Spiegel der Letteren. Jaargang 15
(1973)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdNawoordHet betoog van Dr. Lenselink heeft mij van het reformatorisch karakter van het hierboven besproken refrein overtuigd. Vooral zijn groot aantal vindplaatsen in teksten van hervormden van de term apenspell is een sterk argument. Dat een gedicht waarin met tedere, middeleeuws aandoende, bewoordingen Maria's lof gezongen en tegelijk tegen ketters en secten uitgevaren wordt geen Rooms gedicht blijkt te zijn, moet ons bij het religieus typeren van 16de-eeuwse literatuur tot grote voorzichtigheid aansporen. Voor één omschrijving in het refrein (‘den Napelschen nijdigen ghesell’) heeft Dr. Lenselink geen zekere verklaring kunnen vinden. Het is misschien niet al te gewaagd hierbij aan Alva te denken die, zoals uit opzoekingen die Dr. K. Porteman voor mij heeft willen ondernemen blijkt, in een paar 16de-eeuwse reformatorische teksten met Napels in verband gebracht wordt. Alva was onderkoning in Napels geweest vóór hij in onze streken zijn schrikbewind zou uitoefenen. In een ‘Gewaande toespraak van Philips II en van Alva tot de oproerige Nederlanden’ (1568) die door P. Fredericq werd uitgegeven, lezen we: ‘hoe woudt ghy dan blyven veur sulcken hooftman Rapsake [Alva], die int hooghe rijck van Napels myne Spaensche Inquisitie ingevoert, de adel vernielt ende alles na synen wille aengericht heeft?’Ga naar voetnoot1 en in een Geuzenlied wordt eveneens aan Alva's exploten in het Italiaanse rijk herinnerd: | |
[pagina 145]
| |
O Ducdalf met u ghenooten,
Syt ghy niet sadt van tbloet
Dat ghy in Napels hebt vergoten,
En voor Mets soo menich man goet:
Waren dat niet Schelmsche wracken,
Dat ghy den onghelesten kalck
Int broot hebt doen backen,
O Nero, Verrader end Schalck.
Al met u bloedighe tanden
Als Pharao en Jesabel
Coemt ghy in dees Nederlanden,
Als Herodes quaet en fel:
Hanghen, moorden en branden,
Ontlijven al metter spoet:
Dus coemt ghy met Babel ter schanden,
Al om tonschuldighe bloet.Ga naar voetnoot2
Interpretatie van ‘Napelschen gesell’ als Alva past in de kontekst van het refrein, dat we, als onze gissing juist is, ook na 1567 zouden kunnen dateren, zeer goed. Bij ‘secten’ moet men dan alleen aan de verschillende kloosterorden willen denken. l. roose |