Aankondiging en bespreking
Taalkunde
H.F. Schatz.
Plat Amsterdams in its social context: A sociolinguistic study of the dialect of Amsterdam. Amsterdam: P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, 1986. 126 p. Ill. (Publikaties van het P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde....; 6.) ƒ18,75.
Aan Henriette Schatz' proefschrift, het verslag van een sociolinguistisch onderzoek van het dialect van Amsterdam, en aan het bij BZZTOH verschenen populair-wetenschappelijke bijprodukt daarvan is inmiddels in brede kring aandacht besteed. Voor de auteur, voor ‘het vak’, en wellicht ook voor het Amsterdams is dat een goede zaak. De meeste aandacht uit de taalwetenschapelijke wereld was echter niet erg positief. Dat is vervelend voor de auteur en slecht voor het aanzien van ‘het vak’. Hier volgt de zoveelste bespreking van S.' dissertatie.
Het werkstuk is overzichtelijk gestructureerd, waardoor de onderzoeksopzet snel duidelijk wordt, en helder geschreven in een transparant Engels. De hier te bespreken paperbackeditie werd in 1986 uitgegeven als deel 6 in de serie ‘Publikaties van het P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen’ in Amsterdam. Ze telt 112 blz. tekst (inclusief ‘Abstract’, ‘Acknowledgements’, inhoudsopgave en lijst van tabellen en figuren), 8 blz. met appendices (4 stuks) en 6 blz. bibliografie.
‘[I]nspired by the frequent remarks, questions, and opinions that are expressed about Plat Amsterdams and its social role in the city of Amsterdam, both by linguists and by the general public, as well as by the lack of systematic socio-dialectological studies to corroborate or refute some of these claims’, moet S. zich ooit tot doel hebben gesteld ‘to explore the nature and the social context of Amsterdam speech on the basis of naturalistic language data collected in the city’ (p. 34). Naast dit specifieke doel, dat op de volgende blz. wordt ontleed in vijf onderzoeksvragen, had het onderzoek tegelijkertijd het algemene doel ‘to provide further insight into the nature of urban dialects in the Western part of the Netherlands’ (p. 35). Het Amsterdams is zo bezien in zekere zin paradigmatisch voor de dialecten van de Hollandse steden.
De gang van zaken in het empirische hoofdonderdeel van het onderzoek laat zich als volgt samenvatten. Voor een vijftal fonologische kenmerken van het Amsterdams telde de onderzoekster hoe vaak ze, op een totaal aantal van 15 mogelijke realisaties, daadwerkelijk voorkomen. Deze tellingen zijn uitgevoerd aan fragmentjes taalgebruik van 40 Amsterdams-sprekers uit het zgn. corpus-Heikens. De steekproef was gelijkmatig verdeeld over de beide seksen, 2 leeftijdsgroepen en 2 sociaal-economische ‘klassen’ (gebaseerd op opleiding en beroep). De onderzochte fragmenten waren op hun beurt per spreker weer gelijkelijk verdeeld over ‘formele’ en ‘informele’ stijl - dat wil hier zeggen: spreken met een onbekende onderzoeker en spreken met een vriend. De ratio Amsterdams in het taalgebruik van de 40 informanten kon voor wat betreft de 5 fonologische kenmerken zodoende, op sociaal macro-niveau, gerelateerd worden aan het geslacht, de leeftijdsgroep en het milieu van de spreker en, op sociaal micro-niveau, aan de ‘stijl’. De linguistische kontekst, vooral voor fonologische variatie vaak zo wezenlijk, werd niet onderzocht als bron van sturende of determinerende factoren.