Spiegel der Letteren. Jaargang 19
(1977)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Esmoreit tconincx sone van Cecielien:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Esmoreit-problemen1.1. Het ontstaan van de middelnederlandse abele spelen van het Hulthemse handschrift plaatst de onderzoekers voor een onopgelost probleem. Ook het auteurschap, de datering, de streek van herkomst zijn na ruim honderd jaar speurwerk nog steeds onderwerp van discussieGa naar voetnoot1. De literair-historicus Prinsen kwam er eerlijk voor uit hoezeer de onwetendheid ons bevangt: ‘hoe we aan onze mooie abele spelen komen blijft een raadsel’. Wijngaards heeft gewezen op toneel-ruimtelijke criteria zoals men die mag aannemen voor gedramatiseerde dialogen van mimen, gedialogeerde liederen van speellieden en sprooksprekersGa naar voetnoot2. Dit is beslist een verdienstelijke benadering in technische en structurele | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zin, maar inhoudelijk en wat de tendens der stukken betreft lopen de meningen ver uit elkaar. Afgaande op het taalgebruik in de abele spelen is men door de bewijsvoering van Verdeyen en Van Loey gaan overhellen naar de mening dat de abele spelen thuis horen in de grensstreek van de Zuidnederlandse provincies Brabant en Limburg. Tekst-interne en externe gegevens pleiten voor een ontstaan in de veertiende eeuwGa naar voetnoot3. Er zijn nog geen beslissende antwoorden gevonden op de vragen naar de lijn der ontwikkeling van deze unieke spelen en hun overlevering. Er kan een halve eeuw verlopen zijn tussen het ontstaan van deze dramatiek en hun opname in het Hulthemse handschrift in het begin der vijftiende eeuw. Duinhoven heeft onlangs gewezen op, naar zijn bevindingen zekere en vermoedelijke corrupties, die voor ‘de tekstreconstructie een hoorn des overvloeds’ betekenenGa naar voetnoot4. Een goed verstaan van wat ons is overgeleverd heeft mijn voorkeur. Ik respecteer de kennis en de kunst in een tekst die de middeleeuwer werkelijk heeft kunnen lezen en horen. Ik besef dat het Hulthemse handschrift een verzamelhandschrift is waarin de kopiïst wellicht niet steeds vers-, woord- en lettergetrouw heeft weergegeven wat zijn respectievelijke legger hem bood, maar de ‘attitude of mind trying to understand another mind’Ga naar voetnoot5 is een filologische regel die het mij steeds weer mogelijk heeft gemaakt de tekst van het handschrift in zijn historische samenhang en zinsverband te duiden. Deze bijdrage toont aan hoe belangrijk deze werkwijze is, die het ontstaan, de achtergronden, de inhoud en de auteurskwestie van Esmoreit in een verrassend nieuw licht plaatst.
1.2. Niet minder intrigerend is het auteurschap, inzonderheid wat de auteur heeft aangezet tot het maken van dit soort spelen. Godelaine heeft een opzienbarende mening geuit, toen hij schreef: ‘Un châtelain-poète possédant la terminologie courtoise comme la sienne propre, veut réagir contre la démocratisation de l'esprit de sa caste et | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
écrit une pièce de théâtre d'une facture nouvelle, plus aristocratique, plus artistique que les oeuvres du théâtre religieux, théâtre du peuple; il crée un “abel spel”’. Deze uitspraak, die grote zekerheid uitstraalt, staat in schrille tegenstelling tot enkele vroegere meningen, zoals die van Barnouw en Jan van Dam: ‘It is probable that all the plays contained in the Hulthem codex are his work, but not one of them yield a semblance of a clue to the identity of the author’. Niet minder zelfverzekerd is Van Dams mededeling: de abele spelen ‘sind ganz entschieden nicht in und für die Adelskreise geschrieben, und sie werden gewiss in den Städten aufgeführt worden sein’Ga naar voetnoot6. Van der Riet meent te mogen constateren dat de auteur op opvallende wijze een voorliefde heeft voor het geringe volk, al heeft hij ook grote eerbied voor de aristocratieGa naar voetnoot7. Vermeldenswaard zijn ook in deze context de voorzichtige meningen van Jan ten Brink en Leonard Willems. Beiden bespeurden invloed vanuit Duitsland. Ten Brink vermoedt dat de abele spelen aansluiten ‘bij de herleving van den feodalen geest in de beyersche periode’Ga naar voetnoot8, Willems kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er verband bestaat ‘met de opkomst ten onzent van een nieuwe minnelyriek, welke teruggaat op de Duitsche minnezangers’Ga naar voetnoot9. Deze blik naar het oosten is daarom zo interessant omdat wij weten dat het abel spel van Lanseloet in 1412 door de ‘gezellen van Diest’ (Oost-Brabant) in Aken werd opgevoerdGa naar voetnoot10. Limburg en Brabant waren in de 14de en 15de eeuw voor handel en religie oostwaarts georiënteerdGa naar voetnoot11. Er zal nog gelegenheid zijn om erop te wijzen dat dit ook vanuit politiek oogpunt het geval is geweest en dat juist in dit verband het abel spel van Esmoreit in een totaal ander daglicht komt te staan dan tot nog toe is vermoed. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. De uitvoerige analytische bibliografie in de Esmoreit-uitgave van De Maeyer en Roemans wil ‘alles wat over ons Middeleeuws wereldlijk toneel verschenen is’ registreren. De bibliograaf beseft tenvolle ‘de betrekkelijkheid van elke menselijke poging’ op dit gebiedGa naar voetnoot12. Zo is bij nader inzien geen gewag gemaakt van wat W.G. Brill van de abele spelen heeft geschreven. Brill vergelijkt op een globale wijze deze dramatiek met typische bijbelse onderwerpen en geschriften met uitgesproken ridderlijke inhoud. In beide is, naar zijn opvatting, een zekere gebondenheid aan wat men kon en mocht zeggen te constateren. Bijbelse stoffen waren traditioneel ‘uitdrukking eener oorspronkelijke levensbeschouwing’, ridderromans maakten deel uit van de volksgeschiedenis. Hij constateert hoezeer de abele spelen een eigen plaats innamen in de middeleeuwse literatuur: ‘Vandaar dat slechts weinige proeven van zogenaamde Abele spelen voorkomen, als de Esmoreit, de Gloriant en enkele andere, die een waardig geval ernstig behandelen. Toch werd in de middeleeuwen door menigeen de roeping gevoeld om het volk in eene openbare vertooning de wereld te laten zien, zooals zij zich aan zijnen geest geopenbaard had’Ga naar voetnoot13. Het is o.a. juist in deze zin dat, naar mijn mening op aantoonbare wijze, de auteur van Esmoreit in zijn spel veertiende-eeuwse medeburgers vanuit zijn perspectief heeft getoond wat de historische tekenen des tijds waren. Uiteraard kan de realiteit van een literair product in een bepaalde tijd niet gelijk worden gesteld met de historische werkelijkheid. Conventionele en artistieke vormgevingsprincipes, de literatuur eigen, dragen het hunne ertoe bij dat eventuele werkelijke feiten worden gemaakt tot een literaire weergave van geschiedkundige feiten. In zoverre historische feiten voor een auteur aanleiding zijn geweest tot schrijven, zal ook het onderzoek in deze richting kunnen bijdragen tot een beter begrip van het literaire werk en zijn ontstaan. In het voorafgaande (1.1: ontstaan; 1.2: auteur; 1.3: inhoud) zijn een drietal problemen afzonderlijk ter sprake gekomen. Deze hangen echter in de eenheid van een literair werk - en wellicht in het drietal abele spelen: Esmoreit, Lanseloet, Gloriant met misschien éénzelfde auteur - zeer nauw samen. De attitude van de auteur tegenover enige menselijke, maatschappelijke en historische factoren vertonen een zo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grote overeenkomst in de drie genoemde stukken, dat deze gevoeglijk samen onze aandacht verdienen, alvorens Esmoreit onder de loep te nemen. Daar zijn de opvattingen over de liefde, de vrouw, en de houding tegenover de Sarazenen. Zij worden in het kort besproken omdat ook zij in cultureel-historische zin ons kostbare aanwijzingen kunnen geven over de omstandigheden en het milieu waarin de abele spelen konden ontstaan. Dit is nu juist een tot nog toe onopgelost probleem.
1.4. Literaire teksten uit het verleden zijn nu eenmaal historische teksten, die naargelang de tijd en plaats, naar inhoud en taalgebruik, in proza of dichtvorm onderling significante verschillen laten zien. De onderzoeker kan zich bij een bestudering daarvan volledigsheidshalve niet onttrekken aan methodologische eisen van een empirische benaderingGa naar voetnoot14. Het werkelijkheidsgehalte van middeleeuwse literatuur kan ten nauwste samenhangen met sociale, religieuze, historisch-politieke factoren. Zo is het bijvoorbeeld onmiskenbaar dat een spiritualisering in een religieus-politieke strijd heeft plaats gehad van de amor carnalis tot een soort amor spiritualis in christelijke zin bij het tot stand komen van ‘hoofse liefde’Ga naar voetnoot15. Haar invloed in de abele spelen werd reeds gememoreerd. In deze context dient men aandacht te schenken aan de duidelijke schakeringen en tegenstellingen in de abele spelen. Allereerst zijn daar de uitspraken van Robbrecht, ‘de schoft van het stuk’, en Platus, die sluwe plannen bedenkt in dienst van de mohammedaanse koning. Hun onsympathieke rollen lijken niet vreemd te zijn aan hun forse uitspraken over de vrouwelijke hoofdfiguren, de ‘coninghinne van Cecielien’ en de jeugdige Damiet: vs. 52
Ic sal oec pinen omme haer scande
Der conininghen mijns oems wijf
Dat hi nemmermeer sijn lijf
Met haer en sal delen die wigant
Aldus Robbrecht, die het boze plan heeft opgevat het jonge koningskind te doden (vs. 47) en vervolgens de koninklijke echtelieden te scheiden, zodat men mag aannemen dat er geen opvolger meer zal worden geboren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan zal inderdaad zijn plan lukken, zoals in vss. 50-51 wordt uitgesproken: Ic sal noch selve de .coninc. sijn
Van sesilien den hoghen lande
Robbrechts moordplannen worden gewijzigd door het verschijnen van Platus, die de angsten van zijn vorst op listige manier tracht op te lossen. Immers de bedreiging die uitgaat van het christelijke borelingske van koninklijke bloede wordt te niet gedaan door hem naar het mohammedaanse land te ontvoeren en hem als heiden (vss. 124, 206) op te voeden. Op deze wijze zal hij dan de mohammedaanse koning niet doden, zoals men mocht verwachten (vs. 70) en hij zal dan ook niet de oorzaak worden dat de heidense koningsdochter christen zal worden, zoals de sterren het hebben voorspeld (vs. 73). Verder zal kunnen worden vermeden dat hij deze, Damiet, zal trouwen als maar wordt verteld dat het jeugdige knaapje een vondeling is (vs. 250). Dit zal volgens Platus het probate middel moeten zijn om Damiet van een ongepaste liefde te weerhouden. Een vrouw is nu eenmaal niet meester van haar gevoelens (vss. 240-247): Want vrouwen sijn van herten wanc
Seidi hare sijn hoghe gheslachte
Ende dan venus in haer wrachte
Ende worde minnende den jongen man
Soe mochte si hem segghen dan
Hoe dat hi ware comen hier
Want her coninc der minnen vier
Mochte in uwer dochter openbaren
De rekening van Platus gaat echter niet op. Damiets liefde is zo sterk en wel overwogen tegelijkertijd, en tevens zo waarheidsgetrouw en louter dat zij Platus' stereotiepe woorden instinctief weerlegt (vss. 444-449): Want hi es edel van natueren
Ende oec van enen hoghen moede
Hi es coenlijc van edelen bloede
Al was hi te vondelinghe gheleit
Mijn herte mi van binnen seit
Dat hi es hoghe gheboren
Het gaat Damiet om een groot goed van een hogere orde, ook in sociaal opzicht. Pas door een huwelijk met de koningsdochter is er een mogelijke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
troonopvolger. Damiet is echter zo edelmoedig en verstandig dat zij pas met Esmoreit wil trouwen als haar vader overleden is: vs. 520: ‘Storve mijn vader, ic soude u trouwen’. Ook Esmoreit toont zich in deze omstandigheden even terughoudend als kies. Al is hij voor Damiet een ‘edel wigant’, ‘edel van natueren’ en ‘coenlijc van edelen bloede’, hij wil voor zichzelf zekerheid verkrijgen op de vraag wie zijn ouders zijn en vooral wil hij antwoord op de knagende vraag wie hem de schande van het vondeling zijn heeft aangedaan. Verhaaltechnisch brengt de auteur Esmoreit en het toneelpubliek op het spoor van RobbrechtGa naar voetnoot16: vs. 510
Mamet laete mi noch die scande
Verwinnen dat ic weten moet
Wie mi desen lachter doet
Dat ic te vondelighe was bracht
De visie op de liefde en haar werken is later, in tegenstelling tot wat de toehoorders daarover in het begin van het stuk te horen kregen, totaal veredeld, getuigend van trouw en opoffering. Deze is dan ook waard in huwelijkstrouw vereeuwigd te worden. Esmoreit introduceert zijn bruid bij zijn vader, die het gelukkige paar aanstonds de troon aanbiedt, met de volgende woorden (vss. 905-909): Comt tot hie ghi moetse scouwen
Die vol minnen ende vol trouwen
Haer herte tote mi waert draecht
Het es recht dat si mi behaecht
Si heeft soe vele doer mi ghedaen
Men kan zich afvragen waarom de auteur van het abel spel deze aspecten der liefde op zo een ingrijpend transformerende wijze aan zijn publiek voorgesteld heeft. Wat was zijn motief hiervoor? Esmoreit is niet het enige stuk dat vanuit dit perspectief kan worden bestudeerd. Ook Gloriant, Lanseloet en zelfs Van den Winter ende vanden Somer kunnen bij een antwoord op deze vraag betrokken wordenGa naar voetnoot17. Hier zij slechts terloops gewezen op de Lanseloet waarin de loutering der liefde misschien wel het subliemst is uitgebeeld: Lanseloet laat zich door zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boosaardige moeder verleiden om de carnale liefde te bedrijven met de edelmoedige Sanderijn. Dan volgt een totale ommekeer in Lanseloets hart. Als hij sterft hoopt hij zijn geliefde, die voor hem onbereikbaar is geworden, eenmaal in de hemel terug te zien. In Gloriant ondergaat de hoofdheld een innerlijke ommekeer door opoffering en vernedering. De weg van avontuur en beproeving leidt hem van minachting voor de vrouw tot haar oprechte waardering. De abele spelen Esmoreit, Lanseloet, Gloriant zijn meer gedramatiseerde verhalen over vorsten(huizen), koningen, baroene, hertoge, dan ridderverhalen. De mohammedaanse landen staan kennelijk in de belangstelling. In Noord-Afrika en in Syrië-Palestina leert de westerse held of heldin de Saraceense mens kennen. Er zijn tekenen dat er naast bestaand onbegrip een groeiende waardering en belangstelling voor deze landstreken ontstaan. In onze bijdrage zal worden nagegaan welke cultureel-religieuse en historische achtergronden bij deze connecties en geestesgesteldheid een rol hebben gespeeld. Het is vooral het abel spel van Esmoreit dat onze aandacht zal vragen.
1.5. Het zoeken naar bronnen van de abele spelen heeft de onderzoekers teleurgesteld. Alleen al de wel geordende visies op de verschillende aspecten van wat liefde kan zijn, de haast programmatische opvattingen over contacten met mohammedaanse landen, hadden een aanwijzing kunnen zijn om niet al te eenzijdig een bron of bronnen te willen ontdekken in de voorafgaande middeleeuwse epische verhalen met hoofse inslag. Tenminste twee geleerden hebben zich onvoldaan getoond. Twee constateringen kunnen daaruit worden gedestilleerd: een soortgelijk bronnenonderzoek is te disparaat van waarde, het doet geen recht aan wat de dichter heeft bezield in de conceptie van zijn spelGa naar voetnoot18. Barnouw en Van Loey hebben duidelijk gemaakt dat het spel moet begrepen en beoordeeld worden met de ogen van het middeleeuwse publiekGa naar voetnoot19. Ik zou deze voor de hand liggende opmerking niet slechts willen beperken tot wat moderne onderzoekers aan zogenaamde compositiefouten en onlogische details willen ontdekken in de toneelvertoning. Het hoe en waarom Esmoreit tconincx sone van Cecielien het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
publiek van weleer juist in de zuidoostelijke Nederlanden inhoudelijk kon interesseren zijn vragen die men nergens in de vakliteratuur beantwoord ziet. Uit welke kring komt de auteur en het spel? Een antwoord hierop kan misschien de onopgeloste problematiek van het verschijnsel ‘abel spel’ nader toelichten. Primair moet er meer aandacht worden besteed aan de mogelijkheid of het veertiende-eeuwse abel spel van Esmoreit inhoudelijk is geïnspireerd door een eveneens veertiende-eeuws koningsdrama dat zich inderdaad op het eiland Sicilië heeft voltrokken. Is Esmoreit Siciliaanse historie in een abel spel? Na deze tour d'horizon en een afbakening van de probleemstelling wordt nu in concreto een overzicht gegeven van vragen die men zich kan stellen over Esmoreit en zijn auteur. Welke voorstelling had de auteur van Sicilië? Is deze vergelijkbaar met de historische opvattingen van Sicilië in de veertiende eeuw? Zijn de hoofdfiguren in het spel meer dan fictieve figuren? Zo ja, is er enige relatie met bekende persoonlijkheden uit het historische Sicilië van die tijd? In hoeverre beantwoorden de verhoudingen tussen de personae dramatis aan die van de Siciliaanse geschiedenis? Zijn de namen van in het stuk genoemde plaatsen en landen, de heraldiek, de persoonsnamen slechts vrijblijvende aanduidingen, of gaat er een stuk werkelijkheid achter schuil? Welke drijfveren zijn er te bespeuren in het spel Esmoreit, welke in het verloop van de Siciliaanse gebeurtenissen? Welke plaats neemt de middelnederlandse auteur in ten opzichte van de historie enerzijds, en het spel Esmoreit anderzijds? Bestonden er achtergronden in de zuidoostelijke Nederlanden die het ontstaan van het stuk kunnen helpen verklaren? Hoe heeft de auteur zijn historisch en religieus wereldbeeld gevormd? Kan men in het Hulthemse handschrift of andere geschriften indicatieve of bewijskrachtige gegevens putten die het mogelijk maken de schrijver en zijn werk in een passend referentiekader te plaatsen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Esmoreit en de historieDe datering van de abele spelen in de dertiende eeuw, zoals dat nog herhaaldelijk is geprobeerd door J. van Mierlo in zijn studies vóór 1950, is hedentendage nog slechts te vinden in overzichten van de vakliteratuurGa naar voetnoot20. De historisch letterkundigen zijn het erover eens dat de tijd omstreeks 1350, of iets later, de meest aannemelijke datering is. Argumenten van taalkundige aard zijn bij deze vaststelling van doorslaggevende aard. Een datering omstreeks het jaar 1300 lijkt ook onmogelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vanuit het oogpunt van de inhoud van Esmoreit. In dit abel spel wordt Sicilië als land op een opvallende wijze verbonden met een zekere vorm van ‘nationale’ eigenwaarde, een rijksgedachte en een hoog gewaardeerd koningshuis:
Een dergelijke voorstelling van Sicilië en zijn koning werd pas mogelijk door de komst van het huis Aragon op het eiland na de ‘Siciliaanse Vespers’ in het jaar 1282 waardoor de macht van het gehate Franse geslacht van Anjou-Napels op Sicilië gebroken werk, zonder dat de Anjous hiermee echter vrede namen. In feite zou de rivaliteit tussen het geslacht van Aragon-Sicilië en dat van Anjou-Napels blijven voortduren tot het jaar 1401, toen ook een Aragonees vorst werd in Napels. Het felst woedde de strijd met al zijn intriges vanaf het jaar 1309, het sterfjaar van Karel II, koning van Napels en koning van Hongarije (door zijn huwelijk met Maria van Hongarije). Zijn zoon Karel Martel volgde hem op in Hongarije, diens broer Robert (Robrecht) in Napels. Deze laatste kende vanaf 1309 rust noch duur om zijn macht te laten gelden in Sicilië, waar Frederik III, gehuwd met Robrechts zuster, Eleonora, heerste. Hij was een telg uit het huis Aragon. Dank zij het energiek optreden van Frederik III, die vanaf 1296 tot 1334 regeerde, kon Sicilië zich zelf worden zonder te buigen voor het Fransgezinde huis van Anjou-Napels, dat mocht rekenen op de steun van de paus, die eerst nog in Rome maar later in Avignon verbleef. De op Sicilië gehate Anjouanen zouden echter geen vaste voet meer op het eiland krijgen. Anjou werd daar gevreesd en verafschuwd. Wanneer nu bovenstaande hooggestemde gevoelens over vorst en land in de Esmoreit doorklinken kan men onmogelijk met Peteri aannemen, dat wellicht Karel II van Anjou en Maria van Hongarije zijn bedoeldGa naar voetnoot21. In de eerste plaats heeft dit heerserspaar nooit de macht op Sicilië in handen gehad. In de tweede plaats beantwoordt het koningspaar Frederik III en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eleonora, dochter van het vooraf genoemde Hongaarse koningshuis, veel beter aan wat in Esmoreit wordt meegedeeld over de heraldiek. Middeleeuwse literaire bronnen blijken in hun heraldische beschrijvingen in de regel niet op verzinsels te berustenGa naar voetnoot22. Esmoreits moeder, de koningin van Sicilië, vertelt haar zoon dat de wapenen op zijn hoofdband die van haar gemaal en haar geslacht zijn (vgl. vss. 664-668 en vss. 778-780). De eerste tekst luidt: Dat van cecilien die hoghe man
Es u vader scoene jonghelinc
Ende van hongherien die coninc
Es die lieve vader mijn
Ghi en mocht niet hogher gheboren [sijn]
Int kerstenrijc verre noch bi
Als wij Eleonora zien als de koningin die deze woorden spreekt, zijn de gegevens uit Esmoreit volledig overeenkomstig de historische werkelijkheid, zoals uit onderstaande stamboom kan worden afgelezen. Karel II, vader van Eleonora, was koning van Hongarije; Eleonora's echtgenoot was regerend vorst op Sicilië. In feite is Eleonora de enige ‘Hongaarse’ die vóór 1350 - men lette op de datering van de abele spelen - op het genoemde eiland als koningin regeerde.
Het wapen van Aragon-Sicilië beantwoordt aan de in Esmoreit gegeven heraldische beschrijving. Het gaat hier om een alliantiewapen in vier kwartieren. Kwartier een en vier is het wapen van manszijde, twee en drie van moederszijde. Zo is in het wapen van Sicilië het wapen van Aragon (1 en 4) en de adelaar uit het wapen Hongarije (2 en 3) te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien. Beschrijving en afbeelding zien er in J.B. Rietstap's standaardwerk over heraldiek als volgt uitGa naar voetnoot23: ‘Écartélé en sautoir aux 1 et 4 d'or à quatre pals de gueules; aux 2 et 3 d'argent à l'aigle de sable.’
Het wapen van Esmoreits ouders wordt nog op een tweetal plaatsen in de tekst aangeduid of beschreven (vss. 596, 776-781. Commentatoren geven geen eensluidende uitleg van vss. 776-781: Dits die bant die ic selve wrachte
Esmoreit wel scoene man
Ic setter uus vader wapen an
Men macht noch sien in drie paertien
Ende oec die wapen van hongherien
Om dat ghi daer uut sijt gheboren
De meeste annotaties bij vs. 779 houden in dat paertien de betekenis heeft van ‘kwartieren’ uit de heraldiek. Er moet dan worden aangenomen dat - Ayres' Engelse vertaling levert het bewijs - in drie van de vier kwartieren van een wapen het wapen van de man wordt afgebeeld, in het vierde zou dan dat van de vrouw staan. De moeilijkheden van de hele context worden niet verder besproken, alleen Roemans en Van Assche hebben in hun uitgave vers 779 tussen gedachtestreepjes geplaatst. In de uitgave van Al. de Maeyer en Rob Roemans, Esmoreit. Eerste integrale reproductie. Antwerpen (1948) wordt in de aantekeningen een andere mogelijkheid geopperd. Het vers zou namelijk betekenen dat het wapen op Esmoreits hoofdband op drie verschillende plaatsen staat. Dit was ook de opvatting van Serrure in de vorige eeuw. In deze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
visie moet vers 779 als een tussenzin in de beschrijving van het hele alliantiewapen (vss. 778-780) worden opgevat. Dit is een veel voorkomende zinsopbouw in middelnederlandse berijmde verhalen. Beide verklaringen zijn echter ondeugdelijk. Als bezwaar tegen de eerste verklaring kan worden aangevoerd dat een soortgelijk alliantiewapen ongewoon zou zijn in de heraldiek. Vanuit semantisch oogpunt moet worden gezegd dat partie ter aanduiding van een geslachtswapen in het Middelnederlandsch Woordenboek slechts uit Esmoreit vs. 779 wordt geciteerd, waarbij de onvermoeibare woordenboekmaker Verdam klaarblijkelijk steunde op Moltzers uitgave van de Esmoreit (zie Verdams bronnen) en diens gelijkluidend commentaar. De onjuistheid van deze interpretatie en die van Serrure, De Maeyer en Roemans (1948) wordt duidelijk als men let op de betekenis van het middeleeuws-franse parti, dat ten grondslag ligt aan het middelnederlandse partie. Het woord komt vanaf 1210 tot het begin van de zestiende eeuw voor als een heraldische aanduiding met de betekenis ‘divisé perpendiculairement en parties égales’ (W. von Wartburg, Französ. Etym. Wörterbuch, VII, 679). Partien zijn stroken die het wapenveld vertikaal verdelen. Alle moeilijkheden in de interpretatie van Esmoreit vs. 779 ‘men macht noch sien in drie partien’ verdwijnen bij vergelijking met het wapen van Aragon. Rietstap (s.v. Aragon) beschrijft dit als ‘parti de trois traits qui font quatre pais’. In feite komt het bedoelde wapen als volgt tot stand: Men verdeelt het wapenveld in drie gelijke delen in vertikale richting, d.i. in drie partien. Vervolgens brengt men de vier palen aan. Telkens wordt een paal aangebracht in partie een en drie. In de middenste partie komen nog eens twee palen. Deze grenzen enerzijds aan partie een, anderzijds aan partie drie. Zo ontstaat een veld met vier palen in drie partien. Elk van de palen beslaat een negende van het wapenveld doordat de onderlinge afstanden en die tot de schildranden gelijk zijnGa naar voetnoot24. Deze beschrijving past volledig op het wapen van Aragon en Aragon-Sicilië. Het laatste familiewapen is echter in kwartier twee en drie verrijkt met het Hongaarse adelaarsembleem. Het woord wapen in vers 778 ‘uus vader wapen’ is onzijdig enkelvoud zoals blijkt uit vers 779, waar de enclytische t in ‘macht’ (men macht noch sien) naar wapen verwijst. Het gebruik van het enkelvoud is volledig verantwoord: het wapen van Aragon in het alliantiewapen van Aragon-Sicilië is één in zijn beeld van opstaande vertikale palen en stroken in kwartier een en vier (zie afbeelding). Anderzijds is ‘die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wapen van hongherien’ in vers 780 in het meervoud. In het wapen van Aragon-Sicilië wordt de Hongaarse adelaar tweemaal afgebeeld, namelijk in kwartier twee en drie. Men ziet dat alle vertaalperikelen en misverstanden van Esmoreit, vs. 776-781 op deze manier uit de wereld worden geholpen. Al te lang hebben commentatoren in hun Esmoreit-uitgaven zich laten leiden door een illustere voorganger en het niet minder bewonderenswaardige Middelnederlandsche Woordenboek, voor wie de gerechtvaardigde kritiek van een Willem de Vreese in zijn Paradox over den grooten Nood der Nederlandsche Philologie onverkort blijft gelden. De verheven woorden die aan het land Sicilië en zijn geëerde koning in de Esmoreit worden gewijd, getuigen van een zelfbewustheid en een trots op eigen wezen die ons ook in de historische studies over dit eiland en zijn strijd tegen Anjou onder leiding van het huis van Aragon bekend zijn. De werkelijke toedracht is niet slechts een Siciliaanse aangelegenheid geweest. De ontwikkelingen maakten deel uit van de beruchte strijd tussen de Ghibellijnen (de Hohenstaufen) en de Welfen (hier de Angevins of Anjouanen), die gesteund werden door de paus. De Aragonesen waren Ghibellijns, o.a. door het huwelijk van Jacob van Aragon, Frederiks broer. Jacob trouwde met Constance, de kleindochter van de Hohenstauf Frederik II, de voormalige heerser van Sicilië. Jacob was voorbestemd om de koning van het eiland te worden, maar omdat hij de Sicilianen niet welgevallig was, werd zijn broer Frederik unaniem gekozen en deze regeerde als een geliefd en bewonderd vorst. Sicilië kwam onder zijn lange bewind, ondanks tegenwerking van zijn broer, het huis Anjou-Napels en de paus, tot bloei: ‘Aurea Trinacrie sub te diu floruit etas’ luidt zijn grafschrift. Kroniekschrijvers en ook Dante beoordelen hem zeer gunstig, zelfs met een zeker enthousiasmeGa naar voetnoot25. Een paar Duitse citaten uit specialistische studies kunnen dienen ter verduidelijking en illustratie van wat de auteur van Esmoreit op poëtische wijze onder woorden heeft gebracht. Men lette erop dat de in het eerste citaat genoemde Frederik II, de Aragonees is, die zich op Sicilië Frederik III liet noemen, omdat hij zich beschouwde als de opvolger van de Hohenstauf Frederik IIGa naar voetnoot26. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Trotz der Kriege war ein wirtschaftlicher Aufschwung eingetreten, mit ihm verband sich ein reges politisches Interesse des gehobenen Bürgertums. Jetzt erst zeigten sich die glücklichen Einflüsse der Regierung Friedrichs II., der ein geistig gebildetes, von kirchlichen Einflüssen unabhängiges Beamtentum geschaffen hatte; ... Man begann, die Insel als Vaterland anzusehen und zu lieben, nicht wie bisher nur den Geburtsort. Zum erstenmal konnte man von einer sizilischen Nation sprechen’. Wat er nog verder aan historisch materiaal in de Siciliaanse geschiedenis kan worden gevonden is van dien aard dat de nogal boud klinkende uitspraak in een inleiding op een tekstuitgave van Esmoreit tot nadere studie dwingt. Notermans getuigt, niet zonder onderzoek zijnerzijds: ‘Zijn (d.i. de auteur van Esmoreit) stof berust niet op een historisch gegeven, maar is geheel verzonnen’Ga naar voetnoot27. De dramatische plot van het abel spel wordt op kernachtige wijze samengevat in de verzen 10-19 van Esmoreit, waarin de toeschouwers een exposé wordt gegeven van wat de drijvende kracht is van de toneelopvoering. Een familielid van de koning, Robbrecht, is zeer verbolgen over de geboorte van een opvolger aan het hof van Sicilië. Immers hij ziet zich door de geboorte van het jonge koningskind de troon ontgaan. Hij meende rechten te hebben op het koningschap als de koning zonder kinderen zou sterven (vss. 34-42): Ic waende wel coninc hebben ghesijn
Als mijn oem hadde ghelaten dlijf
Nu heeft hi al bi sijn wijf
Een kint gecreghen die oude viliaert
O sesilien edel bogaert
Edel foreest edel rijc
Ic moet bliven ewelijc
Edel foreest van di bastaert
Dies mijn herte alsoe beswaert
Het is toch wel zeer opvallend dat de Siciliaanse geschiedenis in het begin der veertiende eeuw een haast identieke situatie laat zien. Robert | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of Robrecht van Anjou heeft met de hulp van de paus in de historische samenkomst van Caltabellotta (1302) bedongen dat Sicilië terug aan de kerk - en zo men reeds wist Anjou - zou komen, als het huwelijk van Frederik III met Eleonora zonder kinderen bleef. Het huwelijk met Eleonora, Roberts zuster, werd trouwens bij deze gelegenheid door Robert gearrangeerd. Als toekomstig heerser van Anjou-Napels wilde hij zich verzekeren van de troon op Sicilië. Frederik III blijkt hiermee accoord te zijn gegaan, hoewel hij dit niet heeft laten weten aan de Sicilianen. Het is zeker dat dit geen vrijwillige beslissing van Frederik is geweest. Robert en de paus hebben hem onder druk gezet door hem voor te houden dat zijn broer Jacob van Aragon, die trouwens omwille van zijn weifelmoedige houding voor de Sicilianen niet langer aanvaardbaar was, deze belofte reeds had gedaan. Frederik heeft zich daaraan weinig gelegen laten liggen, hij heeft waarschijnlijk ook nooit het voornemen daartoe gehad. Middeleeuwse kroniekschrijvers en historici uit de twintigste eeuw wijzen op de pijnlijke gevoelens van krenking en onrecht die Frederik III door zijn broer Jacob kreeg te verwerken. Er is zelfs sprake van een ‘broederlijke oorlog’, die aangewakkerd werd door de paus en Robert van Anjou. De troonstrijd der beide broeders werkte in het voordeel van Robert. De historicus Bock wijst op de bijzondere binding van Jacob en Robert in hun vijandige houding tegenover FrederikGa naar voetnoot28. Deze relatie lijkt in Esmoreit tot uiting te komen, wanneer Robbrecht als zoon van 's konings broer wordt voorgesteldGa naar voetnoot29 (vs. 13). Het is opvallend dat de auteur met zoveel klem Robbrechts erfrecht op de troon memoreert (ss. 14-15: na recht alte male), indien de koning zonder erfgenaam zou sterven (vs. 16: hadde coninc sonder oer ghestorven). Robbrechts moorddadige woede en afgunst worden eigenlijk ten onrechte door de geboorte van Esmoreit opgewekt. Hij is niet bereid de grenzen van het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hem toegekende recht te respecteren. Robbrecht wordt de aartsvijand van het Siciliaanse koningshuis. Esmoreit zal, na achttien jaar lang door Robbrechts toedoen van het hof verwijderd te zijn geweest, nog tijdens zijn vaders leven op de troon worden geplaatst. - Wat gebeurde er in werkelijkheid op Sicilië? In het jaar 1321, dat is in het achttiende jaar van zijn huwelijk met Eleonora van Hongarije en in het zesentwintigste jaar van zijn regering, heeft Frederik III zijn zoon Peter in zijn koningschap laten delen. Dit was een buitengewone stap waarvan het voor iedereen duidelijk was dat door deze daad het huis Aragon-Sicilië voor continuïteit wilde zorgen en op deze manier de kansen van Robert van Anjou op Sicilië wilde verminderen. Op onmiskenbare wijze had immers Robert al in 1309, meteen na de dood van zijn vader Karel II, blijk gegeven dat hij, vervuld van haatgevoelens en tot intriges bereid, Frederik III op Sicilië, die zich mocht verheugen in een jonge nakomeling, wilde benadelen. De historicus Haberkern heeft op pregnante wijze beide tegenstanders en hun onenigheid in één zin gekenschetst: ‘Die Krone Siziliens seinem Sohne zu erhalten, die Kaiserkrone der Menschheit - beide Ziele waren ihm eins, gegen beide Ziele kämpfte sein Gegner; das gibt seinen Worten jenen warmen Klang, jene freudige Kraft, die so wohltuend sich abhebt von der kalten, höchstens einmal gereizten Art des dritten Anjou’Ga naar voetnoot30. De auteur van Esmoreit heeft misschien in niet minder warme en hartstochtelijke woorden het lot van Esmoreit en het ‘conincrijc’ tegen elkaar afgewogen, toen hij de ‘coninc’ het volgende antwoord aan Robbrecht liet geven (vss. 300-305). - De dichter stelt het evenwel zo voor alsof de koning de verraderlijke intrigant, die Robbrecht in feite is, niet door heeft. Pas op het eind van het spel wordt alles onthuld, wat hij aan kwade daden tegen het Siciliaanse koningshuis heeft gedaan -: Mijn scoene kint hebbic verloren
Esmoreyt den sone mijn
Ay ic en mochte niet droever sijn
Al haddic verloren in dier ghelijc
Mijn goet ende oec mijn conincrijc
Daer omme en woudic droeven twint
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Robbrecht uit de Esmoreit wordt afgeschilderd als een aartsschurk, een valsaard, vol bedrog, leugens en intriges, zonder respect voor familiebanden en koningstroon. Zijn misdadige geest en handelingen bezorgen hem de naam van ‘keitijf’ (vs. 956), ‘mordenaer’ (vs. 967), ‘verrader’ (vs. 971). Het kind van de koning, dat hij eerst wilde vermoorden, wordt door Robbrecht voor een grote som geld verkocht. De duizend pond ‘van goude ghetelt’ worden door hemzelf als prijs bedongen (vs. 199). Als dan achttien jaar later de feiten dreigen bekend te worden, tonen Robbrechts woorden nog eens hoe verstokt en boosaardig hij is (vss. 706-707): Haddickene doot met minen handen
Doen ickenne vercocht soe waer hi doot
Het lijkt niet meer dan billijk dat Robbrecht in het abel spel de doodstraf krijgt (vs. 995). Zo ver, zo goed. Historici medievisten is het echter opgevallen dat de veroordeling van Robert van Anjou door zijn politieke vijanden buitengewoon scherp is. De hele catalogus van kwade eigenschappen die in de Robbrecht van Esmoreit belichaamd was wordt ook aangetroffen in de middeleeuwse bronnen als Robert van Anjou ter sprake wordt gebracht. De veroordeling van Robert door de Duitse Keizer Hendrik VII, die Frederik III de helpende hand bood, is bijzonder omvangrijk in de opsomming van de misdaden van de Anjouaan. Het oordeel eindigt met Roberts vervloeking, verbanning en het uitspreken van zijn doodstrafGa naar voetnoot31. Zelfs paus Johannes XXII, die lange tijd de belangen van Robert had behartigd tegen hun gemeenschappelijke tegenstanders, kon zich niet weerhouden te zeggen dat Robert een ellendige, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geldzuchtige koning, een miserable en laffe berekenaar was. De paus wist zich uiteindelijk misbruikt in de intriges van zijn protégé. Het kwam dan ook tot een breuk tussen hun beidenGa naar voetnoot32. Roberts koningschap en politiek waren ook voor Dante, die zo sterk was geëngageerd in de controverse tussen Welfen en Ghibellijnen, een probleem. Roberts tegenstrever, Frederik van Aragon, genoot een betere reputatie bij de dichterGa naar voetnoot33. Dante wijst ook op Roberts geldzucht, hij vergelijkt hem en zijn trawanten met Turnus en de volgers van Turnus, die als voornaamste vijanden van de edele Aeneas uit de klassieke oudheid bekend warenGa naar voetnoot34. Mij dunkt dat er in de middeleeuwen bronnen genoeg zijn, die er geen twijfel laten over bestaan dat Robert voor vele tijdgenoten een abject wezen moet zijn geweest. Zijn laagheid en achterbaksheid heeft hij vooral getoond in zijn langdurige pogingen om het rijk Sicilië aan Frederik III van Aragon-Sicilië en diens vrouw Eleonora te ontnemen. Hij had zich met machinatie het recht op Sicilië trachten veilig te stellen, door er zich van te verzekeren dat hij uiteindelijk koning op Sicilië zou worden als het huwelijk van het regerend vorstenhuis op Sicilië kinderloos zou blijven. De geboorte van een troonopvolger doorkruiste zijn plannen. Toch is hij met alle middelen blijven pogen het regerende Siciliaanse koningshuis de macht uit handen te nemen. Frederik III heeft dat gedurende zijn meer dan veertig jaar durende regering weten te verijdelen. Om het dreigend gevaar voor de toekomst te keren heeft hij zijn zoon op jeugdige leeftijd het koningschap aangeboden. In de voorafgaande uiteenzetting hebben wij trachten aannemelijk te maken dat de gegevens uit het abel spel van Esmoreit tconincx sone van Cecielien, nl. personen, hun relaties, heraldiek en gebeurtenissen op een bijzonder treffende wijze de historische situatie rondom het koningshuis van Sicilië, vooral na het jaar 1309, op literaire wijze verwoorden. Niet minder treffend lijken ook de overeenkomsten te zijn tussen de rol, het karakter en de daden van Robert van Anjou, de gevaarlijke tegenstander van het Siciliaanse koningshuis, en die van Robbrecht, de tegenspeler van de coninc, de coninghinne en het koningskind op het eiland ‘Cecielien’ in Esmoreit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kan nauwelijks toeval zijn dat de naam die in Ghibellijnse kringen zo een slechte reputatie had in de geschiedenis en in het abel spel identiek is, nl. Robert-Robrecht: Robbrecht. Het is temeer geen toeval, omdat de geboorte van een door die man ongewenste troonopvolger voor Sicilië centraal staat in historie en middeleeuws toneelstuk. Er kan ook worden aangenomen dat de troonopvolging van de circa achttienjarige Esmoreit tijdens zijn vaders leven (vss. 912-917) niet vreemd is aan de troonopvolging van de zoon van Frederik III op ongeveer dezelfde leeftijd, en dat eveneens tijdens het bewind van zijn vader. Gezien het feit dat Frederik III reeds enkele tientallen jaren koning van het eiland was - volgens Robbrechts hatelijke woorden is hij al in vss. 37, 335 ‘die oude viliaert’ met ‘enen grauen baert’ - en zijn troon voor de toekomst wilde veilig stellen, is het niet onwaarschijnlijk dat de woorden van Esmoreits vader toch iets meer zijn dan literaire frase wanneer deze verklaart de ‘cecilien crone’ te willen ‘op gheven’ aan zijn zoon (vss. 916-917): Want ic hebbe soe ouden lijf
Dat icse nemmeer ghedraghen en can
Men zij er zich van bewust dat het abel spel als literatuur niet gelijk kan gesteld worden met geschiedenis zonder meer. Wel kan men de inhoud van het stuk en de intenties van de auteur aan de historische situatie relateren, mits daar goede gronden voor zijn. Deze zijn m.i. hier aanwezig. Het is voor de hand liggend - ik beperk mij hier tot een summiere voorstelling van zaken - dat een auteur zijn historische gegevens geschikt maakt voor zijn medium en zijn doel, door bijv. zijn stof in te delen, te schikken en te doseren, te vereenvoudigen of te verrijken waar gewenst, tegenstellingen te accentueren, topoi en andere middelen der artes te gebruiken. Een ‘peu de réalité’ (André Breton) is min of meer in iedere kunst aanwezig zonder dat die daarmee volledig is verklaard. Veelmeer kan men via de kunst en haar middelen verklaren waar en waarom wordt afgeweken van de werkelijkheid, en historie en epiek graduele verschillen laten zien in het gebruik dat zij maken van geschiedkundige feitenGa naar voetnoot35. Dergelijke overwegingen worden bij de bestudering van Esmoreit bijzonder acuut wanneer men, zoals Notermans in zijn reeds geciteerde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgave doet, de auteur verantwoordelijk wil maken voor het feit dat ‘het mohammedaans vernis van de taferelen, die in Damaskus spelen, kunstmatig (werden) aangebracht’. Ik kan het daar maar zeer tendele mee eens, en moet het er grotendeels oneens mee zijn, omdat men blijkbaar niet voldoende studie heeft gemaakt van de historische achtergronden. Het is van een opmerkelijke betekenis dat Robert van Anjou contacten onderhield met het mohammedaanse Nabije Oosten van zijn tijd en dit met de bedoeling om Frederik III van Sicilië te benadelen en van de troon te stotenGa naar voetnoot36. Het is hem niet gelukt zijn plannen te verwezenlijken. Ook Robbrecht in de Esmoreit komt in contact met de oosterling Platus, een hoge dienaar van de koning van Damast, om het huis van Cicielien te ontdoen van zijn troonopvolger. Mag de ontmoeting van Platus en Robbrecht kunstmatig gearrangeerd lijken, hoewel een handige toneeltruc, het lijkt toch in de bedoeling van de dramaturg te hebben gelegen Robbrecht contact te laten hebben met de vijanden van het Siciliaanse koningshuis. Ongetwijfeld is ook de sterke accentuering van het christelijke element in de Esmoreit en dat van de mohammedaanse sfeer voor het middeleeuwse toneelpubliek bedoeld als contrastwerking. Maar men kan ook niet over het hoofd zien dat omstreeks 1350 - de approximatieve datering van de abele spelen - de mohammedaanse Turken en hun achterland een steeds maar groeiend gevaar werden voor de christelijke wereld. Frederik III van Sicilië was daadwerkelijk betrokken bij de bestrijding van het Turkse gevaar en dit gedurende praktisch de gehele tijd van zijn lange regering. In het jaar 1303 werd vanuit de Siciliaanse haven Messina een vloot gestuurd om de christelijke keizer van Byzantium te steunen tegen de mohammedaanse aanvallen. Toen na 1330 de Turkse macht in Griekenland steeds sterker werd, steunde Frederik de tegenpartij, omdat hij zijn politieke relaties in het rijk van Athene bedreigd zagGa naar voetnoot37. Deze achtergrond verklaart m.i. dat de teksten in Esmoreit waarin sprake is van Toerkien of Turkien (vss. 185, 214) waarmee telkens Baldarijs wordt genoemd, bijzonder onaangename situaties voor Esmoreit in ‘heydenesse’ afschilderen. Vanuit deze plaatsen kan hij niet gered worden of terugkeren. Op dit punt staan zij in tegenstelling met personen en toestanden in de plaats Damast (vss. 643, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
884), waar alles plezieriger verloopt. Vanuit Damast kan Esmoreit de terugreis naar Sicilië aanvaarden. Indien Baldarijs naar Baldac (Bagdad) verwijst, zoals Leendertz, Roemans en Notermans in hun uitgaven van Esmoreit aannemen, dan is het ‘in heydenesse’ des te begrijpelijker, omdat Bagdad als saraceense stad bij uitstek werd beschouwd. Bagdad met zijn kalief als religieus opperhoofd werd gezien als de heidense tegenpool van het christelijke Rome, waar de paus resideerdeGa naar voetnoot38. Bovenvermelde tegenstelling tussen Baldarijs en Damast lijkt rechtstreeks steun te krijgen uit de historie: Toen Bagdad door de Mongolen werd veroverd juichten de christenen in het Nabije Oosten: ‘Babylon is gevallen’. In Damascus werden de sarazenen gedwongen het kruis met een diepe buiging te groeten. Na de verwoesting van Bagdad kreeg Tabrīz, de rijke en verturkste handelsstad ten oosten van Turkije gelegen, de status van hoofdstad. In 1370 achtte de heerser van Bagdad-Tabrīz het gepast te verklaren dat de handelsroute naar Tabrīz weer veiliger was. Er werd voor escorte gezorgd. In de ogen van de schrijver van Esmoreit was Turkije met zijn achterland niet vrij toegankelijk. De Turken werden voor de Europeaan in de veertiende eeuw wegens hun niets ontziende oorlogsvoering ‘een verschrikkelijk en vijandig volk’Ga naar voetnoot39. Of Baldarijs nu omwille van het rijm en/of door vervorming van een oosterse naam is ontstaan, zijn gissingen van Neerlandici. Tabrīz, Tabrīs bewijst echter dat een plaatsnaam op -rijs in het Nabije Oosten reëel is, en naar ik aanneem, in de Esmoreit geheel verantwoord is. Wie zich verdiept heeft in de tekstoverlevering en commentaren van de reisverhalen van Jan van Mandeville en Marco Polo weet dat oosterse plaatsnamen in veel variaties worden geschreven, soms is contaminatie van twee plaatsnamen in een zelfde landstreek in het spel. In die zin kan Baldarijs verklaard worden. Immers, ‘ene stat ...Baldarijs, die doer Toerkien es gheleghen’ zou niet alleen geografisch kunnen passen bij Tabrīz, ook de wisseling van hoofdstad Baldac-Tabrī in het rijk van Bagdad kan Balda-rijs, Baldarijs hebben geïnspireerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals reeds werd opgemerkt hebben historici gewezen op de contacten van Robert van Anjou met de mohammedanen in zijn strijd tegen Frederik III, koning van Sicilië. Een tweede bron lijkt mij nog meer belovend te zijn, nl. de geschriften van de Franciscaanse Spiritualiteit. Robert, met tien Sarazenen als bondgenoten, zou volgens deze geschriften de bestaande kerk vernietigen. In de kring der Spiritualen werd deze strijd rechtstreeks in verband gebracht met de confrontatie van Robert van Anjou en Frederik IIIGa naar voetnoot40. De Spiritualen, extremistische aanhangers van Franciscaanse idealen werden door het hof van Sicilië in bescherming genomen tegen kerkelijke vervolging vanuit Rome. Met deze laatste regels kom ik terecht bij een veertiende-eeuwse problematiek die ter verduidelijking van het abel spel Esmoreit een aparte beschouwing verdient. Deze vindt men in het volgende onderdeel van deze bijdrage. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Cultureel-geestelijke achtergronden in EsmoreitMen kan zich afvragen of een uitspraak als ‘de geest van het spel is in grote lijnen christelijk-middeleeuws’ (Notermans, 15) niet nader kan worden gespecificeerd. Als dit uit de inhoud van Esmoreit mogelijk blijkt te zijn, kan wellicht ook het geestelijk-cultureel milieu en de herkomst van het abel spel worden bepaald. Met opvallende duidelijkheid wordt het lijden van Christus in het abel spel de toeschouwers voor ogen gevoerd. Telkens opnieuw lijkt de lijdensweg van het koninklijk huis van Sicilië beschreven en onderstreept te worden aan de hand van het passieverhaal. De vijf eerste verzen plaatsen het spel reeds in het teken van het lijden en de dood van ‘God, die vander Maghet was gheboren’. Dan pas hoort het publiek dat het stuk gaat over het droeve lot van een andere vrouw, de koningin van Sicilië, die treurt en lijdt om haar zoon. De inleidende verzen zijn niet los te zien van wat het publiek op het toneel ziet: ‘God, die hem ane ene cruce liet slaen’ (vs. 382) is in die gestalte ook aanschouwelijk aanwezig. Robbrecht doet namelijk op het toneel een eed op een aanwezig kruisbeeld (vs. 968). Hij is het ook die de onwetende onschuld speelt met de bezwerende woorden (vss. 794-795): Biden here die was ghecroent
Met eenre croenen van doerijn
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet zonder grond laat de auteur juist de booswicht Robbrecht, en niet andere christenen, tot tweemaal toe zweren. Aanhangers van de Franciscaanse spiritualiteit hebben zich met nadruk afgezet tegen de zeer verbreide middeleeuwse gewoonte om te zweren bij God, zijn heiligen en wat daarmee samengaat. Zij hebben deze gewoonte in een ongunstig daglicht geplaatst door erop te wijzen dat voor hen het woord van het evangelie gold: ‘Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren ... Maar uw woord ja zij ja; neen, neen; wat daarbij bijkomt, is uit den boze’ (Mattheus 5:34-37)Ga naar voetnoot41. Vol oprechtheid en intensiteit zijn de uitingen van de andere christelijke personen in het spel wanneer zij hun religieuze gevoelens uiten. Rechtstreeks in het teken des kruises staan de dieptreurige verzuchtingen van de koningin (vss. 786-789): Ic bidde gode die sijn cruse coes...
Niet minder vervuld van diepe gemoedsaandoening en aanschouwelijkheid is haar gebed tot God op het kruis en Maria (vss. 390-397): Ay gheweldich god daer al an staet
Ghi waert sonder verdiente ende sonder scout
Vaste ghenaghelt ane ene hout
Oetmoechdech god met naghelen dri
Ontfermhertich god nu biddic di
Dat die waerheit noch werde vernomen
Ende ic te mijnder ontscout noch moet comen
Dies biddic u hemelsche coninghinne
Wie zich een beeld wil vormen van het christelijk godsbeleven der middeleeuwen kan te rade gaan bij een reeks van uitstekende handboeken en speciale studies. Hij merkt al gauw dat de dertiende en vooral de veertiende eeuw een opvallende ontwikkeling vertonen op dit gebied. De westerse traditie ervaart een grote vernieuwing door nadruk te leggen op Jezus' aardse bestaan. Tot op het einde van de twaalfde eeuw overheerst het beeld dat Christus de tronende rechter en de glorievolle heer is. Dan echter neemt de affectieve vroomheid een hoge vlucht. Franciscus van Assisi leert zijn volgelingen mediteren over ‘les états intérieurs’ van Christus. ‘Men wil medeleven en medelijden met het leven van Jezus en men komt tot detaildevoties voor de heilige wonden, het bloed, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het heilig hart. Het kruis is voortaan minder een zegeteken dan een lijdenssymbool’Ga naar voetnoot42. Vanaf de dertiende eeuw verspreidt zich de cultus van het crucifix onder de invloed van het franciscanisme. Christus' vijf wonden, zijn doorboorde hart, de drie (niet vier) kruisnagelen, zijn bedroefde moeder staan in het middelpunt van gebed, meditatie en cultusGa naar voetnoot43. Geschriften van de franciscaanse spirituaal Ubertino van Casale, met name zijn Arbor Vitae Crucifixae, worden zeer bekend. Geestelijke liederen en gedichten zoals Laudismus de Sancta Cruce en Stabat Mater dolorosa inspireren de vroomheidGa naar voetnoot44. John Moorman, een autoriteit op het gebied van de franciscaanse beweging in de middeleeuwen, formuleert deze geesteshouding als volgt: ‘he (the Redeemer) came to be loved and worshipped as the Son of Mary who smiled and wept, who loved and sorrowed, who knew pain and grief as well as joy and peace, who lived among men and shared with them in the vicissitudes and injustices of life’Ga naar voetnoot44. Het is bekend dat het middeleeuwse franciscanisme niet de eenheid en gedisciplineerdheid vertoonde die Rome zich wenste. Al spoedig zag men de Conventualen, met Romes goedvinden, zich onderscheiden van de meer vergeestelijkte extremisten. Deze vrome volgelingen dreven de cultus van de Heilige Armoede tot het uiterste, hun affectieve vroomheid verbond een hevige intensiteit der gevoelens met een heilige vurigheid in woord en geschrift. De door hen beleefde en gepreekte idealen vonden aanhangers bij degenen die Spiritualen, Fraticelli en Begharden werden genoemd. Hun franciscanisme is de opperste vorm van wat Augustinus Gemelli in zijn beroemde studie ‘waarachtig franciscaans’ heeft genoemd. Dit bestaat ‘in beschouwing van den gekruisigden God, met het concrete realisme van zijn met doornen verwond hoofd’. Voor hen is de moeder Gods een vrouw in verheven duldzaamheid, die haar zoon op het kruis zag sterven, ‘een concrete uitbeelding der smart en menschelijke gevoelens’ en daarom juist zo echt franciscaansGa naar voetnoot45. De kunsthistoricus Emile Mâle merkt in het derde deel van zijn magistraal werk over christelijke kunst in de middeleeuwen op dat vanaf het einde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der dertiende eeuw een verbazingwekkende vernieuwing in de literatuur te bespeuren valt: ‘La sensibilité, jusque-là contenue, s'y exalte.... Dès le commencement du XIVe siècle, la Passion devint la grande préoccupation des âmes’. Zoekt men naar de bron van deze verandering en vernieuwing dan moet men rechtstreeks naar Franciscus van Assisi gaanGa naar voetnoot46. Dit is m.i. ook het geval voor de opmerkelijke geest van lijden en medeleven in het abel spel van Esmoreit waarin men met de tekst in de hand de parallellen met de franciscaanse spiritualiteit kan vinden. Deze zijn met wat in de vorige bladzijde werd besproken niet in alle opzichten afdoende behandeld. Het opvallende detail ‘met naghelen dri’ (vs. 393) uit de boven geciteerde tekst is voor Peteri in zijn grote artikel over Esmoreit aanleiding geweest de vraag aan theologen voor te leggen of vanuit hun discipline een bepaalde reden gegeven kan worden dit merkwaardige detail in de tekst nader te verklarenGa naar voetnoot47. Zo ‘traditioneel’ als L.J.J. Olivier voorgeeft zijn deze in de middeleeuwse voorstelling nietGa naar voetnoot48. De kunsthistorica Roza van Hoogenbeemt heeft een uitgebreid onderzoek aan het probleem gewijd. Haar conclusie is dat het franciscaans spiritualisme een grondige ommekeer heeft veroorzaakt in de voorstelling van de kruisiging. In feite waren vier nagelen, twee voor de handen, twee voor de voeten, traditioneel. In de dertiende eeuw wordt een begin gemaakt, maar in de veertiende eeuw overweegt de kruisiging met drie nagelen, twee voor de handen, een voor de voeten, die op elkaar geplaatst worden en zo met een nagel aan het kruishout worden vastgemaakt. Franciscaanse lijdensmystiek en geestelijke verdieping in de armoede en passie van Christus - Christus nam genoegen met drie nagels - liggen ten grondslag aan de verandering, die zowel in de visuele als in de literaire kunst tot uiting komtGa naar voetnoot49. Van de middelnederlandse literatuur wordt gewezen op de Limburgse sermoenen, Jacob van Maerlant in zijn Van den Lande van Oversee, Ruysbroec in Van den XII Beghinen, Seghelijn van Jersusalem, Dietsce Rime (uitg. De Gheldere). Drie verzen uit Dboec vanden Houte van Jacob van Maerlant - een bekend bewonderaar van franciscaanse idealen en auteur van Franciscus' leven - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogen hier niet ontbreken. Christus op het kruishout wordt als volgt beschreven (vss. 755-757): Men sloech den here van allen lande
Twee plompe nagle dor sijn hande;
Dore sine voete wasser eenGa naar voetnoot50.
Nog een paar andere plaatsen uit de Esmoreit kunnen in een nieuw licht worden geplaatst, met name vs. 73: ‘ende kerstenheit sal si (d.i. de mohammedaanse Damiet) ontfaen’. Men mag aannemen dat Damiet in heel wat vriendelijker omstandigheden, nl. als zij als Esmoreits vrouw in het christelijke rijk van Sicilië koningin wordt (vss. 910-917) ook christen wordt, zoals Esmoreit zelf bereid is de heidense eredienst te verzaken om dan te geloven ‘ane Marien ende ane God, den oversten Vader’ (vss. 810-815). Op vreedzame wijze wordt ook de mohammedaanse Platus ontvangen. Hier kan ook aan franciscaanse houding tegenover de mohammedanen worden gedacht. Franciscus is het geweest die op opzienbarende wijze in zijn tijd reeds ijverde voor een vrede en omgang met niet-christelijke godsdiensten. Persoonlijk heeft hij zich ingezet om het christelijk geloof bij de mohammedanen uit te dragen, ook Frederik III was bezield door dezelfde missionaire gedachte en Arabieren uit Noord-Afrika stonden hierover met hem in contactGa naar voetnoot51. Men bedenke dat christelijke missionering in de dertiende eeuw zich concentreerde op Europa. Franciscus heeft hier voor een doorbraak willen zorgen en het zijn zijn medebroeders die in de eerste helft van de veertiende eeuw vaste voet hebben gekregen in Palestina en Egypte. Sultan Nassir (1309-1341) heeft vreedzame betrekkingen tussen christenen en mohammedanen mogelijk gemaaktGa naar voetnoot52, ondanks de strijd van de christenen met de opdringende mohammedaanse Turken. De in deze bijdrage reeds behandelde tegenstelling tussen ‘Turkien’ en ‘Damast’ in Esmoreit wordt nu nog begrijpelijker. Hier zijn ook weer de tijd en de feiten zonder meer in overeenstemming met de voorstellingen in de Esmoreit, waarvoor in een vorig deel van onze beschouwingen is gewezen op onmiskenbare parallellen uit de Siciliaanse historie. Van primair belang zijn echter de franciscaanse opvattingen die over en weer in het veertiende-eeuwse geestesleven en in de Esmoreit kunnen worden ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
constateerd. Een intens gevoel van menswording - men heeft juist voor deze tijd de term pré-renaissance bedacht - en medemenselijkheid door het lijden van Christus, die voor allen dezelfde kruisdood was gestorven, inspireerde het franciscanisme. Verschillen in standen en geloof, landelijke, sociale en politieke verschillen werden ondergeschikt geacht in een bovenmenselijke poging alles en allen te verenigen in vrede en liefde. Ook de literatuur heeft daardoor een ontwikkeling ondergaan. Christopher Dawson heeft in deze zin op franciscaanse invloeden gewezen die erop gericht waren om de hoofse literatuur om te buigen in religieuze zin en met een sterk populaire inslag. Hij spreekt van ‘the transformation of romanticism into mysticism and of chivalry into religious devotion’. De opmerkingen van deze Engelse historicus zijn bijzonder relevant voor onze middelnederlandse abele spelen, hoewel hij deze niet noemt, wanneer hij de geschetste nieuwe literaire beweging der Franciscanen als ‘joculatores Domini’ onder de aandacht van zijn vakgenoten brengt. Deze wordt gekarakteriseerd door ‘its romanticism, its chivalry, its mysticism and its contacts with Moslem culture’Ga naar voetnoot53. Overeenkomstig deze nieuwe kijk op alles wat de mens is en wat hem omgeeft, worden ook de opvattingen over de natuur, de vrouw en de liefde positief gewaardeerd en geïdealiseerd. ‘In het schepsel een middel te zien om zich tot God te verheffen, in de schoonheid een uiting der eeuwige goedheid’ is een door en door franciscaanse gedachteGa naar voetnoot54. Met Franciscus' natuurhymne in gedachte, die prachtige lofzang op zon, maan, de gewassen op de aarde, de hele schepping, en in het besef dat franciscaanse geest de Esmoreit doorademt, krijgen de verzen 814-823 van ons abel spel een nieuwe betekenis. Het is de koning van Sicilië die zijn zoon Esmoreit vraagt het mohammedaanse geloof niet langer aan te kleven. Hij verzoekt hem op intense wijze en in dichterlijke bewoordingen: ghelove ane marien
Ende ane god den oversten vader
Die ons ghemaect heeft alle gader
Ende al dat in die werelt leeft
Met sijnre const ghemaect heeft
Die sonne ende die mane ende dach ende nacht
Heeft hi ghemaect met sijnder cracht
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende oec hemel ende ertrijc
Ende loef ende gras en dier ghelijc
Daer soe moetti gheloven an
Dat de auteur met deze woorden ook de invrome franciscaanse devotie van Frederik III, koning van Sicilië, kan hebben getypeerd, acht ik in het licht van wat in deze bijdrage is gezegd en nog ter sprake komt in een nadere beschouwing van het Hulthemse handschrift, niet onmogelijk. In de vakliteratuur over Esmoreit zijn naast bewondering ook critische geluiden te horen. Zij komen hierop neer dat de dichter niet vrij te pleiten is van een zekere gemaaktheid en zelfs onnatuurlijkheid in de opbouw van zijn stuk. Zelfs Verdeyen die met zoveel nadruk heeft beweerd dat abel spel gelijk te stellen is met ‘kunstig spel’, ‘kunstspel’, heeft van een ‘vrij onbeholpen’ dramatische techniek gesprokenGa naar voetnoot55. Wij zien dat de koning zonder onderzoek en slechts op beschuldiging van Robbrecht de koningin in de kerker werpt. Robbrecht wordt niet door de koning gedaagd als Platus onthult (vs. 929) dat hij deze als de boosdoener herkent. Deze door moderne filologen naar voren gebrachte ‘compositiefouten’ verhullen datgene wat de koning wel doet. En juist dit is toch van belang om de bedoelingen van de auteur tegenover zijn publiek te begrijpen. De koning vraagt de koningin nadat haar onschuld is gebleken in Godes naam (vss. 738-739: ‘om Gode, die ontfinc Die doot van minnen’) vergiffenis. Met diepe gevoelens van berouw betuigt hij haar zijn nederige liefde en zijn hoge waardering. Hij wil voortaan haar onderdaan en haar dienaar zijn (vss. 712-721, 730-740). Ook Esmoreit toont zijn oprechte innerlijke gevoelens van liefde uit dankbaarheid en hoogachting aan Damiet, die dan ook de enige is die hij kan liefhebben. Woorden van innerlijke vroomheid (vs. 832: ‘Ay God, bewaert haer reine lijf’, vs. 876: ‘O weerde Maghet Sente Marie’) begeleiden zijn gevoelens tegenover deze hoog gewaardeerde vrouw die zoveel voor hem heeft gedaan (vss. 830-837, 874-881). Zowel de vader als de zoon beijveren zich met het uitspreken van lof, eerbied en trouw aan hun vrouwen. Esmoreit is in zijn slotfase een hooglied geworden op de vrouw dat schril afsteekt tegenover de beweerde of veronderstelde meer animale rol in het begin van het stuk. De aantijgende woorden die toen door Robbrecht over de koningin werden gesproken (vss. 334-337, 342-345) en de suggestieve klacht van Platus aan het adres van vrouwen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en meer in het bijzonder aan Damiet (vss. 240-247: ‘van herten want, venus, der minnen vier’) gericht, worden in het tegenovergestelde veranderd. Hier ook kan, vooral aansluitend op het voorafgaande betoog, geciteerd worden uit franciscaanse geschriften: De vrouw is niet langer ‘werktuig, dat ... ten verderve, maar tot redding moet voeren’, gaandeweg wordt de zinnelijke amor overstemd door een meer vergeestelijkte liefdeGa naar voetnoot56. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Esmoreit en het hertogdom BrabantDe auteur van Esmoreit heeft ongetwijfeld franciscaanse invloed ondergaan. De tot heden toe nog onopgeloste vraag naar de omstandigheden waarin de abele spelen zijn ontstaan, hangt grotendeels samen met de persoon van de auteur en zijn geestelijk-cultureel milieu. De eenvoudige mededeling dat de dichter arm wasGa naar voetnoot57, of dat zijn werk bestemd was voor de stedelijke burgerij, hoewel hij ook begrip toont voor de aristocratische wereldGa naar voetnoot58, zijn redelijke gissingen, waarvoor men toch graag meer evidentie zou hebben. De resultaten en gedachtengang van deze bijdrage laten het toe te wijzen op de Spiritualen en de Minderbroeders. Hun vroomheid en lijdensmystiek hebben zij niet slechts in geschrifte of liederen bezongen. Zij stonden in direct contact met het volk. Hun idealen hebben zij voor het volk vertaald in verhalen en opvoeringen in dialoogvorm. Zij hebben, althans in Italië, een wezenlijke bijdrage geleverd tot het ontstaan van het toneelGa naar voetnoot59. Is dit ook gebeurd in het zuidoosten van ons middelnederlands taalgebied, waar de franciscaanse beweging al in de dertiende eeuw haar vestigingen had: Brussel, Leuven, Diest, ook in 's-Hertogenbosch, in Maastricht en Sint-TruidenGa naar voetnoot60? Hun | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
contacten met Italië, het moederland van het franciscanisme, bleven bestaan, zoals de verspreiding in de veertiende eeuw van de geschriften der Spiritualen en andere franciscaanse literatuur hier te lande voldoende aantoont. W.A. Schmitz wijst erop dat de idealen van de Spirituaal Ubertino de Casale ook in de Nederlanden bewonderaars en aanhangers hebben gekendGa naar voetnoot61. Van de extreme franciscanen of Spiritualen is bekend dat zij in het begin der veertiende eeuw een religieus-politieke keuze hebben gedaan in de strijd die de Ghibellijnen (Lodewijk van Beieren; Frederik III, koning van Sicilië) tegen paus Johannes XXII, beschermer van Robert van Anjou, voerden. Zij kozen voor de Ghibellijnse partij. Lodewijk bestreed de paus niet slechts omwille van politieke eisen, hij klaagde hem ook aan wegens ketterij. De historicus Van Werveke formuleert de oorzaken van deze partijvorming in het religieuze en politieke kamp als volgt: ‘Gelegenheid hiervoor bood hem de pauselijke beslissing in de strijd, die al zo lang openlijk of latent woedde in de Franciscanerorde tussen de voorstanders der volstrekte armoede, de Spirituales, en hun in dezen minder strenge ordebroeders, ten gunste van de laatsten. Zo werd het conflict van de wereldlijke macht tegen het theocratisch principe verbonden met de strijd, die binnen de Kerk tegen de verwereldlijking werd gevoerd en die juist onder een financiële specialist als Johannes XXII bijzonder scherpe vormen aannam. Van dit ogenblik af had Lodewijk van Beieren de Spiritualen en hun publicisten aan zijn zijde: de generaal van de orde, Michael van Cesena, zocht in 1328 een toevlucht aan het hof van Lodewijk, vergezeld door de Franciskaner hoogleraar in Oxford, Willem van Occam’Ga naar voetnoot62. Het was vooral de ontoegeeflijkheid en de diplomatieke intriges van Johannes XXII die de franciscaanse Spiritualen, Fraticelli en Begharden tot een hechte verhouding dreven met de Duits-Siciliaanse partijGa naar voetnoot63. Het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer godvruchtige en franciscaansgezinde koningspaar van Sicilië, de ons reeds bekende Frederik III en Eleonora van Hongarije, heeft de Spiritualen uit Italië op Sicilië onderdak en toevlucht geboden tegen de verdachtmakingen en vervolgingen vanuit RomeGa naar voetnoot64. Wat nu echter bij dit alles van rechtstreeks belang voor de studie van Esmoreit kan zijn, is het feit dat Esmoreits inhoud franciscaans is geïnspireerd in de opvatting van de geloofsbeleving, het mensbeeld, de natuur, de vrouw, de liefde, en bovenal ook dat het politiek-historische drama van het genoemde koningspaar het abel spel tot bron is geweest. Dit is echter niet alles. Er zijn namelijk veertiende-eeuwse historische documenten die aantonen dat Brabant, vooral dan nog Oost-Brabant en de aangrenzende gebieden een tijd lang (1337-1338) het toneel is geweest van troepenconcentraties en onderhandelingen tussen de Ghibellijns-Duitse en de Engelse vorstenhuizen om gezamenlijk front te maken tegen Frankrijk, de Valois, en de Italiaanse Welfen: Rome en het huis Anjou-NapelsGa naar voetnoot65. Plaatsen als Mechelen, Leuven, Herk-de-Stad en DiestGa naar voetnoot66 worden genoemd als plaatsen van samenkomst en druk diplomatiek overleg. Brabants hertog Jan III koos de Duits-Engelse zijde. Oost-Brabant is de streek waar het taalgebruik van de abele spelen in het Hulthemse handschrift naar verwijst. Dit handschrift bevat naast tal van bekende dichtwerken ook een aantal prozateksten die uitsluitend van geestelijke inhoud zijn. Een van hen vraagt onze aandacht. Het is het gebed Anima Christi (Gods Ziele). Het komt ook voor in een ander zeer waardevol middelnederlands handschrift, namelijk het Zutphens-Groningse handschrift dat eveneens in Brabant, 's-Hertogenbosch, in 1339 tot stand kwamGa naar voetnoot67. Mag het al belangrijk zijn dat beide handschriften franciscaanse invloed in gebed en gedicht tonen, het is echter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verrassend dat het middelnederlandse Anima Christi in het Zutphens-Groningse handschrift de volgende tekst bij zich heeft: ‘Dese ghebede metten aflate voorsproken zeinde die pawes der coninghinnen van Cecilien want zys langhe begheert hadde.’ Volgens D.A. Stracke kan de bedoelde Siciliaanse koningin Eleonora, gemalin van Frederik III, koning van Sicilië, zijnGa naar voetnoot68. Zij stond inderdaad met de paus in correspondentie over godsdienstige aangelegenheden en dat op een tijdstip dat chronologisch valt binnen het leven van de bedoelde Siciliaanse koningin om wier identificatie het hier gaat. Paus Johannes XXII trachtte het als zeer godvruchtig bekend staande koningspaar langs deze weg te beïnvloeden en Sicilië meer aan hem te binden dan mogelijk was gebleken op de weg van politiek en verhandelingGa naar voetnoot69. Naar ik uit mijn bovenstaand betoog over de historische en geestelijke achtergronden van Esmoreit moet concluderen, is de ‘coninghinne van Cecilien’ in het Zutphens-Groningse handschrift - beide handschriften zijn van Brabantse origine -, dezelfde Eleonora van Hongarije, koningin van Sicilië in het eerste deel der veertiende eeuw. Ook de Brabantse geschiedschrijving toont zich op de hoogte van de Europese politieke situatie, waarin het hertogdom Brabant zo een belangrijke rol speelde. Zo is het vijfde boek van Van Velthems Spiegel Historiael grotendeels gewijd aan de activiteiten van Keizer Hendrik VII van Beieren en zijn politiek in Italië. ‘Die coninc van Cecilien Frederijc’ (Boek V, vs. 3120 wordt daar genoemd, evenzeer als ‘Robbrecht’ (vs. 3087), dat is Robert van Anjou, leider der Welfen en fervent tegenstander van Hendrik VII en Frederik III, koning van SiciliëGa naar voetnoot70. Verder is het vermeldenswaard dat Zuidnederlandse edellieden in Italië onder het bewind van Hendrik VII van Beieren belangrijke functies en vertrouwensposten hebben bekleed. Een van hen was bijvoorbeeld gevolmachtigde om het huwelijk tussen Hendriks dochter Beatrix en Frederiks zoon Peter te regelenGa naar voetnoot71. Ridder Wolfram van Diest zorgde voor een aangenaam | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onthaal van Eduward III, koning van Engeland op diens diplomatieke reis in het Rijnland naar Lodewijk IVGa naar voetnoot72. Het lijkt mij aannemelijk dat in Brabant omstreeks het midden der veertiende eeuw, of eventueel enkele jaren later, een abel spel van Esmoreit tconincx sone van Cecilien als een literaire evocatie van recente historie is geschreven en begrepen. ‘De wijze waarop middeleeuwse dichters en prozaschrijvers de Geschiedenis weten te gebruiken voor hun esthetische, morele of politieke oogmerken is een fascinerend veld van onderzoek’, aldus schreef een neerlandicus in een historisch tijdschriftGa naar voetnoot73. Wie op dit gebied met volharding en omzichtigheid te werk gaat, ontdekt niet of nauwelijks bekende facetten van middelnederlandse literatuur, haar auteurs, bronnen, concepties en uitwerkingen. Nog steeds weten wij te weinig van de realia, de verhoudingen en de leefgemeenschap, het ontstaan van middeleeuwse literatuur en haar publiekGa naar voetnoot74. Wellicht werd een abel spel als nog wel het minst geschikte onderzoeksobject in deze zin beschouwd. Het tegenovergestelde is waar. De studie van middelnederlandse teksten kan alleen maar gebaat zijn door een heroriëntering van de onopgeloste problemen en een interdisciplinaire benaderingGa naar voetnoot75.
l. peeters |
|