Spektator. Jaargang 18
(1988-1989)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op principes gebaseerde ontleding; enige algemene overwegingen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De Regeer- en BindtheorieGB wijkt in een aantal fundamentele opzichten af van voorgaande modellen. De belangrijkste aspecten, relevant voor een computerimplementatie zijn:
We bekijken elk van deze punten nader. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. Principes versus regelsDe meeste linguistische theorieën karakteriseren het taalvermogen van een spreker middels een verzameling taalspecifieke regels, zoals phrase structure regels en transformaties, waarin de begrippen ‘grammaticale constructie’ en ‘grammaticaregel’ samenvallen. De regels zijn zeer specifiek en complex. In het algemeen beschrijven ze de verschijnselen wel adekwaat, maar een aantal belangrijke generalisaties laten ze liggen, zowel binnen de taal zelf als tussen talen onderling. Bij wijze van voorbeeld nemen we onderstaande zinnen en, wellicht ten overvloede, de regels die de Transformationele Grammatica er traditioneel aan toekende (in sterk vereenvoudigde vorm):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De passief-transformatie voert verschillende operaties tegelijkertijd uit: hij keert de volgorde van de argumenten van het werkwoord om, past de flectie aan, voegt twee woorden toe, en levert in de meeste versies een structuur af. Maar omdat deze regel als een niet verder analyseerbaar, monolitisch geheel wordt gepresenteerd, verhult hij het feit dat alle onderdelen ervan ook onafhankelijk als regel in de grammatica voorkomen:
Verder komt het passief als verschijnsel in vele talen voor, maar zelfs in zeer verwante talen kan het niet met exact dezelfde regels worden beschreven, meestal echter om redenen die niets met de constructie in kwestie te maken hebben, zoals het feit dat de Nederlandse volgorde van de zinsdelen afwijkt van de Engelse:
Laten we er nu van uitgaan dat het begrip regel als hierboven gehanteerd in feite een afgeleid begrip is, d.w.z. dat grammaticale constructies niet door specifieke regels worden gegenereerd maar een functie zijn van de interactie van een aantal zeer eenvoudige, atomaire principes zoals:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze, sterk vereenvoudigde, stellingen zijn tezamen voldoende om de besproken passief-achtige aspecten van zowel (1), (3) als (4) te beregelen. Dat gebeurt als volgt. In de actieve varianten van (1) en (4) is er in het geheel geen probleem: zowel subject als object krijgt een theta-rol van het werkwoord, en casus wordt aan het object toegekend door het werkwoord, en aan het subject door de finiete flectie. (cf. *Jack (to) kiss Jill, *Jan kussen Marie). In de respectievelijke passief-zinnen krijgt het object geen casus en het subject geen theta-rol. Om de constructie in het licht van (5) toch aanvaardbaar te maken moet het object verplaatsen naar een positie waar het wel casus, maar geen theta-rol toegekend krijgt, d.w.z. naar de subjectpositie, terwijl het externe argument ofwel niet wordt gerealiseerd (Jack was kissed; Marie werd gekust), ofwel casus en een theta-rol ontleent aan een prepositie (waarvan de specifieke betekenis het complement verbindt met het agens-argument van de kern, in dit geval het werkwoord). Er is uiteraard slechts dan een fundamenteel verschil tussen (2) en (5) als de condities van (5) blindelings kunnen worden toegepast op elke structuur, d.w.z. als zij te zien zijn als algemene condities op de welgevormdheid van structuren. Maar als dat zo is, dan zijn ze zeer krachtig. Door bijvoorbeeld alleen maar te veronderstellen dat werkwoorden als ‘seem’ geen extern argument hebben, kunnen de volgende feiten worden verklaard:
Indien verder pretheoretische noties als subject, object, thetarol- en casus-toekenning, etc., in meer algemene structurele termen worden gedefinieerd (c-command, regeren, etc.), kunnen we het stellen zonder structuur-bouwende regels, omdat de syntactische structuur dan volledig bepaald is door de interactie van algemene condities. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Projectie vanuit het lexiconIn (5) staan alleen onder i. echt syntactische principes, terwijl de principes onder ii. duidelijk lexicaal getint zijn. In feite bepalen de eigenschappen van lexicale items in hoge mate de syntactische structuur van een bepaalde woordrij. Dit wijst op een belangrijke inbreng vanuit het lexicon bij een op principes gebaseerde theorie. Deze sterke invloed is tot uitdrukking gebracht in de X-bar hypotheseGa naar eind1, die stelt dat alle syntactische structuur endocentrisch is en geprojecteerd is vanuit het lexicale hoofd (H). Een typische constituentenstructuur is dan ook(de links-rechts volgorde is niet van belang; het binaire karakter van de boom berust op toeval) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een specifieke versie van de X-bar theorie wordt gesproken van Specificeerders als we het over de X″-positie hebben en van Complementen als we het over de Y″-positie hebben. De realisatie van deze posities hangt af van de lexicale eigenschappen van de kern. De enige configuratie die niet lexicaal-bepaald is (maar in hoge mate is ingeperkt door syntactische condities) is een adjunct-structuur zoalsdie overigens nog steeds endocentrisch van aard is.Ga naar eind2 Merk echter op dat in een op principes gebaseerde benadering de X-bar hypothese zelf een in hoge mate afgeleide notie is. Op zijn minst is de argumentstructuur van een constituent bepaald door de structurele condities op casus en theta-rol toekenning (zie (7)). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. ParametriseerbaarheidHoe nu verantwoorden we de verschillen tussen talen? Het is duidelijk dat het wenselijk noch nodig is een volledige verzameling condities op structuren op te stellen voor elke taal afzonderlijk. (5) bijvoorbeeld lijkt voldoende om (onder meer) de karakteristieken van het passief te verklaren voor een grote verzameling talen. Wat (1) onderscheidt van (4) is het feit dat de interne argumenten (de ‘objecten’) van een werkwoord in het Engels aan de rechterkant verschijnen en in het Nederlands aan de linkerkant. Omdat de theta-theorie bepaalt waar argumenten verschijnen in een structuur, is een manier om dit tot uitdrukking te brengen te stellen dat werkwoorden hun interne theta-rollen links dan wel rechts toekennen. Omdat de theta-rol toekenning beperkt is tot regeerconfiguraties, kunnen we dit nog eenvoudiger beregelen: werkwoorden regeren naar rechts of links, maar per taal maar naar één kant. We beschikken nu over een parameter die bepaalt onder welke omstandigheden een universele conditie van natuurlijke taal wordt toegepast. Laten we aannemen dat UG (d.w.z. de verzameling van universeel geldige condities op structuur) de volgende bewering bevat:
Een van de verschillen tussen het Engels en het Nederlands, de volgorde, houdt dan verband met de keuze van de waarde voor dir, de parameterinstelling. Een ander type parameter zien we aan het werk in (10):
Het is niet moeilijk aan te tonen dat beide zinnen een identieke onderliggende structuur hebben (cf. Evers 1975; Haegeman en van Riemsdijk 1986) en dat het belangrijkste verschil tussen het Nederlands en het Duits met betrekking tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze constructie is de aan- respectievelijk afwezigheid van een inversiemechanisme dat opereert op het werkwoordcluster. Een parameterinstelling zou in zo'n geval aangeven of een bepaalde optie door een taal wordt gebruikt of nietGa naar eind3. Dit kenmerk van een op principes en parameters gebaseerde theorie is uiteraard niet alleen theoretisch interessant (vanuit het oogpunt van de leertheorie), maar ook commercieel: een op dergelijke grondslag gebaseerd ontleedprogramma is dan per definitie een universele ontleder, d.w.z. het programma kan voor verschillende talen worden gebruikt door alleen maar het lexicon te verwisselen en de juiste parameterinstelling te verzorgen. Helaas is de parametertheorie, zoals te verwachten, nog steeds in hoge mate terra incognita. Er zijn interessante voorstellen gedaan voor parameters die verschillen tussen talen verantwoorden, maar de verzameling is duidelijk verre van volledig, en er is nog nauwelijks sprake van een discussie aangaande wat nu eigenlijk een parameter kan zijn. Dus, wat ook de uitkomst moge zijn van de verschillende ontledingsprojecten binnen GB die op principes en parameters zijn gebaseerd, de werkelijk universele ontleder zal nog wel even op zich laten wachten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4. ModulariteitDe GB-theorie is modulair georganiseerd en wel in verschillende opzichten. In de eerste plaats methodologisch gezien. Lexicon, morfologie en syntaxis worden geacht op zichzelf staande eenheden te zijn die onafhankelijk van de andere cognitieve vermogens kunnen worden bestudeerd en verklaard. Het is niet zonder meer duidelijk in hoeverre dit idee van modulariteit van invloed kan zijn op het ontwerp van een ontleedprogramma, tenzij men de wijze waarop de mens de betreffende informatie cognitief verwerkt wil simuleren. Op dat laatste komen wij nog terug.
Twee andere aspecten van modulariteit hebben echter wel degelijk invloed op het ontwerp van een implementatie. De condities van de UG vormen niet een ongestructureerde verzameling, maar zijn geordend volgens subtheorieën, ofwel modulen. De canonieke modulen van GB zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze subtheorieën kunnen basisnoties gemeenschappelijk hebben zoals het c-commanderen - dat in feite een rol speelt in alle modulen - of het regeren, dat relevant is voor de theta-, de casus- en de bindingstheorie. Maar ze zijn conceptueel gezien onafhankelijk in die zin dat geen module (de uitvoer van) een andere nodig heeft om toegepast te kunnen worden. Er is interactie tussen de modulen, maar ze zijn niet van elkaar afhankelijk. Als men een of meer van de modulen achterwege laat, stort niet het gehele systeem in, het is dan gewoon minder restrictief. Iets dat met een stelsel van herschrijfregels ondenkbaar zou zijn. Dit is stellig een van de eigenschappen van de theorie die men in een ontleedprogramma zou willen overnemen: het betekent dat elke module apart ontwikkeld en getest kan worden. Zelfs wijzigingen die men in een uiteindelijk programma wil aanbrengen kunnen beperkt blijven tot de module(n) waarop ze betrekking hebben. De derde vorm van modulariteit, de aanname van verschillende niveaus van syntactische representatie, stelt ons echter voor problemen, zoals we zullen zien. Volgens deze aanname is er een representatieniveau, genaamd D-structuur, dat als de intermediair tussen de syntaxis en het lexicon fungeert. Zie onderstaand schema:De D-structuur is een volledige afspiegeling van de X-bar en de theta-theorie en van de lexicale eigenschappen van de gebruikte woorden. Deze wordt via een algemene verplaatsingsregel (move-alfa, ‘verplaats wat dan ook waarheen ook maar’) op de S-structuur geprojecteerd, en de welgevormdheid daarvan wordt bepaald door het ECP, de casus-, bounding- en nogmaals de theta-theo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rie. Deze S-structuur wordt op zijn beurt weer geprojecteerd enerzijds, via stylistische regels, post-lexicale fonologie enzovoort, op de Fonetische Vorm (PF; zo ongeveer de oppervlaktestructuur in de traditionele TG); en anderzijds, via een andere vorm van move-alfa (de kwantificatieregel) en andere processen op de Logische Vorm (LF), die de verbinding legt naar andere cognitieve modulen, zoals de semantiek, de pragmatiek, enzovoort. De Logische Vorm wordt op zijn beurt weer gecontroleerd door een verzameling van de reeds genoemde subtheorieën. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Op principes gebaseerde ontledingIn het algemeen kan men stellen dat een ontleder een rij woorden als invoer neemt en binnen liefst eindige tijd een structurele beschrijving van die rij aflevert ofwel de boodschap dat de rij niet welgevormd is in de taal in kwestie. Drie componenten kunnen er grofweg binnen een ontleder worden onderscheiden: een grammatica G, een procedurele interpretatie daarvan P, en een lexicon L. Bij een traditionele ontleder bestaat G uit een uniforme verzamelingGa naar eind4 regels - gewoonlijk herschrijfregels die op de een of andere manier zijn verrijkt - die tezamen een min of meer adekwate generatieve beschrijving van (een fragment van) een taal T vormen; L is een willekeurige lijst van <woord, categorie> parenGa naar eind5; en P kan worden gezien als een procedurele metagrammaticaGa naar eind6 voor G die G en L toepast op een aangeleverde rij symbolen S ten einde na te gaan of S wel of niet een welgevormde rij is in T, en, indien dat het geval is, daaraan een structurele beschrijving toekent. Hoewel P de structurele eigenschappen van G bepaalt, is de relatie van P tot T toch erg indirectGa naar eind7 net als die tussen L en T; alle relevante structurele informatie m.b.t. T ligt opgeslagen in G, en moet voor elke nieuwe taal die men met het systeem wil aanvatten geheel opnieuw worden opgesteld.Ga naar eind8 Eventuele inzichten in de universele eigenschappen van natuurlijke talen worden nergens tot uitdrukking gebracht binnen de ontleder, zelfs niet als ze in principe wel gerepresenteerd zouden kunnen worden.Ga naar eind9 In een universele ontleder gebaseerd op principes en parameters is de relatie tussen G, P, L en T echter zeer nauw, maar wel aanzienlijk abstracter dan in de traditionele benadering: er is geen verzameling regels die de structurele eigenschappen van T definieert. In plaats daarvan bestaat G uit een verzameling universele condities op mogelijke structuren in natuurlijke taal, d.w.z. het is UG. G bepaalt de structuur van een bepaalde T op dezelfde indirecte manier als waarop de statica plus de verzameling van alle bouwvoorschriften in de wereld de structuur van een bepaald gebouw bepalen. P is een verzameling instructies (sommige ervan parametriseerbaar, in welk geval P ook over de default instellingen beschikt) die bepalen of, hoe en onder welke omstandigheden de condities van G moeten worden toegepast. P en G tezamen definiëren het begrip ‘mogelijke natuurlijke taal’ (MNT) als:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De individuele verschillen tussen talen zijn vastgelegd in een hogelijk complex L, dat niet alleen categoriale informatie bevat t.a.v. de eindsymbolen van T, maar ook alle idiosyncratische parameterwaarden. Dus de structurele eigenschappen van enige taal T zijn een functie van de interactie tussen P, G en L. Gegeven dat P èn G constant zijn voor alle talen, dient de ontleder eerder opgevat worden als een interpreter van het lexicon dan van (taal-)specifieke herschrijf- (en verplaatsings-)regels.Ga naar eind10 Terwijl bij het ontwerpen van een ontleder voor een op regels gebaseerd model gebruik kan worden gemaakt van een grote verzameling goed in kaart gebrachte methoden,Ga naar eind11 is duidelijk dat, wil men de relevante eigenschappen van een op principes en parameters gestoelde benadering behouden, afstand genomen zal moeten worden van de traditionele ontleedtechnieken. Hoe nu zou een langs deze lijnen opgezette ontleder er uit kunnen zien? Omdat het antwoord op deze vraag in hoge mate afhangt van het uiteindelijke doel van de implementatie, lijkt een korte beschouwing van de mogelijke motivaties voor een ontleder op zijn plaats. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.Als we even afzien van commerciële toepassingen, die welhaast bij definitie oninteressant zijn vanuit linguistisch oogpunt (maar niet noodzakelijkerwijs ook vanuit computationeel oogpunt), omdat ze sterk de nadruk leggen op efficiëntie, gepaard gaande met allerlei heuristieken, het zoeken van snelle liever dan theoretisch gefundeerde oplossingen, blijven ons twee mogelijke doelstellingen over: de menselijke taalgebruiker simulerenGa naar eind12 of, bescheidener, een stuk gereedschap ontwikkelen waarmee de taaltheorie kan worden getest en verder ontwikkeld. Tegen de achtergrond van sterke claims uit GB-achtige theorieën ten aanzien van de cognitieve c.q. psychologische realiteit van de Universele Grammatica lijkt het simuleren van het menselijk taalverwerkingsproces een zeer aantrekkelijke onderneming. We zijn hier echter, net als bij de vroege versies van TG, bezig met een theorie aangaande de taalkundige competence, geplaatst binnen een declaratief veeleer dan een procedureel kader. Om ook maar ergens in de buurt van een ontleder met ‘psychologische realiteit’ te geraken is een corresponderende computationele theorie van de performance nodig (die, zoals Marcus (1978) aanvoert, ook nog zou kunnen dienen om enige van de primitieven uit de theorie van de competence te verklaren). Maar ook als we even voorbij zien aan het feit dat niet alleen grammaticale factoren een rol spelen bij ontleden, maar ook zaken als semantiek, pragmatiek, en buiten-talige kennis in het algemeen, moeten nog twee empirische kwesties worden opgelost voor we aan de simulatie van het menselijk ontleedproces kunnen beginnen:Ga naar eind13
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is zeker geen uitputtende opsomming. En zelfs al beschikten we over een soort definitieve beschrijving van taalgebruiksverschijnselen, dan nog zouden die op de computer kunnen worden gesimuleerd via elk willekeurig uit i. en ii. gekozen paar strategieën. En dit betekent dat zelfs de psycholinguistiek maar een beperkte bijdrage kan leveren zolang deze vragen niet beantwoord zijn; en ze zijn nog nauwelijks aan de orde gesteld. Dus als we pure speculatie willen omzeilen moeten we ons heil zoeken bij de ogenschijnlijk minst aantrekkelijke van de twee typen implementatie: de formalisering en algoritmisering van de theorie. Maar aangezien dit een noodzakelijke voorwaarde is voor elke toekomstige ontwikkeling, kunnen de resultaten stellig een goed uitgangspunt zijn voor meer ambitieuze projecten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.Als we psychologische claims laten voor wat ze zijn, komt het ontwerpen van een ontleder gebaseerd op principes en parameters dus neer op het expliciet maken van het drietal geïntroduceerd in paragraaf 2, te weten:
Hoe kan zo'n programma voor P er uitzien? GB-modules worden immers beschouwd als condities op willekeurig toegekende structuren, werkend op verschillende representatieniveaus. Het enig beschikbare invoermateriaal is de invoerrij, ruwweg overeenkomend met de Fonetische Vorm in (12). In (12) loopt de enige verbinding met het lexicon via de D-structuur. Dus als we ons | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strikt aan de theoretische uitgangspunten willen houden hebben we maar één keuze: net zolang welgevormde rijen genereren vanuit de D-structuur totdat we er een hebben die precies overeenkomt met de invoerrij.Ga naar eind16 Het nadeel van zo'n procedure is evident: gaan we ervan uit dat de taal die we ontleden niet eindig is - en dat mag van natuurlijke talen zonder meer worden aangenomen - dan raken we, als we geen adhoc maatregelen nemen, verzeild in een stopprobleem, een situatie waarin de computer niet weet wanneer op te houden. Een strategie waarvan niet direct duidelijk is dat hij tot onhanteerbare situaties leidt is die waarbij PF direct toegang heeft tot het lexicon. Daarmee krijgt men dan de beschikking over de lexicale informatie, waaronder subcategorisatie en selectie, die samen met de enige continu toegankelijke module, de X-bar theorie, kan leiden tot het toekennen van structuur aan de invoerrij.Ga naar eind17 Dus we genereren alle structuren die op dat moment compatibel zijn met de X-bar theorie, en benutten de latere modules op de overeenkomstige niveaus om de onjuiste er weer uit te filteren. Dit geeft ons de volgende ‘naieve’ ontleedversie van (12):Dit schema introduceert een nieuw representatieniveau, de ?-structuur, die bestaat uit een gelabelde haakjesstructuur inclusief eventuele lege categorieën, maar, afgezien van precedentie en dominantie, zonder relaties tussen de verschillende onderdelen. Move-alfa is opgesplitst in twee subprocessen, keten-formatie die de S-structuur van de ?-structuur afleidt, en keten-reductie die de D-structuur van de S-structuur afleidt. Maar weer lopen we aan tegen een stopprobleem: aangezien de ?-structuur legen categorieën kan bevatten, zonder dat de modules die restricties opleggen aan lege categorieën op dat niveau toegankelijk zijn, kunnen er in theorie oneindig veel mogelijke ?-structuren zijn voor elke invoerrij. Zelfs als we gebruik maken van ad hoc restricties, zoals het alleen maar toestaan van lege plekken op argumentposities die van de lexicale informatie kunnen worden afgeleid,Ga naar eind18 zijn er nog onhanteerbaar grote aantallen. Zo levert een versie van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X-bar theorie als boven geschetst, met Chomsky-adjunctie op elk bar-niveau, maar met slechts binaire vertakking, meer dan 35000 verschillende?-structuren voor de eenvoudige Duitse bijzin ‘...dass der Karl den Hund schlug’. De conclusie is duidelijk: voorkomen moet worden dat er überhaupt onjuiste structuren worden gegenereerd. Maar de voortbrenging van een verkeerde structuur kan slechts dan worden voorkomen als alle relevante condities reeds kunnen worden getest tijdens het opbouwen van de structuur, d.w.z. ze moeten worden geherinterpreteerd als condities op structuurtoekenning. Als zodanig spreekt de equivalentie in practisch opzicht tussen een declaratieve en een procedurele optiek op structurele condities voor zichzelf.Ga naar eind19 Wat hier voor complicaties zorgt is het feit dat in de gebruikelijke formulering binnen de GB-theorie de relevante condities niet refereren aan dezelfde niveaus. Dus is een procedurele herinterpretatie van de modules alleen niet genoeg. De onderlinge relaties tussen de niveaus, en hun respectievelijke bijdragen aan de grammaticale welgevormdheid van een zin, moeten eveneens op incrementele wijze worden behandeld. Het is momenteel onderwerp van discussie of de relatie tussen de verschillende linguistische niveaus echt derivationeel is, d.w.z. of er specifieke projecties zijn die de S-structuur van de D-structuur afleiden, en de Logische en Fonetische Vorm van de S-structuur, waarbij de modules puur functioneren als filters voor de betreffende derivaties, of dat de niveaus in feite door verzamelingen van modules worden opgebouwd, d.w.z. dat ze naast elkaar bestaan, met als enige verbinding de gemeenschappelijke condities die erop werken. Het is duidelijk dat de eerste visie grote problemen oplevert voor een incrementeel werkende ontleder. Zolang er geen overtuigende linguistische redenen zijn die wijzen op de noodzaak van een derivationele benadering, zullen wij daarom uitgaan van de tweede, meer declaratieve benadering. Er lijken nu nog twee opties open. In de eerste plaats kunnen we trachten alle niveaus parallel te ontwikkelen. Een dergelijke opzet komt neer op het ontleden naar een S-structuur, en de interactie tussen de modules en de lexicale informatie gebruiken om voor elke substructuur die ontstaat een overeenkomstige D-structuur en een Logische Vorm te projecteren, die op hun beurt weer kunnen worden aangewend om de welgevormdheid van de S-structuur te bepalen. In de tweede plaats kunnen we de modules compileren zodat ze een enkele ‘geannoteerde’ S-structuur opleveren die alle informatie bevat van de oorspronkelijke niveaus, als in het volgende schema: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is echter een pseudo-alternatief: in een canonieke S-structuur liggen alle kenmerken van de D-structuur reeds opgeslagen, afgezien van het feit dat elk argument verbonden moet zijn met een theta-positie. Maar deze eis kan gemakkelijk worden geformuleerd als een conditie op ketenformatie:
Dat wil zeggen als een keten een theta-positie bevat, dan moet die het laatste element zijn van de keten. Men kan stellen dat deze conditie slechts een beschrijving is, terwijl de aanname van een D-structuur niveau ons een verklaring levert voor de feiten, maar het lijkt aannemelijk dat het ‘omgekeerd-movealfa’ mechanisme van de gelaagde variant van (16) dezelfde beperking op de D-structuur zou gebruiken. Een soortgelijke relatie bestaat tussen elke willekeurige LF-representatie en de bijbehorende S-structuur.Ga naar eind20 Wat deze relatie bijzonder maakt in het canonieke geval is het feit dat er meerdere LF-representaties per S-structuur kunnen zijn. Of het model nu één representatieniveau gebruikt of meer, een derivatie wordt op dezelfde wijze behandeld. D.w.z. bij verschillende lezingen (puur structureel verschillend dan wel met een verschil in scope) behoren verschillende derivaties, en elke derivatie vertegenwoordigt precies één D-structuur, één S-structuur en één LF-representatie, ofwel rechtstreeks, ofwel direct afleidbaar. Theoretisch gezien zijn beide opties dus ononderscheidelijk: als de niveaus parallel kunnen worden ontwikkeld, dan kunnen ze ook in elkaar worden geschoven. In elk geval komen we uit op één enkele conditie op de combineerbaarheid van twee knopen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3Een dergelijke benadering reduceert ontleden tot probleemoplossen, waarbij het bouwen van structuren gestuurd wordt door een grammaticaal ‘expert systeem’, een zeer plezierige uitkomst gegeven het declaratieve karakter van de onderliggende theorie. Het succes ervan is echter in hoge mate afhankelijk van de mate waarin de processen van de modules locaal kunnen worden gecontroleerd, zowel in linguistische als in procedurele zin. Linguïstisch gezien kan een module M worden toegepast op een structuur N als N alle informatie bevat die nodig is om te kunnen beslissen of N welgevormd is volgens M. Het is direct in te zien dat de X-bar en de thetamoduleGa naar eind21 in die zin locaal kunnen worden gecontroleerd:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar niet alle modules hebben deze eigenschap. Beschouw de volgende data:
Als de S-knoop in (20) wordt geconstrueerd, dan zal de theta-module de structuren i-iv accepteren, i-ii rechtstreeks, en iii-iv via een keten met ‘Jack’ vooraan en met een fonologisch lege theta-positie. v en vi zullen worden verworpen. Een locale casus-module zou daarentegen ii, iv en vi accepteren, maar zou niet alleen v - terecht - verwerpen, maar ook - prematuur - i en iii. Deze kunnen immers behouden blijven als ze complement blijken van een casus-toewijzend werkwoord als ‘believe’. In termen van localiteit kunnen we dus het beste al deze zinnen accepteren, maar beperkingen opleggen aan latere processen, in dit geval de beperking dat de resulterende structuur casus moet krijgen en het aan de subject-NP moet doorgeven. Merk op dat terwijl dit voorbeeld, en de gehele discussie in deze sectie, een bottom up ontleedstrategie vooronderstelt, het localiteitsprobleem toch niet daardoor wordt veroorzaakt. Omdat ketenformatie niet rechtstreeks tot de mogelijkheden behoort bij een top down ontleedmethode, leveren zowel de casus- als de theta-theorie problemen op bij het analyseren van ‘Jack’: als de zin niet is ingebed bij een uitzonderlijk casus-markerend werkwoord zoals ‘believe’, moet de casus-theorie de S-knoop specificeren als [+ tense]. En bij de theta-theorie zitten we zelfs met een disjunctie van beperkingen op de rest van de zin: ofwel er is een externe theta-rol voor handen ofwel de VP bevat een open plaats op een theta-positie. Een soortgelijk probleem vinden we bij de bindingstheorie:
(21) kan alleen dan uitsluitsel geven als de structuur die erop wordt gecontroleerd een regerende categorie bevat voor elke erin voorkomende anafoor, m.a.w. het localiteitsdomein van (21 i) is niet elke knoop, maar elke regerende categorie, wat een veel zwakkere notie is. Maar ook in procedureel opzicht scoort (21) zeer laag op de localiteitsindex: om de condities na te lopen moet de complete boom uitputtend worden doorzocht, een van de in computationele zin meest ineffectieve operaties die er zijn.Ga naar eind25 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als we dicht bij de onderliggende theorie willen blijven kan de theoretische localiteit van de modules niet worden aangetast. Procedurele localiteit echter, in de sterke zin, kan echter toch worden bereikt als we de modules in twee delen opsplitsen: een beperkingen introducerend en een beperkingen controlerend deel. Een syntactische knoop is dan een tuple bestaande uit een boom N en een verzameling beperkingen B op deelbomen van N. Een beperking is vervolgens een geordend drietal <T,L,R> waarin
De controlerende component kan eveneens opereren op elke knoop, en leidt tot een van de volgende vier resultaten:
De combinatie van controle op elke knoop en het doorgeven van beperkingen garandeert dat elke module geactiveerd kan worden zodra het maar mogelijk is, terwijl uitputtende zoekacties kunnen worden vermeden: het nalopen van elke beperking kan worden beperkt tot de knoop in kwestie en de directe dochterknopen ervan. Laten we de bindingstheorie weer tot voorbeeld nemen: Als we een knoop <N,B> creëren, dan zal deze beperkende component aan B toevoegen:
Met betrekking tot de bindingstheorie heeft de zin
de volgende derivatie (vereenvoudigd):Ga naar eind26 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De beperkingen voorkomen terecht co-indicering van NP2 met NP3 en van NP1 met NP2 in (23). Over de andere mogelijke combinaties zeggen ze echter niets. Maar hun interactie garandeert dat NP4 niet kan worden ge-co-indiceerd met NP2 in (23 i), en niet met NP1 en (23 ii), omdat dergelijke bindingen de beperkingen op respectievelijk NP3 en NP2 schenden. Wat nu nog dient te gebeuren is een precieze beschrijving geven van het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mechanisme dat de beperkingen doorgeeft in de ontleedboom, d.w.z. de definitie van de combineerbaarheid van tweetallen van het type <boom, beperkingen>, als onder (18):
De ontleding van een invoerrij I is dus geslaagd als er een paar <N,B> is zodanig dat N een structurele beschrijving is van I en aan alle (overgebleven) beperkingen kan worden voldaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ConclusieOnder een derivationele interpretatie loopt een op principes en parameters gebaseerde theorie met verschillende representatieniveaus sterk het gevaar computationeel onbeheersbaar te zijn. Onder een niet-derivationele interpretatie echter kunnen de niveaus parallel worden ontwikkeld, of er nu daadwerkelijk een structuur per niveau is, dan wel slechts één structuur die alle informatie bevat. Op principes gebaseerde ontleding kan dan opgesplitst worden in een (triviaal) boom-constructie gedeelte, en een ‘expert systeem’ dat bestaat uit een beperkingen introducerende component, die ervoor zorgt dat alle relevante condities op het juiste moment worden ingevoerd, en een controlerende component, die ervoor zorgt dat alle condities locaal worden afgelopen, zonder dat ooit uitputtend behoeft te worden gezocht.
Uit het Engels vertaald door A. Neijt en D. Bakker. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|