Spiegel der Letteren. Jaargang 7
(1963-1964)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdLatijnse gedichten van Th. Beza vertaald door J. de Decker en anderenIn 1548 liet de negenentwintigjarige Théodore de Bèze (Theodorus Beza Vezelius) te Parijs zijn Latijnse Poemata in druk verschijnenGa naar voetnoot1. Voor zijn epigrammen (dit soort gedichten schreef hij het liefst) had hij zich Catullus en Martialis tot voorbeeld genomen. Nog niet door het licht des Evangelies bestraald, had hij in deze jeugdgedichten ook aan amatorische ondeugendheden in catulliaanse trant een plaats gegund. In 1569 zond Beza een herziene uitgave van zijn Latijnse gedichten in het lichtGa naar voetnoot2, maar daarmee waren de dartelheden van de eerste uitgave niet uit de wereld, tot leedwezen van Beza, tot leedvermaak van anderen. Jaloerse ambtgenoten spraken er over met ironie, verklaarde confessionele tegenstanders, roomsen en luthersen, met larmoyante verontwaardiging en verguizingGa naar voetnoot3. Zoals in andere moderne litteraturen vindt men ook bij Nederlandse dichters hier en daar Latijnse gedichten van Beza vertaald. Ernstige dichters bepaalden zich uiteraard tot die gedichten die Beza hetzij niet verworpen hetzij herzien hetzij in latere uitgaven had toegevoegd. Beza's embleemtekst op de ware godsdienst is vertaald door Revius en door Geerardt Brandt, die ook Beza's lovende epigram op Erasmus heeft vertaald. J. Vollenhove vertaalt van Beza de ‘Offerhande voor 't vaderlant van Publius Decius den eerste’ en enige epigrammen op Dido en op Lucretia, Jeremias de Decker een epigram op Lucretia en een puntdicht op de kardinalenGa naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||
Beza: In purpuratos cardinales
Semiuiros quicunque patres radiante galero
Conspicis & rubrae syrmata longa togae:
Crede mihi, nullo saturatas murice vestes,
Diuite nec cocco pilea tincta vides.
Sed quae rubra vides, sanctorum caede virorum,
Et mersa insonti tota cruore madent.
Aut memor istorum quae celet crimina vestis,
Pro dominis iusto tacta pudore rubet.
J. de Decker: Op de purpere vaderen
GHy die van top tot teen de Roomsche Vaders siet
Int rood scharlaken proncken,
Hunn' hoên en tabberden en sijn (gelooft 'et) niet
Van purper-sap doordroncken:
Sy syn of rood van 't bloed geperst uyt Christus leên;
Of schaemrood om de vlecken,
De lemten, lasteren en schandelijcke seên
Der meesters, diese decken.
Zoals gezegd, waren de catulliaanse speelsigheden van Beza, door hem betreurd en verworpen, de wereld niet uit. Zijn jeugdgedichten behoren in de achttiende eeuw tot de ‘klassieke’ bundels van de lichte neolatijnse Muze, samen met de Juvenilia van M.A. de Muret, de Juvenilia van Janus Secundus, de Pancharis van Janus BonefoniusGa naar voetnoot5. Van Beza's amatorische ondeugendheden zijn mij tot heden geen vertalingen in het Nederlands bekend geworden met openlijke vermeldingen van zijn naam. Eenmaal vond ik zijn naam tactisch bewimpeld in wat wel een bundel studenten-poëzie is. Te Groningen verscheen in 1724 een vertaling van Pancharis of Minnedichtjes van Janus Bonefonius. De vertaler zegt in het voorbericht dat hij zijn naam willens achterhoudt ‘zo uyt inzigte van de afpersing van dit ontvoltoit Werkjen, als van het dom en ongelukkig oordeel van zommige gefronste Viesneuzen te ontgaan, die het meest geladen hebben op deze soort van Minnevaersjes.’ Op Pancharis volgen met nieuwe paginering amoureuze Mengeldichten, die voor het merendeel vertalingen zijn uit neolatijnse dichters. Hieronder is een ‘Vertroosting aan Rozelyn door een hevige koortze aangetast. Uyt Veselius.’ Veselius (= van Vezelay) | |||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||
is Beza die in een catulliaans gedicht van 59 hendecasyllabi Ad Candidam, beginnendGa naar voetnoot6
Tot slot richt de dichter nog een woord van troost tot zijn lief; in ‘vers rapportés’ waarvan de Fransen in de zestiende eeuw zo houden, worden de vier aantrekkelijkheden nog eens gevierd.
j.c. arens |
|