Spiegel der Letteren. Jaargang 14
(1972)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||
Cornelia en Nero: priester en/of koning1. In het recensieartikelGa naar voetnoot1 dat hij aan de doctorale dissertatie van L. Rens over het priester-koningconflict bij VondelGa naar voetnoot2 heeft besteed, betwist W.A.P. Smit dat in 4 van de 11 door Rens geciteerde toneelstukken een priester-koningconflict zou voorkomen, nl. Peter en Pauwels, Gebroeders, Samson en Adonias. Over Peter en Pauwels schrijft W.A.P. Smit op blz. 42-43: ‘In Peter en Pauwels gaat Cornelia, de Virgo Vestalis Maxima, Nero bezweren de beide Apostelen ter dood te doen brengen - niet omdat hij de Keizer, maar omdat hij de Pontifex Maximus, de opperpriester, is. In haar voorafgaand overleg met de Aertsofferwichelaer heeft deze er haar van overtuigd dat de talrijke onheilspellende voortekenen ter kennis van “Caesar, 't hooft der heiligheden” (vs 484Ga naar voetnoot3) dienen te worden gebracht, en dat zij daarvoor de aangewezen persoon is, omdat de Vestaalse maagden rechtstreeks door “d'Aertspriesters” (= de Pontifices Maximi; vs 643) worden aangesteld en er dus een nauwe band tussen haar en hen bestaat. In overeenstemming daarmee spreekt zij Nero aan als “aertspriester” (vs 779), als “Stathouder van Jupijn” (vs 933), en zegt zij zelfs eenmaal nadrukkelijk: “Nu spreeck ick niet als met den naezaet van August, // Maer den Hooftpriester zelf” (vs 909-910a). In de scène van Cornelia en Nero hebben wij niet te doen met een priester-koningconflict, maar met de confrontatie van priesteres en opperpriester. Wil men van een conflict spreken, dan is het een priesterconflict.’ 2. Om deze stelling te adstrueren, heeft W.A.P. Smit reeds twee voetnoten aangebracht met interpretatief gehalte. Inhoudelijk kan ik beide opmerkingen bijtreden, maar tegelijk wens ik de actieradius van deze noten ruimer te zien. Bij de figuur van de Aertsofferwichelaer noteert Smit: ‘In de W.B.-editie (IV, 227) merkt de commentator (Molkenboer) op, dat het niet duidelijk is “of Vondel hiermee den Planten Dialis of den Rex Sacrorum bedoelt”. De door Vondel gebruikte benaming maakt het m.i. echter zeer waarschijnlijk dat hij aan de laatste heeft gedacht.’ Met Flamen Dialis wordt de priester van Jupiter aangegeven, met Rex Sacrorum de offerkoning, dwz. de priester die thans belast is met de godsdienstige handelingen die eertijds door de koning werden verricht. M. a.w. Smit haalt de functie van Aertsofferwichelaer weg uit de vaagheid van een doorsnee-priesterlijke status, en promoveert ze tot een activiteit die in staat is het zowel koninklijke als godsdienstige symbool in de figuur van Nero te beklemtonen. Ik ben bereid Smit in deze interpretatie te volgen, met echter een accentsverschil. In plaats van er eenzijdig een nadruk in te zien op de priesterlijke waardigheid, wil ik aandacht vragen voor het aspect van de dubbele en gelijktijdige aanwezigheid van beide waardigheidsgebieden. Bij Cornelia die Nero aanspreekt als ‘Aertspriester’, ‘Stathouder van Jupijn’ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||
en ‘Hooftpriester’, noteert Smit: ‘Weliswaar gebruikt zij bij de formele begroeting de woorden “Vorst” (vs 752) en “Caesar” (vs 755), maar zodra zij tot het religieuse doel van haar bezoek overgaat, laat zij dit vallen’. Ik leid uit Smits interpretatie af dat ook in Cornelia's verzoek tot de Vorst alvast twee niveaus zijn terug te vinden. Het komt er dan enkel op aan uit te maken van welk van deze twee niveaus zij de uiteindelijke beslissing verwacht. Om dit aantoonbaar te maken, heb ik twee problemen onderzocht. 1. Op welke manier spreken de Aertsofferwichelaer en Cornelia over Nero? 2. Op welke manier spreekt Cornelia tot Nero?
3. De Aertsofferwichelaer noemt Nero vs 584 ‘Caesar, 't hooft der heiligheden’; Nero wordt dus benaderd in diens functie als hoofd van de staatsgodsdienst, een combinatie bijgevolg van de twee interessedomeinen, maar, op grond van de nominale voorrang, met prioriteit voor het koninklijke.
Nero wordt hier dus uitsluitend koninklijk aangeduid. Bovendien gebruikt de Aertsofferwichelaer in deze gedachtenkring de vergelijking dat Petrus dient uitgeschakeld zoals destijds Pilatus Jezus heeft uitgeschakeld. Bij Pilatus denk ik toch wel niet aan een religieuze functie; hier wordt enkel het gezagsargument gesuggereerd.
Hier is de hoofdletter belangrijk, want Cornelia herneemt deze titel zonder hoofdletter, wat een indicatie inhoudt voor het verminderde aanzien van Nero bij Cornelia. Andermaal duidt ‘Vader’ de combinatie van beide functies aan: Vader der Vestaalse maagden als Pontifex Maximus, maar tevens keizer d.i. pater patriae.
Hier wordt een scheldterm gebruikt, als reactie op Cornelia's verhaal over Nero's verkrachting van de Vestaalse maagd Rubria: hij die geweld heeft aangedaan. Enige verwijzing naar de priesterlijke functie in Nero lijkt hier misplaatst.
Als we dit samentellen, geeft dit volgend resultaat: eenmaal wordt een neutraal begrip gehanteerd (Nero), eenmaal een scheldterm (Geweldenaer), driemaal een uitsluitend koninklijk begrip (den Vorst, 't hart des Vorsten, Caesar) en tweemaal een combinatie van religieus en koninklijk (Caesar, 't hooft der heiligheden, uw' Vader). Vs 587-600 en vs 603-611 beklaagt Cornelia zich t.o. de Aertsofferwichelaer over Nero, ‘op des Hooftpriesters sté’ (vs 589; door Molkenboer, WB-editie, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||
IV, 250 geïnterpreteerd als usurpatie: ‘de Keizers hadden zich de waardigheid van Pontifex Maximus toegeëigend’); wat Cornelia dus dwars zit, is de vereniging van hoofdpriesterlijke waardigheid met keizerlijke functie. Zij verwijt Nero bovendien gebrek aan godsdienstzin. Deze passages zijn belangrijk met het oog op de rechtstreekse confrontatie met Nero; wanneer ze nu zo ontevreden is over dit aspect van Nero, zou ze dan echt, zoals W.A.P. Smit poneert, exclusief daarop een beroep gaan doen? Gelooft ze erin hem te zullen bekeren, indien er geen gezagsargumenten van extra-religieuze aard gebruikt kunnen worden? Cornelia zal speculeren op de dubbele functie van Nero; ze zal het godsdienstige element naar voren halen maar het keizerlijke bedoelen om de godsdienst te vrijwaren door een politieke gezagsbeslissing. De vraag kan gesteld waar Cornelia het bewustzijn vandaan zou hebben om het religieuze en staatsrepresentatieve symbool in Nero voortdurend te combineren. Er zijn drie factoren te vinden die deze strategie kunnen verantwoorden. Vesta is de beschermgodin van de Staat, door Aeneas uit Troje meegebracht. De fasces et secures, de politieke symbolen van waardigheid door lictores vóór de consuls uitgedragen, zijn als eretekens ook aan de Vestaalse maagden toegestaan. Sedert keizer Augustus is de Pontifex Maximus de keizer zelf en hij stelt dus in deze functie de Vestaalse maagden aan. Bewust als Cornelia op elk moment van haar religieuze bestaansessentie blijft, heeft ze ruime ervaring met de staatspolitieke doordringing van haar ambtssfeer; op natuurlijke wijze heeft ze geleerd beide interessegebieden gelijktijdig te zien opereren. Cornelia laat zich in deze verzen herhaaldelijk over Nero uit:
Op één uitzondering na (‘op des Hooftpriesters sté’, een suggestie die dan nog het betreuren inhoudt van de combinatie van de religieuze en staatsgezagdragende functies, maar er hoe dan ook de bevestiging van brengt), zijn alle uitlatingen van Cornelia over Nero uitgesproken negatief. Is het dan niet onwaarschijnlijk dat Cornelia juist op dit door haar als afwezig beklemtoonde aspect zou steunen om iets in het voordeel van de godsdienst af te dwingen van een Nero, van wie ze ook de keizerlijke macht kent en affirmeert? Dat zullen we nagaan in het gesprek tussen Cornelia en Nero (vs 752-937).
4. Cornelia begroet Nero als den Vorst (vs 752) en Caesar (vs 755). Vs 761 zegt Nero tot haar: ‘spreek vry overendt’ dwz. spreek recht opgericht; de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||
Vestaalse maagden knielden niet, maar stonden diep gebogen, de houding van de keizersadoratie. Cornelia neemt bijgevolg de dubbele functie onmiddellijk bewust over: adorare Caesarem ut deum. Ook al is ze een religieuze hoogwaardigheidsbekleedster, dan richt ze zich formeel tot de vorst. Van vs 762 af begint Cornelia het verhaal van de onheilspellende voortekenen; het is een episch bericht waarin ze Nero materiaal wil leveren dat Petrus en Paulus schuldig moet verklaren en veroordelen. Vs 779 noemt ze Nero ‘Aertspriester’. De Vestaalse maagden waren geschrokken en lieten het heilige vuur uitdoven waarvoor ze straf verdienden van hun leider in dit ambt; hier verwijst Cornelia dus naar Nero als priester maar ze bedoelt het toch wel niet als rechtstreekse inspraak op Nero, veeleer als een organisatorische naamgeving. Alle verdere verwijzingen (vs 790: ‘'t Gelauwerierde hooft van Nero’; vs 808: ‘Augustus wagen’; vs 813: ‘'s Vorsten disch’) blijven respectvol binnen de eerbiedssfeer van de keizer. Vs 814-816 somt Cornelia de rampen op en vat samen:
Al teeckens, die doorgaends van quaet tot erger neigen,
En, met een grimmig oogh, den zuivren godsdienst dreigen,
Met eenen Caesars stoel.
Dwz. deze omina slaan niet uitsluitend op de godsdienstige situatie, maar houden tegelijk ook een bedreiging in van het keizerlijk gezag. Subtiel verbindt Cornelia de godsdienstige argumenten met politieke maatregelen. De reden van haar verontrusting is van godsdienstige aard, maar de ad hominem-argumentering is eenzijdig op het staatslot berekend, zoals ook vs 841-844 aanduiden: Dees aenhangk treckt zoo stijf
Het snoer van zynen droom, in 't beckeneel begrepen;
Dat die in 't eerst het volck allengs met zich zal slepen,
Daer na Augustus zelf, en zoo den heelen Staet.
Vs 866 brengt om het retorische effect zelfs een pertinente splitsing van de dubbele functie, met aperte speculatie op de keizerlijke kwetsbaarheid van Nero: ‘Dit zijn ze, die ons Goôn en Caesars diensten weigeren’. Vs 909 is haar verhaal beëindigd en spreekt ze tot vs 935 rechtstreeks op Nero in. Vs 909-911 Nu spreeck ick niet als met den nazaet van August,
Maer den Hooftpriester zelf, wien 't vierigh past te waken,
Als 't oogh der goddelijcke en menschelijcke zaken;
Dit is toch een duidelijke bekentenis dat ze voordien uitsluitend de keizer toegesproken heeft zonder diens ook priesterlijke functie te bedoelen. Het komt me van W.A.P. Smit gewaagd voor op deze amper 26 verzen (vs 909-935) zijn hele betoog te richten, vooral wanneer de expliciete aankondiging van Cornelia een duidelijk bewustzijn bewijst zowel van wat nu komt als van wat er aan vooraf is gegaan. Ook binnen deze toespraak geeft Cornelia evident aan op welke wijze ze de diverse rangorden van waarden in elkaar ziet grijpen; het heil van de godsdienst is afhankelijk van het staatsgezag, gepersonifieerd in Nero: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||
vs 917-919 Ghy zijt de kopre zuil, op wien die godtsdienst staet,
Waer by dees Stat, gesticht tot een voogdhes der volcken,
Achthonderd jaren stont,
De kristenen bedreigen de kroon, het keizerlijke gezag van Nero, al verkiest Cornelia dit aan te duiden met begrippen die naar Nero terugwijzen als priesterlijk ambtenaar: vs 929-932 dees wanschapenheên, gebroetsels van den Nijt;
Die loos, ontveinzende zijn aengeborene nucken,
Dat goddlijk cieraet u van de kruin wil rucken,
En heerschen op dien troon, u wettigh toegeleit.
Waar Cornelia haar mening over de betekenis van Petrus en Paulus aan Nero wil opdringen, richt ze zich tot hem in zijn bewuste functie van keizer; waar ze hem tevens als priester aanspreekt, is dit enkel versterkend bedoeld, bepaald niet eenzijdig priesterlijk.
5. Conclusie.
c. tjndemans |