Literatuur als tekst
Maarten Van Buuren
Jacques Derrida heeft onder kritici nogal wat verwarring teweeg gebracht. Literaire kritiek moet zich volgens hem niet bezighouden met het vaststellen van betekenissen; een literair werk betekent bij voorbeeld niet wat de schrijver bedoelde (literatuur is geen expressie van een bedoeling), het betekent ook niet een bepaalde werkelijkheid (boeken verwijzen alleen naar andere boeken) en evenmin datgene wat er bij een lezer overkomt, (literatuur is geen communicatie). Derrida ontneemt de kritikus elke vastigheid. Datgene wat hijzelf onder literaire kritiek verstaat zou je kunnen omschrijven als een strategie die ten doel heeft om betekenissen die zich in een tekst aftekenen te ‘destabiliseren’, in de gangbare betekenis van het uit evenwicht brengen en in de politieke bijbetekenis van het geniepig omverwerpen van onwelgevallige machtsverhoudingen, want betekenisconstellaties zijn volgens Derrida sterk ideologisch geladen.
Carel Peeters heeft zich in een furieuze reactie (Postmodern) te weer gesteld tegen de opvatting van Derrida c.s. met het zinnige argument dat literatuur door, voor en over mensen geschreven wordt. Door mensen, omdat aan elk boek de bedoeling van een schrijver ten grondslag ligt; voor mensen, omdat de schrijver via zijn boek wil communiceren met de lezer en over mensen omdat literatuur verwijst naar een werkelijkheid waarin mensen centraal staan. Peeters localiseert de betekenis in een werkelijkheid buiten de tekst en hij stelt zich daarmee lijnrecht op tegen de postmodernen die het bestaan van een buitenliteraire werkelijkheid ontkennen.
De standpunten lijken onverenigbaar; toch denk ik dat ze in overeenstemming kunnen worden gebracht met de opvatting die Paul Ricoeur over literaire kritiek te berde heeft gebracht. Ricoeur maakt onderscheid tussen taalgebruik (discours) en taalsysteem (langue) en zijn eerste constatering is dat literatuur een vorm van taalgebruik is. Dat houdt in dat er iemand is die het werk geschreven heeft met een bepaalde bedoeling; dat het werk verwijst naar een werkelijkheid en dat er een lezer is voor wie geschreven wordt. Het pleit lijkt daarmee in alle opzichten beslecht in het voordeel van Peeters. Toch is dat niet zo. De volgende stap van Ricoeur is namelijk dat hij het bijzondere, want schriftelijke, karakter van literatuur benadrukt. Waarom is het vastleggen op schrift zo belangrijk? Ricoeur wijst op drie punten:
1. | Literatuur komt misschien voort uit de bedoeling van een schrijver, maar valt daarmee niet samen. De bedoeling wordt ge-uit; een bedoeling in taal formuleren wil zeggen dat het psychische en niet te achterhalen verschijnsel in de concrete, uitwendige vorm van een taaluiting wordt gegoten. De betekenis van die uiting valt niet langer samen met de bedoeling van de schrijver. Mondeling taalgebruik is de eerste fase van die distantiatie,
|