Spiegel der Letteren. Jaargang 6
(1962-1963)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
KroniekCodicologie en filologie
| |
[pagina 38]
| |
Voor de filologie heeft dit onmiddellijk een zeer ingrijpend gevolg. Papier, vooral de dunnere kwaliteit, het zeer veel gebruikte papier na het midden van de veertiende eeuw, dwong tot een andere correctie dan mogelijk was bij gebruik van perkament. Papier laat namelijk nauwelijks rasuur toe, het vraagt daarbij althans om een zeer voorzichtige behandeling. Daardoor blijven in papieren codices de fouten dikwijls staan. Wij krijgen deze dan òf tegelijkertijd met de correcties te zien, òf er wordt nauwelijks dan wel in het geheel niet gecorrigeerd. Door de eerste handelwijze wordt onze kennis van de tekstgeschiedenis, zoals men kan begrijpen, specifiek beïnvloed. Vóórdien vinden wij voornamelijk zichtbare fouten en correcties, resp. redactieveranderingen in die codices die autografen zijn of die in de loop der tijden veel gebruikt en herhaaldelijk geannoteerd werden. Beide kategorieën zijn voor teksten in een andere taal dan het Latijn zéér zeldzaam. Door het gebruik van papier krijgen wij echter veel vaker codices te zien die ons inzicht gunnen in de tekstgenese of die ons rechtstreeks leren hoe iemand zich kon verschrijven en hoeveel, of hoe weinig, aandacht er aan correctie werd besteed. Zulke codices zijn een aangewezen oefenveld voor de neo-filoloog, die, behalve natuurlijk in de hogeschool der klassieke filologie, daar de ervaring kan opdoen die hij nodig heeft om tekstkritisch inzicht te krijgen in perioden waar het minder mededeelzaam perkament hem voortdurend voor lastige vragen stelt. Het ongewijzigd laten van een tekst met alle onvermijdelijke fouten, die andere vorm van behandeling van papieren codices dus, heeft een zeer eigen en diep ingrijpende invloed op de latere tekstgeschiedenis gehad. Als er gecopieerd werd naar een ongecorrigeerde, en dus vaak evident corrupte, redactie, leefden de fouten door een poging tot herstel dikwijls op de wonderlijkste wijze verder. Maar bovendien ontstond er door de productie van ongecorrigeerde codices een nieuwe habitus ten aanzien van de kwaliteit van de redactie die een boek kan en mag bevatten. Er werden boeken gemaakt met teksten die voor ons onbegrijpelijk slordig en corrupt zijn, terwijl ze toch wel bestemd waren om gelezen te worden, - anders dan b.v. de zeer kostbare luxe edities op perkament zoals die van de Bourgondiërs welke men ook ongecorrigeerd liet. Er ontstond daardoor a.h.w. een nieuwe traditie, zowel voor de boekhandelaar als voor de koper-lezer: die van het aanvaarden van een uitgave met een tekstredactie op laag niveau. Het is deze traditie die ten grondslag ligt aan de soms miserabel slechte teksten in zestiende-eeuwse zg. volksboeken. Zonder klachten is deze niveaudaling niet verlopen, maar onderwijl beïnvloedde ze ook het schrijven op perkament. De zg. Brusselse codex van Reynaert 11Ga naar voetnoot3, een boek dat nog wel in de tweede helft van de vijftiende eeuw gesteld kan worden, is daarvan een typisch voorbeeld. | |
[pagina 39]
| |
Echter, ook een papieren codex kon door middel van rasuur gecorrigeerd worden. De voorzichtige behandeling bij het veranderen van de tekst op een schrijfvlak van papier behoeft dan niet op een hoog productieniveau in commercieel opzicht te wijzen. Die plaats bleek vrijwel uitsluitend gereserveerd voor het boek op perkament. Wel wijst zulk omgaan met de materie op preciesheid en op zuinigheid, dit laatste ook in goede zin, d.w.z. op liefde en aandacht voor het eigen werk. De Thomas a Kempis-autograafGa naar voetnoot4, die door het exemplarisch onderzoek van Delaissé in al zijn codicologische eigenschappen is opengelegd, is daarvan in de wereldgeschiedenis van het boek een aangrijpend voorbeeld. Delaissé's onderzoek is bovendien een der mooiste illustraties van de intrinsieke waarde van de codicologie voor de tekstgeschiedenisGa naar voetnoot5. Nog later, en dan zijn wij reeds ver in de zestiende eeuw, voltrekt zich wéér een verandering die de tekstgeschiedenis diepgaand beïnvloedt. Het papier is dan zo goedkoop geworden dat men zich kan veroorloven er op te kladden en te krabbelen, om het, na vervaardiging van een afschrift, weg te werpen. Dan verdwijnt voor ons in de meeste gevallen de genese van een tekst in de eerste stadia. Dit feit is echter, met de zeldzame gevallen waarin een gelukkig lot alles bewaarde, een hoofdstuk uit de manuscriptologie en de bibliologieGa naar voetnoot6. Het gaat namelijk bijna altijd samen met de vraagstukken die drukkerskopij en de verhouding daarvan tot de uitgave stellenGa naar voetnoot7.
Amsterdam W.Gs Hellinga
P.J.H. Vermeeren |
|