Spiegel der Letteren. Jaargang 18
(1976)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 261]
| |
De imposteribus fractibusHet is in de letterkundige wereld gewoonte om literatoren van zekere betekenis na verloop van tijd te herdenken; daarbij wint de herdenking aan betekenis naar de mate van de tijdsruimte, die er is verstreken tussen de laatste ademtocht van de memorabele auteur en het ogenblik van herdenken. Uiteraard is 25 jaar al een aanvaardbare tijdsruimte, 50 jaar is meer dan het dubbele waard en een herdenking na een eeuw kan eigenlijk pas goed de waarde van de auteur bepalen. Meestal pleegt men het gehele oeuvre van de gestorven literator in beschouwing te nemen. Hetzelfde geldt voor een boek of een tijdschriftartikel: er is geen enkel bezwaar om de schijnwerper daarop te richten voor een herdenking. Met de bedoeling kennis te nemen van de literaire produktie voorkomende in tijdschriftjaargangen van vóór 1880, bladerde ik het tijdschrift Euphonia door, dat heeft bestaan van 1876 tot 1879. Daarna was er blijkbaar voor dit weekblad, gewijd aan letterkunde en welsprekendheid voor Noord- en Zuid-Nederland, geen plaats meer. Ik kwam daarin geen grootse scheppingen tegen, doch wel een korte boekbespreking die mij het bestuderen waard scheen. Ik bedoel hier de recensie op pagina's 2 en 3 van nummer 7 van 13 mei 1876 van genoemd weekblad onder de titel Vroeg geknakt, geschreven door Paulus van der Veen uit Sint-Maarten. Weliswaar komt zijn naam in de Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letterkunde van jan ten Brink niet voor, maar daarom behoeft men Van der Veen niet te verachten. Ik stel mij hem voor als een jong onderwijzer, die leiding gaf aan de éénmans-school te Sint-Maartens Vlotbrug, die daar zijn vrije uren vulde met letterkundige arbeid, hopende dat deze de aandacht zou trekken van de goden op de nederlandse zangberg. Lang had hij gewacht op een verzoek om medewerking aan een literair tijdschrift zonder enig resultaat, tot eindelijk de beurtschipper hem een klein pakketje bezorgde, afkomstig van de redaktie van Euphonia, houdende een exemplaar van een boeksken, getiteld Vroeg geknakt van een zekere Holdena, alsmede een uitnodiging om dit werkje te bespreken. Hij deed dit gewetensvol, zoals de lezer van nu uit de hieronder geplaatste boekbesprekingGa naar voetnoot1 kan opmaken. | |
[pagina 262]
| |
Mag de vorm van de bespreking wellevend heten, zoals men dat in Sint-Maarten pleegt te doen, de inhoud is meedogeloos en deze schrijnende tegenstelling maakt het boekje een herdenking waard. De uitvoerigheid van de recensie is een gelukkige omstandigheid, want het blijkt moeilijk, ja onmogelijk het boekje zelf in handen te krijgen. Uiteraard heb ik nasporingen gedaan om de volledige tekst te bemachtigen. Zo heb ik allereerst de Centrale Catalogus van de Koninklijke Bibliotheek geraadpleegd, maar dat leverde niets op, zomin als enkele bezoeken aan omvangrijke bibliotheken dit deden. Na deze teleurstelling te hebben geïncasseerd, raadpleegde ik Brinkman's cumulatieve catalogus en toen die evenmin bescheid kon geven, bleef nog de mogelijkheid bestaan, dat het boekje als particulier drukwerk niet in de handel was gebracht, zodat het ook niet in openbare verzamelingen was terecht gekomen. Mogelijk was het werkje door deze of gene belangstellende voor zijn privé bibliotheek verworven. Daarom plaatste ik een advertentie in het Nieuwsblad voor de Boekhandel, waarin ik om een exemplaar verzocht van Vroeg geknakt. Maar ook deze verwachting werd geknakt. Intussen had mij een argwaan bekropen. Niet dat deze bijzonder diep ging - mijn vertrouwen op Paulus van der Veen bij Sint-Maarten was ongeschokt - maar die gaf me toch de gedachte in, dat ik iets meer te weten moest zien te komen over de persoon van J. Holdena. Ik besloot een onderzoek naar zijn persoon en antecedenten in te stellen en richtte mij daartoe allereerst tot het Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage, waar men een uitgebreide verzameling familie-advertenties bezit. Hier wachtte mij een welhaast smartelijke ondervinding: ik moest daar vernemen, dat de naam Holdena hier te lande nooit door iemand was gedragen. Hieruit volgde weer, dat ik de naam als een schuilnaam moest beschouwen, een schuilnaam die in het eerder genoemde boek van Ten Brink echter niet voorkomt en ook elders niet wordt vernoemd of verklaard. Aan mij dus de plicht tot opheldering. Ik zou nooit tot oplossing van het raadsel gekomen zijn, wanneer ik niet ineens bemerkt had dat de eigennaam Holdena in drie stukken uiteen kon vallen, n.l. Hold en a | |
[pagina 263]
| |
en dat die a de verkorting was van het woord ‘anderen’. Deze trucage kan dan zijn gebrouwen door heel jonge mensen die het misschien wel grappig hebben gevonden naast de toentertijd bekende dichteres Holda een dichtend manspersoon op te roepen, genaamd Hold. Nu zullen in dat tijdsbestek wel meer van zulke jeugdige grappenmakers geleefd hebben, maar de keuze wordt beperkt, wanneer een van hen een publicerende relatie bezit in de persoon van Betsy Perk. Er is een treffende band tussen Jacques en zijn ‘lief tantetje’, die regelmatig placht te publiceren in Euphonia. Dit merkwaardig vrouwspersoon, waarover Wim Zaal ons zo degelijk en vermakelijk heeft ingelicht, was bereid tot elke stap wanneer deze tot voordeel strekte van haar geliefde neef. Is het auteurschap van Perk in dit geval ontwijfelbaar, dan behoeft men voor de mede-schrijvers niet ver te zoeken. Jacques was als leerling van de Amsterdamse hbs natuurlijk lid van de schoolclub Kennis Ons Doel, die juist in die jaren een grote bloei doormaakte. Tot de medeleden van die club behoorden behalve Jacques Perk o.m. diens vriend en klasgenoot Frank van der Goes en andere scholieren, zoals Willem Kloos en jan Beckering, eveneens vrienden en klasgenoten. Bij het verschijnen van de recensie van Paulus van der Veen was Willem enkele dagen tevoren zeventien jaar geworden en had twee maanden daarvoor, in maart 1876 - een eeuw geleden dus - enkele zeer felle gedichten geschreven, waarin hij Adriaan Lind, club- en schoolgenoot aanvalt, een aanval die door deze even scherp werd geriposteerd. Dit dichterlijk duel is in handschrift bewaard gebleven en onlangs in druk verschenen. Jan Beckering, met Kloos een van de beste leerlingen van de school, placht eveneens poëzie en proza te schrijven, maar dat is niet bewaard gebleven. Hij was van de vier genoemden de jongste en op dat ogenblik zestien jaar. Van Van der Goes, die al zeventien, was, ken ik geen jeugdwerk, hoewel hij waarschijnlijk vroegtijdig schrijvend bezig was. Perk was van het viertal toen de meest schrijflustige, dit naar voorbeeld van zijn vader, die altijd schrijvende was, zij het dan weinig literair. Dit viertal, deze Hold-company, zou tezamen kunnen zijn opgetreden als J. Holdena. Heeft Perk vermoedelijk het meeste werk gedaan, ook de drie anderen hebben een aandeel geleverd en zullen een aanwijzing omtrent hun auteurschap in het totale pseudoniem hebben gewenst. Wat ze samenbracht was de lust tot mystificatie en tot parodiëren van de tranenrijke, romantiekerige letterkunde dier dagen. Het is mogelijk de initialen van de andere jongens in het woord Hold terug te vinden. Daarvoor moet men dan wel zeventien jaar zijn of zich als ouder mens herinneren wat zeventienjarigen naast ernstige zaken aan kinderlijk lijkende bezigheden verrichten; kinderlijk lijkend, omdat deze bezigheid naar de vorm kinderlijk is, maar qua inhoud getuigt van volwassenheid. Het spel is namelijk het samenstellen van een woord, b.v. een eigennaam, door de aanwezige letters alle een plaats te laten opschuiven dan wel terugschuiven. Op deze grondwet is | |
[pagina 264]
| |
afwijking van de regel toegestaan, immers ‘de ware vrijheid luistert naar de wetten’, zoals de dichter zegt. Wil men nu de oorspronkelijke naam terugvinden, dan moet men tenminste de medeklinkers H, L en D anti-alfabetisch terugschuiven. Het resultaat hiervan vormen de consonanten G, K en B (de C mocht immers worden overgeslagen). Aan deze drie medeklinkers moest nog een klinker worden toegevoegd, wilde de nieuwe naam uitspreekbaar zijn. Door de P. van Perk niet vooruit te schuiven, maar één letter terug te dringen verkreeg men een O die de eigennaam Hold realiseerde. Dit was zoals gezegd een bekende eigennaam. Deze naam vormde immers een mannelijke tegenhanger tot die van de dichteres Holda, die in datzelfde jaar 1876 een bundel Das Hohelied liet verschijnen; zij werd niet door Holdena bewonderd. De G moet die van Van der Goes zijn, de K die van Kloos en de B die van Beckering. Tot de andere heeft stellig behoord Adriaan Lind bovengenoemd. Toen dit boeiende spel van letters schuiven zijn afronding had gekregen, was er dus een auteur die niet bestond, maar dat is meer gebeurd, zoals dr. J. Presser heeft aangetoond in zijn dissertatie De Tribus Imposteribus (1926), maar er was wel een samenvatting van de niet bestaande roman, een samenvatting die wel heel overdreven aandoet. Mag men daarop aanmerkingen maken, er zijn: samenvattingen te geven van bestaande toneelstukken (ik zal geen namen noemen) uit vorige eeuwen, die net zo warrig en ongeloofwaardig zijn: de waarde van een samenvatting is geen criterium. Om zich nu het genoegen te verschaffen gedrukt te worden en zich gedrukt te zien, zij het met een bedrukt en drukkend relaas, wendde de company zich bij monde van Jacques tot diens tantetje, die met haar gezag van de redacteur van Euphonia, de heer M.A. Sipman, gedaan kreeg dat een bespreking van het boek Vroeg geknakt door Paulus van der Veen in zijn blad werd opgenomen. Op dit punt gekomen zijnde, moet de vraag rijzen, of de ondertekenaar van de recensie Paulus van der Veen werkelijk een eerzaam dorpsonderwijzer was, dan wel een schuilnaam, hetzij voor de vier bedriegertjes, hetzij voor lief tantetje, die zich bereid had verklaard om aan de samenvatting een kritiekje toe te voegen. Het ligt in de rede te veronderstellen, dat de jongelui hun afkeuring van het gepersifleerde letterkundige genre willen versterken door de toevoeging van een afwijzende kritiek, die overigens zachtzinnig van inkleding kon zijn. Ze zullen dit toch niet aan een ander hebben willen overlaten. De hulpvaardigheid van Betsy Perk, bekend feministe, had overigens de bijbedoeling de redacteur van Euphonia, een man, een figuur te doen slaan. Daarvoor moest het bedrog natuurlijk uitkomen, doch ik heb niet kunnen achterhalen of dit is gebeurd. Daargelaten de wat magere inhoud, meen ik te mogen stellen, dat de reconstructie een bescheiden gebeurtenis aan het licht heeft gebracht, die een nog bescheidener letterkundige, herdenking waard is. Want wie Holdena ook was of waren, wat er ook is geschreven (misschien was er zelfs oorspronkelijk méér), wat de groep ook niet heeft geschreven, wat er in Sint-Maarten is gebeurd of niet gebeurd. Welk Sint-Maarten is bedoeld, dat in Noordholland ofwel het gelijk | |
[pagina 265]
| |
namige eiland in de West - het is een debuut van één of van vier iemanden, die dit vreemde en vreemdsoortige verhaal Vroeg geknakt hebben opgesteld en gepubliceerd. Er moet veel bij dit werk zijn gelachen, allereerst omdat het genre van het droeve, onwaarschijnlijke verhaal hier werd gepersifleerd en omdat het zeker mogelijk was dat onnozele lezers erin zouden lopen. Verder kan elk van de leden van het groepje model hebben gestaan voor een personage uit de samenvatting, zulks tot hilariteit van de anderen.
* * *
Het verscholen debuut van Holdena, nu een eeuw geleden, is - het is hierboven al aangestipt - geen gebeurtenis van groot literair belang, maar geeft met enkele andere van diergelijke gebeurtenissen uit de jaren 1876-1880 aan, dat er onder jonge mensen uit Amsterdam, die vriendschappelijk met elkaar omgingen, in letterkundig opzicht iets broeide. Wat daaruit te voorschijn kwam aan creatief werk, was bij twee van hen, nl. Perk en Kloos, al vrij spoedig na de Holdenascherts van betekenis. In latere jaren (maar wanneer precies?) heeft iemand of hebben gelijkgezinden (maar wie?) de benaming ‘Beweging van Tachtig’ ingang doen vinden. Deze toedracht doet in onze tijd, die wat meer afweet van het leven en schrijven van de Tachtigers vóór 1880 dan vorige generaties deden, bevreemdend aan. Immers, de beweging in de geesten van de Amsterdamse scholierenvereniging in 1876, die aantoonbaar is, maakt hun geestelijke situatie in het jaar 1880 wel begrijpelijker: Tachtig is niet uit de lucht komen vallen, maar is de ontwikkeling van een proces van rijping, dat al enkele jaren eerder had ingezet. Opmerkelijk is, dat een van de karakteristieken van Holdena, namelijk de zucht naar mystificatie, Tachtig steeds is bijgebleven: men denke aan de Julia, aan de Grassprietjes, de Lieven Nijland-affaire en aan Vincent Naman. Het is niet te achterhalen wat ieders aandeel in de totstandkoming van samenvatting en bespreking van Vroeg geknakt is geweest, maar wel is bekend, dat de 19e-eeuwse letterkunde tenminste één gedicht heeft opgeleverd, waarin, zoals in Vroeg geknakt, verdrinking het onderwerp is, namelijk een vers van Heinrich Heine, die door Willem Kloos zo zeer werd bewonderd. Zo ongewoon was het onderwerp van de roman voor hen dus niet, maar wel is waar, dat de vormgeving bijzonder vreemd genoemd moet worden en ook, dat van de vier debutanten er drie vroeg geknakt zijn. Op een verbijsterende wijze is het thema van het schertsverhaal voor de jongste van het viertal, jan Beckering, werkelijkheid geworden. Hij is ruim een jaar na de Holdena-publikatie door verdrinking om het leven gekomen. Het was een jongen met grote talenten, die bepaald een bijzondere plaats in de maatschappij had kunnen bereiken. Vier jaar later overleed Jacques Perk, 22 jaar oud; wetenschappelijk was hij bepaald de mindere van Beckering en Kloos, maar in creatief opzicht mocht men veel van hem verwachten, zoals uit zijn gepubliceerd werk ook is gebleken. Volledigheidshalve vermeld ik hier, dat hij nog één | |
[pagina 266]
| |
keer en toen onder zijn eigen naam aan Euphonia heeft meegewerkt door het afstaan van een gedicht Blauwtjes loopera in 1879. Zes of zeven jaar later kreeg het uitzonderlijk dichterschap van Willem Kloos, die toen nog geen dertig jaar was, een zo gevoelige knak, dat dit nooit meer hersteld is, al heeft hij een hoge ouderdom bereikt. Slechts van Frank van der Goes kan men niet zeggen, dat hij vroeg geknakt is, maar hij is juist degene over wiens oudste werk weinig bekend is. Met de vroegtijdige ondergang, hetzij lichamelijk hetzij geestelijk, van sommige Holdena's heeft de Nederlandse letterkunde een groot verlies geleden. Het is daarom zo teleurstellend deze herdenking van een kluchtig bedoeld bedrog in mineur te moeten beëindigen.
's-Gravenhage, juni 1976 Hubert michaël |
|