Spiegel der Letteren. Jaargang 17
(1975)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Emil Staigers opvattingen over literatuur en literatuurstudieOnder inspiratie van Heidegger en in mindere mate ook van Husserl ontwikkelde zich binnen het Duitse taalgebied een vorm van literaire kritiek, ‘werkinterpretation’, later ook kortweg ‘Interpretation’ genoemd. Sommigen verklaren het sukses van deze werkimmanente benadering die zich rond W.O. II ontplooide, vanuit de historische situatie. Na de compromitterende nationalistisch gekleurde literatuurstudie wilde men in een tabula rasa-mentaliteit enkel en alleen nog het werk zelf in overweging nemenGa naar voetnoot1. De fenomenologie kwam aan dit verlangen tegemoet zodat men meteen over een stevige theoretische basis beschikte om de nieuwe benaderingswijze te funderen. Waarschijnlijk begunstigde de politieke situatie in Duitsland dus de ontwikkeling van een fenomenologische literatuurstudie. De geschiedenis van de Duitse literaire kritiek leert ons anderzijds dat de fenomenologische benadering een schakel vormt in de ontwikkelingsgang van de Duitse literatuurkritiek die sinds haar ontstaan nauw verbonden bleef met de filosofieGa naar voetnoot2. Op haar manier zette de fenomenologie een proces voort, dat in de geesteshistorische school en later in de ‘Stilforschung’ op gang gekomen was. De grote verdienste van de geesteshistorie bestond erin de literatuurstudie los te maken uit de ban van het positivisme, dat sinds de dood van Hegel zegevierde in Duitsland. Ze bracht echter de literatuur onder in een groter geheel: de cultuurhistorie. Zo ging de eigenheid van het woordkunstwerk vaak te loor. Als een reaktie hierop, trachtte de ‘Stilforschung’ het kunstwerk weer als taalkunstwerk te benaderen. De deductie van de geesteshistorie (b.v. typologieën) maakte plaats voor inductie. Vaak echter was ze niet kritisch genoeg tegenover invloeden van buitenaf zoals de psychanalyse. De ‘Werkinterpretation’ zal proberen nog consequenter het kunstwerk zelf tot voorwerp van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||
haar onderzoek te maken, door de interpretatie van individuele teksten voorop te stellen. Emil Staiger wordt vrijwel algemeen als de belangrijkste vertegenwoordiger van de ‘Werkinterpretation’ beschouwd. Vanaf het einde van de dertiger jaren nam deze Zürichse hoogleraar deel aan de literair-wetenschappelijke discussies van zijn tijd. In 1948 stichtte hij samen met Theophil Spoerri het tijdschrift Trivium. In 1966 kreeg Staiger als beloning voor zijn jarenlange onderzoek de prijs van de stad Zürich, ingesteld als aandenken aan Salomon Gessner, evenals de Sigmund Freud-prijs. Naar aanleiding van de feestrede die hij toen uitsprak ‘Literatur und Öffentlichkeit’, een manifest waarin hij de eigentijdse literatuur aankloeg, ontstond in de Zwitserse literaire wereld een grote polemiekGa naar voetnoot3. Het werk van E. Staiger bereikt beslist een hoogtepunt in zijn studies over Goethe en Schiller. Het poëtisch wereldbeeld en de figuur van de dichter worden er vanuit het oeuvre gedistilleerd, er is een merkwaardig evenwicht tussen analyse en synthese. Bijzonder boeiend lijkt ons de poging van Staiger om het stijlonderzoek en de genrestudie te vernieuwen en aan de algemene antropologie dienstbaar te maken. In Die Zeit als Einbildungskraft des Dichters (1939) probeert hij langs een werkimmanente analyse van drie gedichten (Goethe, Brentano en Keller) door te dringen tot de tijdsproblematiek, die hij als een sleutel beschouwt om de dichterlijke scheppingskracht te interpreteren. In Grundbegriffe der Poetik (1946) benadert Staiger de traditionele stijlbegrippen lyrisch, episch en dramatisch, waarop de genres steunen, vanuit de tijdsbeleving, waardoor deze genres tot exponenten van het menselijk Dasein worden. Interessant zijn ook twee theoretische inleidingen waarin hij de immanente benaderingswijze, zijn ‘Stilkritik’ verduidelijkt: Von der Aufgabe und den Gegenstand der Literaturwissenschaft (1939) en vooral Die Kunst der Interpretation (1955), het titelopstel van de gelijknamige bundel. In de jaren zestig richt Staiger zijn aandacht op historische problemen die aan de stijlkritiek gedeeltelijk ontsnappen. In Stilwandel (1963) onderzoekt hij het fenomeen stijlverandering dat zich manifesteert in de opeenvolging van literaire periodes zoals de klassieke en de romantiek. Geist und Zeitgeist (1964) tenslotte is een theoretisch werkje waarin hij het belang van de historische context wil aantonen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Het is onze bedoeling na deze korte kennismaking met E. Staiger vooral aandacht te besteden aan zijn visie op literatuur en literatuurstudie en dan de implicaties na te gaan van deze opvatting voor zijn interpretatieleer. | |||||||||||||||||||||||||||||
1. Staigers opvattingen over literatuur en literatuurstudie‘Wenn ein Wort lebendig ist, wenn es uns anspricht, gibt es eine Möglichkeit menschlichen Daseins kund’Ga naar voetnoot4. Literatuur, schrijft Staiger, leert ons iets over de eigenheid van het menselijke zijn. Ze is een boodschap van de mens voor de mens. Juist de menselijke kern houdt het gedicht voor interpretatie open. In de eerste geschriften wordt de gedachte dat kunst een boodschap in zich draagt, slechts sporadisch geformuleerd als een vanzelfsprekende vooronderstelling. Toch blijft deze overtuiging voortleven en in Geist und Zeitgeist, evenals in Literatur und Öffentlichkeit treedt ze als een expliciete eis naar voren. Literatuur kan volgens Staiger een wereld ontsluiten, ze geeft het menselijk Dasein gestalte. ‘In der Kunst erfüllt sich das Dasein des Menschen, erfüllt, das heisst es steht noch nichts aus; die bangsten Fragen, die reinste Gewissheit, die tiefste Schmerz und der seligste Jubel, alle Erschütterungen schweben in einem zitternden Gleichgewicht’Ga naar voetnoot5. De dichter die erin slaagt oorspronkelijk te zijn vermeerdert het inzicht in het menselijke zijn. Zijn werk vormt een wezenlijke bijdrage tot het geestelijk bezit van een gemeenschap. De echte literatuur zoekt niet het gemakkelijk sukses maar wei de Waarheid. Staiger verbindt literatuur uitdrukkelijk met ethiek, wat niet inhoudt dat alleen deugdelijke, brave kunst waardevol zou zijn. Ook het ziekelijke en het misdadige kan dat, wanneer de dichter een heimwee naar een betere wereld opwekt. Alleen grote dichters zoals Villon, Dostojevski of Verlaine kunnen vanuit een negatieve ervaring positieve verwachtingen scheppen. De visie van Staiger groeit vaak uit tot een scherpe aanklacht tegen de moderne hedendaagse kunstGa naar voetnoot6, die al te vaak haar eigenheid in allerlei amorele en sexuele uitspattingen verliest. Deze kunst staat niet langer in dienst van de gemeenschap. Onder het mom van waarheid jaagt ze op goedkoop sukses, en misbruikt ze de gaven van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het woord. Even kritisch veroordeelt Staiger elke vorm van ‘litérature engagée’ die zich opwerpt als een advokaat van politieke en sociale ideeën, waardoor haar eigen karakter te loor gaat. De opvatting dat literatuur een boodschap is van mens tot mens brengt Staiger echter niet in de verleiding om alleen het inhoudelijke aspect van de literatuur te benadrukken. Staiger hoedt er zich voor de fouten van de geesteshistorische school te herhalen en de idee boven de soms onduidelijke dichterlijke taal te verkiezen. Het is z.i. een veelverspreide misopvatting het kunstwerk als synoniem voor de idee van het kunstwerk te beschouwen. In het kunstwerk zijn vorm en inhoud één. Niet de idee vormt de basis van het literaire werk maar wel de stijl die zich manifesteert in de bouw van de verzen, de motiefkeuze, de ideeën, de beeldenordening. Stijl is dus noch vorm, noch inhoud, maar beide samen: ‘Der individuelle Stil des Gedichten ist nicht die Form und nicht der Inhalt, nicht die Gedanke und nicht das Motiv. Sondern es ist dies alles in einem; denn eben darauf sagten wir beruht die Volkommenheit eines Werks, dass alles einig ist im Stil’Ga naar voetnoot7. De stijl is dus het eenheidscheppende element in het kunstwerk. Het kunstwerk zal dus te volmaakter zijn naarmate de harmonie tussen de verschillende elementen groter is. Als evaluatiecriterium blijft de harmoniegedachte natuurlijk een erg aanvechtbaar gegevenGa naar voetnoot8. Staiger ziet het als de taak van de literatuurstudie de harmonische eenheid, synoniem van schoonheid, te verklaren en in een inzichtelijke en mededeelbare vorm van kennis om te zetten. De opvatting van stijl als een innerlijk evenwicht tussen vormelijke en inhoudelijke elementen bevat wellicht ook de verklaring voor het feit dat Staiger het kunstwerk als een zelfstandig gegeven wil zien. Het volmaakte gedicht is autonoom: het heeft genoeg aan zichzelf. Omdat het volgens Staiger niet langer de sporen van zijn ontstaansgeschiedenis met zich meedraagt, is het ook niet zinvol naar causale verklaringen te zoeken. Alleen vanuit het stijlonderzoek zal men het kunstwerk werkelijk kunnen begrijpen. Maar laten we eerst Staigers gedachtengang volgen, waar hij de notie stijl verder uitdiept en haar met tijd verbindtGa naar voetnoot9. Om dit samengaan te verduidelijken is het noodzakelijk te verwijzen naar Staigers mensopvatting, een visie die hij aan Heidegger ontleende. Het menselijk zijn is steeds een in de wereld zijn. De basis van dit menselijk zijn vormt de tijdelijkheid die zich op verschillende wijzen manifesteert en een | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||
verklaring kan geven voor de zorg, een toestand waarin de mens zich vanuit zijn situatie steeds bevindt. De tijdsopvatting van Heidegger is dus niet mathematisch abstract, maar heeft betrekking op de concrete doorleefde ervaring. De tijdsbeleving verschilt bij ieder mens, omdat elk zijn mens-zijn op een persoonlijke wijze beleeft. Ook de kunstenaar ervaart zijn mens-zijn op een unieke manier. De neerslag hiervan vinden we o.m. in zijn verbeeldingsprodukten, de kunstwerken. Elk kunstwerk krijgt hierdoor een eigen karakter, het vormt een eigen wereld, gekenmerkt door een eigen stijl. Deze stijl illustreert een van de mogelijkheden van het menselijk Dasein. Vandaar dat men er de neerslag van de tijdsbeleving in zal herkennen. Zo verschijnt de tijd bij Brentano als een voortsnellende stroom, bij Goethe staat het allesomvattende ogenblik centraal, terwijl bij Keller de tijd in diepe rust is. Aan elke stijl beantwoordt een bepaalde tijdsbeleving. Het analyseren van de stijl en het opsporen van de corresponderende tijdsvorm betekent dan tevens een bijdrage tot een betere kennis van de mens. Door het beschrijven en opsporen van nieuwe nuanceringen en ervaringen verhoogt de dichter het inzicht in het Dasein. In Grundbegriffe der Poetik wordt het begrip stijl opnieuw verduidelijkt, nu vanuit Heideggers definitie van ‘Welt’. Elk voorwerp hoort thuis in een bepaalde betekenissamenhang. Het kan ook in meerdere betekeniscomplexen thuishoren waardoor het telkens een andere betekenis krijgt. Zo heeft een stuk land een andere betekenis voor een boer, een veldheer of een schilder. Ieder van hen ziet het met het oog op iets anders: voor de boer is dit de vruchtbaarheid van de grond, voor de veldheer de strategische waarde, voor de schilder de schoonheid van het landschap. Wat dit ‘met het oog op’ ontsluiert, noemt Heidegger ‘Welt’. Deze wereld is dus niet een verzameling van dingen, maar de welbepaalde ordening waarbinnen iets zich als iets gaat tonenGa naar voetnoot10. In de literatuur verschijnen tal van werelden waar de dingen een eigen betekenis krijgen, zo bijv. de wereld van Goethe, van Kafka enz. Deze werelden onderscheiden zich door een eigen stijl, wat volgens Staiger een literatuurwetenschappelijke term is voor Wereld. Hij durft dan ook beide te identificeren: ‘Die Unterschiede je nach verschiedenen Welten sind Unterschiede des Stils, so dass wir den Ausdruck “Welt” in ästhetischer Forschung ohne Bedenken mit dem Ausdruck “Stil” vertauschen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dürfen. Jeder echte Dichter hat seinen Stil dass heisst seine eigene Welt’Ga naar voetnoot11 Voor Staiger is de stijl van de dichter dus synoniem met de dichterlijke wereld van de auteur, maar dan een wereld waarin het hoe en de voorstellingswijze een bepalende rol spelen. Een kleine schematische voorstelling kan misschien verduidelijken hoe voor Staiger het begrip stijl en daarmee samenhangend de opvatting over de tijd de sleutel vormen om het literaire werk te benaderen en anderzijds ook de schakel die literatuur en antropologie samenhoudt.
Vanuit zijn visie op de literatuur stelt Staiger aan de literatuurstudie twee belangrijke eisen: de souvereiniteit en het autonoom karakter enerzijds, en de belangstelling voor het menselijk Dasein dat zich uit in een gerichtheid naar de antropologie anderzijds. Laten we eerst het autonomiekarakter even verduidelijken. Staiger van huis uit een historicus, is ervan overtuigd dat een vernieuwing van de literatuurstudie alleen vanuit een grondige analyse van de teksten kan gebeuren. Van geen enkel hulpwetenschap kan het literatuuronderzoek heil verwachten. Zijn naam is dan ook voorgoed verbonden met de begrippen ‘Werkinterpretation’ en ‘immanente Deutung’. Synoniem van Interpretation is ook stijlkritiek. Zoals het begrip stijl vorm en inhoud verenigde, zo zal ook de stijlkritiek zich richten naar vorm en inhoud om het kunstwerk ten volle tot zijn recht te laten komen. De literatuuronderzoeker moet zich uitsluitend om de tekst bekommeren. Hij dient niet te veel achter de tekst te zoeken. Alleen wat er staat is belangrijk. ‘Nur wer interpretiere ohne nach rechts und nach links und besonders ohne hinter die Dichtung zu sehen, lasse ihr volle Gerechtigkeit widerfahren und wahre die Souveränität der deutschen Literaturwissenschaft’Ga naar voetnoot12. Staiger zelf zal in zijn geschriften deze methode toepassen: ‘“Aus den Sachen selbst” so gehen auch wir an die Untersuchung | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||
heran’Ga naar voetnoot13. De drang naar autonomie en souvereiniteit die zich uitdrukt in een terugkeer naar de tekst verraadt een fenomenologische inspiratie. In het ‘Aus den Sachen selbst’ hoort men a.h.w. de echo van Husserls oproep ‘Zu den Sachen selbst’. Het verlangen naar een onafhankelijke literatuurwetenschap is bij Staiger ook gegroeid als een verzet tegen de causale redeneringen die men in verschillende literatuurbenaderingen terugvindt zo bijv. in de psychologische, de biografische, de sociologische. Geen van deze benaderingen is in staat om het wezen van het kunstwerk te verklaren, omdat ze het herleiden tot een resultaat, een funktie, totaal afhankelijk van een buitenliteraire werkelijkheidGa naar voetnoot14. Het afwijzen van elke causale verklaring mag men bij Staiger echter niet gelijkstellen met een verwerpen van alle biografische, historische en filologische benaderingen. Staigers opvattingen hieromtrent zou men relativerend kunnen noemen. De onderzoeksmethoden die tot dan toe als de enig waardevolle werden beschouwd, herleidt hij tot hulpwetenschappen die bij het voorbereidend onderzoek van dienst kunnen zijn, maar die de kern van het kunstwerk niet raken. Ze blijven ondergeschikt aan de stijlkritiek. Al klinken sommige uitspraken van Staiger wat misprijzend, toch beseft hij de waarde van deze hulpwetenschappen maar al te goed. Zelf zal hij trouwens gretig gebruik maken van historisch en biografisch materiaal zodra dit maar enigszins gewettigd isGa naar voetnoot15. Vooral waar het oudere literatuur betreft acht hij deze feitenkennis onontbeerlijk. Terecht kan men zich de vraag stellen of Staiger dan zijn eigen principes niet verloochent? Inderdaad wie het ‘zu den Sachen’ strikt wil interpreteren kan oordelen dat de historische, biografische of filologische feiten buiten de tekst liggen. Staiger echter ziet in de integratie geen tegenstrijdigheid. Het verzamelen van de nodige informatie dient zich volgens hem aan als een noodzakelijk voorbereidend werk. Wie een tekst wil verklaren moet zich zo inwerken dat hij als een tijdgenoot tegenover de gegeven tekst staat. Pas dan kan de eigenlijke ‘Stilkritik’ beginnen. In tegenstelling tot Gadamer die zich eveneens door Heidegger liet inspireren tot het uitbouwen van een nieuwe hermeneutiek, tracht Staiger geen dialoog te ontwikkelen tussen de oude tekst (het verleden en de eigentijdse interpretatie ervan (het nu)Ga naar voetnoot16. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Naast de voorbereidende funktie krijgen de hulpdisciplines nog een andere rol in Staigers model: binnen de hermeneutische cirkel kunnen ze ook optreden als bewijsmateriaal om de objectiviteitsgraad van het interpretatorisch onderzoek te verhogen. Verder is Staiger zich ook ervan bewust dat bepaalde problemen ontsnappen aan de zuivere interpretatie. Om de overgang van de ene stijlperiode naar een ander te verklaren dient men inzicht te hebben in heel wat elementen die het tijdskarakter bepalen zoals het geloof, de taal, het denken, enz. Dit probleem eist een verruiming van de interpretatie naar de kant van de kommentaar, waarin historische en filologische kennis opnieuw een grote rol spelenGa naar voetnoot17. We wezen er reeds op hoe Staiger vooral het boodschapskarakter van de literatuur benadrukte. Het is dan ook vrij vanzelfsprekend dat hij de literatuurstudie ook als een bijdrage aan de antropologie beschouwt. De interpretatie van het kunstwerk moet de boodschap begrijpelijk verwoorden. Ook hier kan men zich afvragen of Staiger op die wijze het autonomieprincipe geen onrecht doet. Staiger zelf meent van niet omdat hij steeds vanuit een empirische basis vertrekt. Het feit dat de literatuurwetenschap ingeschakeld wordt in een groter geheel van kultuurwetenschappen, gericht op een beter begrijpen van de mens is daarmee niet in strijdGa naar voetnoot18. Tenslotte leek het ons interessant na te gaan wat Staiger van de literatuuronderzoeker verwacht. Staiger stelt hoge eisen. Naast technische onderlegdheid verlangt hij ook een zekere schroom en vooral een grote liefde voor de tekst: ‘Die Organe der Erkenntnis, ohne die kein rechtes Lesen möglich ist, heissen Ehrfurcht und Liebe. Auch die Wissenschaft kann ihrer nicht entraten; denn sie begreift nur, was die Liebe besitzt, und ohne Liebe bleibt sie leer.’Ga naar voetnoot19. Ook uit de analyse van de methode zal blijken hoe belangrijk de persoonlijke bijdrage van de interpretator wel is. Sommige critici beschouwen dit als een van de zwakke plekken van Staigers leer, omdat hierdoor de overdracht van de methode ernstig bemoeilijkt wordtGa naar voetnoot20. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||
2. De ‘werkimmanente Deutung’ of de methode van StaigerBij de bespreking van de methode van Staiger zullen we vooral aandacht besteden aan het intuïtieve uitgangspunt, de cirkelredenering en de beschrijvende analyse. ‘Das allersubjektivste Gefühl gilt als Basis der wissenschaftlichen Arbeit’Ga naar voetnoot21. In dit kort citaat wordt het subjektief uitgangspunt van Staigers methode kernachtig samengevat. Staiger is er trouwens van overtuigd dat de lezer bij een eerste kennismaking met de tekst niet door de betekenis getroffen wordt, maar wel door het ritme, de muzikale eigenschappen. De stemming die deze elementen bij hem oproepen is van wezenlijk belang voor de verdere interpretatie. Het begrip stemming (‘Stimmung’) kreeg binnen Heideggers fenomenologisch-existentialisme een bijzondere geladenheid. Het verwijst naar een karakteristieke trek van het Dasein waardoor het steeds op een of andere wijze ingelicht blijkt te zijn over zijn eigen dispositie te midden van de dingen waarnaar het zich opensteltGa naar voetnoot22. De stemming is directer dan de theoretische kennis en het is dan ook begrijpelijk dat de critici die zich door de fenomenologie lieten inspireren deze toegangsweg in hun interpretatie zullen benutten. De verdere interpretatie verloopt volgens het hermeneutisch cirkelprincipe dat in de literatuurstudie reeds vroeger bekend was. Vanuit de intuïtieve start ontplooit zich een wisselspel met de tekst die telkens inzichtelijker wordt. Ook hiervoor vindt Staiger een filosofische grondslag bij Heidegger die het cirkelredeneren als een wezenlijk kenmerk van het menselijk Dasein beschouwt. Het komt er dus op aan de cirkelredenering niet weg te cijferen maar wel haar zo goed mogelijk te volgenGa naar voetnoot23. Staiger blijft zich echter bewust van het gevaar voor een al te subjectieve interpretatie. Daarom zal hij in een eerste controle proberen een fout uitgangspunt en een valse redenering uit te schakelen door een beroep te doen op de hulpdisciplines. De tweede controle houdt verband met de harmonie binnen het kunstwerk. Zo er fouten binnensluipen in het hermeneutisch proces zal de criticus er niet in slagen het geheel van verzen, motieven, zinsbouw en beelden tot een harmonisch samenspel te brengen. Heeft men echter juist aangevoeld, dan zal de harmonie zich bij elke stap van het interpretatieproces duidelijker openbaren. ‘Auf solcher Evidenz beruht die Wahrheit unserer Wissenschaft!’Ga naar voetnoot24 lezen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||
we in Die Kunst der Interpretation. De bevestiging van een eerste inzicht door de evidentie is een typisch fenomenologisch principe. Staigers ‘Interpretation’ verloopt steeds in drie stadia. Het tweede en het derde stadium zijn slechts een uitdieping van de eerste intuïtieve stemming. Het onderzoek loopt uit op een evidentie die het als waardevol bezegelt.
Vooraleer tot de bespreking van een concreet voorbeeld over te gaan wijzen we nog even kort op een derde karakteristiek: Het beschrijvend karakter. Het stijlonderzoek verloopt niet wiskundig mathematisch, het is eerder een gemoedelijke causerie, wat niet betekent dat de criticus zelf literatuur moet produceren. ‘Beschreibung soil kein Dichten sein, sondern dadurch sich auszeichnen, dass sie was zu sagen ist auf eine begriffliche Einheit bringt’Ga naar voetnoot25. Een beschrijvende verklaring zal vaak beter de samenhang aan het licht brengen dan een causale analyse. ‘Statt mit “warum” und “deshalb” zu erklären, müssen wir beschreiben, aber nicht nach Willkür, sondern in einem Zusammenhang, der eben so unverbrüchlich und inniger ist als der einer Kausalität’Ga naar voetnoot26. Maar laten we dit theoretisch exposé wat meer kracht bijzetten door het te toetsen aan Staigers wijze van interpreteren zelf. Onze leidraad is de bespreking van Brentano's ballade ‘Auf dem Rhein’Ga naar voetnoot27. Reeds bij de voorstelling van het gedicht maakt Staiger gretig gebruik van filologisch materiaal. Hij bespreekt en vergelijkt de verschillende versies van de ballade, de diverse handschriften, met plaats en datum van publikatieGa naar voetnoot28. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Bij de bespreking van Brentano's ballade behandelt Staiger achtereenvolgens de taal (klanken, rijm, metrum en zinsbouw) en de poëtische wereld. Uitgangspunt van deze interpretatorische beschrijving is natuurlijk het vage gevoel, de ‘Stimmung’ die de interpretator bij het lezen van de ballade overvalt: ‘Prüfen wir die allgemeine Stimmung, in die uns das Gedicht versetzt, noch ehe wir es verstanden haben und wissen was der Dichter meint, so zeigt sich: Schon zu Beginn geraten wir in em eigentümliches Gleiten.’Ga naar voetnoot29. Dit karakteristieke wegglijden, waarvan Staiger niet onmiddellijk kan zeggen of het treurig is of opgewekt, zal voor de verdere interpretatie bepalend zijn. De beschrijving van de vormelementen gebeurt met een grote nauwkeurigheid. Achtereenvolgens worden de klanken, het rijm, het metrum en de zinsbouw onder de loupe genomen. Zo tracht Staiger bijv. de glijdende beweging die hem bij een eerste lezing trof, in het klankenspel terug te vinden, en te verklaren. ‘Die Zunge, die diese Sprache spricht, hat nichts zu bewältigen. Es ist ein Deutsch, noch schmelzender und weicher als das im andere, bekannteren “Fischer” der deutschen Literatur, dem von Goethe, das Ausländern fast wie Italienisch klingt. Die Konsonanten haben ihre härte eingebüsst, und wo sie nicht selber tönen als Nasale und Liquidae die bevorzugt sind - schon durch die Diminutive auf -lein - bleiben sie eire zarte Stütze der Vokale, die funf Saiten gleich, in einem freien spielerischen Wechsel angeschlagen werden; am schönsten in der erste Strophe...’Ga naar voetnoot30 De preciese beschrijving wordt voortdurend onderbroken door vergelijkingen met andere werken van Brentano of met gedichten van andere Duitse meesters. Zo besteedt Staiger heel wat aandacht aan het speelse klankenspel bij Brentano (o.m. in Romanzen vom Rozenkrans). Hij onderstreept de creativiteit van de dichter die zich uit in het bedenken van muzikale namen en bespreekt ook enkele klankrijke gedichten. Het metrum laat hij contrasteren met de strenge maat van Schiller. De verruiming van zijn beschouwing van het gedicht naar het totaaloeuvre vindt Staiger belangrijk omdat ze toelaat het wezenlijke van het toevallige te onderscheiden. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De dichterlijke wereld van ‘Auf dem Rhein’ valt uiteen in verschillende facetten: het landschap, de geliefde, de visser en de wervelende beweging, die elk afzonderlijk maar met de nodige verwijzingen naar de samenhang bestudeerd worden. Staiger maakt er de lezer attent op, dat binnen de dichterlijke wereld niet de idee of de uitgebeelde situatie de aandacht wekken. Zoals we bij een eerste lezing getroffen worden door de vage stemming, zo zijn het ook nu weer losse details die op ons afkomen. Pas door een nader onderzoek van de gegevens zal men erin slagen door te dringen tot de idee van het werk. Bij Brentano stelt Staiger een ordeloosheid vast, die het onmogelijk maakt de alleenstaande details tot een geordend geheel te verbinden. Maar juist deze onsamenhangendheid blijkt de kern uit te maken van Brentano's wereldbeeldGa naar voetnoot31. Staiger vindt ze ook in andere gedichten terug. De geliefde past volkomen in het chaotisch landschap. Ze heeft geen eigen Dasein, ze is in feite geen echte persoon, geen Du. Staiger vergelijkt haar met een gelijkaardige heldin in de ‘Braut von Korinth’. De geliefde wordt gekarakteriseerd door haar zinnelijke betovering. Hierdoor sluit ze aan bij de andere vrouwelijke heldinnen uit Brentano's poëziewereld, die meestal door een trek - vaak het zinnelijke - getekend worden. In tegenstelling tot de geliefde treedt de visser handelend op. Hij wordt het subjekt van de poëziewereld: hij ziet, hij hoort, hij spreekt. Omdat hij niet kan geloven dat zijn geliefde gestorven is, zoekt hij haar in het rijk van de verbeelding. De nacht, het rijk van de fantasie bij uitstek, komt hem hierbij zeer van pas. De visser laat zich in zijn handelen leiden door de dingen, hij glijdt mee met de stroom, hij ondergaat. Staiger besluit uit zijn analyse dat een wervelende beweging het gedicht beheerst. Zowel het subjekt (visser) dat excentrisch in de dingen opgaat als het landschap waarin elke eenheid ontbreekt zijn eraan onderhevig. Deze ontleding van de dichterlijke wereld verduidelijkt en bevestigt de eerste vage gevoelsindruk. Het glijden drukt het verdriet uit om de gestorven geliefde, waardoor de visser zich laat meeslepen. Zo glijdt hij weg in een fantasiewereld. De werkelijkheid rondom hem, het landschap verliest alle samenhang. Na de fenomenologische beschrijving van het gedicht, onderzoekt Staiger of de wereld die hij in de ballade ontdekt heeft, verzoenbaar is met de persoon van de dichter. Eerst echter zal hij nog trachten de kernervaring, het onsamenhangende (‘Mangel an Umsicht’) vanuit de tijdservaring te verklaren. De ordeloosheid wordt volgens Staiger ver- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||
oorzaakt doordat het verleden (de dode geliefde weggesleurd werd uit het leven van de visser, waardoor de samenhang met vroeger verdwenen is. De mens kan immers de nu-momenten slechts zinvol duiden vanuit het verleden naar de toekomst toeGa naar voetnoot32. Grammatikaal overweegt in de ballade de presensvorm. Preteritumvormen duiken alleen bij het begin en het einde even op. Het uitzichtsloos verglijden in het nu is een tijdsbeleving die men ook terugvindt in de existentiële filosofie van Heidegger. De uitdieping van een gegeven door een confrontatie met de tijdsbeleving wil niet meer dan een wegwijzer zijn. Het procédé is slechts waardevol volgens Staiger zo het zichzelf kan bevestigen vanuit de tekst, zoals in deze ballade. De verkregen resultaten worden niet weerlegd door een confrontatie met de figuur van Brentano zelf. Heel wat elementen uit zijn leven bevestigen Staigers indrukken. Maar men kan ook de historische waarheid onrecht doen door onvolledigheid en eenzijdigheid. Staiger probeert dit euvel te vermijden door ook de tegenkrachten in het leven van Brentano te belichten. Het vluchtige van zijn verschijning, zijn gehechtheid aan de kinderwereld, de mislukkingen in het zakenleven, de vele reizen en de onstandvastigheid in liefde en vriendschap bevestigen Staigers thesis. Het verlangen naar rust, de kristelijke idee en een gewilde orde vormen een tegenpool. De voortsnellende, verscheurende tijd verschijnt immers nooit zuiver. Het gebrek aan uitzicht is steeds relatief en de onmacht om een stabiele relatie uit te bouwen nooit volkomen. In de interpretatie van Brentano's ballade ‘Auf dem Rhein’ kan men duidelijk de verschillende fazen van zijn methode terugvinden. Hij vertrekt vanuit een intuïtieve indruk die hem bij een eerste lezing door de klanken opgedrongen wordt. Deze eerste intuïtie wordt bevestigd na een onderzoek van de vorm en de inhoud. Telkens waar mogelijk probeert Staiger controle uit te oefenen op deze interpretatie door middel van de hulpwetenschappen. Deze analyse illustreert ook duidelijk zijn visie op de stijl als een modificatie van tijd. De eigenheid van Brentano's wereld laat zich bijzonder goed uitdrukken in de aparte tijdsbeleving die eraan beantwoordt: de vluchtende voortsnellende tijd. | |||||||||||||||||||||||||||||
Enkele bedenkingenNa de uiteenzetting over Staigers opvatting en methode passen wel enkele kritische bedenkingen. Figuren als Staiger komen in onze dagen nu men alles meetbaar wil maken en omzetten in de kwantitatieve taal van cijfers en formules minder aan bod. Staiger beoogt juist het tegenovergestelde: het wezen van de literatuur zal men pas door een fenome- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||
nologische beschrijving aan het licht kunnen brengen. Het resultaat is dan een verhelderende tekst, geen formule. Alleen zo zal de literatuurstudie haar doel bereiken: ‘dass wir begreifen was uns ergreift’Ga naar voetnoot33. Niet alleen de doelstelling maar ook het uitgangspunt en de hele werkwijze zijn verantwoordelijk voor het subjektieve karakter van Staigers werkimmanente methode. Het onderzoek is erop gericht de allereerste gevoelsindrukken te valoriseren. Staiger is zich hiervan bewust en hij erkent ook de grenzen van zijn benaderingswijze: ‘Ich sehe nämlich doch immer nur dass, was mir persönlich zu sehen vergönnt ist, was mir in der ersten echten Begegnung am Kunstwerk aufgegangen ist...’Ga naar voetnoot34. Het werk van Staiger kreeg heel wat kritiek te verduren. De jongere fenomenoloog E. Leibfried, die sterk bij Husserl aanleunt verwijt hem in scherpe bewoordingen een persoonlijke indruk, die door allerlei ogenblikkelijke disposities de zaak zelf vervalst, als objektief voor te stellenGa naar voetnoot35. Hij valt Staiger hier naar onze mening gedeeltelijk ten onrechte aan. Herhaaldelijk wijst deze immers op het beperkt en persoonlijk karakter van zijn onderzoekGa naar voetnoot36. Bovendien groeit de persoonlijke visie van Staiger uit een confrontatie met de tekst en tracht hij ernstig een zekere controle door te voeren. Zelf ervaart hij het subjektief karakter van zijn methode niet als een tekort. De bedoeling is immers niet het kunstwerk in al zijn facetten te benaderen maar wel een coherente interpretatie op te bouwen die waar kan genoemd worden. Verschillende mensen zullen dan ook vaak tot een verschillende interpretatie komen. Staiger meent dat de verschillende visies elkaar niet uitsluiten maar aanvullen, tenminste indien ze waar zijn. De veelheid van interpretaties vormt een bewijs van de veelzijdigheid van het kunstwerk. Sommigen verwijten Staiger ook een zeker opportunisme. Hij gebruikt alleen wat hem past om zijn grondintuïtie te bevestigen, maar brengt op die wijze een vertekend beeld van het kunstwerk. Inderdaad, de methode van Staiger laat zich niet op elk literair werk toepassen op een identieke wijze. Veeleer is het een soepel instrument dat zich aanpast aan de aard van het gedicht. Staiger tracht zowel de vorm als de inhoud ter sprake te brengen. Toch kan men vaak niet aan de indruk ontkomen dat hij | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||
met een zekere willekeur te werk gaat. Dit ligt ook in de verwachting wanneer men Staigers uitspraken in verband met het uitgangspunt van zijn methode ‘au serieux’ neemt. De vrijheid waarmee hij het kunstwerk benadert, het gebrek aan schematisme resulteren uit zijn opvattingen over kunst en kunstbenadering. Niet volledigheid streeft hij na, maar wel waarheid. Ondanks dit alles is zijn benadering van bepaalde teksten werkelijk verhelderend. In ‘Das Bettelweib von Locarno’ slaagt hij erin door een nauwkeurige analyse van de vorm de onzelfstandigheid van de delen en de gerichtheid op de pointe aan te tonen, die de dramatische spanning van het korte verhaal verklarenGa naar voetnoot37. In andere gevallen echter doorbreekt hij onmiddellijk de descriptieve analyse om zich in theoretische bespiegelingen te verliezen. Het gedicht is dan niets meer geweest dan een aanleiding om iets anders te bestuderen. Zo bespreekt Staiger de ontwikkeling van het metrum doorheen de geschiedenis bij een analyse van een gedicht van Klopstock. Een studie van Keller biedt hem de mogelijkheid om uit te weiden over het komische. In de laatste jaren gaan zich heel wat critici de vraag stellen of de autonomie van de literatuurstudie nog langer kan verdedigd worden. Het geloof dat men de literatuur niet mag losweken uit de maatschappij waaruit ze gegroeid is, krijgt steeds meer aanhangers. Binnen deze groep wordt de waarde van Staigers methode ernstig in twijfel getrokkenGa naar voetnoot38. Anderen menen dat Staiger al te lichtzinnig de waarde van de historische studies afwijst. Ze zijn ervan overtuigd dat geschiedenis en interpretatie hand in hand moeten gaan. ‘Die Literaturwissenschaft droht wurzellos zu werden, wenn sie (...) nicht doch in der Literaturgeschichte ihre Kernzone anerkennt’Ga naar voetnoot39. Velen beschouwen Staiger als een exponent van de fenomenologische literatuurstudie. In het grote conglomeraat dat fenomenologische beweging heet, heeft hij echter een eigen stem. Van verre vertrouwd met de principes van Husserl, heeft hij in die geest de literatuurstudie willen vernieuwen. De grote leuze ‘terug naar de tekst’ en samenhangend daarmee het afwijzen van alle andere benaderingen tot hulpwetenschappen, vormde de basis voor een nieuwe vorm van literatuurstudie: de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||
‘Werkinterpretation’, die het anti-positivisme van de ‘Geistesgeschichte’ en van de ‘Stilforschung’ voortzette. Hoewel Staiger dus evenals de stilistici de tekst in zijn eigenheid wil benaderen en aandacht besteedt aan de stijl, toch overstijgt hij de ‘Stilforschung’. Meer dan de tekst in haar textualiteit boeit hem de tekst als neerslag van het menselijk ervaren. Op die manier verruimt hij de stilistiek. Hiervoor dient hij een beroep te doen op nieuwe categorieën zoals ruimte en tijd. Deze fenomenologische beginselen en vooral de belangstelling voor de tijd werden door Ingarden in Staigers werk ten zeerste gewaardeerdGa naar voetnoot40. Staigers leer mist echter de strenge toon van Husserls filosofie. Ze is veel sterker verwant met het fenomenologisch existentialisme van Heidegger, waar vooral de relatie zijn = tijd hem treft. Bovendien bood Heideggers filosofie hem ook een theoretische basis voor de hermeneutische methode. De belangstelling voor de mens, die zijn literatuuropvatting (ver)tekent verbindt Staiger ook met de grotere groep van fenomenologische antropologen zoals Binswanger en Minkowski. Het meest reële gevaar dat naar onze mening Staigers interpretaties bedreigt is juist haar filosofische gebondenheid. Een overdreven belangstelling voor de dichter, het menstype waartoe hij behoort, voor de existentiële relevantie van het gedicht, kan niet alleen tot ‘Hineininterpretierung’ leiden, maar tevens de literatuurstudie in filosofische bespiegelingen voeren, die haar tenslotte slechts vervreemden van zichzelf.
rita bouckaert-ghesquiere
Deze bijdrage is de eerste van een reeks opstellen die door dezelfde auteur in dit tijdschrift aan belangrijke vertegenwoordigers van de fenomenologische literatuurstudie gewijd zullen zijn (Red.). |
|