| |
| |
| |
Het onderscheid tussen zware en lichte lettergrepen in het Nederlands
Ben Hermans
0. Inleiding
Meerdere malen is betoogd dat in het Nederlands gesloten lettergrepen met een korte klinker (zg. VC-lettergrepen) geanalyseerd moeten worden als zwaar, terwijl open lettergrepen met een lange klinker (VV-lettergrepen) zich gedragen als licht (cf. Kager 1989, Trommelen en Zonneveld 1989 en van der Hulst 1984). Een dergelijke analyse is aantrekkelijk, omdat de meest frequente accentpatronen van het Nederlands op eenvoudige wijze beschreven kunnen worden.
Interessant is echter dat deze definitie van zware en lichte lettergrepen op gespannen voet staat met de universeel geldende klemtoontheorie, omdat binnen deze theorie er geen ruimte lijkt te zijn voor een dergelijke definitie.
In dit artikel worden twee hypothesen voorgesteld die het mogelijk maken om het Nederlandse klemtoonsysteem in te passen in de universele theorie. In de eerste plaats wordt betoogd dat op lexicaal niveau de Nederlandse lange klinkers gedomineerd worden door een binair vertakkende nucleus waarvan de tweede helft leeg is. In de tweede plaats wordt gesteld dat lege posities onzichtbaar zijn wanneer het aantal takken van een bepaalde constituent geteld wordt. De combinatie van deze twee hypothesen verklaart waarom in het Nederlands lettergrepen met de structuur VV zich gedragen als licht.
Dit artikel is als volgt opgebouwd: in de eerste sectie wordt een korte schets gegeven van het Nederlandse klemtoonsysteem. Aangetoond wordt dat in het Nederlands VC-lettergrepen zwaar zijn, terwijl VV-lettergrepen licht zijn. In de tweede sectie laat ik zien dat de Nederlandse feiten niet ingepast kunnen worden in de meest restrictieve klemtoontheorie. In de derde sectie wordt een voorstel uitgewerkt met behulp waarvan het geschetste probleem opgelost kan worden. In de vierde sectie, tenslotte, wordt een samenvatting van het artikel gepresenteerd.
| |
1. De zwaar/licht distinctie in het Nederlands
In woorden die eindigen op een klinker valt de klemtoon meestal op de voorlaatste lettergreep. De volgende data, ontleend aan Trommelen en Zonneveld (1989), zijn representatief voor dit patroon.
| |
| |
(1) voorlaatste lettergreep beklemtoond
sombrero |
alaska |
pijama |
oeganda |
macaroni |
alberti |
panorama |
toronto |
In woorden die eindigen op een gesloten lettergreep met een korte klinker valt de klemtoon meestal op de voorlaatste lettergreep wanneer die een VC-structuur heeft, en op de voor-voorlaatste lettergreep wanneer de voorlaatste een VV-structuur heeft. Dit wordt geillustreeerd in (2).
(2) |
a) voorlaatste lettergr. |
b) voor-voorlaatste lettergr. |
|
gibraltar |
almanak |
|
rododendron |
alfabet |
|
wladiwostok |
lexicon |
|
elektron |
jeruzalem |
In de analyse voorgesteld in Trommelen en Zonneveld (1989), die in veel opzichten identiek is aan de voorstellen in Kager (1989), kunnen deze feiten verantwoord worden met behulp van constituenten van het volgende type:
(3) |
a) de Nederlandse voet-constituent |
|
|
links dominant |
d.w.z. de meest linkse dochter is dominant (correleert met klemtoon); |
|
gebonden |
d.w.z. de voet mag hooguit 2 lettergrepen domineren; |
|
kwantiteitsgevoelig |
d.w.z. een zware lettergreep moet zich in de dominante positie van de voet bevinden. |
|
|
b) de Nederlandse woord-constituent |
|
|
rechts dominant |
d.w.z. de meest rechtse dochter is dominant (correleert met klemtoon); |
|
‘gerelativeerd’ dominant |
d.w.z. bij het bepalen van wat de dominante dochter is wordt onder bepaalde omstandigheden de perifere constituent overgeslagen. |
|
|
c) wijze van constructie |
van rechts naar links |
Een representatieve vorm als sombrero wordt op de volgende wijze in constituenten opgedeeld (de afkorting ‘V’ staat voor ‘Voet’):
(4)
Van rechts naar links worden voeten gebouwd, in overeenstemming met de instructie in (3c). De voeten zijn gebonden, links dominant en kwantiteits- | |
| |
gevoelig, zoals gesteld wordt in (3a). De woordboom is ‘gerelativeerd’ rechts dominant. In principe correleert de meest rechtse dochter derhalve met klemtoon, maar onder bepaalde omstandigheden kan de absoluut rechtse dochter overgeslagen worden. We nemen aan dat alleen niet-vertakkende voeten behoren tot de klasse van constituenten die overgeslagen mogen worden. Dit betekent dat in het voorbeeld sombrero de finale voet moet correleren met klemtoon. Wanneer een bepaalde constituent correleert met klemtoon, dan moet er een ster aanwezig zijn in een positie die gedomineerd wordt door de dominante dochter van die constituent. Het aantal sterretjes representeert de hoeveelheid klemtoon waarmee een bepaalde constituent gerealiseerd wordt. Dit houdt in dat in het voorbeeld sombrero de prefinale lettergreep gerealiseerd wordt met hoofdklemtoon, en dat de initiële lettergreep secundair beklemtoond is.
Woorden van het type gibraltar in (2a) ontvangen de volgende constituent-structuur:
(5)
In woorden van dit type heeft de finale lettergreep de structuur VC. Onder de aanname dat lettergrepen met deze structuur zwaar zijn wordt het onmogelijk om een vertakkende voet te bouwen. Dit is een gevolg van het feit dat in het Nederlands de voeten kwantiteitsgevoelig zijn (cf. de definitie van kwantiteitsgevoeligheid in (3)). De prefinale lettergreep heeft eveneens de structuur VC. Daarom kan ook hier alleen maar een monosyllabische voet geconstrueerd worden. De woordboom is ‘gerelativeerd’ rechts dominant. Omdat de finale voet niet vertakt, mag hij overgeslagen worden als dominante dochter van de woord-constituent. Als gevolg hiervan wordt de hoofdklemtoon gerealiseerd op de voorlaatste lettergreep.
Vormen van het type almanak in (2b) hebben de volgende accentstructuur:
(6)
Omdat de finale lettergreep zwaar is moet hij gedomineerd worden door een monosyllabische voet. Deze voet wordt voorafgegaan door een bisyllabische
| |
| |
voet. De prefinale voet mag bisyllabisch zijn omdat de voorlaatste lettergreeep licht is. De prefinale voet correleert met de hoofdklemtoon, omdat de finale voet niet vertakt en derhalve niet de dominante dochter van de woordboom is.
Woorden die eindigen op een VC-lettergreep illustreren op overtuigende wijze dat in het Nederlands lange klinkers licht zijn, terwijl gesloten lettergrepen die een korte klinker bevatten zwaar zijn. Wanneer we dit aannemen kan op simpele wijze verklaard worden waarom in woorden van het type almanak de hoofdklemtoon valt op de voor-voorlaatste lettergreep, terwijl in woorden van het type gibraltar de klemtoon verschijnt op de voorlaatste lettergreep. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat een VV-lettergreep licht is en derhalve mag voorkomen in een niet-dominante positie. Als gevolg daarvan is de prefinale voet bisyllabisch. Dit genereert klemtoon op de voor-voorlaatste lettergreep. Een VC-lettergreep daarentegen mag alleen maar gedomineerd worden door de dominante tak van een voet. Daarom kan er alleen maar een monosyllabische voet gebouwd worden boven een VC-lettergreep in prefinale positie. Als gevolg daarvan ontvangt de voorlaatste lettergreep de hoofdklemtoon.
In deze sectie heb ik gedemonstreerd dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat VV-lettergrepen licht zijn, terwijl VC-lettergepen zwaar zijn. In de volgende sectie wordt bekeken of deze distinctie inpasbaar is in de universele klemtoontheorie.
| |
2. De zwaar/licht distinctie in een algemeen perspectief
De talen die gebruik maken van het onderscheid zware versus lichte lettergreep kunnen volgens Hayes (1981) onderverdeeld worden in drie klassen. De eerste groep bestaat uit talen waar lettergrepen met lange klinkers zwaar, en lettergrepen met korte klinkers licht zijn. De tweede klasse wordt gevormd door talen waar gesloten lettergrepen zwaar, en open lettergrepen licht zijn. De derde klasse, tenslotte, bestaat uit talen waar niet alleen lettergrepen met een lange klinker zwaar zijn, maar ook gesloten lettergrepen, zelfs wanneer ze een korte klinker bevatten. In talen van dit type zijn alleen die lettergrepen licht die open zijn en een korte klinker bevatten. Schematisch kan deze driedeling op de volgende wijze weergegeven worden.
(7) |
type A |
|
type B |
|
Type C |
|
|
|
zwaar |
licht |
zwaar |
licht |
zwaar |
licht |
|
|
VV |
V |
VVC |
VV |
VV |
V |
|
VVC |
VC |
VC |
V |
VC |
|
In een X-bar theorie van de lettergreep, zoals voorgesteld in Levin (1985), kunnen deze drie typen op eenvoudige wijze gekarakteriseerd worden. In Levin's theorie wordt de kern van de lettergreep gevormd door de nucleus. Deze constituent draagt het categoriale label N0. De nucleus wordt onmiddellijk gedomineerd door een constituent met het label N'. De meer traditionele bena- | |
| |
ming voor deze constituent is ‘rijm’. Het rijm, tenslotte, wordt gedomineerd door de constituent N", die vergelijkbaar is met de constituent ‘lettergreep’ in andere benaderingen. De nucleus en het rijm zijn ‘hoofden’ van de ‘maximale projectie’ N". In deze theorie heeft een woord als baan de volgende lettergreepstructuur:
(8)
De lange klinker bevindt zich in de nucleus. De postvocalische consonant bevindt zich, samen met de nucleus, in het rijm. De prevocalische consonant, tenslotte, wordt onmiddellijk gedomineerd door N".
In het algemeen neemt men aan dat de kwaliteit van een segment op de volgende wijze bepalend is voor de positie van dat segment in de lettergreep (cf. van der Hulst (1984) voor een overzicht). Klinkers kunnen slechts gesyllabificeerd worden in nucleuspositie. Obstruenten komen, normaal gesproken, alleen maar voor buiten het domein van de nucleus. Met betrekking tot de distributie van postvocalische sonorante consonanten, tenslotte, geldt de volgende belangrijke restrictie: consonanten van dit type komen bij voorkeur voor in de nucleus; slechts indien er verder geen andere mogelijkheid rest worden ze gesyllabificeerd in de non-nucleaire rijmpositie. Dit betekent dat een sonorante consonant alleen na een lange klinker in een non-nucleaire rijmpositie gelocaliseeerd is; na een korte klinker bevindt een dergelijke consonant zich in de nucleus.
Type A kan in Levin's theorie als volgt omschreven worden: lettergrepen met een vertakkende nucleus zijn zwaar; lettergrepen met een niet-vertakkende nucleus zijn licht. Ook de overige typen kunnen omschreven worden in termen van vertakking. Zware lettergrepen van type B zijn lettergrepen met een vertakkend rijm; zware lettergrepen van type C zijn lettergrepen waarvan hetzij de nucleus, hetzij het rijm vertakt. Dit wordt verduidelijkt in (9):
| |
| |
(9)
| |
| |
We kunnen nu zien dat kwantiteitsgevoeligheid gedefinieerd kan worden als een conditie die verbiedt dat vertakkende hoofden voorkomen in een niet-dominante positie. Welk hoofd precies uitgesloten wordt van deze positie moet per taal gespecificeerd worden. In een parametrische benadering kunnen de drie mogelijke typen kwantiteitsgevoelige klemtoonsystemen op de volgende manier worden gedefiniëerd:
(10) |
Kwantiteitsgevoeligheid is een restrictie op de distributie van vertakkende hoofden; |
|
|
Restrictie: een vertakkend hoofd mag niet voorkomen in een niet-dominante positie. |
|
|
Domein waar deze restrictie werkt: |
|
|
Type A: laagste hoofd; |
|
Type B: hoogste hoofd; |
|
Type C: ieder hoofd. |
Op het eerste gezicht behoort het Nederlands tot de groep talen van type B. We hebben al gezien dat open lettergrepen met een lange klinker licht zijn (cf. de data in (2b)), terwijl gesloten lettergrepen met een korte klinker zwaar zijn (cf. (2a)). Daarnaast is het zo dat de gesloten lettergrepen met een lange klinker inderdaad zwaar zijn, precies zoals te verwachten is in een taal van het type B. Enige voorbeelden die dit demonstreren worden gegeven in (11).
(11) |
vulkaan |
|
telefoon |
|
surrogaat |
|
proletariaat |
Deze vormen laten zien dat lettergrepen met de structuur VVC (zogenaamde ‘superzware’ lettergrepen) in de dominante positie van een voet moeten staan. Als gevolg hiervan kan er geen finale bisyllabische voet gebouwd worden. Verder hebben de superzware lettergrepen de eigenschap dat ze ook in de dominante positie van de woordboom moeten staan. In dit opzicht verschillen ze van de ‘normale’ zware lettergrepen die de structuur VC hebben. In dit artikel is er geen ruimte om in te gaan op de vraag hoe het verschil tussen superzware en zware lettergrepen verantwoord kan worden. Het is ook niet van groot belang voor de hoofdlijn van dit artikel. Wel belangrijk is het feit dat VVC-lettergrepen zwaar zijn in het Nederlands.
Bij nader inzien echter blijkt dat het Nederlands niet bij type B kan behoren. Eerder heb ik al gesteld dat in het algemeen wordt aangenomen dat sonorante consonanten na een korte klinker in de nucleus worden gesyllabificeerd. In het Nederlands kan deze hypothese onafhankelijk gemotiveerd worden. In deze taal is er een relatie van wederzijdse afhankelijkheid tussen de lengte van een klinker en het aantal consonanten in een lettergreep. Een lange klinker kan hooguit door één tautosyllabische niet-dentale consonant gevolgd worden; een korte klinker daarentegen kan gevolgd worden door twee niet-dentale consonanten in dezelfde lettergreep. Vormen die deze wetmatigheid illustreren worden gegeven in (12).
| |
| |
(12) |
a |
toegestaan |
|
|
|
lange klinker |
korte klinker |
|
|
haak |
dunk |
|
raam |
damp |
|
aap |
kelk |
|
taak |
tulp |
|
doop |
Dirk |
|
room |
dorp |
|
|
b |
niet toegestaan |
|
|
aamp |
|
|
uunk |
|
|
eelk |
|
|
uulp |
|
|
ierk |
|
|
oorp |
|
|
oelp |
|
Deze feiten suggereren dat er zich in het rijm niet meer dan drie segmenten mogen bevinden. De vraag is nu wat de formele expressie is van deze generalisatie. Hierbij is het van belang om voor ogen te houden dat het onmogelijk is om direct te verwijzen naar het getal drie.
In een lettergreeptheorie die de constituenten nucleus en rijm erkent is het mogelijk om indirect de gewenste effecten te verkrijgen. In een dergelijk raam-werk kunnen we de volgende regel formuleren:
(13) | Restrictie op de Structuur van het Rijm in het Nederlands |
| Een hoofd mag maximaal binair vertakken. |
Als gevolg van de restrictie in (13) kan de nucleus niet meer dan twee segmenten bevatten. In het rijm is naast de nucleus slechts één segment toegestaan. De maximale expansie van een rijm in het Nederlands kan derhalve niet meer dan drie segmenten bevatten. Dit wordt verduidelijkt in (14).
(14) De maximale expansie van een rijm in het Nederlands
In deze benadering worden we gedwongen om aan te nemen dat in het Nederlands sonorante consonanten in de nucleus gesyllabificeerd mogen worden. In dat geval is het mogelijk om te verklaren waarom een korte klinker gevolgd mag worden door twee consonanten. De eerste consonant is een sonorant die een positie in de nucleus bezet; de tweede wordt onmiddellijk gedomineerd
| |
| |
door het rijm. Een voorbeeld van een welgevormde tautosyllabische consonant-cluster wordt gegeven in (15).
(15)
Wanneer we zouden vasthouden aan het idee dat alleen klinkers zich in nucleuspositie mogen bevinden, dan wordt onduidelijk hoe we de kwantiteitsverhoudingen in de Nederlandse lettergreep kunnen beregelen. Aan de ene kant zouden we moeten toestaan dat een rijm drievoudig mag vertakken, zoals aangetoond wordt in (16a), aan de andere kant moeten we dit uitsluiten, zoals gedemonstreeerd wordt in (16b).
(16) a welgevormd drievoudig vertakkend rijm
b onwelgevormd drievoudig vertakkend rijm
Een dergelijk probleem doet zich niet voor wanneer we toestaan dat in het Nederlands een postvocalische sonorante consonant gesyllabificeerd mag worden in het domein van de nucleus. In dat geval kunnen we volstaan met de stipulatie in (13). Dat sonorante consonanten in de nucleus gesyllabificeerd worden in het Nederlands is in overeenstemming met de algemene assumptie dat segmenten van dit type een sterke voorkeur hebben voor de nucleus.
Laat ons nu de conclusie dat sonorante consonanten die volgen op een korte klinker zich in de nucleus bevinden relateren aan de vraag van welk type de Nederlandse zwaar/licht distinctie is. Wanneer het Nederlands tot type B zou behoren, dan zou dat betekenen dat een lettergreep die bestaat uit een korte klinker, gevolgd door een tautosyllabische sonorante consonant, licht zou zijn; een lettergreep die daarentegen bestaat uit een korte klinker, gevolgd door een tautosyllabische obstruent, zou zwaar zijn. De data in (2b) laten echter zien dat er geen verschil is tussen de twee typen lettergrepen; beide zijn zwaar. We hebben gezien dat in vormen als almanak en alfabet monosyllabische voet gebouwd moet worden boven de finale lettergreep (cf. (6)). Dat verklaart immers waarom de hoofdklemtoon opduikt op de vóór-voorlaatste lettergreep. In vormen van het type lexicon en jeruzalem die eindigen op een lettergreep die gesloten wordt door een sonorante consonant, bevindt de hoofdklemtoon zich
| |
| |
eveneens op de vóór-voorlaatste lettergreep. Dat betekent dat ook in deze vormen een monosyllabische voet gebouwd moet worden boven de finale lettergreep. Dat is echter alleen maar mogelijk indien lettergrepen die eindigen op een sonorante consonant zwaar zijn. We concluderen derhalve dat VC-lettergrepen altijd zwaar zijn in het Nederlands, ongeacht de kwaliteit van de consonant die de lettergreep sluit. Omdat sonorante consonanten die volgen op een korte klinker zich in de nucleus bevinden, zijn we gedwongen om aan te nemen dat vertakkende nuclei zich niet mogen bevinden in de zwakke positie van een voet in het Nederlands. Hieruit leiden we af dat de Nederlandse zwaar/licht distinctie niet van type B is, maar van type C; noch een vertakkend rijm, noch een vertakkende nucleus mag zich bevinden in de zwakke positie van een voet.
Wanneer we dit resultaat relateren aan het feit dat in het Nederlands VV-lettergrepen licht zijn, dan blijkt dat het Nederlands bijzonder problematisch is met betrekking tot de algemene typologie in (7) en (10), hieronder herhaald als (17a) en (17b):
(17) |
a) type A |
|
type B |
|
Type C |
|
|
|
zwaar |
licht |
zwaar |
licht |
zwaar |
licht |
|
|
VV |
V |
VVC |
VV |
VV |
V |
|
VVC |
VC |
VC |
V |
VC |
|
|
|
b) Domein waar verbod op vertakkend hoofd werkt: |
|
|
Type A: laagste hoofd; |
|
|
Type B: hoogste hoofd; |
|
|
Type C: ieder hoofd. |
|
Zoals we gezien hebben, dwingt de hypothese dat een postvocalische sonorante consonant zich bij voorkeur in het domein van de nucleus bevindt ons tot de aanname dat in het Nederlands ook de nucleus relevant is bij het bepalen van lettergreepzwaarte. Onder deze aanname kunnen we verantwoorden dat alle VC-lettergrepen zwaar zijn, ongeacht de kwaliteit van de postvocalische consonant. Merk echter op dat dit tot grote problemen leidt met betrekking tot de lange klinkers. Omdat lange klinkers zich uitsluitend in het domein van de nucleus bevinden worden lettergrepen met een lange klinker automatisch ook als zwaar geanalyseerd. We hebben gezien dat dit een ongewenst resultaat is (cf. de vormen in (2b)).
We zien nu dat er een probleem ontstaat wanneer we de meest algemene theorie over de positie van postvocalische sonorante consonanten proberen te combineren met de meest restrictieve theorie over zwaar/licht distincties. Meer in het bijzonder kan het probleem als volgt worden gekenschetst. Om te verantwoorden dat een rijm niet meer dan drie posities mag bevatten moeten we aannemen dat een postvocalische sonorante consonant bij voorkeur in de nucleus staat. Als gevolg daarvan moeten we ervan uitgaan dat het verbod op vertakkende hoofden in ieder geval relevant is op het niveau van de nucleus (het laagste hoofd). Dat betekent echter noodzakelijkerwijs dat ook lange klin- | |
| |
kers een lettergreep zwaar maken, hetgeen niet het geval is in het Nederlands.
In deze sectie heb ik gedemonsteerd dat het onmogelijk lijkt om de Nederlandse distinctie tussen zware en lichte lettergrepen in te passen in de universele theorie. In de volgende sectie doe ik een voorstel dat een uitweg biedt uit dit dilemma.
| |
3. Lege posities in het Nederlands
Tot nu toe zijn we ervan uitgegaan dat de segmentmatrix van een lange klinker verbonden is met twee tijdseenheden. Er zijn echter goede redenen om deze representatie in twijfel te trekken. Het Nederlands heeft drie klinkers die fonetisch kort zijn, hoewel ze zich fonologisch gedragen als lange klinkers. Dit zijn de klinkers [i], [y] en [u]. Dat deze segmenten fonologisch lang zijn blijkt uit het feit dat ze, normaal gesproken, niet gevolgd mogen worden door meer dan één niet-dentale tautosyllabische consonant. In dit opzicht gedragen ze zich als de ‘echte’ lange klinkers van het Nederlands (cf. de voorbeelden in (12)). Sequenties als die in (18) zijn in het Nederlands systematisch uitgesloten:
(18) |
iemp |
ienk |
|
uump |
uunk |
|
oemp |
oemp |
In de literatuur is meerdere malen gewag gemaakt van het hybride gedrag van de drie klinkers [i], [y] en [u]. In van Haeringen (1962) wordt gesteld dat deze klinkers zich vaak gedragen als lang met betrekking tot diminutivering (p. 280), hoewel ze fonetisch kort zijn (p. 285-286). In Heeroma (1959) wordt beweerd dat [i], [y] en [u] zich gedragen als ‘vrije vocaalfonemen’ (p. 301), ondanks het feit dat ze fonetisch kort zijn (p. 300). Ook Moulton (1962) laat zien dat er redenen zijn om aan te nemen dat [i], [y] en [u] fonologisch lang zijn, maar fonetisch kort. Dit is een van de redenen die hem tot de conclusie leiden dat deze klinkers niet in de opppositie lang/kort participeren (p. 308).
Het feit dat [i], [y] en [u] fonologisch lang zijn lijkt onverzoenlijk met hun korte fonetische realisatie. Toch is er één weg waarlangs deze merkwaardige paradox opgelost kan worden. We nemen aan dat deze klinkers twee posities in de nucleus bezetten (hetgeen correspondeert met de fonologische lengte), en dat de tweede positie leeg is (hetgeen correspondeert met de fonetische kortheid). Dit wordt verduidelijkt in (19).
(19)
(‘v’ staat voor een willekeurige klinker)
De vertakkende nucleus zorgt ervoor dat slechts één medeklinker mag volgen op de klinker binnen dezelfde lettergreep. Het feit dat alleen het eerste X-slot gevuld is met segmentele informatie betekent dat de klinker fonetisch kort is.
| |
| |
Om het hybride gedrag van de klinkers [i], [y] en [u] te beschrijven moeten we onze toevlucht nemen tot de representatie in (19). Laat ons er nu van uitgaan dat op onderliggend niveau alle klinkers gerepresenteerd moeten worden als in (19), dus ook die klinkers die fonologisch én fonetisch lang zijn.
De fonetische lengte kan verantwoord worden door een regel die klinkers (d.w.z. [-consonantische] segmenten) spreidt. Deze regel wordt geformuleerd in (20).
(20) | Spreidingsregel |
| spreid [-cons] |
De hoge klinkers mogen deze regel niet ondergaan. Voor deze segmenten geldt dat de onderliggende representatie aan de oppervlakte komt. De volgende conditie blokkeert de spreidingsregel in het domein van hoge klinkers:
(21) | Blokkade op spreiding: |
| [+hoog] mag niet gelinkt zijn |
| aan meer dat één X-slot. |
De spreidingsregel moet ook geblokkeerd worden wanneer een naburig X-slot gevuld is. Immers, in die gevallen dat een korte klinker gevolgd wordt door een consonant mag die consonant niet gedeleerd worden en vervangen worden door een verlengde klinker. We hebben in de theorie de beschikking over een conditie met behulp waarvan we dit kunnen bewerkstelligen, de Strikte Cyclus Conditie. Volgens deze conditie is het verboden om in de lexicale component distinctieve kenmerken te inserteren of te verwijderen. Wanneer we nu aannemen dat de positieve waarde van het kenmerk [cons] de distinctieve waarde is, d.w.z. de waarde die aanwezig is op het niveau van onderliggende representaties, dan wordt de spreidingsregel geblokkeerd in die gevallen dat hij leidt tot de eliminatie van een [+ cons]-specificatie. Voorwaarde is wel dat de spreidingsregel operatief is in de lexicale component, waar hij onderhevig is aan de Strikte Cyclus Conditie. In die component werkt hij op niveau 2. Ik kom later terug op de reden van deze laatste aanname.
Ter verduidelijking van deze analyse geef ik de derivatie van de vormen ra, ram, die. Om ruimte te besparen heb ik, afgezien van de nucleus, de lettergreepstructuur achterwege gelaten.
(22)
| |
| |
De hypothese dat, op onderliggend niveau, lange klinkers voor de helft ongevuld zijn vormt de basis voor de verklaring van hun merkwaardig klemtoongedrag. We moeten aannemen dat een nucleus die slechts gedeeltelijk gevuld is met segmenteel materiaal telt als niet-vertakkend. Dit kan bewerkstelligd worden met behulp van de volgende conditie:
(23) | Zichtbaarheidscriterium |
| Lege posities dragen niet bij aan de vertakking |
| van de onmiddellijk dominerende constituent |
We hebben gezien dat kwantiteitsgevoelige voeten onderhevig zijn aan een eis volgens welke een vertakkend hoofd zich niet mag bevinden in de zwakke positie. Het Zichtbaarheidscriterium zegt nu dat een nucleus niet telt als vertakkend indien hij een lege positie domineert. Dit betekent dat een nucleus die gedeeltelijk uit een leeg X-slot bestaat in de zwakke positie van een voet mag staan. Anders gezegd: in een taal als het Nederlands mag een lange klinker zich wel in de zwakke positie van een voet bevinden omdat in deze taal het tweede slot van een lange klinker ongevuld is. Dit wordt geillustreerd met de schematische representatie in (24).
(24)
(‘Vo staat voor ‘hoofd van voet’)
Het Zichtbaarheidscriterium is in staat om het onderscheid te verantwoorden tussen, enerzijds, lange klinkers en, anderzijds, korte klinkers gevolgd door één (tautosyllabische) consonant. In lettergrepen van het laatste type is de tweede helft van de nucleus niet leeg. Daarom telt hij wel als vertakkend met betrekking tot een kwantiteitsgevoelige voet. Om die reden mag een VC-lettergreep zich niet bevinden in de zwakke positie van een kwantiteitsgevoelige voet.
Vanuit het perspectief van deze analyse kunnen we een nieuwe poging doen om de Nederlandse zwaar/licht distinctie te plaatsen binnen het kader van de universele theorie. We weten dat er volgens deze theorie drie soorten talen zijn: talen waar een vertakkend hoofd niet mag voorkomen in een zwakke positie indien dat hoofd A) het laagste hoofd is, B) het hoogste hoofd is of C) hetzij het hoogste, hetzij het laagste hoofd is. De vraag is nu of onze representatie van de Nederlandse lange klinkers en het Zichtbaarheidscriterium ons in staat stellen om de Nederlandse zwaar/licht distinctie gelijk te stellen aan één van deze drie mogelijkheden.
| |
| |
Superzware lettergrepen mogen in het Nederlands in ieder geval niet in de zwakke positie van een voet staan, zoals ik heb aangetoond in (11). Op grond hiervan kunnen we al concluderen dat het Nederlands hetzij van type B), hetzij van type C) is. Ook hebben we gezien dat VC-lettergepen zwaar zijn. Omdat in het Nederlands een sonorante consonant die volgt op een korte klinker in de nucleus moet staan moeten we concluderen dat in deze taal een lettergreep met een vertakkende nucleus niet in de zwakke positie van een voet mag staan. Derhalve moet het Nederlands een taal van type C) zijn. Anders gezegd: noch een vertakkende nucleus, noch een vertakkend rijm mogen zich bevinden in de zwakke positie van een voet.
Normaal is het zo dat in een taal van type C) lange klinkers zwaar zijn. In het Nederlands echter zijn lange klinkers slechts voor de helft gevuld met segmentele informatie; het tweede X-slot is leeg. Dat betekent dat een lange klinker telt als licht, althans in een open lettergreep. We kunnen nu concluderen dat de Nederlandse zwaar/licht distinctie in het geheel niet vreemd is. Het Nederlands maakt gebruik van één van de in totaal drie mogelijkheden die in de talen van de wereld aangetroffen worden.
Tot slot wijs ik op het feit dat na de operatie van de spreidingsregel een situatie ontstaat waarbij een echte lange klinker zich bevindt in de zwakke positie van een voet. Om dit mogelijk te maken zijn we gedwongen om aan te nemen dat de voeten in het Nederlands alleen op niveau 1 kwantiteitsgevoelig zijn. Verder moeten we aannemen dat de spreidingsregel op niveau 2 werkt. In deze analyse ontstaan dubbel geassocieerde lange klinkers pas op het moment dat de voeten niet langer kwantiteitsgevoelig zijn. Het effect hiervan is dat op niveau 2 lange klinkers zich wel mogen bevinden in de zwakke positie van een voet.
| |
4. Samenvatting
Op het eerste gezicht lijkt de Nederlandse versie van het onderscheid zware versus lichte lettergreep niet inpasbaar in de universele klemtoontheorie. In tegenstelling tot wat voorspeld wordt door deze theorie zijn VV-lettergrepen licht, VC-lettergrepen daarentegen zwaar.
In dit artikel heb ik echter betoogd dat het Nederlands toch inpasbaar is in de theorie wanneer we aannemen dat op onderliggend niveau het tweede slot van een lange klinker ongevuld is. Als gevolg van het Zichtbaarheidscriterium is een lange klinker gedeeltelijk onzichtbaar voor die voet. Het effect hiervan is dat, vanuit het perspectief van de voet, een VV-lettergreep geen vertakkend hoofd heeft. Dat betekent dat hij door de voet beschouwd wordt als licht.
Onafhankelijke evidentie voor de juistheid van de onderliggende representatie van de Nederlandse lange klinkers wordt geleverd door de ‘lange’ hoge klinkers. De [i], [y] en [u] zijn fonetisch kort, hoewel ze zich fonologisch gedragen als lange klinkers. Het hybride gedrag van deze klinkers kan alleen maar verklaard worden wanneer we aannemen dat het tweede slot in het domein van de nucleus ongevuld is. Om te verantwoorden dat de niet-hoge lange
| |
| |
klinkers wél fonetisch lang zijn moeten we een regel postuleren die het kenmerk [-cons] naar het tweede slot van de nucleus spreidt. Deze regel laat de onderliggende representatie van de hoge klinkers ongemoeid, omdat het kenmerk [+hoog] niet geassocieerd mag worden met meer dan één slot. De spreidingsregel werkt op niveau 2 van het lexicon. In deze component is hij onderhevig aan de Strikte Cyclus Conditie die verhindert dat een consonant gedeleerd wordt door het spreidende kenmerk [-cons].
| |
Bibliografie
Haeringen, C.B. van (1962). ‘De plaats van ie, oe en uu in het Nederlandse klinkerstelsel’, in: Gramarieen, van Gorkum, p. 280-287. |
Hayes, B. (1981). A Metrical Theory of Stress Rules, Indiana University Linguistics Club. |
Heeroma, K. (1959). ‘De plaats van ie, oe, uu in het Nederlandse klinkersysteem’, Nieuwe Taalgids, p. 297-304. |
Hulst, H. van der (1984). Syllable Structure and Stress in Dutch, Foris, Dordrecht. |
Kager, R. (1989). Stress and Destressing in English and Dutch, Proefschrift RUU. |
Levin, J. (1985). A Metrical Theory of Syllabicity, Proefschrift MIT, Cambridge, Massachusetts. |
Moulton, W.G. (1962). ‘The vowels of Dutch: phonetic and distributional classes’, Lingua, p. 294-312. |
Trommelen, M. en W. Zonneveld. Klemtoon en Metrische Fonologie, Continho, Muiderberg. |
Adres van de auteur:
Ben Hermans, KUB, Faculteit der Letteren, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg.
|
|