Spektator. Jaargang 21
(1992)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deverbaal -er als polyseem suffixGa naar voetnoot*
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De polysemie van -er-deverbativa: een beknopte status quaestionis-Er-deverbatieven kunnen (o.a.) de volgende ‘rollen’ benoemen:
AGENS
INSTRUMENT
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
THEMA:
PATIENS:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. Booij (1986)Volgens Booij is deverbaal -er een polyseem suffix, en geen polyfunctioneel suffix. Polyfunctionaliteit van deverbaal -er, zoals verdedigd door Moortgat & Van Der Hulst (1981), zou inhouden dat met elke betekeniscategorie van deverbale -er-nomina (Agens, Instrument, enz.) een apart morfologisch procédé correspondeert. -Er zou volgens die visie dus betrokken zijn bij verschillende regels voor de vorming van deverbatieve nomina. Booij maakt aannemelijk dat er niet meer dan één WVR is waarmee -er-deverbatieven worden gevormd, en dat bijgevolg de betekenisvariatie van de output als polysemie moet worden begrepen. Ter verklaring van die polysemie bouwt Booij een syntactische en een semantische argumentatie op. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SyntactischTraditionally, Dutch deverbal nouns in -er - and the same holds for the analogous word type in English and German - are called agent nouns (nomina agentis). However, it is more adequate to call them subject names, because the basic effect of the suffix -er is that it binds whatever ø-role is linked to the subject position of the base verb. (Booij 1986: 507) Booij noemt -er-deverbatieven dus subjectnamen, omdat ze worden gebruikt ter benoeming van die rollen die de subjectpositie bezetten ten opzichte van het basiswerkwoord. Op die manier zijn de Agens- en Thema-voorbeelden te verklaren:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SemantischDe Instrument-betekenis van -er-deverbatieven zou het eindresultaat zijn van een semantisch extensieproces vanuit de Agens-betekenis, volgens het volgende schema:
-Er zou dus geleidelijk ook in gebruik gekomen zijn ter benoeming van niet-menselijke, zelfs niet-levende dingen waar een werking van uitgaat. Dit schema zou bijvoorbeeld de drie betekenissen van zender verklaren: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Booij kan de Patiens-namen (bijsluiter enz.) - ‘Logical-Object’ names zoals hij ze noemt - niet verklaren volgens het semantische extensieschema, en probeert het probleem syntactisch op te lossen: One might hypothesize, then, that these nouns can be derived from so-called middle verbs..., verbs with Themes as subjects. (513)Een voorbeeld: inruiler voor ‘inruilwagen; auto die men inruilt bij de aankoop van een nieuwe’ [Patiens-woord] zou volgens die redenering een subject-naam zijn, afgeleid van het middle verb of medio-passieve werkwoord inruilen, zoals gebruikt in:
Booij ziet zelf in dat die verklaring niet echt deugt. Immers, voor vrijwel alle Nederlandse Patiens-namen zijn zinnetjes met medio-passieve verba ongrammaticaal:
In zijn conclusie laat hij het probleem voor wat het is: Thus we conclude that the logical-object name interpretation of certain nouns in -er and its allomorphs is of a nonsystematic character, as opposed to the interpretations discussed previously. Therefore, they cannot be used as evidence against the hypothesis that in morphology form and meaning are linked in systematic ways. (514)M.a.w., de Patiens-interpretatie van bepaalde -er-deverbatieven heeft een onsystematisch karakter; daarom hoeven we ze niet te betrekken bij een verklaring voor de polysemie van deverbaal -er. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Van Langendonck (1988)Over de ‘verklaring’ van Van Langendonck kunnen we kort zijn. Het gebruik van het prototypisch agentieve -er ter benoeming van de niet-agentieve Themaen Patiens-rollen ‘kan...verklaard worden door het binnen de gemarkeerdheidstheorie geldende principe dat de vorm van een ongemarkeerde kategorie uitgebreid kan worden tot de funktie van de gemarkeerde tegenhanger’ (321). Met dit principe is ons inziens nog niets verklaard; extensie is mogelijk, maar de vraag blijft waarom ze ook effectief plaatsvindt, waarom ze bij bepaalde werkwoorden plaatsvindt en bij andere niet, enz. We onderschrijven ook de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kritische bedenking van Taeldeman (1990: 110): ‘Problematisch aan deze...theorie lijkt me...haar sterkte: ze voorspelt wel correct dat gemarkeerde categorieën...niet kunnen uitbreiden naar ongemarkeerde maar ze voorziet m.i. ten onrechte geen enkele beperking op de expansie van ongemarkeerde categorieën.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Taeldeman (1990)Taeldeman formuleert de hypothese ‘dat vanouds de vorming en de betekenisontwikkeling van deverbatieve nomina gedomineerd/gedirigeerd werd door het semantische kenmerk [± agens]’. -Er is overduidelijk een Agens-suffix (loper, werker,...), en volgens zijn hypothese is de extensie naar andere rollen binnen het agentieve domein (zoals naar Instrument) dan ook normaal. Taeldeman geeft zelf grif toe dat -er-derivaten met Thema- of Patiens-interpretatie - in zijn terminologie respectievelijk ergatief-object en transitief-object - de hypothese tegenspreken als zou een suffix zich ofwel agentieve ofwel niet-agentieve rollen toeëigenen. Afleidingen als laatbloeier, meevaller, overblijver (Thema) en aanrader, overgooier, bijsluiter (Patiens) behoren volgens Taeldeman zonder twijfel tot het niet-agentieve kamp, en hij wijst er zelf op dat beide types steeds meer voorkomen. Dergelijke ‘ontsporingen’ zijn echter inherent aan een levende taal en hoeven o.i. geen absoluut beletsel...te vormen voor het ontwerpen van een algemeen beschrijvingskader dat retrospectief en in hoge mate ook prospectief het gros van de taalfeiten en -ontwikkelingen verklaart (d.w.z. doorzichtiger maakt). (110) Voor Taeldeman is dus het veronderstelde anomale karakter van een aantal -er-deverbativa een argument om ze buiten een verklaring voor de polysemie van -er te houden. Daarmee treedt hij - althans wat de Patiens-woorden betreft - in het spoor van Booij ('86). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Een alternatieve hypothese: deverbaal -er als suffix met een ‘open’ semantiek2.1. Het materiaalIn het eerste deel hopen we duidelijk te hebben gemaakt dat de semantiek van -er-deverbatieven nog niet afdoende is verklaard. Voor we een eigen hypothese formuleren, presenteren we een selectie uit ons materiaal: -er-deverbatieven die (ook) een andere dan een Agens-, Instrument-, of Thema-betekenis hebben. In de grote meerderheid gaat het om Patiens-woorden, maar er zijn ook Causatieven en Lokatieven bij. Alle voorbeelden zijn opgespoord met behulp van het retrograde woordenboek (Theissen et al. 1988), tenzij anders vermeld. De betekenisomschrijvingen zijn - vaak verkort - overgenomen uit de Grote Van Dale (1984), Van Dale Hedendaags Nederlands (1984), en de Grote Koenen (1986). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals gezegd heeft de overgrote meerderheid van deze deverbativa een Patiens-interpretatie (achterlader, overgooier, onderlegger, bijsluiter, enz.), maar er zijn ook enige Causatieven bij (lachertje, doordenkertje, hangertje, dijenkletser, meezinger, giller, afknapper, afzakkertje, enz.). Van die Causatieven zijn er een paar die ook/tegelijk als een soort Patiens-naam begrepen kunnen worden. Vergelijk in dat verband het exclusief causale dijenkletser, afzakkertje, of giller met lachertje, doordenkertje, meezinger,...: wat je aanzet tot lachen, doordenken, meezingen,...maar ook/tegelijk iets waarmee je lacht, waarover je doordenkt, of wat je meezingt. Heel occasioneel duikt een Lokatief gebruik op: hoogslaper en tweezitter bijvoorbeeld. Het gaat dan wel telkens om Lokaties met een redelijk sterk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Patiens-karakter: de benoemde objecten ondergaan immers ook de handeling: een hoogslaper is een bed dat (hoog) wordt beslapen, en een tweezitter is een bank die door twee mensen kan worden ‘be-zeten’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Een verklaringDe Patiens-, Causatief- en Lokatief-betekenissen van de -er-deverbativa in de lijst vallen buiten het bereik van de semantische en syntactische regels waarmee Booij ('86) de polysemie van deverbatief -er verklaart. De door bijsluiter, giller, hoogslaper,...benoemde fenomenen zijn immers geenszins agentief bij de in het basiswerkwoord genoemde activiteit betrokken,Ga naar eind3 en de deverbatieven zijn evenmin subjectnamen bij de basiswerkwoorden. Ons inziens moeten we voor de polysemie van -er-deverbatieven een andere verklaringsgrond introduceren, te weten ‘de vaagheid of ongespecificeerdheid van de betekenisbijdrage van de morfologische structuur’. De formulering ontlenen we aan Booij (1988), waarin die vaagheid wordt ingeroepen ter verklaring van de polysemie van denominaal -er. Wat nu precies bedoeld is met ‘de vaagheid...van de betekenisbijdrage van de morfologische structuur’ kan het beste via een aantal voorbeelden - ook uit Booij '88 - duidelijk worden gemaakt.
Welnu, onze hypothese is dat de polysemie van deverbaal -er op analoge wijze begrepen moet worden. De betekenisbijdrage van het morfologische procédé is miniem: een deverbatief op -er noemt een fenomeen dat in een of andere betrekking staat tot, een of andere rol vervult bij de in het basiswoord genoemde activiteit. Er zijn wel een aantal niet onbelangrijke restricties, waarvan sommige een intern-linguïstisch, taalstructureel karakter hebben, en andere veeleer pragmatisch van aard zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is om te beginnen de argumentstructuur van het basiswerkwoord. Arbeiden en afkicken hebben geen Patiens in hun valentieschema, en bijgevolg is een Patiens-interpretatie van arbeider of afkicker onmogelijk. De tweede restrictie betreft de benoemenswaardigheid van de rollen. Overgooien en bijsluiten hebben zowel een Agens als een Patiens in hun valentieschema, maar het overgooien en het bijsluiten zijn voor personen geen maatschappelijk relevante activiteiten, waardoor overgooier en bijsluiter (vrijwel) nooit als Agentieven worden gebruikt. Het overgegooid/bijgesloten worden daarentegen is voor een aantal objecten wel karakteristiek, en vandaar het gebruik van overgooier en bijsluiter als Patiens-woorden. Dat er in een -er-deverbatief weinig informatie over het benoemde fenomeen kan worden meegegeven, vormt een derde restrictie. Instapper bijvoorbeeld is voor de hoorder minder informatief dan instapschoen. In specialistisch taalgebruik hoeft dat geen bezwaar te zijn, maar in de algemene taal worden wellicht heel wat potentiële -er-deverbatieven nooit gebruikt omdat ze het qua informativiteit moeten afleggen tegen de samenstellingen. De laatste restrictie, en zeker een van de zwaarste, ligt in het bestaan van een semantische hiërarchie waarvolgens een prototypische interpretatie van een -er-deverbatief (als Agens bijv.) voorrang geniet boven een minder prototypische interpretatie (als Patiens bijv.). Die laatste restrictie vergt natuurlijk wat meer toelichting. Deverbaal -er is binnen onze hypothese weliswaar polytoepasbaar, maar het blijft zinvol om een onderscheid te maken tussen een prototypisch en een minder prototypisch gebruik van het suffix. Deverbaal -er werd in oorsprong, en wordt nog altijd prototypisch gebruikt ter benoeming van fenomenen in een Agens-rol (semantisch) en in de Subject-functie (syntactisch) t.o.v. het basiswerkwoord. Via een semantisch/syntactisch extensieproces is het toepassingsbereik van het suffix uitgebreid tot andere rollen - Impersonal Agent (golfbreker), Instrument (blikopener), en Thema (meevaller).Ga naar eind4 Die polysemie kan de taalgebruiker ertoe gebracht hebben deverbaal -er te herinterpreteren als een suffix met een ‘open’ semantiek, d.w.z. een suffix dat vrijwel alle rollen kan benoemen, dus ook die - zoals Patiens - welke noch semantisch noch syntactisch aan het oorspronkelijke betekenisbereik van -er kunnen worden gerelateerd. Het lijkt bovendien aannemelijk dat de overvloed aan betekeniscategorieën bij denominaal -er (cf. Booij '88, Van den Toorn '88, Van Santen '92) die herinterpretatie gesteund heeft. Agens, Instrument en Thema zijn wel de meest prototypische interpretatiecategorieën gebleven. Minder prototypische rollen, zoals Patiens, komen daarom pas in aanmerking voor benoeming door een -er-deverbatief, wanneer dat deverbatief niet of maar zeer marginaal in gebruik is met een meer prototypische betekenis. Overgooier, bijsluiter, meezinger, dijenkletser, afknapper, onderlegger, aflegger, afdrager enz. hadden geen courante Agens-, Instrument- of Thema-betekenis, en waren derhalve ‘vrij’ om andere, minder prototypische betekenissen te dragen. In die gevallen waar het -er-deverbatief wel ingeburgerd is met een prototy- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pische betekenis (bijv. lacher, drukker, roker, verzamelaar, afnemer,...als Agens-woorden), is een niet-prototypisch gebruik toch mogelijk + in specialistisch taalgebruik of jargon (verzamelaar ‘verzamelelpee’, afnemer ‘iets dat afgenomen wordt, in 't bijz. een geweer waarvan de loop gemakkelijk kan worden afgenomen’); uit de gebruikscontext is dan zonder meer duidelijk over welke verzamelaar of afnemer het gaat; + wanneer dat expliciet gemarkeerd of gesignaleerd wordt, met name door het gebruik van het diminutiefsuffix; in lachertje, rokertje, drukkertje bijvoorbeeld neutraliseert de diminutiefvorm de druk van een Agens-interpretatie. Overigens geldt voor vrijwel alle -er-deverbatieven met een niet-prototypische betekenis (zie de lijst onder 2.1) dat ze tot een welbepaald register, met name de informele taal of zelfs de groeps- of vaktaal behoren, of tenminste van daaruit zijn opgestegen naar de algemene taal. Dat is geenszins verwonderlijk. Afleidingen met een deviante semantiek in het algemeen, en -er-derivaties met een Patiens- of een andere niet-prototypische betekenis in het bijzonder, gedijen nu eenmaal beter in een beschermd milieu, waarbinnen taalgebruikers bij wijze van spreken genoeg hebben aan een half woord om elkaar te verstaan, en waarbinnen woordgebruik dat afwijkt van de norm niet alleen wordt getolereerd, maar heel vaak zelfs wordt gekoesterd omdat het het wij-gevoel nog versterkt. De vraag rijst dan nog waarom een -er-deverbatief, als het met een niet-prototypische betekenis wordt gebruikt, meestal een niet-menselijk Patiens noemt (cf. voorbeelden in de lijst). We zien twee redenen:
1) We hebben in het Nederlands geen ander suffix om niet-menselijke Patiensnamen te vormen. Wie een Patiens wil benoemen, is verplicht gebruik te maken van een samenstelling: vulkachel, vulpen, draagtas, wegwerpradio,...In min of meer specialistisch taalgebruik vermijdt men graag die lange vormen, en het enige suffix dat bij wijze van spreken soms ‘vrij’ is, is -er. Het is dan ook niet toevallig dat in de woordenboekdefinitie van Patiens-deverbatieven op -er heel vaak de explicietere, samengestelde vorm opduikt (bijv. ‘instapper instapschoen’). 2) Andere betekeniscategorieën zijn (vrijwel) niet vertegenwoordigd omdat die met minder gevaar voor misverstanden met andere procédés benoemd kunnen worden. Het heeft bijv. geen zin om -er-deverbatieven in te zetten voor de vorming van nomina actionis (*verzwaarder), omdat we met -ing ruim in onze behoeften kunnen voorzien (verzwaring). Het heeft evenmin zin om een menselijk Patiens met een -er-deverbatief te benoemen omdat
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee gevallen spreken de pas geschetste complementariteit tussen woordvormingsregels op het eerste gezicht tegen: gijzelaar en martelaar. Hebben we hier geen menselijk Patiens dat benoemd is door aanhechting van -er/-aar aan gijzelen resp. martelen? Vanuit diachroon perspectief is het antwoord negatief. Gijzelaar en martelaar zijn onstaan uit de respectieve nomina gisele/gijzel en marter/martele, met aanhechting van een expletief -aar om de twee woorden formeel te integreren in het paradigma van de persoonsaanduidingen (WNT IV,2345 en IX,271). Eeuwenlang hebben beide vormen kunnen bestaan, zonder onnoemelijke ambiguïteiten tussen een Patiens- en een Agens-interpretatie. In het geval van martelaar is dat misschien te verklaren door de semantische specialisering tot ‘persoon die wegens zijn geloofsovertuiging (dood)gemarteld is’. Voor de Agens-rol bij martelen zijn ook altijd alternatieven beschikbaar geweest (pijnder, beul). In het geval van gijzelaar is de ambiguïteit eigenlijk pas storend geworden zodra het gijzelen in zwang is gekomen zoals we dat nu kennen, met een heel duidelijk te identificeren Agens-rol. Er valt dan ook een tendens te onderkennen om de functieverdeling tussen woordvormingsregels te respecteren, en om bijgevolg gijzelaar (of gijzelnemer/gijzelhouder)Ga naar eind5 als Agens-woord, en gegijzelde als Patiens-woord te gebruiken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Conclusies-Er-deverbatieven met een zogenaamd ‘ongewone’ betekenis mogen niet als anomalieën aan de kant worden geschoven. Ze zijn talrijker dan door de band wordt aangenomen, en verdienen geïntegreerd te worden in de beschrijving en verklaring van de polysemie van deverbaal -er. Ons inziens is die integratie het best te realiseren door deverbaal -er te beschouwen als een suffix met een open semantiek. Booij (1988) legt een verband tussen de produktiviteit van denominaal -er en wat hij noemt de grote interpretatieve wendbaarheid van de morfologische categorie in kwestie. Deverbaal -er heeft mutatis mutandis een vergelijkbare interpretatieve wendbaarheid, en -er (zowel deverbaal als denominaal) komt dan ook naar voren als het poly-inzetbare suffix bij uitnemendheid. De vrijheid die de taalgebruiker bij de betekenistoekenning wordt geboden, is een troef, en dat verklaart waarom procédés met een open semantiek in het algemeen, en deverbaal -er in het bijzonder, tot de meest produktieve in het Nederlands behoren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
Adres van de auteur: Johan De Caluwe, Sportstraat 221, 9000 Gent, België |
|