Lingelbach's libretto en Guarini's Pastor Fido
Aan het einde van zijn bespreking in dit tijdschrift (14de jaargang, pag. 163-170) van Battista Guarini's Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur signaleert Dr. Buitendijk D. Lingelbach's De Liefde van Amintas en Amarillis. Amsterdam 1686 (nadruk: 's-Gravenhage z.j.). Op grond van enkele namen uit de ‘lyst der vertoonders’ is hij benieuwd naar het aandeel van Tasso's Aminta en Guarini's Il Pastor Fido in de totstandkoming van die operatekst.
Het spreekt welhaast vanzelf dat ik deze tekst, zowel door Te Winkel als door Worp vermeld, in het oriënterend stadium van mijn onderzoek onder ogen heb gehad. Het boekje bevindt zich niet alleen te Leiden; ook in de KB Den Haag en in de UB Groningen zijn exemplaren ervan aanwezig. Voor zover ik weet heeft niemand de tekst ooit op enigerlei wijze met Guarini's spel verbonden. Naar ik meen: terecht. Een summiere inhoudsweergave kan voor wie Il Pastor Fido in grote lijnen kent, volstaan.
Amarillis, door Amintas vergeefs bemind, wordt door de toverkracht van een ruiker bloemen, haar aangeboden door Kupido, in de vermomming van Kloris, van halsstarrige nimf een Amintas weerminnende geliefde. Voordat zij deze ommekeer openlijk bekend maakt, worden Amintas' rivalen, Damon en Koridon, eveneens bekeerd. Van hun vergeefse liefde voor Amarillis wenden zij zich naar beantwoordende liefde voor hun tot dan vergeefs minnende meisjes, Silvia en Galathé. Koridon was, bij blijvende halsstarrigheid van Amarillis, al reeds geneigd Galathé's liefde te beantwoorden; maar Damon moet op drastische wijze bekeerd worden. Betrapt door Amarillis bij zijn bijna ten uitvoer gelegde plan van moord op de slapende Amintas, is hij des doods schuldig. Daarvan vernemend, biedt Silvia zich aan in zijn plaats gedood te worden. Natuurlijk ontvlamt Damon dan in liefde voor haar die hem al zo lang heeft bemind. Van de ‘vertoonders’ zijn nu nog niet genoemd: Mirtellus, het knechtje van Amintas, en Mopsus, ‘een zotte Astrologist’, die beiden voor de komische noot zorgen; en Venus, die in een Voorspelletje met haar Kupido besluit de bekering der halsstarrigen te bewerkstelligen. Alle gebeurtenissen spelen zich af in ‘een Bloemhof voor de tempel van Ceres’ op de dag dat aan Ceres geofferd zal worden; tijdens dat offer aan het einde van het spel onthult Amarillis haar liefde voor Amintas, en blijken drie paren gelukkig te zijn geworden.
Niets in de opzet of in de tekst wijst op enige afhankelijkheid van Il Pastor Fido. Noch een kort, primitief echo-scènetje, noch een der personages, der namen of der situaties - stereotiep pastoraal - noopt tot het veronderstellen van enige relatie met Guarini's spel. Zelfs vermelding van Lingelbach's libretto paste dus niet in het kader van mijn studie.
Dat het spelletje wel iets te maken zou hebben met Aminta lijkt mij evenmin waarschijnlijk, al heb ik de tekst niet uitdrukkelijk nagelezen met het oog op die relatie.
p.e.l. verkuyl