| |
| |
| |
Gezelle, de ‘Flaminguist’
Tijdens de De Bo-hulde te Tielt op 10 september 1885 heeft Gezelle, zoals bekend, een rede uitgesproken die een belangrijk gedeelte van de vlaamsgezinde studenten tegen hem in het harnas joeg. De kritiek van de dichter-taalkundige op de wijze waarop de jeugd haar vlaamsgezindheid tot uiting bracht, kon, wellicht ook omwille van de paternalistische en eigengereide toon, maar heel zeker op grond van de principiële afwijzing van de politiek georiënteerde Vlaamse Beweging, door vele jongeren niet gewaardeerd worden. Het betrof trouwens niet zomaar een terloopse uitspraak ‘onder den druk van eigen zieletoestanden’, zoals A. Walgrave heel even schijnt te willen sugererenGa naar voetnoot1. Integendeel, ten overstaan van de ongunstige reacties houdt Gezelle het been stijf: hij laat zijn rede afdrukken in RdH. van 4 okt. 1885 en meent zelfs enkele van de meest aangevochten alinea's te mogen laten verschijnen in zijn toch zuiver wetenschappelijke uitgave Loquela (V, nr. 6, okt. 1885, kol. 47). Niet alleen de ongunstiger reacties, ook de al dan niet genuanceerde adhesiebetuigingenGa naar voetnoot2 bewijzen dat die rede een tijdlang als een soort katalisator heeft gefungeerd in de toenmalige Vlaamse Beweging. Zo zelfs dat een van de Vlaamse voormannen - al was het dan ook in een brief - mocht schrijven: ‘Onder de slachtoffers die ons afvallen is jammer genoeg! onzen zoo gevierden en nu algemeen verachten Guido Gezelle... Een onzer beste Vlaamsche dichters, dien wij zoo gaarne huldigden moeten wij nu als eenen verrader aanschouwen, is 't niet jammerder dan jammer?’Ga naar voetnoot3
Over die Tieltse rede zullen we het hier niet hebben. Wel over een geschrift dat Gezelle eraan liet voorafgaan en dat die rede helpt verklaren, ja ten aanzien van een bepaald objectief van de Vlaamse Beweging uit die jaren zelfs zeer belangrijk is. De wet De Vigne-Coremans had nl. in 1883 in het middelbaar staatsonderwijs een zekere vorm van
| |
| |
vernederlandsing ingevoerd. De bisschoppen waren van oordeel dat er in de katholieke scholen in die richting niet te veel toegevingen mochten worden gedaan. Tot groot ongenoegen van de katholieke flaminganten! Welnu in het begin van 1885 heeft Gezelle publiekelijk in een tijdschrift ten aanzien van de Algemene Taal een standpunt ingenomen dat een gevaarlijk wapen had kunnen worden in de handen van de tegenstander van de vernederlandsing.
Bedoeld geschrift was verschenen in het Leuvense franstalige tijdschrift van Ch. de Harlez Le Muséon (Revue internationale publiée par La Société des Lettres et des Sciences et l'Athénée Oriental), jg. IV (1885), blz. 114-116); het droeg er de titel Etudes de philologie néerlandaise. Les Flaminguistes. Gelukkig had het geen te grote weerklank gevonden, maar toch was de opwelling van wrevel in eigen bevriend milieu nog niet volledig weggeëbd toen de veel luidruchtiger rede te Tielt voor een onverwachte escalatie zorgde. Nog in januari 1886 immers schrijft Eugeen Van Oye hem met ongenoegen over het eerste stuk in dezelfde brief waarin hij navraag doet naar de rede die te Tielt werd uitgesprokenGa naar voetnoot4.
Het artikel in Le Muséon is zonder twijfel van betekenis voor de kennis van Gezelles taalkundige en meer in het bijzonder taalpolitieke opvattingen; voor de waardering van zijn houding tegenover de Algemene Taal is het daarenboven uitermate instructief. Alleen daarom reeds zou het verdienen te worden opgedolven uit de vierde jaargang van dat internationale, maar voorzeker weinig gelezen tijdschrift. Het toeval wil nu dat er in een bundel papieren van Cordelia Vande Wiele die in het Centrum voor Gezellestudie te Antwerpen berust, zeventien fiches worden bewaard (GGgen IV, 10-13) die toelaten het handschrift van Gezelles artikel Les Flaminguistes bijna volledig te reconstrueren (samen zeven genummerde bladen), wat, zoals zal blijken, de interpretatie ervan ten goede komt. Het handschrift werd verzorgd door Cordelia. Ergens had Gezelle daarvoor wel zijn instructies gegeven. Er wordt inderdaad in hetzelfde centrum een velletje papier bewaard waarop de dichter ten behoeve van zijn secretaresse had geschreven:
| |
| |
‘Faire deux copies de l'article ei contre un coté (sic) seulement de la feuille pour faciliter composition typographique’ (GGgen II, 20). Het is best mogelijk dat deze richtlijnen op het Muséon-artikel betrekking hebben: op de kopij die in ons bezit is, werd de helft van de bladzijde wit gelaten; de tekst werd door Gezelle verbeterd en aangevuld.
A. Walgrave vermoedt dat G. Verriest voor dit artikel bemiddelde tussen Ch. de Harlez en GezelleGa naar voetnoot5. Dit is mogelijk. Maar in het Gezelle-museum is de brief bewaard waarin de redacteur van Le Muséon eigenhandig om medewerking verzoekt; daarin is geen spraak van de Leuvense hoogleraar. Het schrijven is niet gedateerd, maar P. Allossery schreef er de volgende datering boven: ‘Dec. 1884?’ en dit lijkt aannemelijk, al zouden wij liever tot november opklimmen, de maand waarin nr. 7 van Loquela verscheen. De brief luidt als volgtGa naar voetnoot6:
Monsieur le Vicaire
Je voudrais donner une étude quelconque de langue néerlandaise dans notre Muséon. Voudriez-vous bien m'envoyer la traduction française de votre étude sur dam, dem, den au No 7 de Loquela (1884) ou d'un autre semblable que vous préféreriez; car ici nous ne comprenons pas toujours parfaitement la langue particulière de la Loquela. Je renverrai du reste à la Loquela pour le texte.
Veuillez agréer, Monsieur le Vicaire, l'expression de ma parfaite considération
C. de Harlez
Louvain
C.S.S. (?)
Daarop moet Gezelle een tekst gestuurd hebben; maar, blijkens het antwoord van de Harlez, was deze niet volledig wat verwacht werd. De tweede brief, ook in het Gezellemuseum bewaard, luidt:
Mon cher Monsieur le Vicaire
J'ai reçu votre article et je l'insérerai dans le No de Mars. Mais j'aurais voulu avant cela pour le grand monde savant où va le Muséon un petit travail (2 pages ou plus) donnant une idée de votre travail linguistique. Cela attirerait mieux l'attention et l'intérêt sur votre oeuvre et en donnerait une plus haute idée. Que cela ait paru dans la Loquela ce n'est rien; elle n'est pas connue de nos lecteurs. Donc une traduction suffit. Faites cela s'il vous plaît tout de suite si c'est possible.
Tout à vous
C. de Harlez
Votre article programme venant après cela sera d'autant mieux reçu que l'on vous saura d'avance des travailleurs sérieux.
| |
| |
P. Allossery dateerde deze brief: ‘Februari? 1885’; vermoedelijk is hij hierbij uitgegaan van de vermelding van de maand maart in de eerste zin. Daar de Harlez echter in dat schrijven een nieuw artikeltje vraagt voor het eerste nummer van zijn nieuwe jaargang - hij dringt daarom aan op vaardige spoed -, lijkt het mij aannemelijker hem ‘einde 1884’ of ‘januari 1885’ te dateren.
Heeft Gezelle dan een nieuw artikel geschreven? Of heeft de Harlez, die zonder enige twijfel zeer vlug de weerbarstigheid van de Westvlaming heeft leren kennen, ten einde raad het stuk dat reeds in zijn bezit was, met enkele redactionele aanvullingen in zijn januarinummer opgenomen? Een feit is dat in het eerste nummer van 1885 een korte bijdrage van Gezelle verschijnt die veilig als een ‘article programme’ kan worden beschouwdGa naar voetnoot7.
We laten dit artikel hier volgen samen met de tekst van het handschrift in zover die kon gereconstrueerd worden. De correcties, schrappingen en aanvullingen in Cordelia Vande Wieles handschrift werden tussen rechte haakjes opgenomen. Hierbij werden de volgende afkortingen gebruikt:
≠GG betekent: geschrapt door Gezelle |
≠VdW betekent: geschrapt door Cordelia Vande Wiele |
+GG betekent: bijgevoegd door Gezelle. |
Tussen rechte haakjes werden ook de overige beschrijvingen van het handschrift toegevoegd. De nummering van de alinea's gebeurde door ons.
| |
Etudes de philologie Neerlandaise. Les Flaminguistes.
Les Flaminguistes.
1 |
Avant de présenter aux lecteurs du Muséon quelques études de philologie néerlandaise, qu'il me soit permis de leur faire connaître un groupe de modestes travailleurs qui s'occupent à défricher ce champ trop peu exploré certainement en présence des nombreux matériaux qu'il pourrait fournir à la linguistique. |
[Tekst sluit bij de titel aan.] |
| |
| |
2 |
Les flaminguistes ... c'est ainsi qu'il convient du moins à l'auteur de ces lignes, - d'appeler un certain groupe de chercheurs qui se sont imposé la tâche d'étudier scientifiquement le flamand, tant ancien que moderne, tant académique que populaire. |
C'est ainsi qu'il conviendrait - qu'il convient du moins à l'auteur de ces lignes, - d'appeler un certain groupe de chercheurs qui se sont imposé la tâche d'étudier scientifiquement le flamand, tant ancien que moderne, tant académique que populaire. |
3 |
Les Flaminguistes entendent être, par rapport au flamand, ce que sont les Orientalistes, les Américanistes, les Germanistes et les Linguistes quelconques, par rapport à d'autres langues ou à d'autres produits de la civilisation. |
Les Flaminguistes entendent être, par rapport au flamand, ce que sont les orientalistes, les américanistes, [einde van fiche 1] |
4 |
Ce mouvement flamand, purement scientifique cette fois, est né dans la West-Flandre, et y reste principalement concentré, car en Néerlande, l'étude scientifique de l'idiome national ne semble plus être en faveur comme au temps des Taalkundige bijdragen, dont la dernière livraison a paru en 1879. Ceci n'a d'ailleurs rien d'étonnant. |
[begin van fiche 2]
scientifique cette fois, est né [≠GG: en Flandre]. Il ne dit rien, paraît-il, à la Néerlande, où l'étude scientifique de l'idiome national ne semble plus être en faveur comme au temps des Taalkundige bijdragen, dont la dernière livraison a paru en 18 [niet ingevuld]
Ceci n'a d'ailleurs rien d'étonnant. |
5 |
Tandis que, chez nos voisins du Nord, la langue descend d'en haut vers le peuple, refoulant l'idiome spontané et s'imposant officiellement à tous, en Flandre, et surtout en West-Flandre, la langue du peuple restée pure et vivace comme ou temps de van Maerlant, prétend ne pas se laisser refouler ni déplacer par une invasion linguistique quelconque. |
Tandis que, chez nos voisins du Nord, la langue descend d'en haut vers le peuple, refoulant l'idiome spontané et s'imposant officiellement à tous, en [einde van fiche 2 en begin van fiche 3] Flandre, et surtout en West-Flandre, la langue du peuple, restée pure et vivace comme au temps de van Maerlant, prétend ne pas se laisser refouler ni déplacer par une invasion linguistique quelconque. |
6 |
L'habitant des Flandres parle le flamand de ses Pères là où il lui convient de le parler, mais, quand son idiome natif ne lui suffit plus, |
L'habitant des Flandres parle le flamand de ses Pères, là où il lui convient de le parler, mais, quand son idiome natif ne lui suffit plus, |
| |
| |
|
dans ses rapports avec la société, il ne s'adresse nullement à un flamand de commande, à un néerlandais de haut parage, comme ses frères de Hollande; non, il parle tout simplement le français. Autrefois, et dans le même cas, il aurait parlé le latin, l'italien, l'espagnol. |
dans ses rapports avec la société, il ne s'adresse nullement à un flamand de commande, à un [einde van fiche 3]
begin van fiche 4]
aurait parlé le latin, l'italien, l'espagnol. |
7 |
Cette existence, en Flandre, de deux idiomes aussi disparates que le français et le flamand, loin d'être nuisible à la conservation de celui-ci, lui est, au contraire favorable. |
Cette coexistence, en Flandre, de deux idiomes aussi disparates que le français et le flamand, loin d'être nuisible à la conservation de celui-ci, lui est, au contraire favorable. |
8 |
Toutes les peines qu'on s'est données, en Hollande, pour recueillir les épaves de la Volkstaal, n'ont abouti qu'a des résultats très insignifiants. Pourquoi? parceque le néerlandais vulgaire, la volkstaal, est généralement déprécié. On n'ose le parler en bonne compagnie; la volkstaal est proscrite dans les écoles, bannie des assemblées publiques, ignorée à l'église, méprisée, honnie par la société toute entière. |
Toutes les peines qu'on s'est données, en Hollande, pour recueillir les épaves [≠GG: du] [+GG: de la] Volkstaal, n'ont abouti qu'à des résultats très-insignifiants. Pourquoi? parceque le néerlandais vulgaire, [≠GG: le] [+GG: la] volkstaal, est généralement dépréciée [sic!]. On n'ose [≠GG: le] [+GG: la] parler en [einde van fiche 4 en begin van fiche 5] bonne compagnie; [≠GG: le] [+GG: la] volkstaal est [≠GG: proscrit] [+GG: proscrite] dans les écoles, bannie des assemblées publique, ignorée à l'église, méprisée, honnie par la société tout entière. |
9 |
Comment se pourrait-il, dans ces conditions, que la volkstaal continuât d'exister, à côté du néerlandais académique et officiel? |
Comment voulez-vous, dans ces conditions, que [≠GG: le] [+GG: la] volkstaal continue d'exister, à côté du Néerlandais académique et officiel? [begin van ingelaste fiche 6] [+GG: Voici ce qu'écrit, dans la revue Néerlandaise Noord en Zuid, no 6, 1884 p. 365, J. Hobbel, un partisan enthousiaste de la langue universelle: ‘Wie, die eenige ontwikkeling deelachtig werd, spreekt den vreemdeling nog aan in het dia- |
| |
| |
|
|
lect van zijn woonstede? De dialecten verdwij [einde van ingelaste fiche 6]Ga naar voetnoot8
[begin van ingelaste fiche 7]
faire place à une langue unique: le Néerlandais. Et ce, sans doute, en attendant que le Néerlandais luimême disparaisse devant la Volapuk! [einde van ingelaste fiche 7 en vervolg van fiche 5]
En Flandre, [≠GG: au contraire,] le flamand coexiste avec [≠GG: la langue française] [+GG: le français]; il reste [+GG: fièreme note intact et vivace à côté de la [einde van fiche 5]
[begin van fiche 8]
c'est [≠GG: le] [+GG: la] volkstaal en habit de Dimanche, si vous voulez; mais c'est cependant [≠VdW: vrai] toujours la vraie langue, l'antique idiome du peuple. |
10 |
En Flandre une langue officielle flamande, une langue à l'instar du néerlandais, qu'il est convenu d'appeler het fatsoenelijk Hollandsch, ne se parle pas et ne s'y parlera jamais. |
Une langue officielle flamande, une langue à l'instar du Néerlandais, qu'il est convenu d'appeler het fatsoenelijk Hollandsch, ne se parle pas en Flandre et ne s'y parlera jamais. |
11 |
Cette situation peut être très différemment appréciée d'après le point de vue où l'on se place, mais les Flaminguistes sont loin de la déplorer; au contraire, ils y trouvent un sujet d'études intéressantes. |
Cette situation peut être très-différemment appréciée d'après le point de vue où l'on se place [einde van fiche 8 en begin van fiche 9] [≠GG:.Entretemps] [+GG:, mais] les Flaminguistes sont loin de la déplorer; au contraire, ils s'en réjouissent et y trouvent un sujet d'études intéressantes. |
12 |
Pour mieux faire connaître à nos lecteurs les idées des Flaminguistes, |
Pour mieux faire connaître [≠GG:,] aux lecteurs de cette revue, les |
| |
| |
|
analysons brièvement quelques-unes de leurs publications: |
idées des Flaminguistes, analysons brièvement quelques articles pris au hasard dans une de leurs publications: |
13 |
Loquela, 8 colonnes 4o paraît mensuellement chez J. Demeester à Roulers au prix de frs. 2,50 par an, fr. 1,75 pour les étudiants. |
Loquela, 8 colonnes 4o, paraît mensuellement chez J. Demeester, à Roulers, au prix de 2 frs. 50 c. par an, 1 fr. 75 c. [einde van fiche 9] |
14 |
Cette Revue, a repris pour dater ses numéros mensuels, les anciens noms germaniques des mois. |
|
15 |
Le premier numéro est daté de ‘Meiavond 1881’ (veillée de Mai) et le dernier que nous avons reçu porte: ‘Alderheiligen,’ (de tous les Saints), c'est-à-dire Novembre 1884. |
[begin van fiche 10]
heiligen [≠GG: 1884],’ (de tous les Saints), c.à.d. Novembre 1884. |
16 |
L'adoption de ces termes est caractéristique. |
Cette manière de dater est caractéristique. |
17 |
Le Meiavond ou la veillée de Mai des Flamands correspond à la Walpurgisnacht de la mythologie allemande. Il était sacré à plus d'un titre aux yeux de leurs ancêtres. Walpurge ou Walburge est un des noms que portait la Freia du Nord. Une cabane bâtie pendant la nuit qui précède le premier jour de mai porte actuellement le nom de Meikotje dans le pays de Furnes. |
Le Meiavond ou la veillée de Mai des Flamands correspond à la Walpurgisnacht de la Mythologie allemande. Il était sacré à plus d'un titre aux yeux de nos Ancêtres. Walpurge ou Walburge est un des noms que portait [+GG: chez nous, daarna ≠GG] la Freia du Nord. [+GG:’, daarna ≠GG] Une cabane bâtie pendant la nuit qui précède le premier jour de [einde van fiche 10 en begin van fiche 11] [ten dele leesbaar: Mai porte actuellement en-] core le nom de Meikotje, dans le pays de Furnes. |
18 |
‘Un Mieikotje achevé pendant la nuit sacrée ne peut être démoli; celui qui l'a construit y a droit de domicile, et ce droit ne peut lui être contesté.’ Tel est le folklore des environs de Furnes. |
‘Un Meikotje achevé pendant la nuit sacrée ne peut être [≠GG: renversé] [+GG: démoli,]; celui qui l'a construit y a droit de domicile, et ce droit ne peut lui être [≠GG: disputé] [+GG: contesté].’ Tel est le folklore des environs de Furnes. |
| |
| |
19 |
La Loquela a-t-elle choisi intentionnellement le Meiavond pour fixer sur le sol flamand sa petite cabane d'observations scientifiques? Et serait-ce une façon à elle d'y affirmer son droit d'existence et d'asile? Nous ne le savons. |
La Loquela a-t-elle choisi [≠GG:, de propos délibéré,] [+GG op ingelaste fiche 12: intentionelleme note le Meiavond pour fixer sur le sol flamand sa petite cabane d'observations scientifiques? Et serait [≠GG: -ce une...] [+GG: -ce une façon ...y...] [einde van fiche 11]
[begin van fiche 13]
Nous ne le savons. |
20 |
En tous cas, que le Meiavond lui porte bonheur! et qu'elle le voie revenir longtemps! |
En tous cas, que le Meiavond lui porte bonheur! et qu'elle le voie revenir longtemps! |
21 |
Après le fascicule de Mai suit celui de Wiedmaand, c'est-à-dire de Juin, ou de la lunaison des jeunes pousses. Wede, wide, signifie surculus, virgultum, dans l'idiome de la West-Flandre, ce qui revient à dire en vieux flamand. |
Après le fascicule de Mai suit celui du Wiedemaand, c'est-à-dire de Juin, ou de la lunaison des jeunes pousses. Wede, wide, signifie surculus, virgultum, dans l'idiome de la West Flandre, ce qui revient à dire en vieux flamand. [einde van fiche 13 en begin van fiche 14] |
22 |
Hooimaand, lunaison du foin, c'est-à-dire Juillet, est la date de la livraison qui suit; après hooimaand, nous trouvons: |
Hooimaand, lunaison du foin, c.à-d. Juillet, est la date de la livraison [≠GG: suivante] [+GG: qui suit]; après hooimaand nous trouvons: [≠GG: le; een correctieteken deed het volgende woord inspringen] |
23 |
Oestmaand, la lunaison de la récolte. |
Oestmaand, la lunaison de la récolte. |
24 |
Pietmaand, la lunaison des ponts mobiles et transportables: pieten, en vieux flamand de la West-Flandre. Ces ponts servent à rendre accessibles les prairies, etc., entourées de larges fossés. |
Pietmaand, la lunaison des ponts mobiles et transportables, pieten, en vieux flamand de la West Flandre. [≠GG: Les] [+GG: Ces] ponts servent à rendre accessibles les prairies, etc: entourées de larges fossés. |
25 |
Bamesse est la première dénomination chrétienne que nous trouvons parmi les noms du mois dont se sert |
Bamesse [≠GG:, c'est-à-dire Octobre,] est la première dénomination chrétienne que nous trouvons parmi |
| |
| |
|
Loquela. C'est la Messe, la fête du grand patron des Flandres, Bauo, Saint-Bavon. Elle rappelle l'époque où l'ancienne langue et les anciennes croyances des Flamands n'avaient subi que peu d'altérations. |
les noms de mois dont se sert Loquela. C'est la Messe, la Fête du grand Apôtre des Flandres Bauo, St Bavon [≠GG:, elle] [+GG:. Elle] rappelle l'époque où l'ancienne langue et les anciennes croyances des Flamands n'avaient subi que [≠GG: fort] peu d'altérations. |
26 |
Alderheiligen, la fête de tous les Saints, est le nom populaire du mois de novembre, comme Bamesse sert à désigner le mois d'octobre. |
Alderheiligen, la Fête de tous les saints, est le nom populaire du mois de Novembre, comme Bamesse sert à désigner le mois d'Octobre [≠GG:,] [+GG:.] [Hierop volgde een regel die onleesbaar is.] [einde van fiche 15 en begin van fiche 16] |
27 |
Kerstmaand est la lunaison du Kerst ou du Christ. |
Kerstmaand est la lunaison du Kerst ou du Christ. |
28 |
Jaarmesse, la messe du premier jour de l'an, désigne janvier. |
Jaarmesse, la messe du premier jour de l'an, désigne [≠GG: le mois de] Janvier. |
29 |
Sporkele, la lunaison des jours intercalaires, de sperken, sporken, enjamber, passer en sautant, signifie février. |
Sporkele, la lunaison des jours intercalaires, de sperken, sporken, enjamber, passer en sautant, signifie Février. |
30 |
Lente, la lunaison printanière, remplace le nom vulgaire du mois de mars. |
Lente, la lunaison printanière, [einde van fiche 16 en begin van fiche 17 in het midden van het w. printanière] remplace le nom vulgaire du mois de Mars. |
31 |
Et enfin Oostermaand, la lunaison d'Ostara, la lumineuse déesse du printemps, qui correspond au temps pascal des chrétiens, termine l'année scientifique de Loquela. |
Et enfin Oostermaand, la lunaison d'Ostara, la lumineuse Déesse [≠GG: de la fête] du printemps, qui correspond [≠GG: aux Pâques chrétiennes,] [+GG: au temps pascal des chrétiens,] termine l'année scientifique de Loquela. |
32 |
L'épigraphe Loquela tua manifestum te facit, Matth: XXVI, 73, n'est pas moins caractéristique. Elle nous |
|
| |
| |
|
représente St-Pierre, dans la grande cité des juifs, trahi par l'accent de son dialecte rustique et reconnu disciple du Galiléen. |
|
|
La nationalité, la civilisation, la vie, les idées, les traditions, en un mot, l'homme tout entier se reflète et se peint dans son langage. |
1 |
34 |
Aussi les flaminguistes et spécialement les écrivains de la Loquela se sont-ils donné la mission de se répandre parmi le peuple, de l'écouter, de recueillir sur les lèvres de l'ouvrier comme du bourgeois, les mots inconnus ou restés dans l'oubli, de les réunir, les étudier, d'en rechercher l'origine, les développements et transformations et de composer par lambeaux un Wortschatz qui puisse rendre des services à la science des langues comme à celle de l'homme. |
|
35 |
Cela dit, présentons quelques études de détails. |
|
|
(A continuer) |
Guido Gezell. [sic!] |
|
[Hierop volgt in een voetnoot, waarnaar in de tekst niet verwezen wordt, een toelichting van de redactie:] |
|
36 |
(1) Signalons ici quelques traits qui démontreront l'utilité de l'étude du Flamand pour la linguistique indo-européenne: Le Persan tak branche se retrouve dans le flamand tak id. le vañta avestique dans fl. vent, amant, époux: [in Griekse karakters:] speud, spoud, dans fl. spoeden. Le flamand transforme d en y tout comme le Persan, Ex. goeye p. goed, bôï p. bôd, spoeijen p. spoeden, comme en persan p. ex. bôi = bôd, etc. |
C.H. |
Uit de vergelijking van de twee versies kunnen we opmaken, dat de redactie van Le Muséon de oorspronkelijke tekst heeft laten wijzigen of dat ze hem, al dan niet met Gezelles goedkeuring, zelf heeft gewijzigd. De inleiding (al. 1) en het slot (al. 32 tot al. 35) zijn hoogstwaarschijnlijk van de Harlez' hand of werden toch door hem geïnspireerd. In het handschrift van Cordelia Vande Wiele volgt al. 2 onmiddellijk op de titel Les Flaminguistes en het laatste blad, waarop de tekst vanaf al. 27 tot en met al. 31 voorkomt, bevat duidelijk het einde van het handschrift. Dit blad is kleiner van formaat zodat het volledig werd bewaard; van alle andere bladen zijn strookjes verloren gegaan toen ze tot fiches versneden werden. En het is zeer duidelijk dat er op al. 31 geen tekst meer aansloot.
Die inleiding en dat slot verschillen daarenboven van de rest van de tekst. In de eerste plaats stilistisch: de zinnen zijn meer uitgebalanceerd, ze dreunen, terwijl Gezelles zinnen in dit wetenschappelijk proza in- | |
| |
dringender zijn en meer kruim bevatten. In de tweede plaats wijken ze er inhoudelijk van af: nergens treffen we in de oorspronkelijke tekst een zinspeling aan op het belang van het werk der ‘Flaminguisten’ voor de studie van de algemene taalkunde; de dichter houdt zich bezig met het Westvlaams en daarmee uit, de studie van de volkstaal is doel op zich en hoeft geen verdere fundering. De voetnoot van de Harlez echter plaatst Gezelles bevindingen in een veel breder verband, en de inleiding en het slot doen hetzelfde. In de inleiding is er spraak van het nut van het onderzoek van de ‘Flaminguisten’ voor ‘la linguistique’ en in het slot wordt diezelfde studie nuttig voor ‘la science des langues’, ja zelfs voor de kennis van de mens in het algemeen. Men kan niet aan de indruk ontkomen dat de Harlez meende dit zonderlinge stuk voor zijn lezers te moeten verantwoorden. Daarbij zou m.i. Gezelle bezwaarlijk het woord ‘Wortschatz’ hebben kunnen gebruiken.
Uit de eerste alinea en uit de toevoeging van de titel Etudes de philologie néerlandaise blijkt ook de bedoeling om een reeks artikelen aan het onderwerp te wijden. Bedoeling die in de Harlez' tweede brief geformuleerd wordt, maar nergens in Gezelles tekst tot uiting komt. Ook niet in alinea 12, waar de zinsnede ‘quelques articles pris au hasard’ trouwens slechts een handige manier is om een nieuw stukje als reeds verschenen voor te stellen. Ch. de Harlez heeft dit blijkbaar wel doorgehad, want in de gedrukte tekst vernemen we de waarheid: ontleed wordt niet een aantal artikelen, maar het tijdschrift zelf!
De hand van de Harlez menen we in al. 12 nog eens terug te vinden wanneer ‘lecteurs de cette revue’ wordt gewijzigd in ‘nos lecteurs’ en in al. 17 waar, door de vervanging van ‘nos ancêtres’ door ‘leurs ancêtres’ de verantwoordelijke voor de gedrukte versie duidelijk afstand neemt van de opsteller van het handschrift. In dit laatste is van die wijzigingen geen spoor terug te vinden.
Ch. de Harlez heeft er tenslotte naar gestreefd Gezelles tekst zo algemeen mogelijk te houden. De weglating in al. 4 van de zin: ‘Il (= de wetenschappelijke Vlaamse Beweging) ne dit rien, paraît-il, à la Néerlande, ...’ neemt alleszins mogelijke reminiscenties aan het gekibbel tussen particularisten en voorstanders van de Algemene Taal weg. Ook al. 12 is, dunkt me, door de wegwerking van het hierboven genoemde lieve leugentje, minder typisch klein-Gezelliaans geworden. Hetzelfde dient gezegd van al. 11, waar de zin ‘ils s'en réjouissent’ werd weggelaten.
We weten niet of het handschrift van Cordelia Vande Wiele dat in ons bezit is, naar de drukker is gegaan. De meeste correcties van Gezelle
| |
| |
op die kopij zijn in de gedrukte tekst wel doorgevoerd (al. 4, 1ste correctie, 8, 11, 18, 19, 22, 24, 25, 28 en 31), maar de belangrijke aanvulling van al. 9 (‘Voici ...’ tot ‘... Volapuk;’) werd niet gehonoreerd en daar bleef ook een gedeelte van de oorspronkelijke tekst (‘En Flandre...’ tot ‘... du peuple.’) achterwege. Daarenboven is het jaartal van al. 4 (18...) op die kopij niet volledig en werd in al. 21 ‘Wiedemaand’ geschreven en dit werd door Gezelle niet verbeterd. Het is dus mogelijk dat de dichter de twee handschriften van Cordelia verbeterde en aanvulde, maar dat het niet bewaarde méér correcties bevatte dan het bewaarde. Maar ook al zouden theoretisch sommige varianten op het tweede, niet bewaarde handschrift kunnen teruggaan, toch lijkt het mij in het licht van wat hierboven werd gezegd, nog zeer waarschijnlijk dat de Harlez zelf voor heel wat wijzigingen verantwoordelijk is.
Met het voorgaande houdt verband de vraag of Gezelle de proeven heeft verbeterd. Sommige correcties of wijzigingen waarvan we op het bewaarde handschrift geen spoor terugvinden, zouden we, zoals gezegd, liever op rekening van de Harlez schrijven (bv. ‘nos’ i.p.v. ‘leurs ancêtres’ in al. 17 en in al. 12 ‘nos lecteurs’ i.p.v. ‘lecteurs de cette revue’). Die bewijzen dus niets. Alleen i.v.m. het jaartal in al. 4 en met het woord ‘wiedemaand’ in al. 21 is de toestand niet duidelijk. Die aanvulling resp. wijziging kon nochtans ook door de Harlez gebeuren. Deze zal te Leuven wel in de gelegenheid geweest zijn te achterhalen in welk jaar het ts. Taalkundige Bijdragen zijn laatste nummer had gebracht, en voor de spelling van het w. wiedmaand volstond het dat hij Loquela opensloeg. (Grammaticale, stilistische en andere kleinere verbeteringen zoals die van al. 2 ‘conviendrait’, al. 7 ‘coexistence’, al. 9, al. 10, al. 13 ‘2 frs. 50 c.’ enz., al. 16, al. 17 ‘encore’ en al. 25 ‘noms de mois’Ga naar voetnoot9, waarvan in het hs. geen spoor is weer te vinden, mag een redactie zich wel zonder meer veroorloven. Maar het feit dat Gezelles naam aan het einde van het stuk foutief wordt gespeld, is, dunkt me, ruimschoots voldoende om te veronderstellen dat Gezelle geen proef zag of, indien hij ze zag, dat hij ze niet terugstuurde.
Of Gezelle een proef ontving en of de Harlez belangrijke gedeelten bijvoegde of wijzigde, kan niet met volstrekte zekerheid uitgemaakt worden. Maar een feit is - en dit houdt dan wel met diezelfde vragen verband - dat Gezelle zijn medewerking na het verschijnen van het eerste stuk heeft stopgezet, terwijl dit - tenminste in de ogen van de redactie - slechts de inleiding was van een reeks opstellen. Dit blijkt
| |
| |
uit de tekst (al. 1 en 35), uit de tweede brief van de redactie en uit de toevoeging ‘A continuer’ aan het einde van het stuk.
Waarom staakt de dichter zijn nauwelijks gestarte medewerking?
Was het omdat de Harlez zijn tekst enigermate naar zijn hand had gezet?
Was het omdat zijn naam foutief gespeld werd? (De redactie bleef op dit punt trouwens halsstarrig in de boosheid. In de inhoudstafel per aflevering, blz. 671, is het nogmaals Guido Gezell en in de inhoudstafel op naam van de auteurs, blz. 673, wordt het voor de afwisseling dan maar: Geselle Guido.)
Of was het omwille van de kritiek van zijn vrienden?
Ook dit laatste is mogelijk; te meer daar die kritiek ten volle gewettigd was. Gezelle staat in dit in het Frans gestelde stuk stellingen voor die om meer dan een reden, met geen enkel soort gezond flamingantisme verzoenbaar zijn. Op grond van zijn zo genoemde wetenschappelijke Vlaamse Beweging of ‘Flaminguisme’ kleeft de dichter, behalve enkele wetenschappelijke, inderdaad ook de volgende taalpolitieke opvattingen aan:
1. | Een Algemene Taal, zelfs een Algemene Vlaamse Taal, heeft in Vlaanderen, waar de taal van de vaderen nog steeds zuiver is gebleven, geen reden van bestaan (al. 5) en ook geen toekomst: ‘En Flandre une langue officielle flamande, une langue à l'instar du néerlandais, ..., ne se parle pas en ne s'y parlera jamais’ (al. 10). |
2. | De in sommige omstandigheden van het maatschappelijk leven noodzakelijke algemene taal is in Vlaanderen niet het Hollands (zeker niet!), ook niet een Algemeen Vlaams, maar het ... Frans (al. 6)! |
3. | Ook in Nederland trouwens is de bloei van de Algemene Taal niet te waarderen (al. 9, niet opgenomen aanvulling, cf. tekst van het handschrift). |
Ten overstaan van zulke stellingen (die Gezelle blijkbaar huldigt met een utilitair doel, om nl. de studie van de volkstaal blijvend mogelijk te maken), konden de vrienden van de dichter niet onverschillig blijven. Gezelle zou echter Gezelle niet zijn, indien hij omwille van kritiek, in het aanschijn van iedereen zou inbinden. Toch mag men zijn Tieltse rede, ondanks al haar heftigheid, als een gemilderde of toch voorzichtiger weergave van zijn Muséon-artikel beschouwen. De achtergrond blijft identiek, maar stelling 2 en 3 worden praktisch buiten beschouwing gelaten en van stelling 1 houdt hij enkel de afwijzing van het Algemeen Hollands over. Nadrukkelijker, maar tevens veel meer gevoelsgeladen
| |
| |
verdedigt hij echter zijn wetenschappelijk georiënteerde Vlaamse Beweging als de enig aanvaardbare t.o.v. de politiek gerichte. De gelegenheid daartoe was schoon, want De Bo had gedaan wat hij zelf aan het doen was en door De Bo te huldigen, stelde hij tevens de voortreffelijkheid van zijn eigen activiteit in het licht. We kunnen niet aan de indruk ontkomen dat zijn rede te Tielt een strategisch pro domo werd ter verdediging van vroeger geformuleerde en terecht aangevochten stellingen. In het licht van de toenmalige Vlaamse Beweging kwamen echter niet alleen die stellingen, maar ook zijn Tieltse rede zeer ongelegen.
j. boets
|
-
voetnoot1
-
a. walgrave, Het leven van Guido Gezelle, Amsterdam 1924, dl. 2, blz. 136.
-
voetnoot3
-
robrecht boudens, Kardinaal Goossens en de Vlaamse Beweging; - De Maand XIII (1970), blz. 233, voetn.
6; uittreksel uit een brief van Ignace De Beucker, voorzitter van het bestendig comité van de Landdag van de Nederduitse Bond aan kan. De Coninck, secretaris van het aartsbisdom Mechelen, d.d. 30 dec. 1885.
-
voetnoot4
-
Jubileurnuitgave van Guido Gezelle's volledige werken; Brieven van, aan en over Gezelle, dl. I, blz. 200: ‘Zoo zult gij het mij ook vergeven wanneer ik u b.v. zegge dat ik met spijt uw artikel gelezen heb overtijd in Le Muséon verschenen. Wat goeds kan daarmêe verricht worden?... // Gaat gij - rechtuit gesproken! - gaat gij niet een beetje te verre??... // ... // Is er geen middel uwe Kerkhofbloemen voor Mr. Debo ievers te krijgen? Is dat in den handel?’ - Bedoelde Kerkhofbloemen waren niets anders dan de rede die Gezelle te Tielt had uitgesproken; deze was intussen onder die titel verschenen in RdH. van 4 oktober 1885; wat er op wijst dat Van Oye RdH. niet regelmatig las. - Zie ook caesar gezelle, Guido Gezelle 1830-1899, Amsterdam 1918, blz. 207 v. en a. walgrave, o.c., blz. 115 v.
-
voetnoot6
- Bij het kopiëren van de brieven van Ch. de Harlez voegden we de accenten toe waar die in het ragfijne geschrift wel eens schenen te ontbreken. We danken Christine D'haen die zo vriendelijk was het afschrift met de oorspronkelijke stukken te vergelijken.
-
voetnoot7
- Van het artikel over Dam dem den uit Loquela IV, nr. 7, nov. 1884, waarover de Harlez het in zijn eerste brief heeft, is verder geen spraak meer.
-
voetnoot8
- Citaat uit het artikel De nieuwe wereldtaal Volapük in Noord en Zuid, laatste nummer van het jaar 1884, blz. 365-370; cit. blz. 365. Het artikel draagt als datering ‘Rotterdam, Sept. '84’. De volledige tekst zal wel als volgt geweest zijn: ‘... De dialecten verdwijnen meer en meer om plaats te maken voor één taal: de Nederlandsche’. Daarop volgde dan wellicht een vertaling van het hele citaat.
-
voetnoot9
- De wijziging van ‘nom de mois’ in ‘noms du mois’ roept wel grammaticale bedenkingen op.
|