Spiegel der Letteren. Jaargang 9
(1965-1966)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdNog eens over HouwaertOp een artikel van Dr. F. van Vinckenroye in Leuvense Bijdragen van 1963, pp. 91 en vlgg., antwoordend op een uiteenzetting van mij in Spiegel der Letteren 1963, pp. 222 en vlgg., welk artikel mij eerst onlangs voor ogen kwam, wens ik na enige aarzeling, omdat er nu al drie jaar tussen verlopen zijn, toch nog eens terug te komen. Het gaat er hem om, of De vier Wtterste vóór of na Paranaesis Politica zou geschreven zijn. Uit het verhaal van Houwaert in Paranaesis Politica, hoe ‘Waerheyt’ hem destijds een bijbel schonk ‘om de vier Uyterste te beter te moghen beschryven’: ... ick wert terstont ghesint de Poëterye,
Met de Phylosphye van my te verdryven,
En my te oeffenen in Goddelycke clergye,
Om de vier Uyterste te beter moghen beschryven
besluit Van Vinckenroye dat dit boek na Paranaesis Politica geschreven werd. Volgens mij ligt het voor de hand dat het net andersom is: Het schrijven van De vier Wtterste behoort tot het door Houwaert in P.P. opgeroepen verleden. | |
[pagina 266]
| |
Ook in zijn in 1965 verschenen uitgave van De vier WttersteGa naar voetnoot1 komt Van Vinckenroye hier herhaaldelijk op terug. Op p. 58 specifieert hij dat De vier Wtterste direct na Paranaesis Politica geschreven werd, en op p. 59 dat in Paranaesis Politica De vier Wtterste reeds in het vooruitzicht wordt gesteld. Op p. 49 schrijft hij dat de dichter in Paranaesis Politica vertelt dat hij van ‘Waerheyt’ een bijbel ten geschenke kreeg en dat hij die nu wilde gebruiken enz., maar dat nu staat er niet bij Houwaert. En waar op het einde van De vier Wtterste Houwaert zelf zegt dat hij ‘dit stichtende morael’ destijds zodra hij uit de gevangenis verlost was (1569) ‘rasschelyck in dichte stelde’, negeert Van Vinckenroye dat en verklaart hij dat we ‘dienen omzichtig te zijn met de interpretatie van zulke uitspraak’! Wat het ontstaan van Parapanaesis Politica betreft wil ik toch nog even verwijzen naar wat ik in mijn boekje over HouwaertGa naar voetnoot2 geschreven heb over de in 1584 uitgegeven De Constancia van Justus Lipsius. De Paranaesis vertoont er enige overeenkomst mee, Houwaert heeft er zelfs de naam van zijn voornaamste personnage, de nimf Constantia, aan ontleend, zou men zeggen. Als we hier mogen uit besluiten dat Paranaesis Politica na het werk van Lipsius geschreven werd is het tevens uitgesloten dat De vier Wtterste, dat in 1583 het imprimatur kreeg en in 1585 verscheen, na Paranaesis zou ontstaan zijn. Het zou de moeite lonen het werk van Lipsius met de Paranaesis eens nauwkeuriker te vergelijken. Nu ik toch aan het schrijven ben: Ik had in mijn Houwaert een aantal verzen aangehaald die blijk geven van reformatorische gezindheid. Bij twee daarvan, over de predestinatie en over het lezen van de bijbel: Want Godt en heeft maer ettelijcke menschen vercoren
Door sijn heymelijcke predestinatie
en Ghy en cont oock gheen recht christen ghewesen
Om dat ghy de schrift niet en hebt doorlesen
op pp. 61 en 62 van De vier Wtterste, had Van Vinckenroye in ‘Leuvense Bijdragen’ 1960, pp. 97 en vlgg., opgemerkt dat ze in de mond werden gelegd van de ‘vijand’ of de duivel, en dat ze dus de mening van Houwaert niet weergeven, waarop ik in Spiegel der Letteren antwoordde dat naast de woorden waarmede deze ‘vijand’ op het toneel wordt gebracht: De vyant quam by my om mijn siel te vermoorden
En sprack:
in de marge gedrukt staat: ‘De vyant spreeckt somwylen waer (cursivering van mij): maer hy liegt meest’, alsof Houwaert hier zijn eigen aarzeling wil te kennen geven. Nu repliceert Van Vinckenroye in zijn artikel van 1963 tot mijn verbazing dat die marginale opmerking ‘helemaal niet naast de door (hem) gewraakte verzen staat’ maar zelfs op een andere bladzijde en wel precies bij de verzen Ghy verlaten sondaer wat nu te rade...
| |
[pagina 267]
| |
Ten eerste heb ik nergens gezegd dat de marginale opmerking naast die verzen staat. Ik heb gezegd dat ze naast de aanhef van de duivelse toespraak staat, namelijk, als we die geheel citeren: De vyant quam by my om mijn siel te vermoorden
En sprack: Ghy verlaten sondaer wat nu te rade...
Dat klopt dus volkomen, en wat het lezen van de schrift betreft, geeft dat soms niet de mening van Houwaert weer?
e. de bock |