheydt ende voorsichtigheyt sal geven, dat de Spangiaert met alle sijne kloecke Raets Heeren sich bedrogen sal vinden in sijne opinie. Maer sat dit na onse wensch geschieden, soo ist voor eerst ende voor al van nooden, dat wy ernstelijck God den Heer, den Heere der Heyr-krachten soecken aen onser zijde te hebben. Is Godt met ons wie kan tegen ons?
Soon.
Hoe krijgen ende behouden wy Godt op onse zijde?
Vader.
Wy sullen God den Heere aen onse zijde hebben soo lange als wy de ware Religie stantvastelijck blijven, voor de welcke wy dus lange gestreden hebben, sonder te luysteren ofte aen te hangen eenige nieuwigheden die nu dagelijcx op de bane gebracht worden, van | |
| |
vele scheur-makers, die tot noch toe zijn gehouden geweest voor rechtsinnige Leeraers. Wy moeten Godt van herten vreesen, eeren en dienen na sijne Wetten ende Geboden. Wy moeten indachtigh zijn wat eertijts Achior tot Holofernus gesproken heeft: Mijn Heere laet vernemen of hem dat volck versondight heeft aen sijnen Godt, soo willen wy terstont op trecken, en haren God salse gewisselijck in uwe handt geven dat ghyse bedwingt, maer hebben sy haer niet versondigt aen haren Godt, soo en doen wy niet tegen haer, want haren God salse beschermen, ende wy sullen tot spot worden den ganschen Lande.
Soon.
Soo zijn het dan dan de sonden om welcker wille Godt de Heere de landen en luyden plaeght, als insonderheyt wanneer men den dienst Godes of ware Religie niet getrouwelijcken hant haeft.
Vader.
Dat is mijne meyninge. Wy lesen dat eertijts de Engelsche uyt Vrankrijck scheydende met hare Legers, ende eenen Fransman eenige Engelsche vraeghde, wanneer dat sy wederom in Vranckrijck souden komen? soo heeft den Engelsman seer wijsselijck geantwoort. Seggende: dat sal geschieden als uwe sonde grooten sullen zijn dan d'onse, als dan sal Godt de Heere ons tot een roede en straffe in Vranckrijck senden. Laet ons dit wel behertigen, en gedencken dat Oorloge ende over val van vreemde natie niet anders en zijn dan roeden, daer mede Godt de Heere de Landen en Luyden van wegen hare sonden is slaende. Hierom worden de Koningen van Assirien in de H.Schrifture genoemt: de roede des toorns Godes, en hare handt eenen stock sijner grimmigheyt. Philippi des Koninghs van Hispanien toe naem is stock. Hy is ons wel te rechte eenen stock geweest, ja eenen stock ende roede des toorns Godes is hy geweest, gelijcke eertijts Attila de Tyran den Italianen en omliggende Landen geweest is, hem selven noemende een roede Godes, ende eenen der Werelt.
Soon.
Vader, hoe kanmen de ware Religie recht maintineren in dese Landen, daer soo veel Papisten, | |
| |
Mennonisten, ende andere Ketters en Sectarisen zijn?
Vader.
Onse Overigheden behoordenden Ketteren den toom niet te langh te laten, en insonderheyt en behoorden haer geen oeffeninge haerer Religie gegunt ofte toe gelaten te worden, want daer mede vertoornt men Godt den Heere gruwelijck, die alle Afgoden-dienaers en valsche Godts-diensten hatet, ende wil dat mense sal weeren en tegen staen. Komt het daer toe dat den Papisten, gelijck sy hoopen, vrye exercitie van haren Godts-dienst toe gelaten wort, soo sullen wy stracx het Lant en alle Steden vol twist en vol scheuringe hebben, den eenen Burger sal tegen den naderen op staen, ja de Vader tegen den Sone, den eenen Broeder tegen den anderen.
De Grave van Essex seyt seer wel in sijn Apologie: dat daer geen eenigheyt in de Politie kan wesen, daer geen eenigheyt in de Religie en is, ja oneenigheyt in de Religie is eenen sekeren onder gangh van Politie. Want gelijck fenijn vermenght zijnde met een Vat vol gesonde ende goede sunstantie, 't gene dat doodelijck is, niet en verbetert maer verderft het goede en gesonde, soo van gelijcken de vergiftige leerlinge eens ingevoert zijnde, sullen haest alle andere Professien verderven ofte verduysteren.
Facilis imit andis turbipus & praves omnes sumus.
Dat is:
Wy zijn, alle seer geseggelijck om het quade ende het oneerlijcke na te volgen.
Soon.
Vader is 't wel mogelijck dat oneenigheyt in de Religie soo veel quaets kan canseren?
Vader.
De dagelijcksche experientie leert het, wel hebben de oude geseyt: Religie vere ligar. Dat is: Godts-dienst bindt te rechte. En Ambrosius, Plus est niente con[...]esti, quam corpore copulati. Dat is: 't Is vry wat meer met 't herte verbonden te zijn als met den lichame by een te woonen. De eenigheyt in de Religie is den stercksten bandt die daer wesen kan. Dewijle het de Overigheydt toe komt alle twisten, scheuringen ende tweedrachten in Landen en Steden voor te komen, soo moeten sy | |
| |
insonderheyt wel nauwe toesien, dat sy geen exercitie van verscheydene Religien toe en staen: oock geen veranderinge in de tot noch toe aen genomen en geoeffende Religie en laten geschieden.
Soon.
Believet u Vader spreeckt hier van noch wat wijt lustiger?
Vader.
Groote scheuringe is eertijts in het Ioodsche Landt geschiet van wegen de nieuwigheden die Tuedas en daer na Judas in de Religie sochten in te voeren, daer van te lesen is Actor. 5. en Iosephum lib. 2. Bellar. Iud. Cap. 12. en lib. Antiq. 20. cap. 6. Item, ten tijde Mosis Cretesius en daer na ten tijde van Benchocamp, item tot onsen tijden te Munster in Westphalen, door eenen Weder-dooperschen Snijder Ian van Leyden genaemt, die Coningh van Munster geworden is, ende heeft het soo gemaeckt dat de Duytsche Vorsten met eenen grooten geweldigen Leger de Stadt Munster hebben moeten belegeren ende in nemen, met verderf van veel duysent Menschen.
Item, wat krijgh Thomas Muntzerus eenen valschen Propheet ende Ketterschen Leeraer heeft verweckt, kan geheel Duytslant getuygen, want hy heeft met sijn roepen en prediken sijn saken soo wijt gebracht datter Anno 1525. eenen al gemeynen op loop des Volcks tegen de Overigheydt in Swaben en Francken-Landt is ontstaen, genaemt den Boeren-krijgh: alsoo dat de Vorsten van Saxen, Hessen, Bronswijck ende nadere meer met geweldige Legers moesten te velde trecken om Munster weder stant te doen, welcken handel niet en is af gelopen sonder groote bloedt stortinge. 't En is oock noch alle man niet vergeten wat af grijsselijcke rasernye en op roerde Weder-doopersche Secte Anno 1535. op 't Sant in Groeninger-lant heeft aen gericht, alwaer sy als ontsinnige Menschen met groote ongestuymigheydt, een selsaem nieu Regiment sochten aen te vangen, roepende met groot ysschelijck getier: Slaet doodt alle Papen en Monnicken, slaet doodt alle
| |
| |
Overigheydt over de gantsche Werelt, ende insonderheyt onse Overigheyt.
Soon.
Alle dese exempelen bewijsen genoeghsaem wat oneenigheydt in de Religie vermagh, en oock daer beneffens dat de oproerische geesten, die sulcks wel weten, de deck-mantel van Religie in 't gemeyn voor de hant nemen.
Vader.
't Is alsoo. Daerom behooren oock dese en diergelijcke Historien meer, de Overigheyt billick te vermanen goede sorge te dragen dat sy gene Secten noch nieuwigheden te hooge en laten wassen. Des onkruyts is doch (Godt betert) alreets soo veel in dese Landen, dat het schier het goede kruyt boven 't hooft wast. Felix quam faciunt altena, pericula cautum. Dat is: hy spiegelt hem sacht die hem aen een ander spiegelt. De Romeynen kloeke Politici eertijts vreesende eenige scheuringe en twee dracht in haer Rijcke, van wegen de verscheydenheyt in de Religie, soo hebben sy haer Officieren belast dat sy goede achtinge daer op souden geven, dat niemant andere dan de Goden der Romeyen eeren noch dienen en souden, oock op geen andere wijse noch met andere ceremonien dan na de wijse hares lants. Uyt de veelvoudige toe latinge van allerley Religien en disputeringe over alle puncten der Religie, ontstaet verachtinge Gods en sijnes Woorts onder den gemeynen Man, soo dat de Oude wel geseyt hebben, Pari passu ambulat omnis religio etc. nulla religio. Dat is: allerley Religien ende gene Religie, zijn twee Susters die 't samen gaen. Den gemeynen hoop der Menschen hoorende de subtijle disputatien der Geleerde in Religions saken, en die niet kunnende verstaen soo en weten sy niet welcke sy sullen aen hangen, ende derhalven soo leven sy en sterven meest sonder Religie, gelijck wy Godt betert in de Geunieerde Provintien (over mits het eenen yderen aldaer vry staet te spreken ende preken wat hy wil) alreedts maer al te vele dagelijcks voor oogen sien en bevinden.
Soon.
Vader, gelievet u stelt noch eenige redenen voor | |
| |
om de Heeren en Magistraten aen te porren tot de ware handt-havinge der Religie alleen, by de welck dese landen nu veel jaren aen een, soo wel gevaren zijn.
Vader.
De liefde die sy Gode schuldigh zijn, behoorde alleen genoeghsaem hier toe te wesen: hoe kan men seggen dat een Overigheydt Godt den Heere lief heeft van ganscher herten, die te gelijck verscheydene regel-recht met malkanderen strijdende Religien is toe latende ende hant-haeft? Augustinus seydt seer wel: Quomodo Reges Domino serviant in Timore nisica quae contra Domini jussa sunt, religio sa serveritate prohibendo at que plectendo. Dat is: Hoe sullen de Koningen den Heere met vreese dienen, indien sy niet met een religieuse strengigheydt verbieden ende straffen het gene dat tegen des Heeren gebodt is strijdende. De Godsalige Keyser Constantinus heeft de Novatianen, ofte Nieuwelingen, de Valentiaenen, Marcionsten, en Cathaphrygen hare Kercken af genomen, ende alle by een komsten strengelijck verboden. De Keyser Theodosius heeft oock den Arrianen te Constaninopolen hare Kercken benomen: ende van Theodsio Minore schrijft Theodorius, dat hy in sijn sterf-bedde sijn beyde Soons heeft vermaent: Vt pietatem perfectam servarent, hac enim & pacem conservari. Et Bella conficie, & hostes dari in fugam, & trophea excitare etc. conceliari victoriam. Dat is: dat sy volkomelijck de Godtsaliheydt souden betrachten: want daer door werdt de Vrede behouden, Oorlogh ge-eyndight, de vyandt in de vlucht gedreven, victorie bevochten, ende gedenck-teeckenen daer van op gericht.
Soon.
De exempelen van sulck treffelijcke Keysers vermogen veel in de herten der vromer Overigheden.
Vader.
De Godtsalige Keyseren Theodosius ende Valentinianus schrijven: onder verscheyden sorgen die wy uyt liefde tot het gemene beste op ons nemen, bevinde wy dat de voornaemste bekommernissen der Keyserlijcke Hoogheydt zy, de ondersoeckinge van de ware Religie, de welcke ten rechten betracht zijnde, ons den
| |
| |
wegh der voorspoedigheyt openen sal voor alle menschelijcke aen slagen.
De H.Out-vader Augustinus, seydt seer wel: het goede doen, en het quade niet verhinderen, is een over een stemminge met de dwalinge.
Soon.
Maer hoe maken 't de Paepse Heeren met haer Religie, in de Landen daer sy gebiedt hebben.
Vader.
De Coningh van Hispanien, en den Hertoge van Brabant en andere Paepsche Heeren, eens deels uyt liefde harer Religie, als oock insonderheyt om vrede onder hare Onder-saten te houden, en laten niet alleen geen verscheydene Religien toe in hare Koninrijcken en Heerschappen, maer sy hebben van nieuws met den aenvangh van de Treves wel strictelijck verboden van de Religie te disputeren of te spreecken, het sy in Schuyten, of Wagens of waer het wesen magh, ja sy en lijden niet datmen in haer Lant brenge eenige Boecken, Liederen, Bladen of Referijnen strijdende in het minste tegen hare Religie, ordinerende sware penen en straffen over alle die de selve in haer Landt brengen, of diese lesen, ja dat noch meer is, hare Hooghheden hebben onlangs by opene Placcaten verboden dat niemant van hare Onder-saten uyt Vlaenderen in de Geunieerde Provintien komende de Predicatien der Gereformeerde en sal hooren, etc. Dit doen hare Hoogheden vreesende dat door oneenigheyt in de Religie, oock oneenigheyt in de Politie soude rijsen. Dat wy in een Republijcke verscheyden Religien niet alleen tollereren souden, maer oock vryelijck en opentlijck souden exerteren laten, dat behoort verre van ons te zijn: vraget Lipsius den kloecken Raedts-Heere des Koninghs en Alberti, hy sal u wel anders leeren, want hy seydt: unam Religionem in regno ferandam. Dat is: Daer zy maer een Religie in een Koninghrijcke. Is dit eenen goeden raedt voor sijn Heere, soo en is het genen quaden raedt voor ons: Och! of Godt gave dat onse Hooge Overigheydt den selfden soo wel behertighden, en volghden in het handt-ha- | |
| |
ven der warer Religie, als de Coningh van Hispanien, Albertus en andere Paepsche Princen doen in het maintineren van de valsche Leere des Pausdoms.
Soon.
Maer Vader, zijnder geen Koningen of Princen van de Gereformeerde Religie, die onse Overheydt met goede exempelen voor gaen?
Vader.
Ia het trouwen: gave Godt dat onse E.M.Heeren Staten in het hant-haven van een ware Christelijcke Religie volghden den alder Christelijcksten Koningh Iacobus de VI. van Groot Britanien. Item den Keur-vorst Fredericum Keur-vorst te Heydelbergh, mitgaders den Land-grave van Hessen, en oock meer dan hondert andere Vorsten, Graven en Heeren. Is Christus alleen onsen Godt en Salighmaker, waerom salmen toe staen dat Bael oock aen gebeden wordt? Sullen wy der waren Godt en Dagon nevens malkanderen setten? Ciprianus in sijn boeck, De unitate Ecclesia seydt seer wel en fraey, bitterheydt kan niet te samen gevoeght werden met soetigheydt, noch duysternisse met licht, noch regen met schoon weder, noch krijgh met vrede, noch onvruchtbaerheydt met vruchtbaerheydt, noch drooghte met Fonteynen, noch onweder met stilte: het welcke is even 't geen dat de Apostel Paulus schrijft, 2 Cor. 6. Wat mede deel heeft d'ongerechtiheydt met de gerechtigheyt? en wat gemeenschap heeft het licht met de duysternisse? ende wat eendrachtigheydt heeft Christus met Belial? of wat deel heeft d'ongeloovige met de geloovige? of waer in voeght hem den Tempel Godes met der Afgoden?
Soon.
Soo en soude ghy dan niet raden, soo ick u meninge recht versta, datmen hier meer exercitien als een soude toe laten, ende nochtans soo komt groot profijt daer van, alsmen exercitien van vele Religien toe laet.
Vader.
't Kan wel wesen dat vele soo oordelen, maer wederom wort het Landt eenen Mist-hoop van allerley vuyligheydt een Rendevoes van alle boos-wichten, een Gast-huys van allerley sieckten der godloose, Menschen | |
| |
die niet weerdigh en zijn de Sonne aen te schouwen, die durven in Nederlant onsen Heylant en Salighmaker Iesum Christum openbaerlijck lasteren. Wat my aen gaet, ick oordele dat hy geen goet Politicus, veel weyniger een goet Christen is, die raet datmen alle Religien behoort toe te laten, en achte hem onder 't getal van die luyden daer de H.Schrifture van spreeckt, en seydt: Dat sy noch heet noch kout en zijn, maer laeuw, welcke derhalven de Heere uyt sijnen mondt sal swouwen, en sy en behoorde in gene regeringe van Landen of Steden gedult of geleden te worden.
Soon.
Om ons Propoost te hervatten Vader, acht ghy dat soo schandelijck dat de Iesuyten hier soo vry en vranck in 't lant komen?
Vader.
Ia, en dat om vele te voren verhaelde redenen, en oock om de bittere vyantschap die sy ons toe dragen. Eenen Iesuyt genaemt Tresham schrijft aldus: soo eenigen Prince slechts eenige gunste of vriendelijck gelaet eenen Ketter betoont, die verliest datelijck sijn Koninghrijck.
Soon.
Soo moeten dan alle Coningen wel toe sien, datse de Iesuyten (de slimste Ketteren die men bedencken kan) geen schoon gelaet en toonen: dat is seecker, dat veel Princen die haer schoon gelaet getoont hebben, in groote schade geraeckt zijn.
Vader.
't Is wel soo ghy spreeckt, maer soo en verstaen't de Iesuyten niet: onse Edele Mogende Heere Staten en alle die het Ampt der Overheydt bedienen, konnen uyt desen Thresham vernemen waer voor sy gehouden worden. De Iesuyten haten onse Overigheden, en alle Gereformeerde Christenen als Padden en Slangen: gelijck dit rondelijck ende met klare uyt gedruckte woorden bekent de Iesuyt Rybadeneyra, als hy met een affirmerende vrage seyt: is de aengeborene Vyandt-schap tusschen Lammeren en de Wolven grooter, als die welcke tusschen de Catholijcke ende de Ketters behoorde te wesen. Daer na Cap. 24. schrijft hy, dat de
| |
| |
Ketters slimmer te achten zijn dan die Joden die Christum gekruyst hebben. Item: dat sy veel snooder ende schadelijcker beesten zijn dan de Heydenen.
Soon.
Vader, soude dit wel te gelooven zijn? 't kan wel wesen dat dese twee met eenen by sonderen haet tegen ons ontsteken zijn, ende alsoo wat bitter spreken uyt melancholijcke passien.
Vader.
Sone, 't geen dese twee Iesuyten schrijven, en moetmen niet achten een Privé gevoelen te wesen, maer het is harer aller gevoelen ende resolutie, gelijck al voor veel jaren de ervarentheyt dit getoont heeft, want waer se meester zijn, daer betoonen sy veel grooter wreetheyt over de ware Christenen, met Moorden, Branden, Hangen, Worgen, Rabraken, Versmooren, Doot-pijnigen, etc. als oyt eenige Tyrannen gedaen hebben. Sullen wy dan dese Serpenten in onsen boesem voeden, en onder ons op queecken? om dat sy haren toorn, en wraeckgierigheydt weten te modereren, veynsen ende toonen soo lange tot dat sy haren slagh sien? doen wy dit soo sal het ons voor seker eyndelijck gaen gelijck AEsopus verhaelt, seggende:
De Henne op eenen tijdt vont Eyers eener Slange,
Sy Satter neerstich op, en bracht de jongen voort,
De Swaluwe sagh 't aen, en sprack u magh verlangen,
| |
| |
Dat ghy sult brengen op dit valsch en 't quaet gesoort,
Als sy gewassen zijn, denckt aen my eer langen,
Suldy, ghy Voedster selfs wesen den eersten moort.
Soon.
Vader, ick verneme wel uyt uwe redenen dat het niet te vergeefs en is dat dese boos-wichten dus van alle goede gehaet worden, selfs van die gene die goedt Rooms Catholijck zijn, van de Sorbona van Parijs die dese sententie tegen de Iesuyten heeft uyt gesproken Anno 1554 den 1 December, dit geselschap schijnt periculoos te zijn u saken des geloofs, verstroyers van de vrede der Kercken, omme keerders van der Monicken regelen, en meer tot verwoestinge als tot op bouwinge geschapen.
Vader.
Oordeelt aldus van de Iesuyten selfs de Hooge Schole van Parijs, soo hebben alle Christelijcke Overigheden meer dan oorsake om van de Iesuyten ende haren aenhangh te spreken ende te besluyten gelijck eertijts de Godvruchtige in de ware Christelijcke Religie yverige Keyser Constantinus gesproken heeft, seggende: O ghy! haters der waerheydt, vyanden des levens: oorsakers ende Raedts-luyden van moorderyen, alle uwe dingen strijden tegen de waerheyt, komen over een met oneerbaerheyt: ghy verheught u in boosdaden, beuselingen ende versierde fabulen, waer door ghy de leugenen opbouwt, de onnosele verdruckt, de geloovige het licht der waerheyt ontreckt, want door eenen uytterlijcken glants ende gedaente van Godt-saligheydt sondigende, soo besmet ghy alles met uwe besmettinge, geheel en gantsch suyvere conscientie wondt ghy met doodelijcke steken: ja den dagh selve dorst ick het seggen, beneemt ghy de luyden uyt het gesichte. Ende een weynich daer na: wat raedt dan, sullen wy toe laten dat de besmettinge der Hoogheden voort kruypen? ende eyndelijck besluyt de Keyser sijne invective aldus: dit zy dan wis en vast dat na desen uwe schadelijcke by eenkomsten niet meer gehouden werden, noch opentlijck noch heymelijck.
Soon.
Vader, hoe na soudt ghy oock alsoo besluyten tegen de Iesuyten en Papisten?
| |
| |
Vader.
Ia soo soude ick besluyten, want een van tween moet bocken of buygen, wat isser dan billicker en de ons ja den gantschen Landt profijtelijcker, dat wy die nu door Godts genade in proffissie zijn, Heeren en Meesters blijvende over de Papisten, die nochtans niet hatende om haer quaet geloove, maer Godt biddende dat hy haer wil bekeeren ende op den rechten wegh der saligheydt brengen, of dat wy haer den vinger gevende, selfs oorsaecke zijn dat sy metter tijdt 't geheele lichaem vermeesteren ende d' overhandt over ons krijgen, tot schade ende verderf onses selfs ende onser nakomelingen.
Soon.
Meendy dan Vader dat de Papisten ons over het hooft gewassen zijnde, ons souden willen dwingen in 't stuck van de Religie?
Vader.
Sone 't en gaet hier met geen meenen, ick ben des versekert. Alsoo handelen sy over al waer sy volkomene Meesters zijn, ja sy dwingen selfs hare Koningen de ware Religie te verlaten, daer sy ingeboren en opgetogen zijn, en voor de welcke sy lijf ende goet menighmael gewaeght hebben.
Soon.
Vader, believet u bewijst dat met eenige exempelen?
Vader.
Dit heeft (om niet verder te gaen) in korte jaren herwaerts gebleken aen den Koningh van Vranckrijck: 't en was haer niet genoegh dat de Koningh haer liet ongemolesteert blijven by de vrye en openbare oeffeninge van hare Religie door geheel Vranckrijck, maer sy hebben hem gedwongen de Paepsche Religie aen te nemen, gelijck al de Wereldt bekent is. Hebben sy dit konnen doen in een regeringe onder een Hooft, daer eenen Koningh, ja een van de kloeckste Koningen die in ettelijcke hondert jaren Vranckrijck met hooge macht ende authoriteyt geregeert heeft, wat en souden sy niet durven bestaen in een regeeringe van Staten, daer yder Man derf ja magh spreecken wat hem goet dunckt? niet die alleen die het roer inde handt hebben | |
| |
maer oock Ian, Pieter, Pauwel, en niet alleen spreken maer oock meynen schier dat defintive sententie haer toe komt. Een weynighsten immers vermogen haren seer veel by de Overigheyt, die haer of van bloedt-verwantschap of van swagerschap toe behoren.
Soon.
Ghy hebt hier boven met vele statelijcke redenen bewesen dat wy met onse Treves niet vast en gingen, om de trouloosheyt onser vyanden, maer de confederatien met soo veel treffelijcke Koningen brenght ons die niet versekertheyt ende assurantie genoegh?
Vader.
De confederatie met dese en die Koningen en Potentaten op gericht, is goet ende prijsselijck, ja men kan Menschelijcker wijse niet vaster gaen dan aldus. De Wijse-man seyt: Een drie dubbelt snoer wort niet licht gebroken, wy willen oock, en moeten den Koningh van Vranckrijck ende Groot Brittanien alles goets toe vertrouwen, want de over groote getrouwigheydt die sy ons nu lange Iaren gedaen ende bewesen hebben, is soodanig dat wy de selfde nimmermeer hoogh genoegh roemen en konnen, beheffens dat haer selfs heel veel daer aen gelegen is, dat de Spanjaert een vraet ende op slocker van alle Rijcken, ende een seer quaedt Nabuer, niet machtiger en worde.
Soon.
Soo schijnt immers Vader dat wy heel vast gaen.
Vader.
Ia Sone waren sy onveranderlijck ende onsterffelijcke: maer sy sijn sterffelijcke Menschen, en na Josephs Pharao, kan eenen Pharao op staen die Joseph niet en kent: na Salomon eenen Rehabeam, na Constantinum eenen Julianus. Daer kan oock noch vyantschap ontstaen tusschen die welcke nu groote vrienden zijn: daer kan door houwelijcken ofte andersints vaste vriendtschap ende nauwe verbintenisse gemaeckt worden, tusschen die welcke nu vyanden zijn, of immers die malkanderen nu niet en vertrouwen. David die selfs eenen Koningh is geweest, spreeckt Psalm 146. Verlaet u niet op Vorsten,
| |
| |
Soon.
Zijnder eenige kloecke Mannen meer Vader, die aldus van dese materie oordeelen?
Vader.
De Grave van Northamton eenen seer wijsen Raedts Heere des Koninghs van Groot Brittannien, seydt: Dat de Princen die vyeren niet en vreesen die in uyt-lantsche Staten ontsteken zijn, voor dat eenige voncken op hare Palleysen vallen. En voeght daer by, vele Menschen zijn seer slap en trage om den dief na te loopen, die harer na-bueren goedt steelt; die nochtans seer wacker zijn om met Arents vleugelen te vliegen als sy haer selve in hare eygene sake gedruckt vinden.
Soon.
Dit kan wonder bequamelijck op dese materie geappliceert worden, maer hebdy noyt eenigen Politicum van dese materie in 't particulier hooren disputeren.
Vader.
Ia, wel een seer kloeck Politicum, mijnen goeden vriendt, oordeelt ende spreeckt van de confederatien aldus: 't Is sottigheydt eens te dencken, dat eenige borgen uwent halven een oorloge sullen aenvangen, niemandt en hinckt aen een ander mans seer, 't ongemak, de kosten ende moeyten des oorloghs zijn soo groot, datse niemant uyt liefde en tot profijt van de vreemde wil aenvaerden, ja men schroomt daer in te treden, oock wanneer men sijn eygen leedt wreken sal. Siet aen d'Articulen van Pays tusschen den Koningh van Vranckrijck ende Spangien, in het Jaer 1598. op gericht, in de welcke de Coningh van Vranckrijck den Vorst van Cleve, als sijnen geconfedereerden vrient begrepen heeft: maer hebben niet de Spaensche met in neminge der Rijcx-steden, met over-vallinge van de Cleefsche ende andere Nabuer-landen, met rooven, plunderen en duysenderley moet willen, de vredehandelinge groffelijker verbroken: nochtans heeft Vranckrijck om de behoudenisse dier Landen geen oorloge willen aen nemen. Siet aen het exempel van de overledene Koninginne van Engelant, hoogh-loffelijcker memorie: Hoe wel de Koningh van Hispanien na haer Kroone, lijf en leven, met gewelt, verraet, gift ende menigerley | |
| |
practijcken getracht heeft, hoe ongenegen datse nochtans altoos geweest is, den selven met een offensive Oorloge recht aen te tasten: maer is te vreden geweest met bescherminge van haer eygen Landt, niet tegen staende dat sy haren staet met hulpe van de Nederlanden, ende met halve kosten hadden konnen versekeren. Van gelijcke dingen moetmen gelijck oordeel vellen.
Soon.
Vader, zijn wy door dese Treves soo weynigh versekert, wat redenen hadt ghy doch in 't beginsel van onse t'samen-spreeckinge u soo hoogelijck te verblijden daer wy nu ter tijdt als uyt alle uwe discoursen blijckt in meer perijckel zijn als wy te voren waren gedurende de Oorloge?
Vader.
Die in convenienten des Oorloghs zijn soo groot dat hy na alles verdragelijcker is als den krijgh wanneer men met eenige assurantie leven mach sonder Oorloge. Alle quade zeden nemen de overhant ten tijde van Oorloge, deught en wort niet geacht, men hoort niet dan van bloet-storten, rooven, plunderen, branden, Vrouwen en Maeghden schenden, etc. Voor eerst dan soo zijn wy voor eenen tijdt langh daer van bevrijdt onse goede na bueren (die oock al haer deel aen dese ellenden gehadt hebben) gelijck selden een huys brandt of de na buer lijdt schade, volgens het spreeck-woordt Aliquid mali propter vecinum malum. Dat is: Men krijght wat van by staen, worden niet ontlast. Voorders als wy met den Vyant de sorgelijcke Treves gemaeckt hebben soo doen wy blijcken voor al de Werelt, dat het aen ons niet gemangelt en heeft, maer aen den Vyant, dat het bloet-storten niet eer op gehouden en heeft, dewijle wy liever een gevaerlijcken peys hebben gemaeckt, dan dat wy langer in den krijgh (hoe schoon dat onse saken stonden) blijven wouden.
Soon.
Nochtans Vader, uyt alle uwe voor gestelde instructien sal het blijcken, dat wy over langh tot Vrede hadden konnen geraecken, de wijle sy ons | |
| |
soo dickwils aen gepresenteert is.
Vader.
Maer uyt de selfde Instructie blijckt oock, dat alle vorige aen biedingen van Vrede, op enckel bedrogh en verradery, als op een quade Moeder lagen: men boodt ons Vrede aen, ende daer en tusschen waren de Moordenaers voor handen om sijne Excelentie en andere te vermoorden: soo dat wy noyt en hebben met eenige verseeckeringe handelen konnen: wie kan het ons qualijck duyden dat wy ons niet en hebben wetens en willens bedriegen laten? en hoe wel dat onse Heeren seer wel weten, dat dese selfde Treves niet uyt liefde tot ons van onse Vyanden ons aengeboden is, niet te min hebben sy de selfde den Oorloge geprefereert, Bloedt te storten en is onsen lust niet, verwoestinge van Landen en Luyden en is ons niet aengenaem, dat weer Godt, maer niemandt en kan langer Vrede hebben, als een ander wil.
Soon.
Vader hebdy geen andere redenen om u over dese Treves te verblijden?
Vader.
Seer hooghlijck verblijde ick my oock dat de Koning van Hispanien heeft moeten bekennen de rechtveerdigheyt van onse seer noodige defensie, en te gelijcke dat wy wettelijcke redenen gehadt hebben om hem niet langer voor onsen Prince ofte over Heere te kennen: want met ons Treves makende als met Vrye Landen, daer hy niet op te pretenderen en heeft, soo avoueert hy stil swijgende 't gene dat de E.M.Staten gedaen hebben om sijne onrechtveerdige tyrannye ende wreetheyt van ons af te weeren. Oock staet my voor dat het Godt de Heere eens sal beginnen te verdrieten de onwettelijcke usurpatie van soo veel Koningrijcken die sijne Voorsaten met gewelt anderen hebben afgenomen, de selfde wederom in vrydom stellende gelijck hy ons gedaen heeft, het welck geschiedende, soo en sal hy de macht niet hebben om ons te over Heeren, of hy schoon de wille heeft.
Soon.
Besit dan de Koningh van Hispanien soo veel Koninghrijcken met gewelt?
| |
| |
Vader.
By na alle die hy besit, heeft hy by onrechtveerdige usurpatie sijner Voor-ouderen: 't gene de Vader gestolen heeft en kan de Soon noch met gerechtigen Tytel, noch ter goeder trouwe besitten, soo dat ick verhope dat Godt de Heere eens sijn rechtveerdigh Oordeel execiteren sal aen 't Huys van Spangien, en dat dese Geunieerde Provintien de eerste vederen zijn, die hem uyt getrocken worden, beginnen hem de pluymen uyt te vallen so sal hy wel haest pluym-loos wesen, gelijck eertijts de Kraye, die verciert en gepalleert was met anderen vogelen vederen, ende dat alsoo:
Si forte suas repertitum venerit olim
Rex avium plumas moveat cornicula risum
Dat is:
Als yegelijcke Dier van 't Kraytjen haelt sijn veer,
Niet over-blijft dan een kale geck-smeer.
Hoe sullen sich alle vrome en Godtsalige verblijden als sy den hooghmoet van Spangien vernedert sien, en de rechtveerdige wraecke Godts van wegen soo veel onnoosel bloets.
Soon.
Vader ick ben noch jongh verleent my God de Heere een lang leven, wie weet wat ick noch beleven sal?
Vader.
Gave Godt dat Vranckrijck, na ons exempel, hem uyt den steert trocke Navarra, Napels, Cicilien, Milanen, &c. Op dat dese Monarch van de Werelt, Dominateur van Asia en Africa, van alle sijne Koninghrijcken, die hy onrechtveerdelijck besit verstooten zijnde, op sijnen ouden Nest te Habsbourg mochte gaen regeren, soo wijdt, soo breet, als de Switsers hem dan souden toelaten. De rechte Erfgenaem van Portugael ware oock te vinden. De Arragonnoysen en hebben sulcken smaeck in sijn Heerschappye niet, of sy souden haer Justitie noch geern in haer oude macht sien.
Soon.
Men heeft immers wel soo hooge Bergen sien dalen. Maer eerweerdige Vader, ick hebbe veel licht uwe goetheyt en patientie misbruyckt met soo vele vragens, doch u bevel heeft my daer toe verstout, ende den | |
| |
grooten lust om wat nader bescheyt te hebben van die dingen die ons lieve Vaderlant gepasseert zijn.
Vader.
Mijne dagelijcksche trouhertige vermaningen dienen daer toe, om u tot ware Godtvreesentheyt te brengen, op dat ghy als een vroom ende Godtsaligh Christen litmaet onses Heeren Jesu Christi en sijner Gemeenten leven ende wandelen soudet: ten anderen, tot liefde ende eerbiedigheydt tegen de Ed: Mog: Heeren Staten onse Souvereyne Heeren, op dat ghy als een getrouw ondersaet, haer en u Vaderlandt getrouwe blijft. Ende daer toe sal ons dienen dese tegenwoordige onderrichtinge, op dat ghy sien mooght hoe Tyrannighlijck de Spangiaert hier geregeert, ja geregneert heeft: hoe wonderbaerlijck Godt de Heere sijne Kercke beschermt en verdeedight heeft: hoe yverigh de Ed: M: Heeren Staten geweest zijn om 't Vaderlandt te verlossen: hoe Godt de Heere sijne Princelijcke Excellentie gesegent heeft, met een hant vol volcke, tegen soo groote macht, verraderyen ende schelmsche aen slagen, hem ende de landen behoedende, bewarende ende eyndelijck in vrydom stellende, des hy gelooft ende gepresen moet zijn in eeuwigheydt.
In de Voor-reden, als mede in dit Boeck selfs is geseyt dat de Spangiaert desen sijnen bloet-dorstigen aerdt, daer van nu in het breede gesproocken ende die met seer veel exempelen levendigh voor oogen gestelt is, soo weynigh kan verlaten als een Katte het Muysen ende een Exter het huppelen, ofte als een Moor-man sijn huyt, ende een Luypaert sijn vlecken kan veranderen. Hier van hebben wy een versch ende levendigh exempel, noch seer onlanghs gebeurt aen het Lichaem van een doodt Mensche. 't Welck wy hebben goet gevonden ons ende onse Kinderen voor te stellen, om den selven dien wreeden ende bloedt dorstigen Spaenschen aert meer doen apprehenderen.
| |
| |
Het is geschiet tot Linnich in den Lande van Gulick, in het beginsel van May 1627. dat een seker Ionghman Jan Wevers genaemt, die altijdt kreupel was geweest, een Litmaet van de Gereformeerde Kercke, gestorven zijnde, 2 of 3 schoot-weegs buyten de Stat, op het kerchof daer die van de Gereformeerde Religie hare dooden begrave (also syse op het kerck-hof in de Stad niet begraven en mogen) naer gewoonte soude begraven worden, van die luyden diede selve Religie toe standigh zijn. De Spanjaerts (also der eenige in die Stad in Guarnisoen leggen) dit niet konnende verdragen, hebben haren haet tegen die van de Religie en haren wreeden bloedt dorstigen aert by dese gelegentheyt geopenbaert: want sy zijn het Lijck met sijn gevolgh ter stadt uyt na getrocken en hebben het kleet van de kist en de luyden eenige Mantels af genomen: en als de doode begraven was, hebben sy de luyden die hem begraven hadden met groote furie van daer verstroyt. De Predicant Theodorus Hullekramer die het Lijck mede gevolght hadde, hebben sy na gejaeght en gedreygt te dooden, soo dat hy hem selven heeft moeten rantsoeneren en sijn leven koopen. Het graf hebbensy wederom geopent, de kist in stucken geslagen, den doode het doot-kleet uyt getogen, en alsoo op de aerde ter neder geworpen, daer na hebben sy hem het hooft afge- | |
| |
houwen, de mannelijckheydt af gesneden, en welck een Barbier van de Spanjaerts, tot Adam Kuck te Huys leggende, met eenigh bloet mede genomen heeft. Het lichaem hebben sy van den hals af tot den buyck toe op gesneden met de voeten langhs de aerde gesleept, gevilt en alsoo opgehangen, en seyden dat sy het wilden verbranden. Maer door dien de luyden vande stadt dese schrickelijcke daet niet langer konden verdragen, zijn sy soo sterck toe geloopen dat de Spanjaerts het lichaem hebben moeten laten leggen, en wederom in de stadt zijn getrocken. O wreede Barbarische onmenschelijcke daet aen een doodt lichaem! wreetheyt die de Heydenen selfs verfoeyen die door het licht der naturen hebben verstaen dat de lichamen en gebeente der dooden eerlijck gehandelt en in ruste behooren gelaten te worden. Doen sy dit aen de dooden die haer geen tegenstant meer en konnen doen, wat souden sy niet wel doen aen den levendigen? doen sy dit daer sy noch geen volkomen Meester zijn, maer noch eenighsins door het sweert van de Vereenighde Nederlanden, van Groot Brittannien, van Denemarcken, Van Saxen, Weymer en andere ingehouden worden, wat souden sy niet wel doen als sy die alle ende insonderheyt als sy de Vereenighde Nederlanden, die haer soo lange tijdt in de wegh geweest zijn, geheel vermeestert hadde? doen sy dit aen die luyden die hen in het minste niet misdaen en hebben, daer sy niet op te seggen en hebben als alleen de verscheydenheyt van de Religie, wat souden sy niet wel doen aen de Nederlanders die soo veel jaren voor hare Religie en Previligien tegen hem gestreden, so veel van haer geselschap omgebracht, hare tyrannye soo kloecken weder stant gedaen, hare hoogmoet soo menighmael gebroken en hem van de ingebeelde Monarchie soo lange verhindert hebben? laet u dan niet wijs maecken vrye Nederlanders, dat de Spanjaert sijnen ouden aert verlaten heeft, veel min dat hy tot u beter geaffectioneert soude zijn als te voren. Siet hier sijnen aert als in eenen levendigen Spiegel, | |
| |
ende maeckt een argument aminori ad majus. Moet men die daer hy soo weynigh pretentie op heeft, sijnen aert alsoo gevoelen, hoe soude die uytbarsten op u die hem soo geoffenseert hebt, indien hy eens gelegentheydt daer toe konde krijgen? daerom wacht u voor den Spangiaert. Wapent u met couragie tegen hem. Biet hem Mannelijck het hooft. Voorsiet u van bequame middelen, Zijt gewilligh in het contribueren tot de gemene middelen, gedenckende dat het beter is wat te geven ende de reste te houden, als goedt ende bloedt ende alles te verliesen, en met uwe Kinderen in de uytterste miserie te geraken: ende in sonderheydt, danckt Godt dat hy u van de Spaensche Tyrannye verlost heeft, ende bidt hem dat hy u om uwer sonde wille daer onder niet wederom late geraecken.
EN om het voor gaende te meer te bekrachtigen, dat de Paus-gesinde niet een hayr beter zijn dan voor desen, en dat het maer aen de macht is ontbreeckende, blijckt uyt het neven gaende door den Hertogh van Savoyen, geschiet 1656. In Februari aen de arme Vaudoisen in Piemont, daer sy noch niet mee te vreden waren, dat sy de onnoosele Menschen in die koude Winter uyt haer huysen in de Rotsen jaeghden, maer stellende alles dat haer voor quam te vyer en te swaert, steeckende de brandt in de huysen van Angrogne, omtrent la Tour zijnde een van de verre af gelegenste plaetse, selfs eer de andere tijdt hadden om te komen in het midden van Angrogne, 't welck sy tot hare logement verkoren hadden: het selve deden oock de andere troupen aen de sijde van S.Ian Bricheras en veel andere plaetsen, aen de sijde van La Tour, soo langh den dagh haer sulcks toe liet.
Onder alle dese geweldige bespringingen, verwoude aen vallen ende soo Barbarische bedrogh ende verraderyen, de lucht vervult met vyer, vlam en roock, door de aen gesteecken ende brandende Kercken ende Huysen | |
| |
hoordemen anders niet als een afgrijsselijck gekrijt, geween ende gehuyl, schatterende noch te ysschelijcker om de menighte der weder geklancken, die in de Bergen ende Rotsen zijn.
De Moeder heeft haer suygende Kindt, de Man sijn Vrou, de Broeder sijn Broeder verloren, de sommige zijn op Barbarische wijsen verslagen ter wijlen sy doende waren om noch yets van hare goederen te bergen, andere verstroyt zijnde op de toppen van de Bergen, worpen sich van boven in de kuylen en in het Snee, levende sonder brant, onderhout en kleerderen, zijnde siecke oude luyden, gequetste en swangere Vrouwen, van de welcke vele gequetst zijnde, benevens ende by hare vrucht, op staende voet doodt bleven, naer dat men haer een wijl tijdts met Snee onderhouden hebbende, het selve gesmolten in plaets van Suycker in de mondt gegoten heeft, daer warender oock veel met naeckte voeten ende beenen, selfs oock persoonen van aensien die door Snee en Ys af gevroren ende af geset zijn.
Des anderen daeghs, zijnde den 22, zijn dese stoocke-brande ende doot-slagers oock niet ledigh geweest, een Monnick van de Ordre van S.Francoys ende een Priester, die met hare Vyer-wercken de eere wilden hebben van te wesen de voonaemste brant-stoockers, konnende het selve naer haer believen uyt voeren, lieten niet naer de Kerck van S.Ian in brandt te steecken, ende alle 't gene van de huysen soo van Angrogne als van la Tour over gebleven was, ende waer sy noch een hoeckjen van den voor gaenden brandt over geschooten vonden, daer schoot den Priester met sijn Roer in, om het voort aen kant te helpen, de Soldaten oock verduyvelt zijnde, liepen ende klommen boven op de toppen van de Rotsen ende ongeganckelijcke plaetsen, om daer alle die arme Creaturen die sy daer vonden, al hoe wel sy niet de minste tegen standt deden, dan hals af te snijden, hare tranen souden Tartaren, Menschen-eters ende anderen Barbarische Volckeren de Wapenen uyt | |
| |
de handen hebben doen vallen: alleen in het Dorp Taillaret, gelegen op eene van de hoogste Bergen ofte Heuvels van la Tour, heeftmen duysenderhande moetwilligheden aen hondert vijftigh Vrouwen ende Kinderen bedreven, ende daer naer al te samen het hooft af geslagen, sy hebben veel Menschen laten braden en der selver herssenen op gegeten, maer hielden haest op seggende dat se qualijck smaeckten ende haer pijn voor 't hart veroorsaeckten: andere heeftmen op menighten in stucken en brocken gehouden daer sy malkanderen mede naer het hooft wierpen: een arme Vrouwe die haer ontkomen ende by haer eerst afgrijsselijck qualijck getracteert was, hebben sy ontnomen een kleyn Kindt in doecken gewonden, ende 't selve uyt de doecken geschut hebbende wierpen 't selve beneffens meer andere van de Bergen in een steylen afgrondt. Daer is een groot getal der selven verschuert, gehangen, ende midden door gehouden.
Twee Soldaten namen tusschen haer beyden een van dese onnoosele Creature, d'een, ende d'ander by het ander been, naer dat sy het van een gescheurt hadden sloegen malkanderen daer mede om 't hooft; sy hebben sonder onderscheyt alle Menschen naeckt uyt-getrocken, haer lichamen op gesneden op soodanigen manier die de Menschen doet gruwelen die het hooren verhalen, ende hebben in de op gesneden lichaem sout en buskruyt gewreven ende de selve haer hemden weder aen getrocken hebbende, dese gemartiliseerde Menschen in 't vyer geworpen en verbrant; andere hebben sy heel naeckt de hoofden tusschen de beenen gebonden, ende alsoo gebonden van de steylten in de diepten laten af rollen sonder te verschoonen een seker Man van Angrogne genaemt Piere Simon out 100 jaren, noch sijn Vrouwe oudt 95 jaren; men heeft een groot getal der selve verbrandt in hare huysen sonder datmen de selve van te voren heeft willen dooden, niet tegen staende sy sulcx als een genade versochten; andere heeft men de | |
| |
borst op gesneden, het ingewant uyt geruckt ende hare schamelijcke leden af gesneden; naer dat sy veel Vrouwen geschent hadden hebben sy de selve steenen in het lichaem gesteecken, ende hebben haer in dier gestalte om geleyt tot dat sy de Geest gaven, sommige heeftmen by een been aen boomen gehangen en alsoo laten sterven: men heeft vele op de maniere der Turcken palen door het lijf geslagen, andere heeftmen met scherpe palen in de aerde vast gemaeckt, de welcke men haer in den buyck gesteecken heeft ende soo diep in de aerde gedrongen als mogelijck was. Van de gene die levendigh voor de Marquis gebracht waren ende hare Religie niet en hebben willen af sweren heeftmen een groot getal na Turin gebracht, onder andere Monsr. Gros en Aguit, Leeraers van Villac ende Bubiana, na dat sy met verwonderinge gesien hadden de wonderbaerlijcke stantvastigheydt van een armen Huys-man genaemt Ian Paillas, ende van Monsr. Paul Clement Ouderlingh en Diaken van de Kercke van la Tour, den eersten den Galgh voor de Misse verkiesende, leydemen den tweeden by hem om schrick aen te jagen, maer als hy al boven op de ladder was ende dat de Mis-Priesters hare helsche vermaningen verdubbelende, seyden datter noch tijdt voor hem was indien hy Catholijck wilde werden, sprack hy tot den Beul dat hy doen soude 't geen hem te doen stont, ende hem biddende dat hy hem van kant soude helpen, badt Godt dat hy het dese Moordenaers wilde vergeven, al hoe wel hy sagh dat de wraecke na by was, die Godt over al dit onnoosel uyt gestort bloet nemen soude.
Eer sy hare verwoetheden in 't werck stelden op een Man ende sijn Vrouwe, die Godt de Heer thien Kinderen verleent hebbende, de selven in de vreese des Heeren op getrocken hadden; om haer te doen begrijpen wat tractement sy op haer beurt te verwachten hadden, soo dwongen sy de selve aenschouwers te wesen van de | |
| |
wreetheydt die sy aen dese thien onnoosele op geofferde Kinderen in het werk stelden, te weten: sy sneden de selve altemael het hooft af, daer naer rolden sy met de selve in t' aensien van hare Ouders als men met bollen doet; de tranen verdonckeren mijn gesicht, en de verstrickende droefheyt beletten my dit verhael te vervolgen, en dencke dat de nieuws gierige Gereformeerde Leser hier mede gecontenteert sal blijven, en geene meer op de Spangiaerts barmhertigheydt haer sullen betrouwen. Hier mede eyndigende, wenschende u alle een voorspoedige voortgangh in de goede regeringe, etc.
EYNDE.
|
|