Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Spektator. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Spektator. Jaargang 18

(1988-1989)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek

Vorige Volgende
[p. 444]

Tangconstructies
Experimenteel onderzoek naar leesbaarheid en attentiewaarde
Jan Renkema

1. Inleiding

In literatuur over tekstverbetering wordt gesteld dat, hoewel er nog nauwelijks bewijzen uit onderzoek voorhanden zijn, bepaalde zinsbouwverschijnselen ter wille van de leesbaarheid beter vermeden kunnen worden. Een voorbeeld van zo'n verschijnsel is de in dit artikel op basis van experimenteel onderzoek besproken tangconstructie.1

De twee vorige zinnen kunnen als volgt worden herschreven. In literatuur over tekstverbetering wordt gesteld dat bepaalde zinsbouwverschijnselen ter wille van de leesbaarheid beter vermeden kunnen worden, hoewel er nog nauwelijks bewijzen uit onderzoek voorhanden zijn. Een voorbeeld van zo'n verschijnsel is de tangconstructie die in dit artikel op basis van experimenteel onderzoek wordt besproken.

 

In de herschreven zinnen zijn twee tangconstructies ‘opgelost’. De ingebedde bijzin, ‘hoewel...’ is achter de ‘dat-zin’ geplaatst; het gedeelte tussen ‘de’ en ‘tangconstructie’ is een bijvoeglijke bijzin geworden. Deze herschrijving, waarin het schrijfadvies ‘vermijd tangconstructies’ is opgevolgd, roept twee vragen op: Zijn de ‘onttangde’ zinnen beter leesbaar dan de zinnen met tangconstructie? Heeft de herschrijving het zelfde informatiegehalte als het origineel? Deze twee vragen vormen het uitgangspunt voor dit artikel.2

 

In paragraaf 2 worden op basis van literatuur en observaties onderzoekvragen geformuleerd. Paragraaf 3 gaat over de constructie van de teksten die bij de experimenten zijn gebruikt. In paragraaf 4 wordt verslag gedaan van drie experimenten.3 Een discussie over de resultaten volgt in paragraaf 5.

2. Literatuur, observaties en onderzoekvragen

2.1. Literatuur

De term ‘tangconstructie’ is geïntroduceerd door Van Haeringen (1946) in zijn inaugurele oratie ‘Spanningen in het Hedendaagse Nederlands’. Michels (1946) reageert hierop in zijn inaugurele oratie, en stelt dat door de tangconstructie ‘een ongewenste en onder omstandigheden ondraaglijke spanning ontstaat tussen logisch bijeenhorende zinsdelen.’ (Zie ook Van Haeringen, 1947.) Van den Berg (1949) betrekt de tangconstructie in een artikel over de volgorde van bepalingen, en neemt een geheel andere positie in: ‘Het is regel in de Nederlandse zin dat datgene wat krachtens de betekenis

[p. 445]

het nauwst verband houdt, zo ver mogelijk uiteen geplaatst wordt.’ Hij wijst er ook op dat een bepaling ‘expressief’ kan worden gebruikt, wanneer deze na de bijeenhorende woordgroep wordt gezet. Zo kan men, onder bepaalde klemtooncondities, een ‘intensivering van de mededeling’ in de bepaling bereiken. Een nadere analyse van de tangconstructie geeft Ostendorf (1958). In de Nederlandse taalkundige literatuur is verder weinig aandacht besteed aan de tangconstructie. In de uitgebreidere, Duitstalige literatuur over de ‘Klammerkonstruktion’ (Schmidt, 1964; Duden (Grebe et al.) 1973; Lambert 1976) wordt erop gewezen dat de tangconstructie ook de ‘eenheid van de mededeling’ benadrukt. De tangconstructie draagt er volgens Schmidt (1964: 259) toe bij: ‘die Gleichzeitigkeit der nacheinander gesprochenen Wörter eines Satzes und damit dessen Einheit zu sichern.’ Deze opmerking spoort met de visie van Van den Berg.

 

In literatuur over schriftelijk rapporteren wordt vrijwel steeds geadviseerd tangconstructies te vermijden, omdat ze moeilijk leesbaar zijn (Van Hauwermeiren, 1981; Overduin 1986).

Het advies om tangconstructies te vermijden is een van de weinige schrijfadviezen die ondersteund worden door psycholinguïstisch onderzoek. Zie bijvoorbeeld Miller en Isard (1964) die aantonen dat zinnen met uiteengeplaatste elementen moeilijker te onthouden zijn. In het overzichtswerk van Fodor, Bever en Garrett (1974) wordt de moeilijkheidsgraad van dit type constructie verklaard uit het feit dat de syntactische analyse van de deelzin moet worden uitgesteld tot het laatste element van de deelzin is gepresenteerd. Zie ook Maureau (1983: 91-100) waarin verwezen wordt naar (niet gepubliceerd) onderzoek. In Johnson-Laird (1983: 322-3) worden vier verklaringen geciteerd voor het verschijnsel dat een zin met uiteenplaatsing van bij elkaar behorende zinsdelen moeilijk te lezen is: a. de moeilijkheid om een nieuwe procedure (bijvoorbeeld het lezen van een deelzin) te starten terwijl men bezig is in een andere procedure; b. de onmogelijkheid om aan meer dan twee deelzinnen tegelijk te ‘werken’; c. de geheugenbelasting die ontstaat wanneer men een deel van de zin moet vasthouden totdat het bijbehorende deel verschijnt; d. de neiging om woorden volgens oppervlaktestructuur te groeperen, zodat het ‘ontleden’ van discontinue, bijeenbehorende elementen wordt verstoord.

2.2. Observaties

Opvallend in de taaladvies-literatuur en het psycholinguïstisch onderzoek is, dat er geen aandacht wordt besteed aan het aspect van expressiviteit of intensivering. Wanneer het middenstuk van een tangconstructie buiten de ‘armen’ of ‘grijpers’ van de tang wordt geplaatst - dat wil dus zeggen: in de zin naar rechts opschuift - treedt er een verandering op.4

Deze verandering kan inzichtelijk worden gemaakt via een analyse van de volgende voorbeelden.

(1) a. De politie heeft volgens de Stichting ‘Tegen haar wil’ met grof geweld een einde gemaakt aan het in de nacht van 18 op 19 mei jongstleden in het Vondelpark gehouden vrouwenfestival.

[p. 446]

  b. De politie heeft volgens de Stichting ‘Tegen haar wil’ met grof geweld een einde gemaakt aan het vrouwenfestival dat in de nacht van 18 op 19 mei jongstleden in het Vondelpark is gehouden.
(2) a. Het gemeentebestuur van Urk heeft geconstateerd dat, hoewel minister Braks aanpassingen van het controlebeleid heeft toegezegd, de Inspectiedienst zijn controlerende taak nog steeds op de oude voet voortzet.
  b. Het gemeentebestuur van Urk heeft geconstateerd dat de Inspectiedienst zijn controlerende taak nog steeds op de oude voet voortzet, hoewel minister Braks aanpassingen van het controlebeleid heeft toegezegd.

In (1b) lijkt de tijd- en plaatsvermelding van het vrouwenfestival een hogere ‘attentiewaarde’ te hebben dan in (1a). Hetzelfde geldt voor de ‘hoewel’-zin in (2b) ten opzichte van (2a).5 Deze observatie wordt ondersteund door het zogenoemde ‘links-rechts’-principe voor de informatieverdeling in een (ongemarkeerde) zin. Zie hierover de ANS (Geerts e.a., 1984: 913): ‘wat informatief belangrijker is, heeft de neiging meer achteraan in de zin te komen.’

Het lijkt niet ongerijmd om te veronderstellen dat in het middenstuk van een tangconstructie informatie kan worden gepresenteerd die de schrijver van minder belang vindt. En waarschijnlijk zal een lezer aan deze informatie ook minder aandacht besteden. Een speciaal geval van minder belangrijke informatie is bekend veronderstelde informatie waarvan de schrijver het vermelden toch noodzakelijk acht. Vergelijk de volgende voorbeelden:

(3) a. Een huisarts in Apeldoorn heeft gisteren na buurtdemonstraties zijn praktijk gesloten. Hij werd verdacht van ongewenste intimiteiten.
  b. Een huisarts in Apeldoorn, die verdacht werd van ongewenste intimiteiten, heeft gisteren na buurtdemonstraties zijn praktijk gesloten.
  c. Een van ongewenste intimiteiten verdachte huisarts in Apeldoorn heeft gisteren na buurtdemonstraties zijn praktijk gesloten.

In (3a) wordt de informatie over ‘ongewenste intimiteiten’ als nieuw gepresenteerd, terwijl in (3b) en (3c) deze informatie bekend wordt verondersteld. In (3c) lijkt meer dan in (3b) het accent te liggen op het sluiten van een praktijk na een buurtdemonstratie.

2.3. Onderzoekvragen

Psycholinguïstisch onderzoek (zie o.a. Johnson-Laird, 1983) maakt het aannemelijk om te veronderstellen dat een ‘plus tang’ moeilijker is dan een ‘min tang’ Taalkundige observaties (zie o.a. Van den Berg, 1949) geven aanleiding tot de veronderstelling dat er tussen de ‘plus tang’ en de ‘min tang’ een verschil is in expressiviteit of attentiewaarde.

 

De moeilijkheidsgraad van een tekstelement kan op vele manieren worden onderzocht. (Zie Noordman, 1983, Schumacher en Waller, 1985, en Renkema, 1987). Hier is gekozen voor drie gangbare methoden in het onderzoek naar tekstbegrip:

-het meten van leestijd;
[p. 447]
-het stellen van verificatievragen over de tekst;
-het meten van de tijd die nodig is voor het beantwoorden van verificatievragen.

De eerste methode levert gegevens op over het leesproces; de twee andere richten zich op het produkt van het lezen: Wat onthoudt een lezer, en hoe lang doet een lezer erover om informatie op te roepen uit het geheugen?

 

In het onderzoek naar attentiewaarde6 is ook gekozen voor een procesgerichte en een produktiegerichte methode:

-detectie van typefouten in tekstgedeelten met verschillende attentiewaarde;
-verificatie van inhoudelijke wijzigingen in beweringen over tekstgedeelten met verschillende attentiewaarde.

 

De verwachting is dat zinnen in de conditie ‘plus tang’ op de volgende punten verschillen van zinnen in de conditie ‘min tang’.

1.Het lezen vergt meer tijd.7
2.Verificatievragen over de armen en het middenstuk kosten meer tijd.
3.Bij het beantwoorden van de verificatievragen worden meer fouten gemaakt.
4.Typefouten in het middenstuk worden minder vaak gedetecteerd.
5.Inhoudelijke wijzigingen in herhaalde aanbieding van het middenstuk vallen minder op.

3. De constructie van de teksten

3.1 De keuze van de tangconstructies

In de experimenten zijn twee typen tangconstructies onderzocht: de ‘lidwoord-naamwoord-tang’ (voortaan ‘nominale tang’) en de ‘bijzin-bijzin-tang’ (voortaan ‘bijzin-tang’). Van elke constructie volgt hier een voorbeeld in de conditie ‘plus tang’ en ‘min tang’.

nominale tang
(4) a. De langdurige echte minima verkeren op dit moment in een onmenselijke positie aldus een door medewerkers van de Leidse universiteit geschreven rapport.
  b. De langdurige echte minima verkeren op dit moment in een onmenselijke positie aldus een rapport dat door medewerkers van de Leidse universiteit is geschreven.

bijzin-tang  
(5) a. Het CITO deelde desgevraagd mee dat, hoewel de score alleen een indicatie is voor een eventuele vervolgopleiding, de toets steeds meer de status krijgt van het belangrijkste basis-examen.
  b. Het CITO deelde desgevraagd mee dat de toets steeds meer de status krijgt van het belangrijkste basis-examen, hoewel de score alleen een indicatie is voor een eventuele vervolgopleiding.

Deze constructies zijn gekozen omdat ze volgens een vaste procedure zijn te herschrijven. In de herschreven nominale tang worden alleen een be-

[p. 448]

trekkelijk voornaamwoord en een persoonsvorm toegevoegd (‘dat’ en ‘is’ in 4b).8 In de herschreven bijzin-tang vervalt één komma. Andere tangconstructies geven soms problemen bij herschrijving. Zie bijvoorbeeld de tang die ontstaat door uiteenplaatsing van persoonsvorm en lijdend voorwerp (6) of onderwerp en persoonsvorm (7).

(6) Van Thijn bedrijft volgens de hoofdcommissaris met zijn uitspraken volledig achter de politiemensen te staan een vorm van partijpolitiek.
(7) De grote steden, die bij uitstek ervaring hebben met vandalisme en crimineel gedrag en met mensen die een minimum-inkomen hebben of minder, protesteren niet voor niets tegen de voorgenomen korting op hun budget.

In een herschrijving van (6) zou een gedeelte van het middenstuk, namelijk ‘volgens de hoofdcommissaris’, in de tang moeten blijven staan; anders doet de herschrijving zeer vreemd aan. In een herschrijving van (7) kan de zin beter gesplitst worden met de bijvoeglijke bijzin in een aparte vervolgzin: ‘Deze steden (of “Zij”) hebben bij uitstek ervaring...’ Hier is meer nodig dan een herschikking van woordorde.

 

De testzinnen moesten zo worden geconstrueerd dat het middenstuk en de rest van de tangconstructie of van de zin apart bevraagbaar zijn (de verificatievragen). Dit betekent dat de volgende nominale tang niet geschikt is.

(8) De opvattingen van Callagher over de overheidsuitgaven zijn een voorbeeld van een volgens oudere Republikeinen te sociaal geïnspireerde politiek.

Zelfstandige beweringen in de vorm van zo letterlijk mogelijk herhaalde zinsdelen geven hier problemen.

(8) a. De opvattingen van Callagher over de overheidsuitgaven zijn een voorbeeld van een politiek.(?)
  b. ...een volgens oudere Republikeinen te sociaal geïnspireerde politiek.(?)

Ook voor de bijzin-tang leverde het criterium ‘aparte bevraagbaarheid’ restricties op. In de volgende bijzin-tang kunnen de delen niet apart worden bevraagd.

(9) Hij zei dat, als je de dobber in het water gooit, je onmiddellijk een grote snoek zou vangen.

Een zelfstandige bewering over het middenstuk - ‘Je gooit de dobber in het water’ - kan door het conditioneel karakter ervan in de tekst storende verificatieproblemen geven. Om deze reden is in de tekstconstructie gebruik gemaakt van een beperkt aantal voegwoorden, namelijk de volgende combinaties: dat-omdat; dat-hoewel; dat-terwijl; dat-nu; dat-wanneer; dat-zolang.9 Voor elke combinatie zijn twee teksten gemaakt om onderzoek naar een eventueel effect van een bepaald voegwoord te vergemakkelijken.10 De eis van aparte bevraagbaarheid houdt uiteraard ook in, dat er geen verwijswoorden in de testzinnen mogen staan. Zie hierover paragraaf 3.3.

[p. 449]

3.2. Wijze van aanbieding

De testzinnen zijn gepresenteerd in kleine afgeronde teksten (van zes zinnen). Dit is gedaan om een zo natuurlijk mogelijke leessituatie te creëren. De teksten zijn alle geïnspireerd op korte nieuwsberichten. De keuze voor dit tekstgenre is ingegeven door de volgende overwegingen. Ten eerste, de teksten moeten liggen op het leesniveau van verschillende groepen proefpersonen (bijvoorbeeld studenten). Ten tweede, in dit genre kunnen de onderzochte constructies in principe voorkomen (zie Renkema, 1981). Een tangconstructie in een kinderverhaal zal wellicht te opvallend zijn.

Wel is erop gelet dat ten tijde van het experiment de inhoud van de teksten geen storende associaties kon oproepen met actueel nieuws. De voorbeeldtekst hieronder over een nieuwe Amerikaanse presidentskandidaat kan niet meer fungeren in een experiment als de kandidaten al genomineerd zijn.11

 

Voor de experimenten zijn twaalf teksten geconstrueerd met een nominale tang en twaalf met een bijzin-tang. Uit elke serie volgt hier een voorbeeld. (Het middenstuk van de tang is gecursiveerd.)

nominale tang
(10) NIEUWE PRESIDENTSKANDIDAAT
Zowel in het Republikeinse als in het Democratische kamp werpen zich voortdurend nieuwe kandidaten op voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1988.
Onlangs heeft zich voor de Republikeinse partij een nieuwe gegadigde gemeld: de 41 jarige James Callagher uit Wisconsin.
Callagher steekt duidelijk af tegen de grijze muizen die zich tot nu toe voor zijn partij in de strijd hebben geworpen.
De opvattingen van Callagher zijn volgens oudere politici schadelijk voor de door vele Republikeinen als te democratisch beschouwde politiek.
Vooral op defensie zou er fors bezuinigd moeten worden, ten behoeve van met name onderwijs en welzijnszorg.
Volgens Callagher bieden de huidige onderhandelingen over ontwapening de kans om voor jaarlijks tientallen miljarden dollars een veel zinvollere bestemming te vinden.

bijzin-tang
(11) PROVOCATIE IN STAKINGSCONFLICT
De industriebond FNV beschuldigt de directie van het Rotterdams Vervoersbedrijf van provocaties bij de staking van vorige week.
Door de directie is toen aangedrongen op een demonstratieve mars met een vijftiental werkwilligen van buiten het terrein naar de fabriekspoort.
De mars wordt door een woordvoerder van het bedrijf niet tegengesproken, maar ontkend wordt dat het als provocatie was bedoeld.
De directie wilde aantonen dat, zolang stakingsteiders gebruik maken van poortblokkades tegen werkwilligen, de dagelijkse intimidaties en pogingen tot mishandelingen zullen escaleren.
De directie handelt volgens stakingsleider De Jong in strijd met de afspraken die voor het uitbreken van de staking zijn gemaakt.
De industriebond en de directie hebben o.a. afgesproken dat beide partijen zich zullen onthouden van intimiderende acties om het overleg niet onnodig te bemoeilijken.

[p. 450]

In de conditie ‘min tang’ zijn alleen de zinnen met de tangconstructie veranderd.

(10) a. De opvattingen van Callagher zijn volgens oudere politici schadelijk voor de politiek die door vele Republikeinen als te democratisch wordt beschouwd.
(11) a. De directie wilde aantonen dat de dagelijkse intimidaties en pogingen tot mishandelingen zullen escaleren, zolang stakingsleiders gebruik maken van poortblokkades tegen werkwilligen.

3.3. Uitsluiting van andere effecten

Bij de constructie van de teksten is ernaar gestreefd mogelijke andere effecten uit te sluiten. De teksten die in de experimenten zijn gebruikt, komen overeen op de volgende punten.12

 

a.plaats van de testzin
In elke tekst is de testzin de vierde zin. Bij tangconstructies op verschillende plaatsen in de teksten bestaat het gevaar dat het al dan niet ingevuld zijn van het ‘discourse-domein’ effect heeft op het lezen van de testzin.
b.aard van de testzin
De testzin mag qua inhoud of lengte geen opvallende eigenschappen vertonen ten opzichte van de rest van de tekst. Bovendien mag de testzin geen extra problemen opleveren, bijvoorbeeld door ambiguïteit. In een zin die begint met ‘De burgemeester van Almere zei dat, omdat...’ kan ‘dat’ lijdend voorwerp zijn of voegwoord. Bij een formulering als ‘De burgemeester van Almere heeft gezegd dat, omdat...’ kan deze ambiguïteit niet optreden.
Ook verwijzingen kunnen leesproblemen opleveren. Daarom zijn de testzinnen zonder verwijzingen geconstrueerd. Dus bijvoorbeeld niet: ‘De opvattingen van deze kandidaat zijn echter...’ of een verwijzing binnen een zin: ‘De burgemeester...hij’.
c.plaats van de tang in de zin
De tang komt steeds aan het einde van de testzin. Wanneer de tang op een andere plaats in de zin staat, kan een herschrijving een nieuwe tang opleveren.
d.lengte van het middenstuk
Het middenstuk van een tangconstructie kan uiteraard sterk in lengte variëren. De middenstukken zijn zo constant mogelijk gehouden om invloeden van lengteverschillen uit te schakelen. Het middenstuk van de nominale tang bestond steeds uit 54-56 tekens (letters, spaties en leestekens). Het middendeel van de bijzin-tang bevatte 72-74 tekens, en de ‘dat’-zin varieerde tussen de 76 en 78 tekens.13
e.aard van het middenstuk
In de nominale tang kan de aard van het middenstuk sterk variëren. Bij de tekstconstructie is dit deel zoveel mogelijk constant gehouden, namelijk
[p. 451]
een voltooid deelwoord voorafgegaan door één of meer bepalingen van tijd, plaats of modaliteit. Dus het type: ‘...de door de minister (in het voorjaar) (tijdens het kamerdebat) (met veel verve) geuite bezwaren.’ In de bijzintang is steeds een volledige bijzin opgenomen; een beknopte bijzin kan extra problemen geven, bijvoorbeeld omdat het geïmpliceerde onderwerp onduidelijk is.
f.inhoud van het middenstuk
Een tangconstructie kan in het middenstuk ook nieuwe of opvallende informatie bevatten. In zo'n geval zal een herschrijving nauwelijks effect hebben op de attentiewaarde. Alle teksten zijn door drie beoordelaars hierop gecontroleerd. Hierbij gold als criterium: weglaatbaarheid van het middenstuk. Eerst een voorbeeld op zinsniveau.

(12) De burgemeester van Almere heeft gezegd dat, als er een rechtstreekse aansluiting op het Gooi zou komen, het belang van de hele samenleving gediend zou zijn.

In dit voorbeeld is de ‘als’-zin niet weglaatbaar, omdat er een voorwaarde geformuleerd wordt voor de inhoud van de ‘dat’-zin.

Zie voor voorbeelden op tekstniveau de voorbeeldteksten (10) en (11). In deze teksten kunnen de middenstukken in beide condities (plus en min tang) weggelaten worden, zonder consequenties voor het vervolg. Wel zijn tangconstructies met een - intuïtief gezien - weinig informatief middenstuk vermeden. Bijvoorbeeld:

(13) Het Urkse college is van mening dat, hoewel de rechterlijke uitspraak als bindend moet worden beschouwd, de controle op de visafslagen gewijzigd moet worden.

Een rechterlijke uitspraak moet altijd als bindend worden beschouwd, dus dit middenstuk voegt nauwelijks informatie toe.

 

In de nominale tang kan de attentiewaarde van het middenstuk nog worden beïnvloed door een nieuw element in de tweede arm van de tang, het naamwoord. Vergelijk in de context van voorbeeld (10) hierboven:

(14) a. ...de door vele Republikeinen als te democratisch beschouwde politiek.
  b. ...de door vele Republikeinen als te democratisch beschouwde NAVO-politiek.

Het specifiekere woord ‘NAVO-politiek’ kan in dit geval storend werken, omdat er een nieuw element wordt geïntroduceerd. Dit probleem is opgelost door in de tweede arm van de tang een kernwoord uit de eerste drie zinnen te herhalen, eventueel via een synoniem.

4. Drie experimenten

In drie experimenten is onderzoek gedaan naar de moeilijkheidsgraad van tangconstructies en de attentiewaarde van het middenstuk in de tang.

[p. 452]

Experiment I: leestijd en verificatievragen

Het eerste experiment richtte zich op de moeilijkheidsgraad. Het gaat hier om de volgende hypothesen. Een ‘plus tang’ onderscheidt zich op drie punten van een ‘min tang’:

1.Het lezen vergt meer tijd.
2.Verificatievragen over de armen en het middenstuk kosten meer tijd.
3.Bij het beantwoorden van de verificatievragen worden meer fouten gemaakt.

 

Apparatuur In dit experiment is gebruik gemaakt van de programmatuur die beschreven staat in Tibosch en Noordman (1988). Met een Olivetti M24 werden de teksten deel voor deel aangeboden op (het midden van) een beeldscherm. De proefpersonen moesten een kastje met drie knoppen bedienen. Door een druk op de middelste knop werd de leestijd gemeten en verscheen het volgende tekstdeel op het scherm. De rechter en de linker knop werden gebruikt voor het beantwoorden van de verificatievragen en het registreren van de verificatietijd. Via een schaduwterminal in een andere ruimte kon de proefleider alle verrichtingen volgen.

 

Proefpersonen waren 24 jongerejaars letterenstudenten aan de Universiteit van Tilburg. Zij ontvingen de gebruikelijke vergoeding. Geen van de proefpersonen kende het onderzoekdoel. Het experiment nam gemiddeld drie kwartier in beslag.

 

Materiaal In dit experiment is gewerkt met twee sets van twaalf teksten met respectievelijk een nominale tang en een bijzin-tang. De teksten werden op de volgende wijze in gedeelten van zinnen aangeboden.14

(plus nominale tang)
(15) a. De opvattingen van Callagher zijn volgens oudere politici schadelijk voor / de door vele Republikeinen als te democratisch beschouwde politiek.
 
(min nominale tang)
  b. De opvattingen van Callagher zijn volgens oudere politici schadelijk voor / de politiek die door vele Republikeinen als te democratisch wordt beschouwd.
 
(plus bijzin-tang)
(16) a. De directie wilde aantonen dat, / zolang stakingsleiders gebruik maken van poortblokkades tegen werkwilligen, / de dagelijkse intimidaties en pogingen tot mishandelingen zullen escaleren.
 
(min bijzin-tang)
  b. De directie wilde aantonen dat / de dagelijkse intimidaties en pogingen tot mishandelingen zullen escaleren, / zolang stakingsleiders gebruik maken van poortblokkades tegen werkwilligen.

Op elke tekst volgden enkele verificatievragen in de vorm van beweringen. Eén ervan had betrekking op het middenstuk in de tang, en één op de rest van de testzin.

[p. 453]

Wanneer men de tijd wil meten die een proefpersoon nodig heeft om na te gaan of zo'n bewering juist is, geeft het construeren van onjuiste beweringen extra problemen. Immers bij een onjuiste bewering kan de proefpersoon al op de ‘nee’-knop drukken, zodra hij een fout heeft gezien. Wil men nauwkeurig meten, dan moeten de onjuiste elementen steeds op dezelfde plaats in de bewering staan en dezelfde graad van onjuistheid hebben. Omdat dit moeilijk te realiseren is, zijn over de testzinnen alleen juiste beweringen gepresenteerd, in de vorm van zo letterlijk mogelijke herhalingen. Proefpersonen moeten echter wel de mogelijkheid hebben voor ‘ja’ of ‘nee’. Vandaar dat er enkele onjuiste ‘filler’-beweringen zijn toegevoegd.

Na elke tekst volgden vijf beweringen. Hier twee voorbeelden. De beweringen waar het om gaat staan in (17) op de tweede en de vierde plaats, en in (18) op de derde en de vijfde plaats. Uiteraard gelden de beweringen voor beide condities (plus en min tang).

 

(17) beweringen over tekst 10

1.De nieuwe gegadigde voor de Republikeinse partij is de 42-jarige James Callagher uit Wisconsin (fout: de tekst geeft als leeftijd 41 jaar)
2.De politiek wordt door vele Republikeinen als te democratisch beschouwd. (goed)
3.Callagher steekt duidelijk af tegen de oudere Republikeinen. (fout: in de tekst staat ‘grijze muizen’ en geen ‘oudere Republikeinen’)
4.De opvattingen van Callagher zijn volgens oudere politici schadelijk voor de politiek. (goed)
5.Vooral op defensie zou er fors bezuinigd moeten worden, ten behoeve van met name milieu en welzijnszorg. (fout: het gaat niet om het milieu maar om het onderwijs)

 

(18) beweringen over tekst 11

1.De industriebond beschuldigt werkwilligen van het Rotterdams Vervoersbedrijf van provocaties. (fout: de directie wordt beschuldigd)
2.Onder goedkeuring van de directie is een demonstratieve mars gehouden met een vijftiental werkwilligen (fout: de directie heeft aangedrongen op zo'n mars)
3.Stakingsleiders maken gebruik van poortblokkades tegen werkwilligen. (goed)
4.De directie handelt in strijd met de afspraken die direct na het uitbreken van de staking zijn gemaakt. (fout: in de tekst staat ‘voor’ in plaats van ‘direct na’)
5.De directie wilde aantonen dat de dagelijkse intimidaties en pogingen tot mishandelingen zullen escaleren. (goed)

 

Design Het materiaal werd in tweeën gesplitst: twaalf nominale teksten en twaalf bijzin-teksten, met vijf beweringen na elke tekst. Van beide groepen teksten werden twee ‘gespiegelde’ sets gemaakt met in willekeurige volgorde zes teksten in de conditie ‘plus tang’ en zes in de conditie ‘min tang’. Elke set bevatte twee ‘filler’-teksten. De sets werden gelijkmatig verdeeld over de proefpersonen. De helft van de proefpersonen kreeg eerst de teksten met nominale tang; de andere helft kreeg eerst de teksten met bijzin-tang.

 

Procedure Aan de proefpersonen werd meegedeeld dat het om een leesexperiment ging. Met behulp van vier oefenteksten konden de proefpersonen wennen aan de presentatie van deelzinnen op een beeldscherm, en aan het beantwoorden van de vijf vragen per tekst. Na twee teksten waren de proefpersonen gewend aan de wijze van tekstaanbieding en de verificatie-

[p. 454]

vragen. Na deze teksten werd meegedeeld dat het experiment was begonnen. De andere twee oefenteksten hadden tot doel de proefpersonen op snelheid te brengen.

Aan de proefpersonen werd gevraagd de teksten snel en nauwkeurig te lezen. Bij de beweringen na de tekst werd nog benadrukt dat het ging om de vraag of een bewering al dan niet waar is volgens de tekst; dit om te voorkomen dat de eigen mening van de proefpersoon een rol ging spelen.

 

Resultaten De gegevens die dit experiment opleverde, staan in tabel 1. Achter ‘leestijd’ en ‘verificatietijd’ staan gemiddelden in milliseconden. In de nominale tang bestaat de ‘arm’ uit een lidwoord en een zelfstandig naamwoord. Deze arm kon niet apart worden gemeten. In de bijzin-tang bestaat de ‘arm’ uit de ‘dat-zin’. Deze kon worden gemeten na het woordje ‘dat’.15 Achter ‘correcte antwoorden’ staat ook een gemiddelde (van twaalf vragen).

Tabel 1. Leestijd, verificatietijd, correcte antwoorden

plus tang min tang
leestijd  
nominale tang (middenstuk) 3595 3565
bijzin-tang (‘arm’) 3239 3372
bijzin-tang (middenstuk) 3412 3096
 
verificatietijd  
nominale tang (middenstuk) 4204 4087
bijzin-tang (‘arm’) 4787 5041
bijzin-tang (middenstuk) 3806 3887
 
correcte antwoorden  
nominale tang (middenstuk) 8,67 9,25
bijzin-tang (‘arm’) 9,91 9,75
bijzin-tang (middenstuk) 9,58 9,41

De leestijden en de verificatietijden werden getoetst met behulp van MANOVA (Multivariate ANalysis Of VAriance). In beide gevallen zijn er twee ‘random’ factoren, namelijk ‘proefpersonen’ en ‘teksten’. Omdat in een MANOVA-model slechts één ‘random’ factor kan worden getoetst, is gekozen voor de zogenoemde F1/F2-analyse. In dit model worden F-waarden berekend uit afzonderlijke analyses. In de F1-analyse is ‘proefpersonen’ de ‘random’ factor en wordt er gemiddeld over teksten; in de F2-analyse vormt ‘teksten’ de ‘random’ factor en wordt er gemiddeld over ‘proefpersonen’. De overige factoren, te weten ‘conditie’ (plus of min tang) en ‘voegwoord’ (‘omdat’, ‘terwijl’ enz) zijn de ‘fixed’ factoren. Met deze analyse kan dus gegeneraliseerd worden over teksten en proefpersonen, maar nier over voegwoorden. De toetsing van de antwoorden op de beweringen is uitgevoerd met behulp van de Kruskal-Wallis ANOVA.

 

Voor de nominale tang zijn geen significante verschillen gevonden in: 1. leestijden; 2. verificatietijden; 3. antwoorden op beweringen. Wel gaan de verschillen in de verwachte richting. Het middenstuk van de nominale tang

[p. 455]

vergt gemiddeld iets minder leestijd in de conditie ‘min tang’. Ook een verificatievraag over dit zinsdeel kost gemiddeld minder tijd. Het gemiddelde aantal correcte antwoorden is in deze conditie eveneens iets hoger.

Voor de bijzin-tang is alleen een significant verschil gevonden voor de leestijden van het middenstuk (p<.05).16 Merkwaardigerwijs was er op alle andere onderdelen een lichte tendens in tegengestelde richting.

Experiment II: detectie van typefouten

In dit experiment werd de volgende hypothese getoetst: Typefouten in het middenstuk worden in de conditie ‘plus tang’ minder vaak gedetecteerd dan in de conditie ‘min tang’.

 

Proefpersonen waren 24 volwassenen met een vergelijkbare opleiding op HBO-niveau, in de leeftijd tussen 25 en 40 jaar. Geen van de proefpersonen kende het onderzoekdoel. Het experiment nam ongeveer drie kwartier in beslag.

 

Materiaal Voor dit experiment werd gewerkt met een set van zestien teksten bestaande uit acht teksten met een nominale tang en acht met een bijzintang (teksten die ook gebruikt zijn bij experiment I). De teksten werden afzonderlijk op papier aangeboden. De testzinnen bevatten alle één typefout, zoals in de voorbeelden (19b) en (20b).17

(19) a. ...het in de voorafgaande jaren sterk bekritiseerde festival.
  b. ...het in ze voorafgaande jaren sterk bekritiseerde festival.
(20) a. ..., zolang Nederland een grote rol speelt bij de toepassing van microtechniek,...
  b. ..., zolang Nederland een grote rol speelt bij de toepassing dan microtechniek,...

Het aanbrengen van typefouten gebeurde onder de volgende restricties:

a. De fout is steeds aangebracht in een functiewoord. Uit vooronderzoek bleek dat fouten in inhoudswoorden (bijvoorbeeld ‘proegpersonen’) vrijwel onmiddellijk opvielen in beide condities.

b. Door de fout moet een nieuw functiewoord ontstaan. Dus ‘de’ mag wel veranderen in ‘ze’, maar niet in ‘da’. Niet bestaande woorden vallen waarschijnlijk eerder en om andere reden op dan wel bestaande, foute woorden.

c. De fout is steeds aangebracht in de eerste letter van een functiewoord. Dit is gedaan om een mogelijk effect van de plaats van de fout in een woord te voorkomen.

d. Er zijn alleen fouten aangebracht in functiewoorden in het midden van een tekstregel. Woorden aan het begin of het einde van een regel worden waarschijnlijk in beide condities minder nauwkeurig gelezen.

e. Het aanbod van foute woorden is zo gevarieerd mogelijk gehouden. Dit om te voorkomen dat proefpersonen gaan zoeken naar woorden die in eerdere teksten al een typefout bevatten.

 

Design De set van zestien teksten werd aangevuld met acht ‘filler’-teksten (de resterende teksten uit experiment I). De ‘filler’-teksten bevatten alle

[p. 456]

een fout in een inhoudswoord op een andere plaats in de tekst. De proefpersonen werden in twee groepen verdeeld. Elke groep kreeg de helft van de test-teksten met tangconstructie aangeboden (dus vier nominale tangen en vier bijzin-tangen) en de andere helft zonder tangconstructie. De teksten die groep 1 in ‘plus tang’ las, kreeg groep 2 in ‘min tang’ aangeboden. Om volgorde-effecten te voorkomen kreeg per groep de helft de teksten in omgekeerde volgorde.

 

Procedure Aan de proefpersonen werd meegedeeld dat ze teksten te lezen kregen waarin een typefout zou kunnen staan. Nadrukkelijk werd er bij verteld dat er ook teksten waren die geen fout bevatten. Dit om te voorkomen dat proefpersonen terug gingen lezen om alsnog een fout op te sporen. Ook werd op deze manier vermeden dat proefpersonen onzeker werden als ze geen fouten konden signaleren. Er werden weer vier oefenteksten gebruikt om de proefpersonen te laten wennen aan het materiaal. Aan de proefpersonen werd gevraagd de teksten één keer snel en nauwkeurig te lezen. Tijdens het experiment bleef de proefleider aanwezig.

 

Resultaten Dit experiment leverde de volgende gegevens op.

Tabel 2. Percentage gedecteerde typefouten

min tang plus tang
nominale tang 62,5 63,5
bijzin-tang 80,3 70,3

Deze gegevens zijn getoetst met Wilcoxon's toets voor gepaarde waarnemingen. Voor de nominale tang is er geen significant verschil tussen de condities ‘min tang’ en ‘plus tang’ (W- = 113,5, n.s., 3 ties). Er is zelfs een lichte stijging in niet verwachte richting. Voor de bijzin-tang is er een quasi-significant verschil (W- = 32,5, p<.10, 9 ties). In de conditie ‘min tang’ neemt het aantal gedetecteerde typefouten met tien procent toe.

Opmerkelijk is wel het volgende verschil. In de bijzin-tang worden de typefouten significant vaker gedetecteerd dan in de nominale tang. Dit geldt voor beide condities: ‘min-tang’ (W- = 42, p<.02, 5 ties) en ‘plus tang’ (W- = 59, p<.02, 4 ties). In de conditie ‘min tang’ is dit verschil groter dan in de conditie ‘plus tang’, 17,8 procentpunten tegenover 6,8 procentpunten. Maar dit verschil is niet significant (W- = 95,5, n.s., 2 ties).

Experiment III: detectie van inhoudelijke wijzigingen

In het derde experiment is de volgende hypothese onderzocht: Inhoudelijke wijzigingen in herhaalde aanbieding van het middenstuk vallen in de conditie ‘plus tang’ minder op dan in de conditie ‘min tang’.

 

Proefpersonen waren 24 volwassenen met een vergelijkbare opleiding op HBO-niveau, in de leeftijd tussen 25 en 40 jaar. Geen van de proefpersonen kende het onderzoekdoel. Het experiment nam ongeveer een uur in beslag.

[p. 457]

Materiaal In dit experiment is gewerkt met dezelfde teksten als in het tweede experiment. De teksten werden afzonderlijk op papier aangeboden. Na elke tekst volgde op een apart vel één tekstdeel met de vraag of dit deel letterlijk in de tekst voorkwam. De proefpersonen moesten na het antwoord ‘ja’ of ‘nee’ op een vijfpuntsschaal aangeven hoe zeker men was van het antwoord. De tekstdelen betroffen alle het middenstuk van de tangconstructie met een wijziging van het volgende type (zie 21b en 22b):

(21) a. ...de door vele Republikeinen als te democratisch beschouwde politiek.
  b. ...de door vele Republikeinen als niet democratisch beschouwde politiek.
(22) a. ..., zolang Nederland een grote rol speelt bij de toepassing van microtechniek,...
  b. ..., zolang Nederland een bescheiden rol speelt bij de toepassing van microtechniek,...

Het gaat hier dus om een inhoudelijke wijziging, waarbij de testzin op een onderdeel een bijna tegengestelde betekenis krijgt.

 

Design In dit experiment is dezelfde opzet gebruikt als in het vorige: zestien teksten, waarvan acht met een nominale tang en acht met een bijzin-tang. Elke proefpersoon kreeg uit de twee series van acht teksten vier met tang en vier zonder tang. De set van zestien teksten werd ook hier aangevuld met acht ‘filler’-teksten gevolgd door een vraag over een andersoortig tekstdeel uit een andere zin van de tekst. De tekstdelen van de zestien testteksten, die ter verificatie werden aangeboden, bevatten álle een wijziging van het bovenvermelde type. (Anders zouden de cellen te klein worden.) De beweringen over de ‘filler’-teksten bevatten geen wijzigingen opdat voor proefpersonen de mogelijkheid tot ‘ja’ en ‘nee’ reëel zou zijn.

 

Procedure Aan de proefpersonen werd meegedeeld dat het ging om een leesexperiment. Met behulp van vier oefenteksten konden de proefpersonen wennen aan het materiaal en de vraag na elke tekst. Men kreeg het verzoek de tekst één keer snel en nauwkeurig te lezen, en vóór het beantwoorden van de vraag het blad om te draaien. Tijdens het experiment bleef de proefleider aanwezig.

 

Resultaten Dit experiment leverde de volgende gegevens op.

Tabel 3. Percentage gedetecteerde inhoudelijke wijzigingen

min tang plus tang
nominale tang 61,5 56,3
bijzin-tang 80,2 83,3

Deze gegevens zijn getoetst met Wilcoxon's toets voor gepaarde waarnemingen. Zowel voor de nominale tang als voor de bijzin-tang werden geen significante verschillen gevonden tussen beide condities. Hetzelfde geldt voor de mate van zekerheid over de gegeven antwoorden.

 

Wel werden ook hier weer significante verschillen gevonden tussen de

[p. 458]

percentages bij de nominale tang en de bijzin-tang. Dit geldt voor beide condities: ‘min tang’ (W- = 5, 5, p <.001, 10 ties) en ‘plus tang’ (W- = 18, p <.001, 7 ties).

5. Samenvatting en discussie

In drie experimenten is onderzoek gedaan naar de moeilijkheidsgraad van twee typen tangconstructie, en de attentiewaarde van het middenstuk in die constructies. De moeilijkheidsgraad is onderzocht door het meten van leestijden, het stellen van verificatievragen na het lezen, en het meten van de tijd die nodig is om deze vragen te beantwoorden. De attentiewaarde van het middenstuk in een tangconstructie is onderzocht met behulp van typefouten en inhoudelijke wijzigingen in het middenstuk.

 

Wat leert ons experiment I over moeilijkheidsgraad? Voor de nominale tang kon tijdens en na het lezen geen significant verschil worden vastgesteld tussen de condities ‘plus tang’ en ‘min tang’. De bijzin-tang leverde alleen een significant verschil op tijdens het lezen. Het middenstuk vergt in de conditie ‘plus tang’ meer leestijd. Een bijzin-tang kost wel meer tijd, maar deze constructie leidt niet tot slechter tekstbegrip.

 

Uit de experimenten II en III over attentiewaarde kan het volgende worden geconcludeerd. Tijdens het lezen is er alleen een licht effect voor de bijzin-tang. Typefouten worden minder vaak gedetecteerd in de conditie ‘plus-tang’. Maar na het lezen is ook voor de bijzin-tang geen effect meetbaar.

 

Bij het evalueren van deze resultaten moet met de volgende punten rekening gehouden worden.

1.Dit onderzoek richtte zich op betrekkelijk eenvoudige tangconstructies. In de literatuur over schriftelijk rapporteren worden meestal ingewikkelder voorbeelden aangehaald. Het is niet uitgesloten dat bij een nominale tang met een heel lang middenstuk wel verschillen aan het licht komen.
2.In dit onderzoek is gewerkt met proefpersonen die een hoog opleidingsniveau hebben. Uiteraard kan een onderzoek bij laag-opgeleiden andere resultaten opleveren.
3.De teksten verschilden alleen in het voorkomen van een bepaald type tangconstructie. Het is zeer waarschijnlijk dat zo'n constructie meer verwerkingsproblemen oplevert, wanneer zij voorkomt in combinatie met andere verschijnselen, bijvoorbeeld een extra (beknopte) bijzin in het middenstuk, of met een middenstuk dat alleen nieuwe informatie bevat.
4.Het is mogelijk dat andere methoden voor het meten van moeilijkheidsgraad en attentiewaarde andere resultaten opleveren, maar de kans hierop lijkt niet groot. In een verkennend onderzoek kregen proefpersonen ook de opdracht om de tekst samen te vatten. Dit vanuit de verwachting dat elementen uit het middenstuk in een tangconstructie minder vaak terug zullen komen in een samenvatting. Het bleek echter heel moeilijk om tot een betrouwbare scoring te komen; bovendien kwamen elementen uit het middenstuk in beide condities bijzonder weinig voor in samenvattingen.
[p. 459]
5.Er is kritiek mogelijk op het gebruik van de hier gehanteerde methoden. Bijvoorbeeld, zijn verificatievragen direct na lezing niet te gemakkelijk? Een analyse van de antwoorden liet echter zien dat het foutenpercentage steeds schommelde rond de 25 procent. De vragen hadden dus een onderscheidend vermogen. Wel is het denkbaar dat in experiment III minder ‘zware’ wijzigingen in het middenstuk andere resultaten opleveren. Maar het construeren van zulke wijzigingen bleek een zeer moeilijke opgave. Daarom is afgezien van een variant op dit experiment.

 

Wanneer we de resultaten van de drie experimenten overzien, vallen nog twee punten op.

Ten eerste, alleen tijdens het lezen kon voor de bijzin-tang verschil worden aangetoond in leestijd en (in beperktere mate) in de detectie van typefouten. Maar na het lezen kon geen verschil worden aangetoond. Bij een advies om de hier onderzochte bijzin-tang te vermijden, kan dus niet gewezen worden op de positieve gevolgen voor tekstbegrip na het lezen.

Ten tweede, de bijzin-constructie scoort in beide condities hoger dan de nominale constructie als het gaat om detectie van typefouten en inhoudelijke wijzigingen. Dit onverwachtse resultaat van een onderzoek naar twee typen tangconstructies, geeft aanleiding voor de volgende veronderstelling: Informatie in bijwoordelijke bijzinnen heeft een hogere attentiewaarde dan informatie in bijvoeglijke bijzinnen. Dit onderzoek geeft dus niet alleen meer inzicht in de relatie tussen tangconstructies en tekstbegrip, maar levert ook gegevens op over het effect van de manier waarop informatie wordt gepresenteerd.

[p. 461]

Bibliografie

Berg, B. van den, 1949. ‘De Zinsbouw in het Nederlands’, in: De Nieuwe Taalgids (42), 120-124 en 205-209.
Bolinger, D., 1972. That's that. The Hague: Mouton.
Brown, G. en G. Yule, 1983. Discourse Analysis. Cambridge: Cambridge University Press.
Dillon, G.L., 1981. Constructing Texts. Elements of a Theory of Composition and Style. Bloomington: Indiana University Press.
Fodor, J.A., T.G. Bever en M.F. Garrett, 1974. The Psychology of Language. An Introduction to Psycholinguistics and Generative Grammar. New York: McGraw Hill.
Geerts, G., W. Haeseryn, J. de Rooij en M.C. van den Toorn (red.), 1984. Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen/Leuven: Wolters-Noordhoff.
Grebe et al, Paul von, 1973. Duden. Grammatik der deutschen Gegenwartssprache. Der grosse Duden, Band 4, Mannheim/Wien/Zürich, (derde druk).
Haeringen, C.B. van, 1946. Spanningen in Hedendaags Nederlands (inaugurele oratie). Den Haag: Daamen
Haeringen, C.B. van, 1947. ‘“Tangconstructies” en reacties daarop’, in: De Nieuwe Taalgids (40), 1-7.
Hauwermeiren, P. van, 1981. Leesbaar Nederlands. Handleiding voor het Formuleren van Schriftelijke Informatie. Malle: De Sikkel.
Johnson-Laird, P.N., 1983. Mental Models. Towards a Cognitive Science of Language, Inference, and Consciousness. Cambridge: Cambridge University Press.
Kimball, J., 1973. ‘Seven Principles of Surface Structure Parsing in Natural Language’, in: Cognition (2), 15-47.
Laat, S. de, 1987. ‘In de tang genomen. Tangconstructies en tekstbegrip’. Tilburg (doctoraalscriptie).
Lambert, P.J., 1976. Ausklammerung in Modern Standard German. Hamburg: Buske.
Matthijsen, M., 1988. ‘Bang voor een tang?’ Tilburg (doctoraalscriptie).
Maureau, J.H., 1983. Goed en Begrijpelijk Schrijven. Een Analyse van 40 Jaar Schrijfadviezen. Muiderberg: Coutinho.
Michels, L.C., 1946. Over het Waarnemen van Taalverschijnselen (inaugurele oratie). Nijmegen/ Utrecht: Dekker en Van de Vegt.
Miller, G.A. en S. Isard, 1964. ‘Free Recall of Self-Embedded Sentences’, in: Information and Control (7), 292-303.
Noordman, L.G.M., 1983. ‘Psychologische Methoden van Onderzoek over het Begrijpen van Taal’, in: Gramma (7), 331-363.
Ostendorf, M.A.F., 1958. ‘De Tangconstructie als Syntactisch Stramien’, in: De Nieuwe Taalgids (51), 139-144.
Overduin, B., 1986. Rapporteren. Het Schrijven van Rapporten, Nota's, Scripties en Artikelen. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.
Prince, E.F., 1981. ‘Toward a Taxonomy of Given-New Information’, in: P. Cole (ed.), Radical Pragmatics. New York: Academic Press.
Prince, E.F., 1985. ‘Fancy Syntax and Shared Knowledge’, in: Journal of Pragmatics (9), 65-81.
Renkema, J., 1981. De Taal van ‘Den Haag’. Een kwantitatief-stilistisch onderzoek naar aanleiding van oordelen over taalgebruik. 's-Gravenhage: Staatsuitgeverij.
Renkema, J., 1987. Tekst en Uitleg. Een inleiding in de tekstwetenschap. Dordrecht: Foris Publications.
Schmidt, W., 1964. Grundfragen der deutschen Grammatik. Eine Einführung in die funktionale Sprachlehre. Berlin: Volk und Wissen, Volkseigener Verlag (vijfde druk 1977).
Schuhmacher, G.M. en R. Waller, 1985. ‘Testing Design Alternatives: A Comparison of Procedures’, in: T. Duffy en R. Waller (eds), Designing Usable Texts. New York: Academic Press, 377-403.
[p. 462]
Tibosch, H.J.C.M. en L.G.M. Noordman, 1988. ‘Presenting Textual Stimuli on an Olivetti M24’, in: F.I. Maarse, L.J.M. Mulder, W.P.B. Sjouw en A.E. Akkerman (eds), Computers in Psychology. Methods, Instrumentation and Psychodiagnostics. Amsterdam/Lisse: Swets en Zeitlinger, 112-117.
Thibadeau, R., M.A. Just en P.A. Carpenter, 1982. ‘A Model of Time Course and Content of Reading.’ in: Cognitive Science (6), 157-203.
Verhagen, A., 1987. ‘On Certain Functional Approaches to Word Order’, in: F. Beukema en P. Coopmans (eds), Linguistics in the Netherlands. Dordrecht: Foris Publications, 213-223.