Spektator. Jaargang 22
(1993)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
700 jaar Nederlandse klemtoon
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of niet beklemtoonde lettergrepen. Typerend voor dit vers is dat er een gegeven aantal beklemtoonde lettergrepen in een versregel moet voorkomen, maar dat ‘waar’ er veel minder toe doet, d.w.z. het aantal onbeklemtoonde lettergrepen ertussen staat niet vast. Als voorbeeld kan dienen een gedeelte van de Eerste Martijn van Jacob van Maerlant (ong. 1220-1290) (vermoedelijke scansie toegevoegd): (1)[regelnummer]
Wápene, Martíjn! hóe salt gáen?
Sál die wérelt iet lánghe stáen
In dús cránken lóve?
Só mot vróuwe ver ére sáen
Sónder twífel énde wáen
Rúmen héren hóve.
(zie Franck & Verdam 1898:lii). Omdat we niet duidelijk een relatie kunnen leggen tussen positie en klemtoon is zo'n scansie inderdaad vaak ‘vermoedelijk’, en nagenoeg oninterpreteerbaar voor polysyllabische woorden: als in regel 2 die wérelt niet zo zou luiden maar, bijvoorbeeld, Iherusalem, wie zal dan zeggen waar de hoofdklemtoon van dat polysyllabische woord ligt (als de enige eis is dát het er een heeft)? Of als vrowe in regel 4 abdesse zou zijn? Toch is er op dit beeld een hoogst interessante uitzondering te vinden: Het Leven van Sinte Lutgart, een gedicht van 20.000 versregels uit de tweede helft van de 13e eeuw. Een manuscript van dit verloren gewaande werk werd in 1897 door Van Veerdeghem in Kopenhagen gevonden, en in 1899 door hem, uitvoerig geannoteerd, uitgegeven - én als jambisch geanalyseerd. Verwijzingen ernaar duiken daarna regelmatig in de literatuur op, zoals in Verdam (1906), Kossmann (1922), Van Mierlo (1935), Van der Kallen (1938), Knuvelder (1970), Van Buuren (1983a) en Gerritsen (1985a). Een nieuwe editie werd uitgegeven door Gysseling (1985), in een notatie die veel dichter bij het origineel ligt, en kleine verbeteringen heeft ten opzichte van Van Veerdeghem. Veel meer dan het jambische karakter, is in deze literatuur het hoofdthema de hagiografische aard van het gedicht, en vooral de kwestie van het auteurschap, met name de vraag of dat de Brabander Willem van Afflighem kan zijn geweest, in een gedicht met tamelijk veel Limburgse invloed. Het meest recent werd de Lutgart genoemd in Zieleman (1987), die nu juist de jambische versmaat ervan in twijfel trekt. Wat ik in dit artikel zal doen is het volgende. Ik zal de Lutgart gebruiken als informatiebron voor het woordklemtoonsysteem van het 13e eeuwse Nederlands. Dat zal ik kunnen doen omdat het hier inderdaad een systematisch jambisch vroeg-Middelnederlands gedicht betreft. De uiteenzetting zal daartoe als volgt worden opgezet. In sectie 2 bespreek ik kort de status van de Lutgart en het gevonden manuscript. Om te kunnen aantonen dat de Lutgart jambisch is, geef ik in sectie 3 een eenvoudige, maar voor dit artikel bruikbare werkdefinitie van wanneer een gedicht als jambisch kan worden beschouwd. In sectie 4 zal ik aantonen dat de Lutgart aan die criteria voldoet. Hierbij leun ik op een veel uitvoeriger analyse van de jambe van de Lutgart gegeven in Zonneveld (1992). In sectie 5 geef ik een kort overzicht van het Nederlandse klemtoonsysteem, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarbij gebruik makend van de consensus die er daarover langzamerhand onder Nederlandse metrische fonologen begint te heersen (zie bijv. Kager 1989, Trommelen & Zonneveld 1989, Van der Hulst 1991). In sectie 6 geef ik de informatie over woordklemtoon die, gegeven de jambische versmaat, uit de Lutgart is te halen. Daarbij zal ik ook de licht provocerend bedoelde titel van dit artikel inhoud geven. In sectie 7 volgen de conclusies. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het Leven van Sinte LutgartHet manuscript dat Van Veerdeghem in 1897 ontdekte, bevatte twee boeken van Het Leven van Sinte Lutgart, een berijmd vroeg-Middelnederlands heiligenleven, dat tot op dat moment slechts bij naam bekend was en door verschillende bronnen werd toegeschreven aan Willem van Afflighem, prior van de Benedictijner abdij van St. Truiden van 1277 tot 1297. Van Veerdeghems geannoteerde editie van 1899 bevat 69 helder geschreven pagina's, waarna het gedicht zelf volgt: 204 pagina's, Boek II 14.544 verzen en Boek III 5.862 verzen. Het eerste boek van de Lutgart is nooit teruggevonden, en er wordt in de literatuur wel eens geopperd dat dat nooit bestaan zou hebben (wat overigens onwaarschijnlijk is, gegeven de inhoud van boek 2 en 3). Als zelfstandig werk is het een beschrijving van het leven van ‘de vrome Lutgart’, in 1182 te Tongeren geboren, en in 1246 overleden in de abdij van Aywières. De Lutgart is in feite een beschrijving van de periode tussen 1194 en 1206 waarin zij woonde in het Benedictijner St. Katharina klooster in St.Truiden, en de 40 jaar daarna in de abdij van Aywières. Deze ontleende zijn naam aan de oorspronkelijke vestigingsplaats ten westen van Luik, maar was later verhuisd naar Waals Brabant, tussen Waver en Nijvel. Deze abdij behoorde aan de cisterciënzers, een religieuze beweging die in deze periode, als reactie op het verval van de geestelijkheid, ‘terug naar het evangelie’, ‘terug naar het oer-christendom’ wilde (Van Buuren 1983b:120). Volgens Van Veerdeghem (p. viii) leidde Lutgart ‘het leven eener kluizenares, een leven van gebeden en geestelijke bespiegelingen, van oefeningen van boetvaardigheid, van lijden en versterving, van zelfkastijding en zelfopoffering voor het zondige menschdom.’ Een Latijnse levensbeschrijving, de Vita Lutgardis, was al bekend en toegeschreven aan Thomas van Cantimpré (ong. 1200-1270), haar biechtvader, vooral ook bekend als auteur van Latijns werk waarop bijv. Maerlants Naturen Bloeme en Dat Bienboec zijn gebaseerd. Deze Latijnse Vita is in een aantal stadia met toenemende detaillering geschreven, waarvan er twee zijn overgeleverd: ong. 1248 en ong. 1262. Willem van Afflighems werk is waarschijnlijk een bewerking van de versie tussen deze twee in, omdat er soms iets meer in staat dat in de eerste versie, maar er ook latere details in ontbreken (Hendrix 1978, Van Buuren 1983a). Van Cantimpré's werk (en daarnaar Van Afflighems) is van ‘hagiografische’ aard, d.w.z. (Van Veerdeghem, p. xi): ‘[D]e godsdienstige strekking komt er op den voorgrond; de schrijver is er steeds angstvallig op uit om aan deze strek- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
king al het overige op te offeren, het wereldlijke, het echt menschelijke naar den achtergrond te bannen of het met volkomen stilzwijgen voorbij te gaan. [V]oor Cantimpré was het hoofdzaak de genade te beschrijven waarmede de Heilige begunstigd werd, niet de uiterlijke daden of omstandigheden van haar leven. Wat hij uiteenzette, behandelde hij uit zijn eigenaardig godsdienstig oogpunt, zonder zich om eene strenge chronologische volgorde der gebeurtenissen te bekreunen.’ Willems Lutgart moet dus geschreven zijn tussen 1248 en 1280. Het eerste jaartal kan worden gepreciseerd als we rekening houden met (de dood van) enkele erin genoemde personen; we komen dan tot vlak na 1263. Het laatste jaartal kan nog worden teruggebracht als we in aanmerking nemen dat op het manuscript zich de (Latijnse) mededeling bevindt dat sinds de dood van Lutgart 28 jaar zijn verstreken: dat betekent dat het gaat om 1274. Dit kan een mededeling zijn overgeschreven uit het origineel, of slaand op het afschrift. Maar in elk geval is het een precisering van het laatst mogelijke ontstaansjaar. Na uitvoerige vergelijking met andere handschriften uit dezelfde periode komt Van Veerdeghem tot de conclusie dat het afschrift moet dateren (p. xxiv) ‘uit de laatste jaren der dertiende of de allereerste der veertiende eeuw’.Ga naar eind2 De dichter van de ‘bewerking’ veroorlooft zich ten opzichte van het latijnse origineel vele en lange uitweidingen, die honderden versregels kunnen beslaan, soms ook inkortingen, andere hoofdstukindelingen, enzovoort. Zowel Van Veerdeghem als Van Mierlo laten zich in zeer lovende bewoordingen uit over de prestatie van de dichter. De laatste zegt (p. 81): ‘Wat onze Willem in dit verband gepresteerd heeft, moet [..] eenvoudig verbazend heeten’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De jambe als versmaatAls werkdefinitie gebruik ik hier de notie dat een gedicht jambisch is als het de eigenschappen bezit die in de literatuur aan een jambisch gedicht worden toegewezen. Deze literatuur is ongetwijfeld het grootst, en het geavanceerdst, op het Angelsaksische taalgebied. Metrische fonologen als Halle & Keyser (1966, 1971), Kiparsky (1975, 1977), Hayes (1983, 1989) en Hammond (1991) gebruiken materiaal van Chaucer, Shakespeare, Milton en vele van de andere bekende dichters met twee doelen voor ogen: om inzicht te geven in het werk van die dichters, wat betreft hun individuele ‘stijl’, wat betreft de verschillende perioden van hun carrière, etc.; en om bij te dragen aan de theorievorming op het gebied van de metrische fonologie.Ga naar eind3 Ik heb hier niet die pretenties, maar zal hún ideeën gebruiken om te beschrijven wat we onder een jambe moeten verstaan. Die heeft dan een reeks eigenschappen, die in het bovenstaande werk worden geëxpliciteerd. Ik gebruik zowel Engels als Nederlands materiaal, en in de hieropvolgende sectie zal ik dan deze werkdefinitie gebruiken om de aard van de Lutgart na te gaan. Beschouw om te beginnen de volgende versregels: (2)[regelnummer]
of hand, of foot, of lip, of eye, of brow (Shakespeare, Sonnet 106)
before, behind, between, above, below (John Donne, ‘Elegey’)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit zijn - perfecte - voorbeelden van de versmaat waarvan sinds Geoffrey Chaucer (1345-1440) de dichters van het Engelse taalgebied zich in grote delen van hun werk hebben bediend: de jambische pentameter. In een regel met deze versmaat zijn tien posities beschikbaar, met een regelmatige afwisseling van zwak en sterk:
Het eerste dat we kunnen constateren is dat de twee versregels in (3) tien lettergrepen bevatten. Deze regelmaat kunnen we vastleggen in de volgende, algemeen geldige conditie voor versmaten:
Vervolgens bevatten de twee versregels in (2) een opvallende afwisseling van onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen. Die wordt hier bereikt door het aanwenden van twee klemtoonregels van het Engels, die ook gelden voor het Nederlands: (i) in woordgroepen (hoe klein of groot ook) zijn functiewoorden (lidwoorden, voorzetsels, voegwoorden, enz.) in de regel onbeklemtoond, en inhoudswoorden beklemtoond; en (ii) in voorzetsels met prefixen zijn die prefixen onbeklemtoond. De eerste klemtoonregel is ook werkzaam in een Nederlandse versregel als de volgende:
Uit deze regel blijkt dat het aantal posities in een versregel niet bij voorbaat vast ligt: de versregel in (5) maakt onderdeel uit van een ‘octosyllabisch’ gedicht. Het is ondertussen duidelijk dat er in (2) en (5) een correspondentie heerst die we kunnen vastleggen in een algemene conditie:
Dit betekent dat in een jambe de beklemtoonde lettergrepen vallen op alle schematische ‘even’ posities. Maar (6) is algemeen genoeg geformuleerd om ook op een trochee te slaan, of op een dactylus; in het laatste geval is een beklemtoonde lettergreep verbonden met elke ‘derde’ posities, beginnend met de eerste. ‘Ideale versregels’ als de tot nu toe genoemde zijn wel te vinden bij jambische dichters, maar niettemin sterk in de minderheid. Sterker nog: een gedicht zou uiterst saai worden als het hierbij bleef. Dichters gebruiken dus afwijkingen. Een van de bekendste ‘afwijkingen’ van het ideale jambische patroon is dat functiewoorden of onbeklemtoonde lettergrepen van meersyllabische woorden, mogen voorkomen in even (d.w.z. sterke) posities. Zie de volgende regels: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zulke voorbeelden staan in de literatuur bekend als ‘mismatches’, maar merk wel het volgende op: omdat (6) niets zegt over on-beklemtoonde lettergrepen, is het voorkomen van regels als die in (7) een automatisch gevolg van de analyse tot op dit punt. Weliswaar onderbreken de onbeklemtoonde lettergrepen dus de dreigende ‘dreun’, maar je zou kunnen zeggen dat juist dat hun ‘stilistische’ functie is, en dat de formulering van (6) in dat opzicht dus correct is. Overigens is een positie waarin dit verschijnsel liever niet optreedt, de laatste van de versregel, d.w.z. het rijm; daar moet, als speciale conditie, hoofdklemtoon of een zekere mate van bijklemtoon aanwezig zijn. Een verschijnsel dat frequent bij alle auteurs voorkomt, is de initiële inversie, het omkeren van de zwak-sterk verhouding tussen de eerste twee lettergrepen van een versregel, of aan het begin van een grote syntactische woordgroep binnenin een versregel. Beschouw de volgende voorbeelden:
De eerste lettergreep van de onderstreepte meersyllabische woorden heeft steeds hoofdklemtoon, en de onderstreepte lettergreepsequentie gaat wat betreft klemtoonpatroon tegen de versmaat in - dat is inversie. Uitvoerige besprekingen van dat verschijnsel komen voor in Kiparsky (1977: 217), Bjorklund (1978: hoofdstuk 2) en Hayes (1983: 374). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een eveneens heel frequent verschijnsel is dat van de synaloefe. Hierbij kunnen twee lettergrepen op één metrische positie terecht komen, met als karakteristieke situatie waarin dit gebeurt de hiatus: twee klinkers onmiddellijk achter elkaar, eventueel gescheiden door een h:
Het aantal lettergrepen van een versregel kan ook toenemen door een ander verschijnsel: vrouwelijk of slepend rijm, waarbij aan de rechterkant van de versregel een extra, onbeklemtoonde, lettergreep mag verschijnen.
In moderne terminologie spreken we hier van ‘extrametriciteit’ aan de rechterkant van de versregel. Tot zover dit overzicht van de eigenschappen van de jambische pentameter. Het is verre van uitputtend, maar volstaat als basis voor de bespreking in de volgende sectie van de aard van de Lutgart. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De Lutgart als jambisch gedichtDe (zes) regels waarmee de Lutgart begint zijn de volgende:
Elk van deze versregels heeft negen lettergrepen. Dat suggereert sterk een systeem, maar voorlopig nog niet een waarmee we uit de voeten kunnen. Een plausibele dactylische lezing van deze versregels is volstrekt uitgesloten, bijvoorbeeld. Maar een nadere beschouwing leert het volgende. De eerste vier regels eindigen alle op een onbeklemtoonde, extrametrische, lettergreep; en de laatste twee regels bevatten elk een geval van synaloefe. Ook rekening houdend | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met het verschil tussen functiewoorden en inhoudswoorden, is daarom een mogelijke scansie van deze zes regels de volgende:
Dit suggereert sterk een jambe, een idee dat in elk geval niet wordt tegengesproken als we de volgende zes versregels bekijken, waarin we de eerste acht-lettergrepige regels ontmoeten (het aantal lettergrepen per regel staat er achter gegeven):
De regels van acht lettergrepen scanderen weer gemakkelijk jambisch; die van negen doen hetzelfde, met extrametrische lettergrepen; die van tien en elf doen ook hetzelfde, met extrametrische lettergrepen, en met één (0012) of twee (0007) gevallen van synaloefe.Ga naar eind4 De informele scansie van deze eerste twaalf versregels van de Lutgart kan iets gepreciseerd worden. De essentie van de jambe moet natuurlijk blijken uit het gedrag van het gedicht ten opzichte van conditie (6), d.w.z. het verband tussen (vermoedelijk) beklemtoonde lettergrepen en even posities in het (vermoedelijk) jambische abstracte schema, dat er voorlopig als volgt uitziet:
Als we de eerste twaalf regels herbeschouwen, blijkt dat we op de goede weg zijn met de volgende, niet onverwachte en niet implausibele, ‘vuistregels’ met betrekking tot klemtoon: - alle monosyllabische inhoudswoorden tellen als beklemtoond, en - in alle meer-syllabische woorden met één volle vocaal (en verder schwas), of het nu functie- of inhoudswoorden zijn, telt die vocaal als beklemtoond. In alle gevallen correspondeert de hieruit voortvloeiende beklemtoonde vocaal met een even positie, zoals men zelf kan nagaan. De enige woorden met meerdere volle vocalen, die overblijven, zijn Lutgarden in 0002 en latine in 0009. Daar kijken we nu naar. Het probleem met woorden met meerdere volle vocalen is duidelijk: er zijn meerdere kandidaat-vocalen voor de hoofdklemtoon. Niemand vertelt ons a priori of de hoofdklemtoon vertgenwoordigd wordt door Lutgárden of Lútgarden, door latíne of látine. Opnieuw kunnen we echter met een vuistregel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werken, die onafhankelijk is van de Lutgart, om circulariteit te voorkomen: de hoofdklemtoon ligt op de plaats waar hij volgens de intuïties van de spreker van het Modern Nederlands ligt. In elk geval geeft dat een jambisch resultaat voor deze twee woorden in de versregels waarvan ze deel uit maken. Of om nog twee voorbeelden te geven: beschouw de versregels 3997-4002 in (16).
Hierin komen twee woorden voor van het onderhavige type: tontfaene en volcomenlic, beide morfologisch complexe woorden. Men hoeft niet eens al te veel kennis van de morfologie van het Nederlands te hebben om hier de moderne equivalenten bij te denken, en te verwachten dat de hoofdklemtoon zal liggen op de lettergrepen -fae- en -co-. Die verwachting klopt met hun functioneren in de vermoedelijk jambische versregel. Overigens zal ik natuurlijk in de volgende secties van dit artikel ingaan op de klemtoonregels en het systeem dat ten grondslag ligt aan de hier gehanteerde intuïties. Met dit in gedachten, bekijken we nu een reeks polysyllabische woorden met meerdere volle vocalen, met betrekking tot hun posities in de versregel. Wat daar typisch wordt gevonden, wordt tamelijk snel duidelijk aan de hand van een van de in de Lutgart frequentst voorkomende woorden: het zelfstandig naamwoord abdesse. Het bevindt zich ondermeer in de volgende regels:
Het effect dat optreedt in deze versregels is dit: omdat dit zo'n frequent woord is, kan worden gedemonstreerd dat de eerste lettergreep ervan altijd staat op een oneven positie, en - omgekeerd - nooit op een even positie. Maar een conditie dat langere woorden altijd in oneven positie zouden beginnen, is onzin, zoals zometeen geïllustreerd zal worden. Heel belangrijk is nu om te beseffen dat het hier geconstateerde verschijnsel, het voortdurend ‘twee plaatsen verspringen’ van polysyllabische woorden met meerdere volle vocalen, als zodanig geobserveerd kan worden onafhankelijk van gedachten over klemtoon of over een metrische analyse: het vereist altíjd een verklaring. Maar wat zou die verklaring kunnen zijn? Nu constateren we dat abdesse (volgens onze vuistregel) klemtoon heeft op de tweede lettergreep, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die daarmee zelf in alle even posities van de versregel voorkomt. En omgekeerd: deze beklemtoonde lettergreep staat net zo goed nooit in een oneven positie - alsof het gedicht jambisch is, volgens schema (15) en conditie (6). Ik geef nog wat andere voorbeelden om hetzelfde punt te illustreren: de zelfstandige naamwoorden gracie, sententie en torment, het bisyllabische bijwoord maschin, (verbogen vormen van) het werkwoord failiren, de frequente plaatsaanduiding Aiwires, en de eigennaam Sybilie. Ik geef nu ook klemtoon aan volgens de gehanteerde vuistregel.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In elke reeks voorbeelden is het effect voortdurend hetzelfde: sommige woorden beginnen altijd in oneven positie van de versregel (alle behalve gracie), andere beginnen altijd op een even positie (gracie). Hoe zou dat komen? Weer speelt klemtoon een rol: hoofdklemtonen verschijnen op even posities, en nooit op oneven - of klemtoon nu achteraan, vooraan, of in het midden van het woord ligt. We kunnen nu ook een conclusie trekken over de naam van de hoofdpersoon van het gedicht. Hoewel we als sprekers van het Modern Nederlands geneigd zouden zijn die met initiële klemtoon als Lúgart uit te spreken (omdat we dat nu eenmaal gewend zijn bij dit soort eigennamen: Bérnard, Rúdolf, etc.), scandeert hij altijd op oneven-even posities.
De voor de hand liggende conclusie luidt dat het dus om Lutgárt gaat. Soms kan, puur vanwege zijn lengte, een woord niet met zijn hoofdklemtoon in alle beschikbare even posities staan. Drielettergrepige woorden met finale hoofdklemtoon staan daarmee nooit in positie 2, dat is logisch. Maar zulke woorden blijken met hun beklemtoonde lettergreep ook niet in positie 3 terecht te kunnen. Enkele voorbeelden (sommige ervan verbogen):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Precies hetzelfde geldt voor vier-lettergrepige woorden met prefinale klemtoon:
Het kan nog strikter. Door de condities op beklemtoonde lettergrepen en extrametrische lettergrepen samen, kan een vier-lettergrepig woord als purgatórie maar twee posities in de versregel innemen:
Met name de positie aan het eind van de versregel ontbreekt dan. Vergelijk hiermee het frequente viersyllabische gebenedíjt, dat door zijn eind-klemtoon beter inpasbaar is: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar ook tegelijkertijd niet in andere posities voorkomt. Het is niet goed duidelijk hoe we deze hele reeks aan voorbeelden, in feite hoe we dit consistente verschijnsel anders zouden moeten verklaren dan door te zeggen dan dat de Lutgart een konsekwent jambisch gedicht is. Alle tot op dit moment besproken versregels onderstrepen dit. Dat is dan ook wat ik hier nu verder zal aannemen. Bovendien verwijs ik naar Zonneveld (1992) voor een hele reeks illustraties uit verschijnselen die allemaal tot precies dezelfde conclusie leiden. Ik sluit deze sectie nu af met kort een aantal gevallen van inversie in de Lutgart te bespreken. Beschouw daarvoor de volgende versregels:
Voor zover ik heb kunnen nagaan lijkt inversie typisch voor te komen bij bijwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels en hulpwerkwoorden. Als gevallen van omkering aan het begin van een woordgroep middenin een versregel kunnen de volgende voorbeelden gelden:
Tweemaal inversie in een versregel komt voor met waren:
Merk op dat de voor inversie in aanmerking komende woorden ook steeds van een bepaalde fonologisch vorm zijn: ze eindigen op schwa-consonant. Waarom dat zo is, is niet onmiddellijk duidelijk, maar het betekent wel dat het (natuurlijk zeer frequente) voegwoord ende niet aan inversie kan meedoen, net zo min als ochte, beide, alse, het voorzetsel tote, enz. Voor een verdere uitvoerige bespreking hiervan verwijs ik naar Zonneveld (1992). Naast deze groep woorden is een tweede bron van inversie de woordgroep van zelfstandig naamwoord en eigennaam, waarvan dan de eerste een bepaald soort ‘maatschappelijke functie’ aanduidt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot zover de bespreking van de evidentie voor het jambische karakter van de Lutgart. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Woordklemtoon in het Modern NederlandsIn de laatste tien jaar zijn specifieke, metrische, studies over Nederlandse klemtoon verschenen van de hand van de volgende auteurs: Neijt & Zonneveld (1982), Van der Hulst (1984), Kager (1985), Kager, Visch & Zonneveld (1987), Van der Hulst & Van Lit (1987), en Langeweg (1988). In de meest recente studies, d.w.z. Kager & Zonneveld (1986), Lahiri & Koreman (1988), Kager (1989), Trommelen & Zonneveld (1989, 1990, 1991), en Van der Hulst (1991), bestaat er een ruwe consensus die er op neer komt dat de volgende analyse de optimale benadert. Een van de belangrijkste basis-aannames is, dat er een doorslaggevende rol wordt gespeeld door lettergreepstructuur, en met name door de ‘zwaarte’ van de lettergrepen van een gegeven woord. Dit idee gaat in feite terug op Evers & Huybregts (1975), die - werkend in het kader van Chomsky & Halle (1968) - weliswaar de lettergreep niet in hun theoretische vocabulaire hadden, maar toch, in moderne termen, argumenteerden dat karakteristieke taalfeiten zoals die (29) laten zien dat:
Het drielettergreep-domein heeft het Nederlands gemeen met een reeks andere talen, waaronder het Latijn en het Engels. Erbinnen is de toekenning van klemtoon aan de woorden in (29) op de volgende manier afhankelijk van lettergreep-structuur:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als generalizatie kunnen we zeggen dat het systeem zogenaamd ‘kwantiteitsgevoelig’ is (een eigenschap die het Nederlands weer gemeen heeft met een reeks andere talen), met open lettergrepen als zwak, en gesloten als sterk. We kunnen kwantiteitsgevoeligheid ook negatief formuleren: woorden van het type ál-co-hol bestaan wél, woorden van het type *ém-bar-go niet. Een bizonderheid van het Nederlandse klemtoonsysteem is het feit dat zog. ‘superzware’ lettergrepen (-VVC of -VCC) alleen voorkomen in de laatste lettergreep-positie van het woord, en daar dan ook meteen klemtoon hebben. Zie de volgende voorbeelden:
Tot slot zijn een aantal onregelmatige patronen nog de moeite van het bespreken waard. Finale klemtoon op VC- en VV-rijmen is uitzonderlijk, en komt voor in voorbeelden als de volgende:
Prefinale klemtoon is uitzonderlijk in woorden van het alcohol-type (laatste gesloten, voorlaatste open), en pre-prefinale klemtoon in woorden van het sombrero-type (beide laatsten open):
Voor analyses van dergelijke uitzonderlijke woorden wordt de lezer verwezen naar Trommelen & Zonneveld (1991), en Trommelen (1991). Met dit overzicht van Nederlandse woordklemtoon als achtergrond, verplaatsen wij ons nu naar de 13e eeuw. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Woordklemtoon in de LutgartWe weten dat de Lutgart een systematisch jambisch gedicht is: dat is het resultaat van sectie 4. Met die kennis kunnen we in principe van elk erin voorkomend woord de plaats van de hoofdklemtoon bepalen, of er op z'n minst een beredeneerde gooi naar doen. Verder hebben we in sectie 5 een indruk gekregen van het klemtoonsysteem van het Modern Nederlands: het gaat om een kwantiteitsgevoelige taal, met in zijn woordenschat hoofdklemtoon binnen een drielettergrepig domein aan de rechterkant. We kunnen er dus nu toe overgaan om te proberen het woordklemtoonsyteem van de Lutgart na te gaan, en het resultaat te vergelijken met dat van ons taalstadium. Deze sectie behandelt dus de kern van het in de titel beloofde onderwerp. Om het verhaal overzichtelijk te houden, maak ik een indeling in drie woordklassen: woorden die eindigen op een open | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lettergreep, die eindigen op een gesloten lettergreep (-VC), en die eindigen op een superzware lettergreep. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.1. Finale open lettergrepenHet Modern Nederlands kent drie hoofdklemtoonplaatsen voor woorden die eindigen op een open lettergreep: pijáma, cánada en chocolá. De eerste hiervan is regelmatig, de beide andere zijn onregelmatig. In de Lutgart komen heel veel woorden voor die eindigen op een -ie, met prefinale klemtoon. Een selectie hieruit is die in (34); het aantal lettergrepen loopt op. Het enige woord in deze groep met een andere finale klinker dan -ie is Osanna, overigens een vrouwennaam.
Onder de woorden eindigend op een open lettergreep komt ook eindklemtoon voor, zij het in veel schaarsere voorbeelden:
Dat zijn er dus niet veel, en dan ook nog eens met twee Franse plaatsnamen er onder. Daarbij moet dan ook wel het volgende vermeld worden: woorden die we als equivalenten kunnen beschouwen van Modern Nederlandse op -íe (of -íj), scanderen in de Lutgart alsof ze eindigen op -íë, zie (36); hiertoe behoort ook de naam Maríë: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschouw tenslotte de drie volgende gevallen:
De eerste twee zijn de enige voorbeelden die in deze sectie in aanmerking komen voor pre-prefinale klemtoon, op grond van onze kennis van het Modern Nederlands. Maar merk op wat hier aan de hand is: door de aard van de Lutgart als jambisch gedicht, kunnen we in feite geen keuze maken tussen finale of pre-prefinale klemtoon voor deze woorden. Als een bepaalde mate van finale bij-klemtoon voldoende is om een woord in een versregel in rijm-positie te kunnen zetten, zou Golgatha pre-prefinale klemtoon kunnen hebben. Een verschijnsel dat er op wijst dat zoiets in de Lutgart is toegestaan, is het voorkomen van het suffix -heit in versregels als de volgende:
De eerste twee versregels laten zien dat het suffix als zodanig onbeklemtoond moet zijn; de andere drie dat het waarschijnlijk een bepaalde mate van ritmische bijklemtoon had of kon hebben. Wat daarnaast nog voor pleit voor pre-prefinale klemtoon in (37), is dat finale klemtoon zo verschrikkelijk schaars is, en tot nu toe beperkt tot het ene woord baillu en twee Franse toponiemen, waarbij ook geldt dat alle drie deze laatste woorden slechts bisyllabisch zijn. Voor Josuë geldt hetzelfde verhaal als voor Golgotha, aannemende dat de laatste klinker ‘vol’ is, en niet een schwa. Het (door een stricte jambische interpretatie) gesuggereerde klemtoonpatroon voor Maria is merkwaardig (juist niet prefinaal), maar misschien wordt het verloop van de jambe hier beïnvloed door het feit dat een titel wordt geciteerd - dus misschien is klemtoon wél prefinaal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2. Finale gesloten lettergrepenWe hebben gezien dat in het Modern Nederlands ook hier drie patronen voorkomen, vertegenwoordigd door álcohol, parasól, en semárang. Het eerste is regelmatig, het tweede onregelmatig, het derde zeer uitzonderlijk. Het beeld in de Lutgart is het volgende. Allereerst moet geconstateerd worden dat woorden op -VC veel schaarser zijn dan die op -VV. De bisyllabische zijn de volgende:
Bij de meer-syllabische doet zich weer de situatie voor dat de keus tussen finale en pre-prefinale klemtoon niet te maken is. Slechts één woord heeft (net als in het Modern Nederlands) aantoonbaar prefinale klemtoon: Zacharías.Ga naar eind7
Enigszins ingenieus zou men kunnen denken dat het laatste rijmpaar duidt op pre-prefinale klemtoon. Immers, onder eind-klemtoon zouden twee identieke lettergrepen op elkaar rijmen, en dat is tegen een algemene conditie voor rijmend vers in, die ook voor de Lutgart geldt.Ga naar eind8 Maar merk op dat de twee lettergrepen -el in werkelijkheid waarschijnlijk niet identiek zijn: als hier gebeurt wat natuurlijk is, dan heeft de eerste een ingevoegde ‘glide’ ([-i-(j)el]) en de tweede niet ([-a-el]). Daarna is er niets meer over klemtoon te zeggen. Een speciale groep vormen de, relatief frequente, woorden eindigend op -on: ze scanderen met eindklemtoon als ze bisyllabisch zijn, zoals in de relevante regels in (41a). Maar dit rijm is waarschijnlijk superzwaar (d.w.z., heeft een lange klinker), zoals de rijm-paren in (41b) laten zien. De variant don voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen, die soms als rijmwoord gebruikt wordt (41c), is een voorbeeld van een verschijnsel dat vaker optreedt, waarbij (voor sommige woorden) een enkel spellingssymbool een lange klinker kan representeren (cf. Van Veerdeghem, p. lxii).
Vergelijk ook de variant (...gesproken dit) sermóen, die rijmt op (...beijagen ende) loen (2827/8). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3. Finale superzware lettergrepenAls we deze klasse woorden indelen in -VCC en -VVC, dan zijn de observaties met betrekking tot de eerste sub-groep betrekkelijk eenvoudig: (i) het overgrote deel eindigt op -(m)ent, en (ii) alle bisyllabische woorden scanderen met eindklemtoon, behalve het adjectief tatolf ‘sukkelig’. Gerangschikt naar hoeveelheid lettergrepen, gaat het om voorbeelden als die in (42).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijk kunnen we strict genomen niets zeggen over de klemtoon van woorden met meer dan twee lettergrepen, maar gegeven het gedrag van, en de vormovereenkomst met, de twee-lettergrepige, is het onwaarschijnlijk dat ze geen eindklemtoon hebben. Dan het gedrag van de superzware -VVC lettergreep. Ook hier heerst eindklemtoon (al maakt de spellingsconventie dat lange klinkers met één symbool kunnen worden weergegeven, de zaken soms minder inzichtelijk). Weer enkele voorbeelden.
Voorbeelden met spellings-ij (of -ei) zijn de volgende:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot deze groep behoort een hele reeks werkwoorden op -eer, hoewel de vormen daarvan nooit onverbogen zijn:
De volgende woorden, tenslotte, hebben (waarschijnlijk) een finaal -VVCC cluster, met eindklemtoon:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. ConclusiesHet bovenstaande is verre van het volledige beeld van de klemtoon-verschijnselen die kunnen worden afgeleid uit de fascinerende Lutgart. Een van de belangrijkste onderwerpen die niet zijn aangesneden, is het klemtoongedrag van de schwa. Deze wordt in de analyse van het Modern Nederlands van Kager & Zonneveld (1986) geanalyseerd als een ‘klemtoonaantrekker’ van woordklemtoon, in die zin dat hij altijd graag hoofdklemtoon onmiddellijk voor zich wil hebben. Daarvoor lijkt ook in de Lutgart evidentie te zijn, maar de analyse ervan is niet altijd even duidelijk. Een kleine indicatie geeft het gedrag van ‘pseudosamenstellingen’ als ijonfrowe, lichame, nimare en ambacht(e), vergeleken met kerkhof:
Voor een poging wat orde in deze zaken te scheppen, verwijs ik naar het laatste deel van Zonneveld (1992), en Tavlinskaja (1976: 53vv.). Andere onderwerpen zijn de invloed van affigering op klemtoontoekenning, zoals in het Modern Nederlands tot uiting komt in het verschil tussen Klasse I affigering (klemtoongevoelig) en Klasse II (klemtoonneutraal); het verschijnsel ‘klemtoonaantrekking’ door suffixen als -ig en -lijk; klemtoon in samenstellingen; ritmische klemtoon, zoals in (...bruder, heet) Symón vs. Symon Pharisewe, etc. Een behandeling van al deze zaken zou de inhoud van dit artikel ruimschoots heb- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ben verdubbeld; de geïnteresseerde kan ze terugvinden in Zonneveld (1992). Ook met betrekking tot woordklemtoon, het specifieke onderwerp van dit artikel, is er natuurlijk nog meer te zeggen dan in dit artikel staat. Hoewel soms eigennamen en toponiemen zijn opgenomen, is dat niet systematisch gebeurd, omdat ze nogal eens klemtoonwisseling lijken toe te staan: Máchtelt vs. Machtélt, en Brábant vs. Brabánt, bijv. Wanneer dat gebeurt, en waarom, is (nog) niet onderzocht. Strikt genomen kan er over twee globale eigenschappen van Modern Nederlandse woordklemtoon, het drielettergreep-domein en de kwantiteitsgevoeligheid, geen uitspraak worden gedaan voor het Nederlands van de Lutgart. Voor beide gebieden is ondubbelzinnige informatie over woorden langer dan twee lettergrepen, en pre-prefinale klemtoon daarin, essentieel, en die kan nu eenmaal niet uit een jambisch gedicht gehaald worden. Niettemin kan er uit het bovenstaande een algemeen beeld worden afgeleid voor het klemtoonsysteem van het - in de Lutgart gebruikte - 13e eeuwse Nederlands. Het ongemarkeerde klemtoonpatroon bij finale open lettergrepen is prefinaal. Het klemtoonpatroon bij superzware finale lettergrepen is finale klemtoon. Bij finale -VC wordt een conclusie bemoeilijkt door schaarse data, maar in bisyllabische woorden is er een neiging naar finale klemtoon (het gaat dan om 4 niet-eigennamen, waarvan de Modern Nederlandse equivalenten ook alle 4 eindklemtoon hebben);9 over meer-syllabische woorden van dit type kan moeilijk een uitspraak worden gedaan. Toch: mocht een woord van het type Golgatha (zie (37)) inderdaad pre-prefinale klemtoon hebben (en er zijn overwegingen gegeven om dat te denken), dan zou dat, samen met de absentie van het klemtoonpatroonGa naar voetnoot*séntentie (zie (34)), voldoende zijn om zowel het drielettergreep-domein als de kwantiteitsgevoeligheid van dit stadium van het Nederlands vast te stellen. Vandaar, met alle gemelde voorbehouden: er is niet zoveel veranderd in 700 jaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wim Zonneveld Rijks Universiteit Utrecht Vakgroep Linguistiek De Krans 10 (binnenstad) 3512 JK Utrecht |
|