Spiegel der Letteren. Jaargang 7
(1963-1964)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdVan Lotis tot Kloris: een drukfout bij AntonidesDe tuingod Priapus, een roodgemeniede, grotesk ithyphallische dievenverschrikker, is, evenals Pan Silenus en de satyrs, spreekwoordelijk wellustig. In Ovidius' Metamorphosen ontbreekt hij niet onder de belagers van de ooftgodin Pomona. Ovidius omschrijft hem als ‘de god die de dieven deels door zijn snoeimes deels door zijn mannelijke roede verschrikt’Ga naar voetnoot1. Voor het tweede wapen in deze omschrijving vermeed Vondel in zijn vertaling het naakte woord. Eerst wilde hij de zaak bewimpelen, en schreef: ‘met zyne puds’Ga naar voetnoot2. De puts is het ‘zakje of pijpje, oudtijds (tot in de 17de E.) aan zekere soort van mansbroek bevestigd, waarin het mannelijk lid werd gedragen’Ga naar voetnoot3. Bij nader inzien leek hem deze verwijzing naar de stok des aanstoots te duidelijk, en uiteindelijk schreef hij: Ook Priaep, die den hof voor dieven sluit, hen praemt,
En met een snoeimes dreight!
| |
[pagina 132]
| |
Vader Vondel besnoeide; in de Gedichten van zijn ‘zoon’ Antonides van der Goes daarentegen is, door een penibele drukfout, het priapeïsch element veeleer aangedikt. Ovidius vertelt in de Fasti waarom de ezel aan Priapus geofferd wordtGa naar voetnoot4. De goden vieren het feest van Bacchus. Op de picknick, waar de nimfjes zijn, verschijnt ook het wellustig volkje, saters, Pan, Silenus op zijn ezel, en natuurlijk Priapus. Deze is op de nimf Lotis gebrand, maar de trotse schone moet hem niet. 's Nachts echter, als alles ligt te slapen, waagt Priapus een kans, besluipt haar; de adem inhoudend vlijt hij zich naast haar en is doende alle beletselen weg te trekken, als Silenus' ezel het op een balken zet. De nimf schrikt op, stoot Priapus weg, en brengt vluchtend het woud in rep en roer. At deus, obscura nimium quoque parte paratus,
Omnibus ad lunae lumina risus erat.
Maar godt Priaap, zelfs al te vaerdig in 't geweer,
Doet elk, by maaneschyn, belacchen die vertooning.
Vert. A. Hoogvliet, 1719, p. 19.
De clou van dit verhaal had Antonides van der Goes (1647-1684) in 1665, toen boertigheid in de mode was, reeds gegeven in ‘De klagende Damon, Over het afvaren van zijnen Doris. Herdersklachte. Aen den Heere W. v. Ranou’Ga naar voetnoot5. Hierin is sprake van ‘een wierookschael, van Doris heel gemaakt’, waarop het échec van Priapus staat afgebeeld. Zulke beschrijvingen van bestaande of denkbeeldige kunstvoorstellingen, zijn in de bucolische poëzie sedert Theocritus en Vergilius niet ongebruikelijk. De beschrijving is een vroege echo uit de Fasti in de Nederlandse dichtkunst. ‘De klagende Damon’ uit 1665 is opgenomen in de Gedichten van Antonides, een jaar na diens dood door zijn vader uitgegeven. De naam van de nimf staat er ontsierd door een K, mogelijk opgeroepen door de k van het voorafgaande woord klucht. Uit Ovidius' Metamorphosen weten we, dat Lotis, vluchtend voor Priapus' obscene delen, in een lotos veranderd isGa naar voetnoot6. In Antonides' Gedichten heeft de (moedwillige?) ontsiering van haar naam in de eerste druk geleid tot verlies van haar identiteit in de derde druk. In de tweede druk van 1705 is de t in Klotis niet goed gezet; men aarzelt even tussen t en r. In de derde druk van 1714 is Klotis herschapen in Kloris: een alleszins gelukkige conjectuur (als men de K niet aanvecht); want Kloris, Chloris, is de Griekse naam van Flora, wier verbintenis met Zephyrus welbekend was. De tuingod belaagt de bloemgodin; het klinkt heel redelijk. De arme Lotis heeft het loodje gelegd, een voorbeeld van metamorfose door drukfout. | |
[pagina 133]
| |
De welbekende klucht van Klotis en Priaep,
Heeft hy daer bygevoegt. de veltnimf legt in slaep.
De roode boomgod schijnt alleen bezorgt te waken.
Men ziet natuurlijk hem van vrouweliefde blaken.
Hy maekt de maegt vast bloot, in 't aenzien van de maen.
Den Ezel van Sileen gaept om geluit te slaen.
DieGa naar voetnoot7 wijngod hoe vol slaeps wort wakker door het razen,
Het gantsche leger lacht. Priaep, vol van verbazen,
Vint zich te vroeg met zijn gespanne snaer gereet.
J.C. Arens
|
|