Spiegel der Letteren. Jaargang 21
(1979)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee romans uit de Forum-tijd: Hampton Court en Het land van herkomstDeel II
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verband te plaatsen. Het autobiografische relaas kan bijgevolg beschouwd worden als een roman die, i.p.v. fiktieve, volstrekt autentieke en verifieerbare stof struktureert. In het licht van deze visie sluit Het land van herkomst zelfs nauw aan bij de traditionele ‘Bildungsroman’. Du Perron tracht bij monde van zijn dubbelganger-alter ego, Arthur Ducroo, de eigen ontplooiing vast te leggen en te interpreteren. De splitsing in een ‘vroegere’ en in een ‘huidige’ Ducroo doet op geen enkel ogenblik afbreuk aan de herkenbaarheid van het hoofdpersonage: de twee verschijningsvormen van Ducroo liggen kronologisch in elkaars verlengde en bezitten een hele reeks gemeenschappelijke trekken (eerlijkheid, schrijfvaardigheid, belangstelling voor lektuur e.a.). Daarenboven is er in Het land van herkomst geen gebrek aan een ‘Bildungsideaal’ of zelfs aan ‘Bildungsidealen’: in de loop van de intrige worden de lezer aktieve weerbaarheid en liefde als doelstellingen voorgehouden. Toch is ook dit werk véél meer - en wij zijn geneigd om te zeggen: oneindig veel meer - dan een traditionele ‘Bildungsroman’. Wij zullen nu trachten aan te tonen in welke opzichten Het land van herkomst het type roman waarbij in een eerste beweging dan toch wordt aangesloten, in twijfel trekt en verruimt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hyperrealisme in de werkelijkheidsvoorstelling
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van herkomst (tijd) verraadt reeds de belangrijke rol die de plaats- en tijdsbepalingen spelen bij de evokatie van de Indische werkelijkheid. Zo wordt bv. de beschrijving van Gedong Lami, Ducroo's geboortehuis in Nederlands-Indië als volgt aangevat: ‘Het was het grootste huis van Kampung Melaju, een van de weinige die de naam gedong (herenverblijf) werkelijk verdiende. Het was misschien wel honderd jaar oud toen ik er geboren werd; mijn grootmoeder Lami was er jongmeisje in geweest, dit heeft voor mij te lang gelijk gestaan met een honderdjarige ouderdom om het hier lichtzinnig te wijzigen. De laan ertegenover, die van het huis uit gezien de voortzetting was van de oprit, aan de andere kant van de brede ingang die wij poort noemden, heette nog naar de familie van mijn grootmoeder’ (L.v.H., p. 99, wij kursiveren). Vergeefs wachten wij op ‘blauwe bergen’, ‘kamponggeuren’ en onvermijdelijke ‘melatti-bomen’. Wij moeten het stellen met precizeringen in ruimte en tijd die veeleer historische waarheid dan wel lokale kleur nastreven en waarbij ons zelfs de opgave van het gebruikte bronnenmateriaal niet wordt onthouden. Zo wordt de ouderdom van het huis berekend in funktie van de leeftijd van grootmoeder Lami en krijgt de naam van de laan een duiding uit een geografisch, historisch en maatschappelijk perspektief: zij werd genoemd naar de familie die jarenlang (argument: duur) de imposante woning heeft betrokken (argument: maatschappelijke status) waarvan zij de oprit voortzet (argument: ruimtelijke ligging). De zopas behandelde passage belicht meer dan alleen maar de beschrijf- en precizeerwoede met betrekking tot ruimte en tijd. Zij toont namelijk aan dat deze beide koördinaten hier nergens aan de hand van objektieve maatstaven op en voor zichzelf gerekonstrueerd worden zoals bv. later wel het geval zal zijn in de ‘nouveau roman’. Door de bestendige aanwezigheid van de mens in het beeld - wat Ducroo zelf noemt: ‘de persoon in het decor zetten’ (L.v.H., p. 74) - verschijnen ruimte en tijd respektievelijk als menselijke aardrijkskunde en als sociale geschiedenis. De wereld waarvan zij de koördinaten vormen is noch essentie, noch empirie, maar wezenlijk maatschappijGa naar voetnoot16: de overprecizie geldt de koloniale, Indische maatschappij aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Niet ten onrechte zal Van Leeuwen de bedenking maken dat Du Perron zijn voorouders beschreven heeft zoals anderen het landschapGa naar voetnoot17. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EuropaDu Perrons alter ego, Ducroo, verwoordt in het werk een analoge bevinding, zij het dan niet met betrekking tot de Indische werkelijkheid. ‘Het bos blijft Jane (zijn vrouw, n.v.d.a) aantrekken’, zo merkt Ducroo op, ‘Voor mij de huizen. Bomen beginnen mij pas aan te spreken wanneer zij boven muren uitsteken die rond gebouwen staan’ (L.v.H., p. 289). Bedoeld worden uiteraard: gebouwen waarin mensen wonen. Uit deze passage blijkt dat de overprecizie zich niet beperkt tot de rekonstruktie van de Indische maatschappij uit Ducroo's jeugd. Ook de maatschappij die zich in het heden rond het hoofdpersonage ontvouwt, wordt met een bijna pijnlijke nadrukkelijkheid aan de hand van plaatsen tijdsbepalingen scherp in beeld gebracht. De voorbeelden hiervan kunnen moeiteloos vermenigvuldigd worden. Zo bezoekt Ducroo een Indisch restaurant ‘in het Noorden (van Parijs)’ en vindt daar een vrij vak ‘rechts van de deur’, zo vertelt hij zijn vriend Wijdenes ‘een week’ na zijn moeders dood over een van de vele notariële transakties waarin hij verwikkeld geraakt is, en blijkt hij in die zaak ‘nu, twee maanden later’ nog steeds geen vooruitgang waar te nemen (L.v.H., pp. 34 en 42). Evenmin als het ‘vroegere’ Indië biedt het ‘huidige’ Europa het personage een vanzelfsprekend dekor: tweemaal moet een maatschappelijke werkelijkheid behoedzaam afgebakend en gesitueerd worden. Pas dan kan Ducroo een poging wagen om ‘een verantwoording’ te schrijven van het heden ‘vanuit het verleden’ (tijd) en ‘een draad’ te trekken ‘heen en terug tussen Europa en daar’ (plaats), m.a.w. beide maatschappelijke werkelijkheden waarmee hij gekonfronteerd werd, in verband te brengen met elkaar. (L.v.H., p. 33) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het centrum van de rekonstruktieIn Het land van herkomst, zo merkten wij reeds op, is de mens bestendig in het beeld aanwezig. De zopas geciteerde term ‘verantwoording’ wijst in dezelfde richting. Wij moeten nu de vraag stellen naar de precieze aard van deze menselijke aanwezigheid die naar voren komt als het centrale punt waartoe alle situeringen in de (tweeledige) maatschappelijke werkelijkheid konvergeren: gesitueerd wordt zeker geen kollektiviteit, sociale groep of familie maar wel het zeer ‘einmalig’ individu Arthur Ducroo. Dat het een zeer individuele situatie is die telkens opnieuw scherp getekend wordt, blijkt sterker nog dan uit de reeds aangehaalde voorbeelden, uit de volgende passage waarin Ducroo de omstandigheden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van zijn geboorte in herinnering brengt. ‘De historie van mijn kinderleven begint’, zo lezen wij, ‘met enige data en precieze feiten, door het geheugen van ouderen verstrekt. Als eerste document een vergeeld nummer van het Bataviaasch Nieuwsblad waarin de annonce van mijn geboorte; op de frontpagina een commentaar van de Oorlog: De Boeren gaan kalm voort het belegerde Ladysmith hoe langer hoe nauwer in te sluiten... Op Allerzielen 1899, op een Donderdag om kwart voor 2 's middags kon men mij bekijken. (...) Mijn geboorte had plaats in de kamar pandjang (lange kamer) in Gedong Lami, in het hoofdgebouw aan de rivierkant’ (L.v.H., p. 82, de derde en de vierde kursivering behoren tot de tekst, de andere werden toegevoegd). De koördinaten ruimte en tijd brengen weliswaar een maatschappij in beeld maar in die maatschappij dan toch vooral de opeenvolgende momenten in de ontwikkeling van een zeer specifiek ‘ik’. Uit de totaalsom hiervan komt de (voorlopige) biografie naar voren van een welbepaald ‘être en situation’. Deze visie werpt reeds een eerste licht op de rol van de dialogen die in Het land van herkomst - en dan vooral in de hoofdstukken die aan het heden zijn gewijd - zo'n aanzienlijk deel uitmaken van de werkelijkheidsvoorstelling. Deze lang uitgesponnen gesprekken die de intrige veeleer lijken op te houden dan wel vooruit te helpen, bieden Ducroo immers de gelegenheid om zich te spiegelen aan een hele kring van nevenfiguren. Dank zij deze spiegelingen kan hij ook in een overdrachtelijke betekenis zijn plaats bepalen, uitvinden ‘waar hij staat’. De overprecizie geldt in dit geval niet Ducroo's konkrete situatie vroeger of nu maar wel het levensbeschouwelijke en/of ideologische standpunt waar hij naartoe zou moeten groeien. Naast de autobiografie die uit de diverse levensmomenten in Indië of Europa naar voren komt, moet ook het (voorlopige) eindpunt daarvan, t.w. een welomlijnde individuele identiteit, in beeld worden gebracht. Dit laatste beogen de als dagboek opgevatte heden-hoofdstukken. Wij hebben zopas het centrale punt waarin alle situeringen samenkomen, gelijkgesteld met het zeer ‘einmalige’ individu Ducroo. Toch mogen wij hierbij niet uit het oog verliezen dat de verwoede speurtocht van dit éne eksemplaar van de soort naar een eigen biografie en naar een eigen identiteit als volwassen uitkomst hiervan, in feite het streven illustreert van àlle mensen in de mate waarin zij als afzonderlijke individuen gekoncipieerd worden. ‘En dan te denken’, aldus Ducroo tot Wijdenes (alter ego van Menno ter Braak), ‘dat wij het leven eens voor ons gezien hebben als een persoonlijk avontuur; dat ieder die niet een geboren slaaf is (...) het zo verlangd moet hebben, zich niet van huis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit heeft kunnen neerleggen bij zijn lotsbestemming van anoniem dier tussen andere dieren’ (L.v.H., p. 539, wij kursiveren). Het ‘eenmalige’ individu Ducroo is eksemplarisch voor de mens als individu: de bepaling van de individuele biografie en identiteit bezit bijgevolg een algemene relevantie. O.i. heeft Du Perron deze paradoks trachten op te vangen en vast te leggen in het aan André Malraux (Héverlé in het werk) ontleende motto: ‘Il faut chercher en soi-même autre chose que soi-même pour pouvoir se regarder longtemps’Ga naar voetnoot18. Ongetwijfeld sluit dit ontwerp nog nauw aan bij de traditionele ‘Bildungsroman’. Toch werpt het reeds eerder aangestipte hyperrealisme meteen een schaduw op deze opzet en kunnen wij ook n.a.v. Het land van herkomst de konklusie niet uit de weg gaan dat de noodzakelijke voorwaarde voor een roman van dit slag, t.w. een nog grotendeels vanzelfsprekende band tussen mens en werkelijkheid, onvervuld blijft. Werd in Hampton Court evenwel het buiten-ik plots als onvatbaar en als onpeilbaar ervaren, hier blijft vooral het ‘ik’ zelf aan rekonstruktie toe. Overprecieze situeringen in ruimte of tijd moeten enerzijds Ducroo's vervagende biografie en onzekere identiteit scherp in beeld brengen en anderzijds de kans van het individu in het algemeen op een welomlijnde biografie en identiteit veilig stellen. Uiteraard rijst de vraag naar de doeltreffendheid van hyperrealisme en rekonstruktiedrang. Kunnen levensloop en hieruit voortvloeiende identiteit van het eksemplarisch individu Ducroo daadwerkelijk vast omlijnd worden en scherp in beeld worden gebracht? De splitsing die zich in het hoofdpersonage voltrekt, wijst erop dat de ontwikkeling noch een kontinu verloop noch een evident eindpunt kent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twee Ducroo'sZoals eerder reeds werd vermeld, kunnen er in Het land van herkomst twee Ducroo's aangewezen worden. De ‘vroegere’ Ducroo die tot het verleden en grotendeels tot Indië behoort, wordt aangeduid door de eerste en derde persoon enkelvoud. De ‘huidige’ Ducroo die uit het hic et nunc terugblikt op zijn voorbije ontwikkeling, treedt uitsluitend in de eerste persoon op. ‘Toen ik uit de Zandbaai in Gedong Lami terugkwam’, zo lezen wij in hoofdstuk 18 ‘De school en Baur’, ‘en niet meer angstvallig op het eigen “erf” werd gehouden, was dit de omgeving die ik leerde kennen. Ik - nu ik hier ben voel ik weer hoe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelijk het enkel gaat om het kind uit Balekambang: nog altijd is het een kind en ik voel dat hij wacht tot ik hem afdoe. Hij staat (...) in zijn geboortehuis als een pop die weer opgenomen moet worden, en ik moet weer ik zeggen terwijl ik hem voortbeweeg’ (L.v.H., p. 234, wij kursiveren). Door het procédé van de terugblik worden wij gekonfronteerd met enerzijds een vertelde Ducroo en anderzijds een verteller-Ducroo. Minder vanzelfsprekend is evenwel dat alleen de vertelde Ducroo een akteur blijkt te zijn in de gebruikelijke betekenis van het woord, d.w.z. een personage dat zich meet aan de externe, objektieve werkelijkheid. Inderdaad wij mogen niet uit het oog verliezen dat de ‘huidige’ Ducroo een niet onaanzienlijk deel van het werk in beslag neemt, t.w. niet alleen 13 volledige hoofdstukken op een totaal van 33 (toevallig ook Ducroo's leeftijd!) maar ook grote brokstukken uit kapittels die hoofdzakelijk over het verleden handelen. Treedt de verteller in deze uitvoerige dagboekpassages die een heel jaar van zijn leven weergeven, dan nooit op als akteur? Een vergelijking tussen de ‘vroegere’ en de ‘huidige’ Ducroo zal in het licht stellen dat er in het hic et nunc inderdaad geen sprake meer is van aktie in de gebruikelijke betekenis van deze term. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Persoonlijk avontuurWij hebben boven vermeld dat de vroegere, Indische Ducroo wel degelijk als akteur optreedt, maar dat neemt niet weg dat ook hij reeds tot passiviteit geneigd is. Tekenend is in dit verband o.m. de volgende passage waarvan wij slechts brokstukken citeren. ‘Een andere jongen’, aldus Ducroo, die mij eens een buil geslagen had, zei in een zachtere bui tot mij: ‘Hoe komt het toch dat je altijd boeken leest over vechten en zelf nooit vecht?’ Ik bleef hem het antwoord schuldig en ik vroeg het mezelf met schaamte af. (Later, toen alles beter ging, was er misschien) al iets meer overwicht van ‘de geest’, maar als ik de gesprekken naga die wij voerden, dan was deze troef toch altijd gering; nooit heeft de geest alleen iemand bovendien kunnen vrijwaren tegen de epitheten die mijn vrienden van toen voor anderen over hadden. (...) Ik was zo overdonderd door mijn eerste nederlagen op school dat ik evengoed tot het laatste toe iedere brutaliteit uit de weg had kunnen gaan. (...) Als ik in Europa was geweest zou het waarschijnlijk die richting zijn uitgegaan; nu is mij een vreemd espagnolisme bijgebleven (...) waarvoor mijn Indische opvoeding verantwoordelijk kan worden gesteld’ (L.v.H., pp. 252-253). Wij weten wel dat ‘aktie’ nog wat anders is dan ‘vechten’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar hopen dat de lezer ondanks de inkortingen zal inzien dat ook de geciteerde passage handelt over een individuele weerbaarheid waarvan het fysieke gevecht slechts de meest primaire en extreme vorm is. De jonge Ducroo kan op het gebied van weerbaarheid en vermogen tot aktie de vergelijking niet doorstaan met zijn vader, zijn halfbroer Otto, zijn vriend Hille of zijn zelfgekozen helden d'Artagnan en Ivanhoe. Toch stellen deze voorbeelden hem doorgaans ertoe in staat zijn passiviteit te overwinnen, tot aktie over te gaan en daarin sukses te boeken. In het Indië uit Ducroo's jeugd lagen aktie, ingrijpen in de werkelijkheid en ‘persoonlijk avontuur’ klaarblijkelijk nog ruimschoots binnen het bereik van elk individu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op weg naar de vervreemdingHeel anders nu vergaat het de huidige, Europese Ducroo. Deze laatste droomt weliswaar dat hij de notarissen die hem dwars zitten, het hoofd biedt (cf. hoofdstuk 14 ‘Dromen en notarissen’) maar belast uiteindelijk zijn vriend Graaflant met deze ondankbare taak - in een hoofdstuk dat nog wel de titel ‘Praktisch zetten’ meekrijgt. Ducroo moet aan de kost zien te komen maar in datzelfde hoofdstuk 17 ‘Praktische zetten’ blijkt dat een andere vriend, m.n. Viala, daarvoor zal moeten instaan. Overal in Parijs zijn er opstootjes n.a.v. het Stavisky-schandaal, maar Ducroo bevindt zich nooit waar de echte aktie is - dààrover leest hij slechts in de krant. In de 12 hoofdstukken die tezamen een heel jaar van zijn leven verslaan, tracht het hoofdpersonage uitsluitend de eigen situatie nader te bepalen (cf. bv. hfdst. 20 ‘Joies de Meudon’, hfdst. 29 ‘Terug in Parijs’ en hfdst. 33 ‘Voor pessimisten’). Met het oog hierop schrijft hij een dagboek waarin hij enerzijds lange gesprekken met zijn vrienden weergeeft (cf. bv. in hfdst. 1 met Goeraëff, in hfdst. 9 en 11 met Héverlé en diens vrouw, in hfdst. 24 met Wijdenes) en anderzijds al schrijvend rekonstrueert wat zijn leven totnogtoe geweest is (cf. meer bepaald hfdst. 2 ‘Alle wegen...’ en in het algemeen alle hoofdstukken die aan de ‘vroegere’ Ducroo gewijd zijn). Wij hebben n.a.v. Hampton Court vastgesteld hoe Andreas Laan passiviteit en onvermogen tot konkrete aktie tracht te kompenseren door geestelijke aktiviteit. Het intellekt moet een brug slaan naar de onbegrijpelijk geworden werkelijkheid. Wij komen uiteraard in de verleiding deze opmerking hier te herhalen maar zouden daardoor het merkwaardige verschil tussen beide onderzochte werken juist verduisteren. Ducroo bezit een meer egocentrische oriëntatie dan Laan: hij streeft niet naar objektieve kennis maar naar zelfkennis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tweede verschilpunt wekt een paradoksale indruk. In Hampton Court waar de kennis van de werkelijkheid centraal staat, daar kreëert de geest een pseudo-werkelijkheid die de echte aan het oog onttrekt. De opbouw van de intrige levert een overtuigend bewijs van deze verbloeming. In Het land van herkomst waar het ik en niet de werkelijkheid centraal staat, daar dringt de buitenwereld bestendig tot het hoofdpersonage door. Flarden nieuws (moordverhalen, de brand van de Rijksdag enz.) worden opgevangen en genoteerd. In de slothoofdstukken krijgen de externe, politieke gebeurtenissen zelfs voorrang op het ik-relaas. Op geen enkel ogenblik evenwel kan Ducroo's bewustzijn van de objektieve werkelijkheid in daden worden omgezet. Wij zullen hieruit nog geen konklusies trekken in verband met de bouw van het werk aangezien daarop later nog uitvoerig wordt teruggekomen. Voorlopig willen wij slechts de funktie benoemen, die in de heden-hoofdstukken het onvermogen tot konkrete aktie tracht te kompenseren. Wij stellen voor deze funktie machteloze bezinning of bewustzijn in afzondering te noemen. Het lijdt geen twijfel of de ‘huidige’ Ducroo heeft de weg naar de vervreemding ingeslagen. Keren wij nu terug naar het onderscheid tussen beide Ducroo's, dan stellen wij vast dat dit verband houdt met een overgang van ‘aktie’ naar ‘bewustzijn’ - juister uitgedrukt: met een overgang van ‘toch nog mogelijke aktie’ naar ‘nog slechts mogelijk bewustzijn’. De ‘vroegere’ Ducroo die het praktische leven nog aankon, wordt kronologisch gezien opgevolgd door de ‘huidige’ Ducroo die de werkelijkheid nog wel waarneemt en interpreteert maar niet meer daarin kan ingrijpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De breukHet land van herkomst konfronteert ons met een tweeledige - zij het in beide gevallen hyperrealistische - werkelijkheidsvoorstelling. Door de wisselende verhouding aktie/passiviteit splitst het hoofdpersonage zich in twee Ducroo's. Voor wij gaan zoeken naar sporen van een dubbele intrige, willen wij eerst bewijzen dat de aflossing van de ene door de andere Ducroo samenvalt met de overgang van verleden naar heden enerzijds en van Indië naar Europa anderzijds, d.w.z. met de breuk tussen de twee maatschappijvormen die aan de hand van de koördinaten ruimte en tijd worden vastgelegd. De breuk waarop het hoofdpersonage bij herhaling zinspeelt, lijkt deze hypotese tegen te spreken. Niet de reis van Indië naar Europa vormt de overgang tussen verleden en heden of bewerkt de gedaanteverwisseling van het hoofdpersonage, maar wel de dood van Ducroo's moeder, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren na de vestiging in Europa. De volgende passage stelt meteen én het bestaan van dit onverwachte keerpunt in het licht, én het problematische karakter ervan: ‘Dat was Lugano (destijds het doel van Ducroo's huwelijksreis met Jane, n.v.d.a.), dit is Meudon (Ducroo's verblijfplaats in het heden van de roman, n.v.d.a.), daartussen ligt nu de dood van mijn moeder, als een definitieve weersverandering. En onze armoede is in aantocht; terwijl ik mij tracht te verdiepen in een verder verleden en het heden onderga, dringt de ellende van de toekomst zich al op (...) Dit appartement (...) Wij zijn feitelijk nu al te arm om het nog te bewonen, alleen ons huurcontract houdt ons hier en de hoop op een ietwat normale verkoop van het onverkoopbare Grouhy (het kasteel van Ducroo's ouders in de buurt van Brussel, n.v.d.a.). “Roemah sial” had mijn moeder moeten zeggen, ongelukshuis bij uitstek: de zelfmoord van mijn vader (o.m. wegens geldzorgen, n.v.d.a.) stond ermee in verband (...) maar (...) het was er zo “vrij” en voor mijn moeders gevoel zo landheerachtig Indisch...’ (L.v.H., p. 31, wij kursiveren). De dood van Ducroo's moeder betekent het einde van Indië, het einde vooral van de maatschappij waarin Ducroo in Indië had geleefd en die door het fortuin van zijn ouders - in Indië vergaard, uit Indië meegebracht - op kunstmatige wijze in Europa werd gerekonstrueerd. Grouhy, het ‘onverkoopbare’ maar ‘zo landheerachtig Indische’ kasteel in de buurt van Brussel, is bij nader toezien een surrogaat-Indië geweest. De beginnende financiële moeilijkheden en de zelfmoord van Ducroo's vader deden deze illusie langzamerhand afbrokkelen. Voorgoed verloren ging zij pas met de dood van Ducroo's moeder en met de volslagen armoede die daarop bleek te volgen. ‘Het koor van alle onmachtsgevoelens’, zo stelt Ducroo uitdrukkelijk in het allereerste hoofdstuk, is pas gaan opklinken ‘sinds het wegzakken van die éne bodem waaraan ik nooit ernstig gedacht had’, t.w. ‘het geld dat ik nu verloren heb’ maar dat ooit ‘werd bijeengekaapt volgens de traditie van de grote gouverneurs’ en daarna moedig verdedigd door ‘bourgeois van het soort van mijn vader’ (L.v.H., p. 23, wij kursiveren). Het keerpunt wordt dus wel degelijk gevormd door de overgang van enerzijds de Indische maatschappij met haar nog hoog-kapitalistische konjunktuur en mogelijkheden naar anderzijds de Europese krisisekonomie waarin een ‘bourgeois’ van het slag van Ducroo's vader en a fortiori een ‘señorito’ of ‘bourgeoiszoontje’ zoals Ducroo zelf (L.v.H., p. 23) wel aan onmachtsgevoelens en neurastenie ten prooi moesten vallen. De breuk in Du Perrons roman/autobiografie tussen Indië en Europa, verleden en heden, handelend personage en machteloos bewustzijn, maakt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een verschuiving zichtbaar, die zich in de toenmalige maatschappij (jaren dertig) begon te voltrekken en gedeeltelijk reeds voltrokken had. In Europa hadden toenemende reglementering en etatisme waarmee de ekonomische spanningen werden afgeweerd, de rol van het individu reeds op de helling gezet en het onpersoonlijke ‘ding’ centraal gesteld. Vanaf het begin van de 19de eeuw had Indië veeleer haaks op dan parallel met het moederland gereageerdGa naar voetnoot19: de hoog-kapitalistische konjunktuur die in Europa sinds het einde van de 19de eeuw aan spanningen onderhevig was, hield nog stand in de kolonie en zou pas aan het wankelen gebracht worden toen de ekonomische en politieke schok van de grote krisis zich na 1929 op wereldschaal liet gelden. Uiteraard had ook de neerslag van de ekonomische spanningen op het niveau van het bewustzijn - als ‘Verdinglichung’ en vervreemding - Indië nog niet bereikt toen Du Perron-Ducroo zich begon te meten aan de objektieve werkelijkheid en daarbij tot aktie in staat bleek, t.w. in het eerste kwart van deze eeuw. De dagen van ‘het land van herkomst’ waren evenwel geteld: de maatschappelijke werkelijkheid waarin de ‘vroegere’ Ducroo (nog) had geleefd, was ten tijde van de ‘huidige’ Ducroo (al) definitief teloor gegaanGa naar voetnoot20. Het voorgaande stelt in het licht dat het verlies aan traditioneel, vanzelfsprekend realisme in Het land van herkomst gepaard gaat met een uiterst scherpe en luciede kijk op de toenmalige werkelijkheid. Dit inzicht krijgt slechts sporadisch een letterlijke verwoording. Struktureel zit het evenwel op konsekwente wijze vervat in de merkwaardige tweeledigheid waardoor werkelijkheidsvoorstelling en hoofdpersonage gekenmerkt worden. De vraag dient nu gesteld of de bouw van de roman dit zowel letterlijk verwoorde als struktureel geïmpliceerde realiteitsgehalte versterkt, dan wel zoals in Hampton Court - dit laatste op de helling zet of tegenspreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw van de romanVolgens W.F. HermansGa naar voetnoot21 - die op grond van de eigen schrijfervaring nochtans beter zou moeten weten - komt de bouw van Het land van herkomst op rekening van het toeval: de nevenfiguren lopen het werk in en uit zoals de talrijke vrienden in Du Perrons leven opdoken en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook weer hieruit verdwenen. OversteegenGa naar voetnoot22 heeft dit standpunt reeds op overtuigende wijze weerlegd door erop te wijzen dat zelfs het dagboekgedeelte niet toevallig besluit met het Stavisky-schandaal en met de hierop volgende schermutselingen tussen fascisme en demokratie in Frankrijk. O.i. schrijft hij Het land van herkomst evenwel ten onrechte een zandloperbouw toe, waarbij tot kapittel 25 de ‘Indische’ en na kapittel 25 de ‘Europese’ hoofdstukken overheersen. Deze visie houdt immers noch rekening met de voortzetting van Indië in Europa door het fortuin van Ducroo's ouders, noch met de eigenaardige rol die Grouhy daarbij speeltGa naar voetnoot23. Zelf beschouwen wij het werk als een dubbelroman die scharniert rond de hoofdstukken 2 ‘Alle wegen...’ en 4 ‘Dood van mijn moeder’. Deze beide kapittels vormen enerzijds het besluit van een eerste en nog traditioneel opgebouwde ‘Bildungsroman’ en anderzijds het uitgangspunt van een tweede en meer modernistische bewustzijnsromanGa naar voetnoot24. Wij zullen bij de analyse van de hoogst ingewikkelde struktuur die op de autobiografische stof geprojekteerd werd, verwijzen naar het nu volgende schema. Daarop werden uiteraard slechts de dominante strekkingen van de verschillende hoofdstukken vastgelegd. Waar deze dominante strekking vragen doet oprijzen (o.a. bij hfdst. 2 ‘Alle wegen...’ of bij hfdst. 25 ‘Dubbelportret van Arthur Hille’) zullen plaats en funktie van het bewuste hoofdstuk uitvoerig worden toegelicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onvoltooide ‘Bildung’In de ‘Indische’ verhaalstreng kunnen moeiteloos de geijkte étappes van de traditionele ‘Bildungsroman’ worden aangewezen. Wij kunnen niet alleen het leerlingschap en de ‘Wanderjahre’ onderscheiden maar tot op zekere hoogte ook het inzicht dat met de volwassenheid wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bereikt. Zo bieden de hoofdstukken die in het werk de nummers 3, 5, 7, 8, 10, 12, 13, 15, 16, 18 en 19 dragen, ons een beeld van Ducroo's kindertijd en van zijn opvoeding in de gebruikelijke betekenis van het woord. Met de hoofdstukken 21, 22 en 23 vangen de in het onderhavige geval erg overdrachtelijke ‘Wanderjahre’ aan: de ‘jonge Indischman’ verdient zijn eerste sporen in het maatschappelijk leven en beleeft zijn eerste seksuele avontuurtjes. Het ongemeen boeiende hoofdstuk 25 ‘Dubbelportret van Arthur Hille’ - door Oversteegen geïnterpreteerd als de grens tussen ‘Indische’ en ‘Europese’ hoofdstukken - vertolkt het ideaal waartoe de uitgebeelde ‘Bildung’ in de Indische maatschappij leiden moest. De verwezenlijking van een eigen identiteit in de konfrontatie met de werkelijkheid uit zich bij Hille op twee verschillende gebieden. Deze twee verschijningsvormen van het nagestreefde ideaal worden door Ducroo respektievelijk geassocieerd met ridderlijke daadkracht (L.v.H., p. 387: ‘Voor Arthur Hille (...) gold zelfs nog de techniek uit de ridderroman, de kloof-kunst’) en met romantische liefde (cf. de gelijkenis tussen enerzijds Hilles idealizerende verdediging van het bleke meisje of van Elly en anderzijds Ducroo's ‘koloniale’, Indische ‘Romantiek voor Jane’ - L.v.H., pp. 383-384 en 391: Hille, en pp. 369 en 371: Ducroo). Bij nader toekijken blijken de benoemingen van het Indische ‘Bildungsideaal’ echter helemaal niet te kloppen met de voorstelling die Ducroo geeft van Hilles konkrete gedrag. De onvastheid tussen benoeming enerzijds en voorstelling anderzijds wordt in de hand gewerkt door het uitzonderlijke samenbrengen van verleden en heden in eenzelfde hoofdstuk en verklaart o.i. de term ‘dubbelportret’ uit de titel. Hille beweegt als het ware op de foto. Wat in Indië nog heldhaftig gedrag kon heten, blijkt bij nader toezien slechts de baatzuchtige aktie van de kolonizator die vóór alles eigenbelang op het oog heeft. Hilles in de strijd gewonnen eer wordt te gelde gemaakt: zij moet leiden tot het bezit van een klapperplantage (L.v.H., p. 391). Van haar kant kristallizeert de beschermende houding van de ridder t.o.v. zijn dame tot de burgerlijke huwelijkstrouw, m.a.w. tot een principieel wederzijdse maar in de praktijk alleen op de vrouw slaande vorm van bezit. Hille haalt opgelucht adem wanneer zijn vrouw sterft zonder dat zij ooit door inlanders werd mishandeld (L.v.H., pp. 392-393): zijn persoonlijk bezit werd hem gelukkig nooit ontvreemd. Uit het voorgaande blijkt hoezeer de Indische identiteit berustte op individualisme en hoezeer dit individualisme op zijn beurt stoelde op burgerlijk bezit. Het Indische ‘Bildungsideaal’ was - ondanks de inkle- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding ervan in universeel klinkende termen als ‘eer’ en ‘liefde’ - volstrekt historisch, d.w.z. gebonden aan de nog hoogkapitalistische konjunktuur van de toenmalige kolonie. Overigens was de opvoeding van Ducroo en Hille nog geenszins beëindigd aan het slot van hoofdstuk 23 ‘Afscheid van Indië’ dat in de ‘Bildungsroman’ onmiddellijk aan de apoteose uit ‘Dubbelportret’ voorafgaat. Op het niveau van de (heldhaftige?) daad hadden beiden reeds een zekere vaardigheid ontwikkeld maar in de (romantische?) liefde waren zij nog niet verder gekomen dan de omgang met prostituées of inlandse meisjes. Zelfs temidden van de ‘Indische’ hoofdstukken speelt kapittel 25 dus geen kronologische maar wel een strukturele rol. ‘Dubbelportret’ van Arthur Hille' wijst vooruit naar een vervulling die Hille nog wél kan kennen maar waartoe Ducroo definitief de mogelijkheid verliest door zijn overgang naar een maatschappij die reeds een andere ekonomische fase is binnengetredenGa naar voetnoot25. Toch lijkt aanvankelijk Ducroo's ‘Bildung’ in Europa te worden voortgezet. De kapittels 28, 30, 31 en 2 behandelen inderdaad de problematiek van de romantische liefde. Hoofdstuk 28 ‘Het gekkenhuis’ vormt evenals hoofdstuk 25 ‘Dubbelportret van Arthur Hille’ geen kronologische maar wel een strukturele schakel in de intrige: de amoureuze perikelen van Silvia, het Indisch pleegkind van Ducroo's moeder, leiden enerzijds het tema van de romantische liefde in en beklemtonen anderzijds het gewijzigde leefklimaat waarin de Ducroo's terecht gekomen zijn. Pas na dit nieuwe tema en de nog maar betrekkelijke maatschappelijke verschuiving, komt Ducroo zelf aan de beurt. Wij worden ingelicht over zijn relatie met Teresa (hfdst. 30), de Engelse korrespondente (hfdst. 31), Suzanne (hfst. 2) en Jane (hfdst. 2 en 4). Nu wordt Ducroo's eerste vrouw Suzanne weliswaar het hele werk door sporadisch vermeld, maar dat neemt niet weg dat alleen in hoofdstuk 2 een wat uitvoeriger beschrijving wordt gewijd aan de aard van het huwelijksleven dat Ducroo met haar leidde. Dat het (tweede) huwelijk met Jane tenslotte plaatsgrijpt kort voor de dood van Ducroo's moeder, klopt met wat ons over het leven van Du Perron bekend is: daarom hoefden beide gebeurtenissen evenwel nog niet struktureel in één hoofdstuk ‘Alle wegen...’ te worden samengebracht. Wat betekenen nu de zopas beschreven hoofdstukken in het kader van de eerste en nog traditionele ‘Bildungsroman’ die in Het land van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herkomst kan worden aangewezen? Met de overgang van de Indische maatschappij naar wat nog slechts een surrogaat daarvan is, verschuift het aksent bij de ‘Bildung’ volledig van aktie naar liefde. Die twee vormen van zelfverwezenlijking blijven bij Ducroo niet parallel lopen zoals bij Hille wél het geval is. De krachtmeting tussen mens en werkelijkheid versmalt tot de veiliger, beperkter konfrontatie met de geliefde als enige nog betekenisvolle verschijningsvorm van ‘het andere’. De vraag dient gesteld of deze gereduceerde identiteitsbepaling met sukses wordt bekroond. De illusie waarin Ducroo nog steeds leeft, wordt een eerste keer doorbroken in de Proustiaanse passage uit hoofdstuk 2. Na een bijzonder levendig herinneringsmoment levert Ducroo de volgende kommentaar: ‘Terwijl ik toch nog mezelf-van-vroeger was, voelde ik dat ik het direct weer verliezen zou en hoe volkomen het verloren was, en eer ik het besefte lag ik te snikken’ (L.v.H., p. 27, wij kursiveren). Niettemin besluit hoofdstuk 2 met een loflied op Jane dat ons de identiteitsbepaling in de romantische liefde als geslaagd voorstelt. ‘Jane’, aldus Ducroo, ‘in de grond komt alles daarop neer; of liever, waar het mijn verleden betreft (vanaf de tijd toen ik reeds ik was, voorbestemd om tot haar te komen zoals ik deed) voeren alle wegen van de herinnering tot haar: tot wie werkelijk het brandpunt, de éne grondige verandering in mijn leven betekent’ (L.v.H., p. 32, de eerste twee kursiveringen behoren tot de tekst, de derde werd toegevoegd). Daarop volgen evenwel de dood van Ducroo's moeder - reeds vermeld in hoofdstuk 2, maar uitvoeriger uiteengezet in hoofdstuk 4 - en de definitieve teloorgang van de surrogaat-werkelijkheid die zij in stand hield. Meteen verdwijnt ‘de sfeer van vroeger’ die heerste ‘in haar kamer, op het minste plekje waar zij maar even woonde’ en komt Ducroo - met Jane aan zijn zijde - ‘zo weerloos’ te staan ‘als een onmondig kind’ tegenover ‘het practische leven en de wet’ in een maatschappij die op onbegrijpelijke wijze door ‘de wereldcrisis’ wordt beheerst (L.v.H., resp. pp. 42 en 46). De ‘Bildungsroman’ wordt weliswaar nog te elfder ure afgesloten, maar het ‘bereikte’ ideaal bezit in het licht van de bewustwording uit de hoofdstukken 2 en 4 geen enkele stabiliteit of overtuigingskracht: het is slechts een ‘would be’ konklusie waaraan Ducroo zich nog gauw-gauw vastklampt wanneer hij ‘die éne bodem waaraan (hij) nooit ernstig gedacht had’ (L.v.H., p. 23) onder zich voelt wegzinken. Tal van argumenten staven onze opvatting dat deze eerste en ‘Indische’ verhaalstreng slechts met een geforceerde konklusie wordt afgesloten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scharnierverbinding tussen beide deelintrigesDe hoofdstukken 2 en 4 volgen kronologisch op hoofdstuk 31 en besluiten in struktureel opzicht de traditionele ‘Bildungsroman’; toch krijgen zij een plaats helemaal vooraan in het werk en gaan zij bij de lektuur vooraf aan de intrige die zij moeten besluiten. Deze voorstelling van de feiten heeft uiteraard gevolgen op het niveau van de betekenis: door de omkering verschijnt het bereikte ideaal niet als het gevolg van een ontwikkeling, maar als een a priori, als een stelling waar een ontwikkeling naartoe ge(re)konstrueerd wordt. Stelden wij niet vast dat ook de ‘Indische’ beschrijvingen door hyperrealisme waren aangetast en dat zelfs bij de ‘vroegere’ Ducroo een neiging tot passiviteit werd benadrukt? Werkelijkheidsvoorstelling en hoofdpersonage uit de eerste deelintrige stellen in het licht dat het verleden gerekonstrueerd wordt uit een problematisch heden en naar dit problematisch heden toe: de wankelheid waarvan zij blijk geven, is in strijd met de schone zekerheid van het toch bereikte ‘Bildungsideaal’ maar verklaart wel waarom de noodzaak werd gevoeld paal en perk te stellen aan voortschrijdende twijfel en onzekerheid. Dat de ‘bereikte’ identiteit veeleer aan een wens dan aan een realiteit beantwoordt, blijkt in tweede instantie uit de vaagheid waarmee de zelfbevestiging in de romantische liefde wordt omhuld: het ideaal wordt misschien wel gesteld maar in ieder geval ternauwernood voorgesteld. Jane wordt aldoor aangeroepen maar treedt als konkrete aanwezigheid - bv. wanneer zij Ducroo vergezelt na de dood van diens moeder bijzonder weinig op de voorgrond. Ducroo ziet het zelf wel in. ‘Mijn gevoel voor Jane: poëzie, opium, en naïef’, zo bekent hij, ‘wanneer evenals alle poëzie, alle liefde op naïefheid berusten moet. Naïef zelfbedrog; alsof het zelfbedrog van er niet aan te geloven niet even naïef en schadelijker uitviel, voor sommige naturen!’ (L.v.H., p. 32, wij kursiveren). Tenslotte dient er ook rekening te worden gehouden met de tweede verhaalstreng die in het werk aanwezig is, maar die wij totnogtoe terzijde gelaten hebben. Deze laatste wordt immers gesitueerd in Europa en in het heden en bewijst alleen reeds door haar bestaan dat elke eerder bereikte konklusie best als voorlopig wordt gezien. Ook al zijn de kwalifikaties ‘Europa’ en ‘heden’ beslist aanwezig, toch beschouwen wij het eerste hoofdstuk van Het land van herkomst niet als een onderdeel van de tweede verhaalstreng maar als een algemene inleiding tot beide deelintriges. ‘Avond met Goeraëff’ dient hoofd- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zakelijk om de (vluchtige) aanleiding tot terugblik en overzicht te verduidelijken. Het kontakt met de eveneens ontheemde Rus zet Ducroo ertoe aan zijn autobiografie te schrijven (eerste verhaalstreng) en de daaruit voortgevloeide identiteit aan een onderzoek te onderwerpen (tweede verhaalstreng, waarover later). De fundamentele aanzet tot het hedenverhaal krijgen wij pas in de problematische hoofdstukken 2 en 4 waarin wankel ‘Bildungsideaal’ en definitieve breuk met het verleden worden gesteld: zowel kronologisch als struktureel ontwikkelt de tweede verhaalstreng zich bijgevolg in het verlengde van de eerste. Door de wijze evenwel waarop verleden en heden worden afgewisseld en beide verhaalstrengen in de scharnier-hoofdstukken worden verknoopt, komt niet slechts een opeenvolging maar ook een spiegeling tot standGa naar voetnoot26. Om het met een zeugma uit te drukken: de tweede verhaalstreng zet voort en zet tegelijkertijd op de helling. Niet toevallig volgt ‘Dubbelportret van Arthur Hille’ - de uiteenzetting over de vriend van vroeger - op ‘Bezoek van Wijdenes’ - de prezentatie van de huidige medestander. Het is in het licht van de zopas vermelde kontrastfunktie ook hoegenaamd niet verwonderlijk dat er in een groot deel van de heden-hoofdstukken zo druk en zo verbeten geredetwist wordt over liefde en trouw. Daarop berustte immers de aan het slot van de eerste verhaalstreng nog net gestelde identiteit. Wat in deze wijdlopige diskussies op het spel staat, is o.i. niet meer of minder dan de mogelijkheid tot zelfverwezenlijking en identiteitsbepaling op individualistische basis. Deze hyoptese verraadt dat wij de diskussie-hoofdstukken en/of -passages niet slechts als statische tussenschakels beschouwen maar daarin een welbepaalde ontwikkeling onderscheiden. Hebben wij overigens de tweede verhaalstreng niet reeds terloops als een moderne bewustzijnsroman betiteld? Het spreekt vanzelf dat wij én de aanwezigheid én de specifieke aard van deze bewustzijnsroman zichtbaar zullen moeten maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beperkte bewustwordingWij hebben boven reeds aangetoond hoe Ducroo in de heden-hoofdstukken wordt gereduceerd van een akteur in de echte betekenis van het woord tot een bewustzijn dat machteloos staat tegenover het konkrete leven. Of de tweede verhaalstreng een volwaardige bewustzijnsroman oplevert dan wel slechts een optelling vormt van bespiegelende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
intermezzi, hangt af van de wijze waarop dit bewustzijn zich aan de lezer voordoet. Is het een statisch of een dinamisch bewustzijn? Is Ducroo zich van zijn situatie bewust of wordt hij zich langzamerhand daarvan bewust? Het hoofdpersonage is zich bij het begin van de tweede verhaalstreng reeds ten volle bewust van zijn onvermogen tot konkrete aktie: de reduktie van het oorspronkelijke ‘Bildungsideaal’ enerzijds en de kommentaar op de eigen weerloosheid t.o.v. notarissen en soortgelijke ‘aktieven’ anderzijds bewijzen dit op voldoende wijze. Ducroo wordt zich evenwel in de loop van de heden-hoofdstukken steeds duidelijker ervan bewust dat zelfs het gereduceerde ideaal waarop hij was teruggevallen, niet langer haalbaar is. Ook de identiteitsbepaling in de romantische liefde moet onherroepelijk schipbreuk lijden in de Europese krisismaatschappij. De talrijke gesprekken die Ducroo met zijn vrienden, en vooral dan met Héverlé, gaat voeren over de onderwerpen liefde en trouw, doen hem inzien hoezeer zijn romantische liefde een vorm van eigendomsrecht impliceert. De liefde waaraan Ducroo zijn identiteit wil ontlenen, druist in tegen het historisch proces, aldus Héverlé, en zal in de egalitaire maatschappij van morgen voorgoed afgezworen worden (cf. L.v.H. hfdst. 9 en 11). Vergeten wij niet dat achter Héverlé André Malraux schuilgaat. Malraux wijdde La Condition Humaine aan de band tussen liefde en maatschappij... en droeg precies deze roman op aan Eddy du Perron!Ga naar voetnoot27 Overigens wordt het veilige eiland dat deze liefde voorlopig nog lijkt te vormen, toch reeds door de buitenwereld bedreigd en aangetast. Ducroo en Jane moeten uit financiële nood hun idyllisch verblijf in Meudon opgeven (L.v.H., pp. 533-534) en de straten waarin zij nog ‘romantische’ wandelingen willen maken, zijn reeds het toneel voor opstootjes van links en van rechts (L.v.H., pp. 527-531). Bijzonder tekenend voor Ducroo's bewustwording zijn de gedachtenwisselingen met respektievelijk Héverlé en Wijdenes die worden weergegeven in het laatste hoofdstuk ‘Voor pessimisten’. ‘Het schijnt dat mensen die niet aan politiek doen, in deze tijd eigenlijk niet bestaan’, aldus Ducroo, ‘Ik zal dat nooit kunnen toegeven. Sinds twee maanden houdt dit mij bezig en eergisteren (tijdens de opstootjes, n.v.d.a.) heb ik duidelijk kunnen nagaan hoe weinig ik hier juist besta. Iemand die liefheeft, bestaat’ (L.v.H., p. 531, de eerste en derde kursivering werden toegevoegd, de tweede behoort tot de tekst). De repliek van Héverlé is niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mals. ‘Maar waarom zoek je dan tóch naar iets anders’, zo betoogt deze laatste, ‘omdat je bedreigd bent, je hele bestaan. Je zult moeten aansluiten bij de partij die je het minst antipathiek is. Omdat je daar nuttig zou kunnen zijn, zoals het ook voor jou nuttig kan zijn deze medestanders te hebben’. En ironizerend: ‘Je zou kunnen denken dat je nu eenmaal deel uitmaakt van een stervende beschaving en rustig proberen aan te zien hoe dit sterven zich voltrekt. Probeer het’ (L.v.H., p. 532, wij kusiveren). ‘Geen mens meer kunnen zijn’, zo verzucht Ducroo daarop, ‘dan bv. als communist, zich niet meer kunnen terugvinden als mens dan door Marx.’ Dat Héverlé's visie niettemin doorwerkt, bewijst de aanhef van de brief aan Wijdenes: ‘Toen ik eraan begon had ik een vaag idee dat alles vooral op de liefde zou neerkomen; daarin heb ik mij dan vergist (...) Ook met alle deugden toegerust van het cynisme schrijft men niet wat men wil, alleen wat er in een bepaalde fase uit kan’ (L.v.H., resp. pp. 533 en 535, de eerste en laatste kursivering behoren tot de tekst, de andere werden toegevoegd). Ducroo beseft ten volle dat ook de romantische liefde hem geen identiteit meer kan verzekeren in de wereld waarin hij verzeild geraakt is. Met grote luciditeit legt hij tevens het verband tussen enerzijds maatschappelijke struktuur en anderzijds vorm(en) van zelfverwezenlijking die het ‘ik’ in de loop van zijn ‘Bildungsproces’ nastreeft. Waarden die universeel geldig leken maar waartoe het individu zich niettemin op grond van een persoonlijke keuze moest engageren, blijken plots historisch en impliceren nog slechts de opname in het bewustzijn van een welbepaalde maatschappelijke ideologie. Het hoeft ons in het licht van deze bewustwording geenszins te verwonderen dat het historisch proces de laatste hoofdstukken uit Het land van herkomst (hfdst. 32 ‘De krant’ en hfdst. 33 ‘Voor pessimisten’) volledig beheerst en daarin het hoofdpersonage van het voorplan verdringt. Hoe met deze aanwijsbare evolutie evenwel Ducroo's uitspraak gerijmd dat hij in zichzelf een ‘onuitroeibare onverschilligheid (blijft vinden) voor de historische bepalerij van alles, verklaring voor alles, en voor mijn plaatsje daarin dan ook’ (L.v.H., p. 538)? Het valt Ducroo makkelijker de teloorgang te aanvaarden van de (vroeger) universele waarden ‘eer’ en ‘liefde’, dan de historiciteit te erkennen van het individualisme waarop de burgerlijke opvattingen van ‘eer’ en ‘liefde’ berustten. In tegenstelling tot Héverlé kan noch wenst hij over te stappen op het belang van de kollektiviteit en de (zogenaamd) persoonlijke keuze te vervangen door een meer gekoördineerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
engagement (groepsaktie, partijlijn enz.). Naast de persoonlijke keuze die hij behouden en verdedigen wil, onderscheidt Ducroo immers maar één andere mogelijkheid: het volstrekte determinisme dat hij bovenal vreest (cf. ‘zich niet meer kunnen terugvinden als mens dan door Marx’). De door Héverlé voorgestane oplossing, t.w. de relatieve autonomie van het bewustzijn (L.v.H., p. 532) wordt wel weergegeven (net zoals ons in de laatste hoofdstukken ook het belang van het historisch proces wordt getoond) maar Ducroo kan zich daarvan eigenlijk geen klare voorstelling maken (evenmin als hij de voor de hand liggende konklusies kan trekken uit de rol die historische gebeurtenissen spelen in zijn autobiografie). Wél geeft hij zich rekenschap van zijn beperktheid. ‘Als ik een werkelijke pessimist was’, zo lezen wij in het laatste hoofdstuk, ‘zou ik narekenen waarom al mijn schrijven niets veranderd heeft of veranderen kan; waarom ik op mijn 34e jaar een dood gewicht ben in de strijd om de maatschappij; waarom ik tot déze eerlijkheid in staat ben en niet tot een andere’ (L.v.H., pp. 537-538, wij kursiveren). Op dit punt raakt Ducroo's bewustwording in het slop en slaat zijn luciditeit om in de blindheid van wat Jakubowski een ‘onwaar’, d.i. een ideologisch beperkt, bewustzijn noemtGa naar voetnoot28. Ducroo kan na het Indische ‘Bildungsideaal’ en na de romantische liefde niet ook nog het individualisme op de helling zetten: zijn bezinning stuit op een ideologisch bepaalde grens. De beperktheid van deze bewustwording verklaart de aarzelende en evident ontoereikende eindoplossingen waarmee de lezer tenslotte gekonfronteerd wordt. Zo overweegt het hoof dpersonage bv. een terugkeer naar ‘het land van herkomst’ in de (ijdele) hoop dat zich daar ondertussen geen al te ingrijpende verschuivingen hebben voorgedaan. ‘Ik kan mij voorstellen’, aldus Ducroo, ‘dat ik naar het land van herkomst terugkeer, niet alleen om er opgeruimd te worden door de “krissen van de bevrijding”’ (L.v.H., p. 540). Du Perron zou deze mogelijkheid zelfs in werkelijkheid uitproberen... en van een koude kermis thuiskomen. Een tweede oplossing bestaat erin ‘te (blijven) leven volgens de eigen (individualistische) aard’ en de groeiende onzekerheid dan maar te harden. In laatste instantie kan ook de hulp ingeroepen worden van de meer filosofisch geschoolde Wijdenes-Ter Braak. ‘Ik weet niet’, zo luidt de tot Wijdenes gerichte slotzin uit Het land van herkomst, ‘of jij iets zogenaamd reëlers, iets practischers hebt gevonden sinds dit nieuwe besef je te pakken kreeg, maar zo ja, laat mij dan zonder uitstel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weten wat je mij aan te bieden hebt’ (L.v.H., p. 541). Na het tweevoudige intrige staan hoofdpersonage en lezer nóg met lege handen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weerspiegeling van de buiten-literaire werkelijkheidAangezien wij een sociologie van de vorm, en niet van de inhoud, beogen, gaat onze aandacht in dit verband geenszins naar de vertelde feiten - waarvan de autenticiteit overigens buiten kijf staat - maar naar de wijze waarop deze laatste worden gereprezenteerd. Boven werd reeds in het licht gesteld hoe de verdubbeling van werkelijkheidsvoorstelling enerzijds en hoofdpersonage anderzijds een verschuiving zichtbaar maakt in de toenmalige maatschappelijke werkelijkheid. Door de tweeledige bouw wordt de aard van deze verschuiving verder geprecizeerd. Het land van herkomst konfronteert ons met twee uiteenlopende deelintriges die in een onderlinge relatie van kronologische opeenvolging en struktureel kontrast geplaatst worden. Door de verstrengeling tussen enerzijds een nog traditionele ‘Bildungsroman’ en anderzijds een meer modernistische bewustzijnsroman wordt zowel de gedeeltelijke geschiedenis van het individualisme geschetst als de krisis van dit laatste doorgeleefd. Niet slechts objektief historisch verloop of subjektieve bewustzijnsverandering hebben een treffende neerslag gekregen maar ook de filosofische en ideologische krisis die met deze dubbele verschuiving gepaard ging. In Europa was de kapitalistische hoog-konjunktuur uit de 19de eeuw welhaast onmerkbaar in een krisissituatie overgegaan. Door de toevallige omstandigheden van zijn leven heeft Du Perron deze twee stadia in de burgerlijke maatschappij ervaren als enerzijds een ruimtelijke juxtapositie (Indië/Europa) en anderzijds een ‘Nacheinander’ van duidelijk omlijnde fasen (vroeger/nu). In zijn als autobiografie opgevatte werk worden beide werkelijkheden in hun totaliteit weerspiegeld. Het slothoofdstuk doet slechts zeer gedeeltelijk afbreuk aan het kritische realisme waarvan Het land van herkomst blijk geeft. Hoewel noch de historische gebeurtenissen, noch de lange gesprekken met zijn vrienden, het hoofdpersonage in staat stellen het proces van het individualisme op beslissende wijze af te ronden, worden de lezer toch alle gegevens voor een eventuele konklusie in handen gespeeld. Ducroo kiest in het licht van àndere mogelijkheden en als het ware tegen beter weten in voor het behoud van de individualistische stellingname. Het onware, ideologisch beperkte bewustzijn waarin hij plots wegvlucht, betekent reeds een eerste stap op weg naar het irrationalisme waarvan wij in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hampton Court de volle ontplooiing hebben gezien. Besluit Het land van herkomst niet met een dringende vraag om hulp aan medestander Wijdenes-Ter Braak? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitEen vergelijking tussen enerzijds onze bevindingen en anderzijds de eisen die door het Forum-duo aan het literaire werk werden gesteld, levert paradoksale konklusies op. Ter Braak die zich op kritisch gebied zo'n voorstander zou tonen van de uiteindelijke, ontologische waarheid, konfronteert de lezer in Hampton Court met een kombinatie van historiciteit en irrationalisme. Van zijn kant vat de onvoorwaardelijke individualist Du Perron in Het land van herkomst geschiedenis en problematiek van het individualisme aan. Het ligt geenszins in onze bedoeling deze ironische tegenstelling tussen kritische teorie en literaire praktijk tegen het Forum-duo uit te spelen. Tijdgenoten die zich door de vinnige beschouwingen van Ter Braak of Du Perron voor het hoofd gestoten voelden, hebben dit destijds vaak genoeg gedaan - meestal overigens n.a.v. weinig betekenisvolle details. Op literair-teoretische gronden kennen wij het hiervóór vermelde kontrast juist een vernieuwende funktie toe. Uitgaande van nog burgerlijke criteria hebben Ter Braak en Du Perron romanwerk geproduceerd waarin oude vormen en zekerheden op de helling komen te staan. Zij hebben geschreven ‘wat er in een bepaalde fase uit kan’ (L.v.H., p. 535, de kursivering behoort tot de tekst) en hierdoor zowel op formeel als op inhoudelijk gebied ontwikkelingen aangekondigd die pas na de tweede wereldoorlog ten volle zouden doorbreken in de Noordnederlandse roman.
dina van berlaer-hellemans |
|