Spiegel der Letteren. Jaargang 27
(1985)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
In margineHs. Brussel K.B. IV-775In de proloog tot een prozalegende van de heilige Alexius, voorkomend in een middelnederlandse bewerking van de Institutio Christiana die bewaard wordt in de British Library te Londen (hs. Add. 10287Ga naar voetnoot1, wordt verwezen naar een middelnederlandse berijming van dezelfde stof waarvan tot voor enkele jaren geen spoor was overgebleven. Eerst in 1971 werd er één (perkamenten) blad van weergevonden. Het is een lichtjes besneden blad (160 × 108 mm) uit een manuscript van omstreeks 1300, dat dienst deed als dekblad op de binnenzijde van het achterplat van een slappe kalfsleren paneelstempelband van Vlaamse oorsprong, die de laatste twee delen bevatte van een zesdelige editie van het Oude Testament, in 1522 door Johannes Knobloch te Straatsburg gedrukteGa naar voetnoot2. Het gaat om de band, waarin ook de zes blaadjes zijn gevonden die de fragmenten bevatten van een vijfde handschrift van het middelnederlandse dierenepos Van den vos Reinaerde (thans: Brussel K.B. IV-774). In de zestiende eeuw moet hij het eigendom zijn geweest van Nicolaus Bredburch: op de titelpagina van het zesde deel van het Oude Testament schreef hij niet alleen zijn naam, maar ook een aanhaling uit Jeremias en de inhoud van het vijfde deel. De gelukkige vinder van het Alexius-fragment is de Brusselse antiquaar A. van Loock, die de postincunabel van Knobloch in de paasvakantie van 1971 in Monte Carlo heeft gekocht. Aan Jan Deschamps komt de verdienste toe het fragment te hebben geïdentificeerd. Het bestaat, zoals gezegd, uit één enkel perkamenten blad, over één kolom beschreven in een goed leesbare littera textualis. Hoofdletters aan het begin van elk vers in een aparte kolom, niet gerubriceerd. Het eerste en het zevenentwintigste vers beginnen met een blauwe lombarde, twee regels hoog. Hier en daar | |
[pagina 72]
| |
opvulling van de bladspiegel (135 × 65 mm) met krullen. Afschrijving en liniëring zijn, vooral op de vo-zijde, nog duidelijk te onderscheiden. Elke kolom telt 27 regels. De ro-zijde van het blad, die tegen het achterplat was geplakt, is bij het losweken enigszins beschadigd. Het fragment is in de rechterbovenhoek op de vo-zijde gesigneerd IV-775.
TeksteditieGa naar voetnoot3
NO icne can dichten no icne can laten
Ic ne can mi heidensGa naar margenoot+ hoghe maten
E... e ghewict het wort mi te zuarGa naar margenoot+Ga naar eind3
... ghelanct het wort mi te naerGa naar eind1-4
5[regelnummer]
Min sin het mi dat ic onbereGa naar margenoot+Ga naar eind5
Mine harte doet datGa naar margenoot+ ic beghere
Min sin segghet mi hie is tonvroetGa naar margenoot+Ga naar eind7
Min harte segghet het is goed
Min sin segghet hets boue sereGa naar margenoot+ machtGa naar eind9
10[regelnummer]
Min harte wille dat ic die cracht
An gode soeke van hemelrike
Hie salse gheuen ghetrouwelike
AlsGa naar margenoot+ hie al den anderen doet
Die vp hem betrouwenGa naar margenoot+ goed
15[regelnummer]
Desen tuistGa naar margenoot+ ende desen strijtGa naar margenoot+
Hebbic ghedraghen langhe tijt
In mine harte allene stille
Ende hebbe ghedan desGa naar margenoot+ sines wille
Mare mie heuet die harte verwonnen
20[regelnummer]
De sin sodat ic hebbe begonnenGa naar margenoot+
Ende wille .i. mirakele dichten
God moete minen sin verlichten
Dat icse moete wel scriuen
Dat hie te sire ere moete bliuenGa naar margenoot+Ga naar eind24
25[regelnummer]
Ende hare vromeGa naar margenoot+ moete wesen
I. Diese horen sullen ende lesen
Vroeme wonder rike man
Dar veile dughedenGa naar margenoot+ waren an
Mer dugheden ende mer goeder seideGa naar margenoot+
| |
[pagina 74]
| |
30[regelnummer]
Dan men nu plietGa naar margenoot+ in der steide
Dese man was rike ende mildeGa naar margenoot+
Ic wilde me ouer al dat hildeGa naar eind32-35
Yeghen was in die port
Vor den keiser bet ie hort
35[regelnummer]
Ye bet ghemint in die stat
Het ne betamt oec niemene bet
Na sere seideGa naar margenoot+ na sere dughet
Als ghi van hem bore moghetGa naar eind38
Hie was rike ende gaf gherne
40[regelnummer]
Cranken ende armen tsine te terneGa naar margenoot+Ga naar eind40
Ic segghe v dat hie plach te desen
Cranken armen ende wesen
Elkes daghes .iij. tafelen rechtenGa naar margenoot+
Dat gheboet hie sinen knechten
45[regelnummer]
Ende hietemGa naar margenoot+ dat sie souden ghievenGa naar margenoot+
Hem die war bi hadde leuenGa naar eind46
Wedewen pellegrim ende wesen
Sodat sies moghen gheweisenGa naar margenoot+
Al dats daghes ghetidichGa naar margenoot+ wasGa naar eind49
50[regelnummer]
Alle daghe plach hie das
Bouen al desen was so groet
Sine alemoesene dars was noet
Dat het ne ware wonder ne wasGa naar eind53-54
Selue ne was hie selue niet sonder
Brussel/Contern, aug. 1984 w.e. hegman |
|