| |
| |
| |
Literatuurwetenschap Interdisciplinair Mieke Bal
Interdisciplinariteit is in de mode, en zoals bij alle modes vraag je je dan af in hoeverre het wetenschappelijk zinvol is eraan mee te doen. In het geval van interdisciplinariteit wil ik betogen, dat het nodig is, de kans aan te grijpen op deze manier een wat stagnerend vak te vernieuwen, maar dat de zinvolheid van die onderneming aan strikte voorwaarden is verbonden.
1. | De Nederlandse literatuurwetenschap dreigt een beetje vast te raken: tussen ‘terug naar de filologie’ en ‘weg met de interpretatie’ kan je moeilijk van een bloeiende, zichzelf vernieuwende discipline spreken. Het ontstaan van een Nederlands empirisme, dat met een aanzienlijke vertraging een Duitse mode volgt - met voorbijgaan aan de vooral ook in Duitsland in de zestiger jaren gevoerde methodenstrijd in de sociale wetenschappen - en dat het vak kontakt doet verliezen met de internationale literatuurwetenschap, is een symptoom van de impasse. Niet omdat empirisch onderzoek op zich zinloos is, maar omdat de tegenstelling tussen ‘hermeneutisch’ en ‘empirisch’ waarop die mode gebaseerd is, onhoudbaar en defensief is. Waar deze aan voorbij gaat is de noodzakelijke interpretatieve stap in elk onderzoek. Ook receptiedocumenten, antwoorden op vragen, zelfs vragenlijsten zelf, worden geïnterpreteerd. De methode is geen middel maar doel geworden; het onderzoek is aan het methodische dogma onderworpen. Daardoor zijn onderzoeksvragen oninteressant en uitkomsten voorspelbaar en banaal. |
2. | Reflectie op en vaardigheid in het interpreteren is onontbeerlijk, en zou de schakel kunnen zijn tussen literatuurwetenschap en andere disciplines. Interpreteren is geen neutrale bezigheid, zoals Maaike Meijer onlangs nog overtuigend heeft laten zien. Het kan een vorm van censuur zijn. Definities van ‘grote literatuur’, een universele esthetische functie, het uitgaan van vaststaande betekenissen, verhullen de groepsgebondenheid van de daaraan verbonden interpretatiepraktijk. Interpretatie kan de stem van de ander, het dissidente en marginale binnen een werk doen verstommen, vooroordelen bevestigen en legitimeren. Het taboe op interpretatie doet echter precies hetzelfde: zonder verder te hoeven nadenken zet men de traditionele, censurerende interpretatiepraktijk voort. Alleen staat alles nu nog meer vast dan in onderzoek dat althans zijn eigen interpretatieve status erkent. De censuur van het empirisme wordt niet toevallig op dit moment zo heftig verdedigd. Nu meer en meer vrouwen en leden van minderheden zich beginnen te mengen in de debatten over teksten, wordt de interpretatie taboe verklaard. Rosi Braidotti formuleert iets dergelijks: met de toegang van vrouwen tot de tekens wordt het teken doodverklaard. Voor een voortdurende reflectie over gebruik en misbruik van interpretatie is een levende interpretatiepraktijk noodzakelijk. |
| |
| |
3. | De positie van literatuurwetenschap als de interpretatieve wetenschap bij uitstek - als het vakgebied dat niet alleen modellen voor, maar ook een filosofie van, interpretatie te bieden heeft - is één van de plaatsen waar interdisciplinariteit vruchten af kan werpen ten gunste van een vergroting van de relevantie van het vak. Die centrale plaats heeft het vak al een poos b.v. voor de antropologie. Een classic als Clifford Geertz' artikel ‘from the Native's Point of View’ is ondenkbaar zonder de invloed van Benveniste en de manier waarop diens van oorsprong linguïstische werk in de literatuurwetenschap is ingepast. Ook in vakken als rechten, theologie - het werk van Fokkelien van Dijk-Hemmes is een overtuigend voorbeeld - en filosofie kan de literatuurwetenschap een centrale functie vervullen. |
4. | Literatuurwetenschap kan niet alleen centrale inzichten verschaffen aan andere vakken, maar ook zelf vooruitgang boeken door op doordachte wijze inzichten aan andere vakken te ontlenen. Dit gebeurt t.a.v. de antropologie, waar de verankering van literaire praktijken in een breder cultureel kader wordt bestudeerd. De belangstelling voor ‘orality-literacy’, in Nederland bevorderd door het werk van Ria Lemaire, heeft radicale consequenties voor de standaard visie op b.v. middeleeuwse ‘literatuur’. Het gebeurt t.a.v. de filosofie, waar onder invloed van Derrida een visie op ‘stellend’ taalgebruik als radicaal retorisch, en op communicatie als principiëel op machtsstructuren gebaseerd, de standaardmodellen voor interpretatie ondermijnt. In Nederland doen literatuurwetenschappers als Christel van Boheemen en Jan van Luxemburg hun voordeel met deze visie. Het gebeurt t.a.v. de kunstgeschiedenis, waar het insisteren op visuele tekens een model verschaft dat ons afhelpt van het lineaire denken en van de stelling dat taal in losse, af te bakenen eenheden zoals woorden en zinnen functioneert. Een begrip als ‘visueel lezen’ zoals ontwikkeld door Ernst van Alphen laat zien hoe vruchtbaar deze vorm van interdisciplinariteit is. |
5. | Interdisciplinariteit moet niet opgevat worden als louter multi- of trans-disciplinariteit. Multi-disciplinariteit is een bundeling van vakgebieden die iets gemeen hebben; het dient vooral een praktisch, organisatorisch doel, zoals een reorganisatie van faculteiten. Inhoudelijke gevolgen zijn er niet. Multi-disciplinariteit is het gebruik van een overkoepelende theorie voor toepassing in meerdere vakgebieden. De hoop dat de semiotiek zo'n ‘mastercode’ zou worden is maar zeer ten dele vervuld. Dat komt doordat de tegenstelling en de hiërarchie tussen theorie en toepassing niet houdbaar is. Als algemene visie is semiotiek wel multi-inzetbaar, maar de samenwerking tussen disciplines is er nauwelijks door bevorderd. Interdisciplinariteit houdt in, dat een specifiek inzicht, theorie, model, analyseprocedure, van één vakgebied, na serieuze verantwoording van de relevantie, binnen een ander vakgebied wordt ingezet. |
6. | Het betreft dan steeds deelaspecten van een vakgebied, niet persé een theorie of een model als geheel. Enkele voorbeelden: Het inzicht dat geen enkel taalgebruik ontkomt aan retoriek, en dat retorische uitdrukkingen niet te ‘vertalen’ zijn in ondubbelzinnige, letterlijke uitdrukkingen is ontwikkeld in de filosofie. Het kan leiden tot een complificerende visie op literaire teksten, die daardoor op verrijkte wijze worden bezien. Het inzicht dat teksten niet alleen ontstaan in een contekst, maar dat ook de culturele structuren
|
| |
| |
| waarin zij vervolgens functioneren doorslaggevend zijn voor hun betekenis, is ontwikkeld in de antropologie. Het kan leiden tot andere methoden in b.v. de mediëvistiek. Bij het uitgeven van oude teksten zouden varianten niet geordend worden naar chronologie maar naar groepsgebonden achtergrond. Ria Lemaire laat zien hoe varianten ontstaan in het proces van de colonisatie van mondelinge vrouwentradities door gecentraliseerde alphabetisering. Als gevolg van dat inzicht zouden versies niet gescheiden en hiërarchisch geordend worden maar nu eens als verbrokkeld, dan weer als netwerk, nu eens polemisch of rivaliserend, dan weer harmoniërend en imiterend, worden erkend en bestudeerd. Vanuit dezelfde inzichten kan anders aangekeken worden tegen de canon en tegen het proces van canonvorming, en de mogelijkheid van alternatieve canons, ook in het literaire bedrijf van vandaag de dag. De eigen-aardigheden van visuele vormen, waarin b.v. ‘figure’ en ‘ground’, frame, licht en donker, ver en dichtbij belangrijke structureringsprincipes zijn, en van visuele perceptie, waarin bewegelijkheid, centrering en betrokkenheid van de kijker belangrijker zijn dan lineaire opeenvolging, worden bestudeerd in de kunstwetenschap. Wanneer literaire teksten op zo'n manier bekeken worden kan blijken, dat de rigide principes van de literatuurwetenschap zoals eenzijdige, ideaal-effectieve communicatie, lineaire accumulatie van informatie, en de scheiding van cognitieve en affectieve deelname aan het lezen, bijstelling of verwerping behoeven. |
7. | Een ander kenmerk van interdisciplinariteit is, dat de uitwisseling noch eenzijdig, noch symmetrisch is. De kunstgeschiedenis kan van de literatuurwetenschap veel leren, en haar voordeel doen met een begrip als deixis zoals uitgewerkt door Norman Bryson. Maar zo'n begrip is geen symmetrische tegenhanger van datgene wat ons vak van de kunstgeschiedenis kan leren. Zulke wederzijdse verrijking vereist, dat de houding tegenover vakmatige deskundigheid fundamenteel verandert. Als het hiërarchische denken plaats zou maken voor een geest van samenwerking, openheid, en goed begrepen eigenbelang, zou er in de literatuurwetenschap van allerlei inspirerend nieuws kunnen gebeuren. |
| |
Literatuur
Alphen, Ernst van, 1988. Bij wijze van lezen. Verleiding en verzet van Willem Brakmans lezer. Muiderberg, Coutinho. |
Benveniste, Emile, 1966. Problèmes de linguistique générale. Paris, Gallimard. |
Boheemen, Christine van, 1987. The Novel as Family Romance. Ithaca, N.Y., Cornell University Press. |
Braidotti, Rosi, 1989. Patterns of Dissonance. Feminism and Philosophy. Cambridge, Polity Press. |
Bryson, Norman, 1984. Vision and Painting. The Logic of the Gaze. London, McMillan. |
Dijk-Hemmes, Fokkelien van, 1988. ‘Als H/hij tot haar hart spreekt. Een visie op (visies op) Hosea 2’. In: Ernst van Alphen en Irene de Jong (red.), Door het oog van de tekst, Muiderberg, Coutinho. |
Geertz, Clifford, 1983. ‘From the Native's Point of View: On the Nature of Anthropological Understanding’, in Local Knowledge, 55-71. New York, Basic Books. |
Lemaire, Ria, 1987. Passions et positions. Contribution à une sémiotique du sujet dans la poésie lyrique médiévale en langues romanes. Amsterdam, Rodopi. |
| |
| |
Luxemburg, Jan van, 1988. ‘Ana's Pedestal: A Counter-Reading of La Regenta’, Style 22, 4, 559-575. |
Meijer, Maaike, 1988. De lust tot lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem, Amsterdam, Van Gennep/Sara. |
|
|