Spiegel der Letteren. Jaargang 11
(1968-1969)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
[Nummer 4] | |
Eugeen de Bock LXXXEugeen De Bock, die in april jl. zijn tachtigste jaar bereikte, de levenwekker o.a. van deze Spiegel der Letteren, zou uit een opstelling en rangschikking van zijn publicaties te voorschijn komen, niet enkel als een eerbiedwaardig beoefenaar van de literatuur en van de literatuurstudie, niet enkel als een belangrijk cultuurhistoricus die zich niet opsluit binnen de eigen grenzen, maar ook - en dat vooral - als een kritisch waarnemer van het verloop der dingen in de uitgevers- en boekhandelswereld, die het riskant initiatief nam series op te richten welke, elk op hun domein, geroepen waren om bakens te verzetten. Men denke o.a. aan De Seven Sinjoren, De Vlaamsche Primitieven, Steden en Landschappen en de Dialectatlassen. En wat hebben opvoedkunde, onderwijs en biblio- | |
[pagina 242]
| |
theekwezen niet aan hem te danken die vernieuwende ondernemingen tot stand bracht waar Vlaanderen zulke vernieuwingen broodnodig had. De sporen die Eugeen De Bock in de literatuurhistorie zal nalaten - gezwegen van zijn zo actieve belangstelling voor Vlaamse auteurs die hij na 1918 in het zadel zou helpen - zijn van heel bijzondere aard. Zij hebben als het ware te maken met De Bocks temperament, met zijn visie op het leven, met zijn opvattingen in politicis: behoort hij niet tot diegenen die in hun jeugd - men leze zijn Jeugd in de stad van 1918 en 1889-1959: Enig jeugdwerk aangeboden door vrienden (1959) - niet tevreden met de heersende toestanden waren en, zowel individueel als gezamenlijk de kunst en de letteren van hun tijd, anders d.w.z. universalistisch wensten te beleven? In dit licht moet De Bocks frisse benadering van de romantiek gezien worden, de zuiverende verklaring van b.v. Conscience's werkelijk artistiek vermogen. Was het ook niet De Bock die in een plaketje, vijftig jaar geleden reeds, de heel bijzondere aandacht opvorderde voor De Laets sonnet Onttoovering en daarover ideeën verkondigde die pas veel later als scherpzinnige inzichten aanvaard zouden wordenGa naar voetnoot1. Het heeft voor insiders-lezers van dit tijdschrift geen zin de verdiensten van Eugeen De Bock als literatuurhistoricus te gaan afwegen. Zelfs wanneer sommigen niet bereid zijn om alle suggesties en oplossingen te aanvaarden die hij, alleszins met macht van argumenten, uit eigen opdelvingen samengelezen, voorstelt, dan kan niemand toch de betekenis betwisten van het overvloedige, zeer dikwijls nieuwe materiaal dat hij van de rederijkers tot de twintigste eeuw aangesleept heeft om de ogen te openen en tot nieuwe evaluaties te komen. Op deze plaats wordt er wel graag aan herinnerd, dat De Bock in 1912 de ‘cheville ouvrière’ geweest is van de Eeuwfeest-tentoonstelling die (aan de Minderbroedersrui!) aan Conscience gewijd werd, zonder dewelke noch het huidige ‘Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven’ zou ontstaan zijn, noch, a fortiori, het ‘Centrum’ voor de bestudering van de geschiedenis van het Vlaamse cultuurleven van 1750 af: een continuiteit in zichzelf. Uit de ijver om onze verwaarloosde letteren tot gespreks- en studiethema te maken is precies ook deze Spiegel ontstaan: niet om belletristische redenen maar uit literair-wetenschappelijke noodzaak. | |
[pagina 243]
| |
Wat De Bock deed voor de eigen letterkunde, volbracht hij ook voor het eigen boek. Terwijl hij voor zijn uitgaven naar originele, moderne illustrators zochtGa naar voetnoot2, het expressionisme zijn kansen bood, was hij erop bedacht het ‘Vlaamse boek’ een stevig-georganiseerde basis te bezorgen en - want bij De Bock gaan onopgemerkt veel zaken samen - de geschiedenis van boekhandel en uitgeverij in Vlaanderen met elementen van meer economische aard te verrijken, o.a. door het auteursrecht als begrip in te schakelen. Toen het ‘Eerste Wetenschappelijk Vlaams Congres voor boek- en bibliotheekwezen’, onder de leiding van Maurits Sabbe in 1930 werd samengeroepen, was deze De Bock met een lezing van de partij, en het eerste up-to-date vakkundig Overzicht van de geschiedenis van het Nederlandsche boek is van zijn hand. Aan de ‘nuchtere minnaar’ van de hele Nederlandse cultuur, wiens vastberaden hand in zo vele domeinen herkenbaar is, brengt Spiegel der Letteren een eerbiedige hulde; zij dankt hem voor de stimulans van 1956.
de redactie |