Spiegel der Letteren. Jaargang 23
(1981)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
In marginePetrarca in het NederlandsNaar aanleiding van de publicatie van vijfentwintig sonnetten van Petrarca, vertaald door Frans van DoorenGa naar voetnoot1, ontstond er een briefwisseling tussen de auteur en ondergetekende over een aantal lacunes in het nawoord. De auteur wenste de gelegenheid te baat te nemen om de volgende tekst te publiceren. Rectificatie
‘............. io mossi indi i piedi,
non altrui incolpando che me stesso’.
(Petrarca, Rime XXIII 87-88)
Kort geleden zag ik in een antiquariaatscatalogus staan aangeboden: Madonna Laura: verzen van Petrarca (vert. D. Tol), Stols, Rijswijk 1941. Bij het zien van die titel klopte het hart me in de keel: enerzijds onderging ik de plezierige spanning van iemand die iets kostbaars op de kop denkt te kunnen tikken, anderzijds de onaangename verrassing van iemand die wordt geconfronteerd met iets waarvan hij het bestaan min of meer had ontkend. Ik bestelde het boek onmiddellijk, en toen ik het na twee weken thuis kreeg, werd ik tegelijkertijd een gelukkig en een ongelukkig man o gelukkig, omdat ik de hand had weten te leggen op een zeldzame Stols-editie die bovendien nog op mijn vakgebied betrekking had; ongelukkig, omdat ik besefte dat ik in mijn eigen boekje met Petrarca-vertalingen nogal wat onjuiste informatie had verstrekt. Nu ik Tols vertalingen heb gelezen, haast ik me dan ook om enkele van de door mij in mijn nawoord gedane beweringen te corrigeren. In wezen gaat het om twee onjuistheden, waaruit dan nog wat kleinere foutjes voortvloeien. In de eerste plaats is mijn opmerking: ‘Deze bundel is bij mijn weten de eerste uitgave in boekvorm die er tot nu toe van Petrarca's sonnetten in het Nederlands is verschenen’ ondanks het aangebrachte voorbehoud door de suggestie die ervan uitgaat onjuist, want het boek met Petrarca-vertalingen van Tol verscheen al in 1941. Ook mijn uitspraak dat er ‘tot voor kort alles bij elkaar niet meer dan een kleine 50 sonnetten van de Italiaan waren vertaald en daarnaast nog wat madrigalen, canzonen en sestinen’, is in strijd met de waarheid, want Tols boek bevat de vertaling van niet minder dan 100 sonnetten, 2 canzonen, de volledige Trionfo della Morte en een gedeelte van de Trionfo dell'Amore. Het zal duidelijk zijn dat ik deze rechtzetting schrijf met het schaamrood op de wangen: ik had Tols boek moeten kennen en moeten vermelden. Het feit dat het een bibliofiele uitgave betreft in een oplaag van slechts 500 exemplaren, mag dan de reden zijn dat de bundel aan mijn aandacht is ontsnapt, ik wil het niet als verontschuldiging aanvoeren. Helaas kan ik mijn verzuim, hoe graag ik | |
[pagina 117]
| |
dat ook zou willen, nu niet meer herstellen. Vandaar dat ik met beide handen de gelegenheid aangrijp om via deze (op zichzelf schamele) rectificatie Tol alsnog de eer te geven die hem toekomt. Tol heeft immers van Petrarca meer in het Nederlands vertaald dan iemand voor hem of na hem, ja hij heeft kwantitatief zelfs het totaal van alle andere Petrarca-vertalingen overtroffen. Het feit dat zijn omzettingen ook kwalitatief een hoog niveau bereiken, maakt zijn prestatie nog indrukwekkender. Het vertalen van grote poëzie mag dan onmogelijk zijn, Tol heeft door zijn Petrarca-weergaven bewezen dat het toch ook weer niet zó onmogelijk is dat elk resultaat op dit gebied bij voorbaat uitgesloten moet worden geacht. Dit lijkt mij de grootste hulde die ik Tol als Petrarcaverbaler kan brengen.
frans van dooren
We menen dat na deze rectificatie de taak van de recensent zich kan beperken tot een korte bespreking van de inleiding en de vertalingen zelf. De inleiding bevat geen nieuwe gegevens maar biedt toch een overzichtelijke en evenwichtige kennismaking met het leven en het werk van de dichter en humanist Petrarca. Van Dooren beëindigt zijn inleiding met de opmerking dat Petrarca in Nederland nooit de aandacht heeft gekregen die de omliggende landen hem hebben geschonken. Kijken we naar de dichters die zich wel intensief met Petrarca hebben beziggehouden: Van der Noot, Hooft, Huyghens, Bilderdijk, Verwey, Van Suchtelen, e.a., dan mogen we wel zeggen dat hun belangstelling voor deze invloedrijke dichter, die niet weg te denken valt uit het beeld van zeven eeuwen Europese letterkunde, ongetwijfeld vruchtbaar is geweest voor hun persoonlijke ontwikkeling. Een klein taalgebied als het onze kan het zich niet veroorloven om geen intens contact met de gehele Europese letterkunde te onderhouden. Al schrijft de auteur dat hij hoopt dat zijn vertalingen ‘als autonome creatie’ moeten beschouwd en gewaardeerd worden, toch menen we dat de uitgave van een dubbeltekst, met de Italiaanse naast de Nederlandse versie, er op wijst dat de eerste bedoeling van de vertaler niet lag in het brengen van een adequaat poëtisch equivalent in de doeltaal voor het oorspronkelijk gedicht in de brontaal. Van Dooren beseft wel dat zijn arbeid meer filologisch dan poëtisch is. Hij schrijft dat hij hoopt dat de lezer langs zijn tekst om de schoonheid van het origineel zal kunnen smaken, zodat hij zijn tekst toch in dienst van het origineel plaatst. De aanwezigheid van het origineel verplicht hem ertoe om dicht bij de vormgeving en de betekenis van de brontaal-tekst te blijven. De lezer beschikt immers over een controle-mogelijkheid om de exactheid van de vertaling te evalueren. Tenslotte maakte de vertaler het zich niet gemakkelijk door te opteren voor een omzetting van Petrarca's endecasyllabe (die zeker niet altijd overeenkomt met de hypercatalectische vijfvoetige jambe!) door een vijfvoetige jambe, een welluidende en dankbare poëtische vorm, die ook bij de tachtigers de voorkeur genoot boven de alexandrijn, maar die vrij hoge metrische eisen stelt. | |
[pagina 118]
| |
Principieel kunnen we de opties die de vertaler nam volledig onderschrijven en we beseffen voldoende hoe lastig hij het zich hiermee als vertaler heeft gemaakt. Dat het eindresultaat in de meeste gevallen bevredigend tot zeer goed kan genoemd worden is geen geringe verdienste. Toch moeten we hierbij vermelden dat bijna overal de lichte glans, de gevoeligheid voor stemmingen en beelden, de kleine vonken van de poëtische spanning, de zachte weemoed en de liefelijke welluidendheid ontbreken die de lectuur van de oorspronkelijke sonnetten van Petrarca tot zo'n adembenemende poëtische ervaring maken. Al heeft het Petrarkisme onze waardering voor Petrarca ongetwijfeld negatief beïnvloed, toch kan men niet ontkennen dat hij een geniaal dichter was. Alleen een ander geniaal dichter als een Ronsard of een Hooft hebben in hun vertalingen of adaptaties de meester geëvenaard al is het zonder meer duidelijk dat Hooft dit slechts kon door vrij ver van de oorspronkelijke tekst af te wijken. Binnen de limieten die Van Dooren zichzelf stelde, heeft hij voortreffelijk werk geleverd en we hopen dat hij niet zal versagen om op de ingeslagen weg door te gaan zodat we - wie weet - toch nog eens ooit tot een volledige Nederlandse vertaling van de Canzoniere zouden mogen komen.
karel hellemans - K.U. Leuven |
|