Spektator. Jaargang 17
(1987-1988)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Struktuur-paradoxen bestaan niet
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer in het vervolg wordt verwezen naar de level ordering hypothese, of de level theorie wordt daarmee de uitgebreide ordening, zoals in bovenstaand schema bedoeld. We beginnen met een bespreking van de verschillende typen struktuur-paradoxen. We zullen in de eerste plaats laten zien, dat er sprake is van een verzameling ongelijksoortige gevallen en in de tweede plaats, dat de paradoxen niet alleen optreden op woordnivo, maar tevens op frasaal nivo. Vervolgens nemen we een aantal analyses uit de literatuur onder de loep. Tenslotte stellen we zelf een aantal oplossingen voor. Uitgangspunt daarbij is, dat de argumenten op grond waarvan de ter diskussie staande verschijnselen worden geïdentificeerd als paradoxen, niet deugen. Ofschoon we niet alle gevallen uitvoerig kunnen bespreken, en we niet willen ontkennen, dat sommige gevallen problematisch zijn, claimen we dat alle verschijnselen die bekend staan als instanties van struktuur-paradoxen op een alternatieve wijze kunnen worden geanalyseerd, en dat er van werkelijke paradoxen geen sprake is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Typologie2.1. WoordnivoDe typologie die we hier introduceren heeft slechts als doel de diskussie over struktuur-paradoxen te vergemakkelijken. Ze bezit dus verder geen diepere theoretische status. We onderscheiden drie typen struktuur-paradoxen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type I: unhappierEr zijn in principe twee routes waarlangs het woord unhappier van de basis happy kan worden afgeleid, als aangegeven in (3). In schema (3) en in de nog volgende gelijksoortige schema's leidt de bovenste route telkens tot een linksvertakkende struktuur als (1a) en de onderste route tot een rechtsvertakkende struktuur als (1b). De bijschriften in kleine letters (‘fonologische conditie’, ‘level-theory’, etc.) geven aan waarom de betreffende stap in de afleiding uitgesloten is. In zijn algemeenheid geldt voor struktuurparadoxen, dat beide afleidingsroutes worden geblokkeerd door een of ander mechanisme. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het geval van unhappier wordt de bovenste route onmogelijk gemaakt door een fonologische conditie die zegt, dat de Engelse comparatief in het geval van een woord van drie syllaben wordt uitgedrukt met behulp van more en niet door -er, je zou dan dus more unhappy verwachten en niet unhappier. -Er kan zich wel, zoals volgens de onderste weg, hechten aan happy, aangezien dit een tweesyllabig woord met een lichte finale syllabe is. Deze onderste weg is echter uitgesloten op grond van de level-theorie: aangenomen dat comparatiefvorming inflectie is, moet het plaatsvinden na un-prefigering. Bovendien komt de semantische interpretatie van unhappier, (more (not happy)) en niet (not (more happy)), overeen met de bovenste afleidingsroute (Pesetsky (1985)). Op fonologische gronden moet dus voor het onderste pad worden gekozen, en is het bovenste pad uitgesloten, terwijl level theorie en semantiek juist exclusief kiezen voor dit bovenste pad. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type II: modificatie-bereikIn feite speelt modificatie-bereik in het geval van unhappier ook een rol, maar de motivatie op grond waarvan een struktuur-paradox wordt aangenomen is er anders dan bij de nu volgende gevallen. We kunnen van dit type drie verschillende instanties onderscheiden wanneer we letten op de aard van de motivering om een van de twee routes te blokkeren. Een eerste voorbeeld is het vaak besproken geval ungrammaticality. Ook nu zijn er twee afleidingsroutes uitgaande van grammatical, zoals we zien in (4a). Hier bepaalt de level theorie, dat het onderste pad het juiste is en het bovenste pad uitgesloten, op grond van het feit, dat -ity een level I-affix is en un- een level II-affix. Daarnaast bestaat er echter een subkategorisatievereiste dat bepaalt, dat un- zich hecht aan adjektieven, zoals het geval is bij de bovenste route, en niet aan substantieven, zoals bij de onderste route. Hier zou men nog aan kunnen toevoegen dat un- semantisch ook bereik moet hebben over grammatical en niet over grammaticality. Deze motivatie is de enige motivatie om de onderste route uit te sluiten in het tweede geval dat we binnen dit type onderscheiden, n.l. model theoretic in (4b). Dit is een zelfde geval als het Nederlandse dienstplichtig, waar -ig semantisch dienstplicht in zijn bereik zou moeten hebben. De bovenste route is echter wederom door de level theorie geblokkeerd, die vereist dat affigering aan samenstelling vooraf gaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het geval van model theoretic is het uitsluiten van de bovenste route extra gemotiveerd (of is de level-theorie extra gemotiveerd) door de allomorfie die affigering teweeg brengt. Deze is nl. gelijk aan de allomorfie die we zien bij afleiding van theory. Wanneer allomorfie gebonden is aan een localiteit van bijvoorbeeld zusterschap pleit de waargenomen allomorfie tegen de bovenste route. Als derde subtype noemen we hier het geval blauwogig. In de literatuur werd voor dit type het begrip samenstellende afleiding gehanteerd, aanleiding gevend tot een ternaire struktuur, waarvoor de motivatie was gelegen in de observatie dat noch het construct ogig, noch het construct blauwoog voorkomende woorden zijn. In een theorie die gebruik maakt van mogelijke, in plaats van actuele woorden als basis voor verdere woordvorming, vormt dit echter geen argument. In principe zijn er dus weer twee routes, omdat er wel degelijk AN-samenstellingen zijn in het Nederlands, zoals sneltrein, zuurkool en de bahuvrihi-compositia, zodat blauwoog in ieder geval een mogelijk morfologisch construct is, terwijl ook ogig een mogelijk morfologisch construct is getuige de vele voorbeelden van het N-ig type, vgl. harig, buikig etc.Ga naar eindnoot2 Voor het tweede deel van het afleidingsproces (de stap van blauwoog/ogig naar blauwogig) geldt weer hetzelfde als in het geval model theoretic, n.l. dat de bovenste route door de level theorie wordt geblokkeerd, terwijl de onderste route leidt tot een struktuur waarin het bereik van blauw niet juist is aangegeven. Het argument daarvoor luidt dat blauwogig niet is ‘op blauwe wijze ogig’, maar ‘met blauwe ogen’, hetgeen suggereert dat -ig het construct blauwoog in zijn bereik moet hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type III: argument inheritance (verbale composita)Ga naar eindnoot3Een voorbeeld van dit type is de afleiding truck driver. Bij het bovenste pad is de eerste stap al onmogelijk. In het Nederlands zijn verbale composita als stofzuig al uitzonderlijk. In het Engels lijken vormen als truck-drive in het geheel niet voor te kunnen komen. Zelfs wanneer dat wel het geval zou zijn, dan is nog de tweede stap onmogelijk, aangezien de level theorie suffigering met -er na samenstelling uitsluit. De semantiek sluit de onderste route af. In de verbale struktuur drive a truck ontvangt a truck zijn Θ-rol van het werkwoord drive. Het lijkt plausibel hier hetzelfde te doen. Dit vereist afleiding volgens het bovenste pad. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een oplossing die in dit soort gevallen vaak wordt voorgesteld, is om een zg. inheritance-mechanisme te laten werken. Dit houdt in, dat een afleiding langs het onderste pad wordt aangenomen, waarbij truck dan zijn Θ-rol kan ontvangen, doordat de eigenschappen van het werkwoord drive omhoog percoleren naar het substantief driver. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Frasaal nivoDe drie types struktuur-paradoxen die hierboven zijn behandeld komen niet alleen voor op woord-nivo maar tevens op frasaal nivo. Het probleem is dus niet strikt morfologisch: I. Een voorbeeld van een frasale tegenhanger van unhappier is de Franse zin J'aime Marie, besproken in Sadock (1985): Op grond van syntaktische overwegingen zou een struktuur waarin J'aime een constituent vormt zijn uitgesloten. Fonologisch gezien lijkt zo'n struktuur echter juist het meest voor de hand te liggen.Ga naar eindnoot4
II. Modificatie-bereik. We kunnen, net als bij de struktuurparadoxen op woord-nivo die te maken hebben met het bereik van een modificeerder, ook in het geval van problemen met het bereik van modificatoren op woordgroepsnivo verschillende types onderscheiden:
In het eerste geval moet op grond van de level theorie affigering van -er eerst plaatsvinden. Net als bij blauwogig pleit de semantiek echter juist voor keuze van het bovenste pad: beautiful geeft in de meest gebruikelijke interpretatie een modificatie van dance en niet van dancer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de overige gevallen van (7) zullen we hier kort zijn. In (7b) hebben we te maken met het verschijnsel dat bekend staat als incorporatie. Dit verschijnsel doet zich in veel talen voor, onder andere in het Groenlands Eskimo. We treffen daarin werkwoorden aan die affixstatus hebben. Zij moeten zich, als -qar in (7b), verbinden met een stam om een woord te vormen. De modificeerder een heeft echter semantisch betrekking op slee en niet op sleehebben. Zonder daar in dit artikel verder op in te gaan zullen we voor zulke gevallen een analyse aannemen die in principe overeenkomt met de analyse voor beautiful dancer die we hieronder bespreken. Vervolgens bestaan er vormen als ernstig gewonde, verplicht verzekerde. Wanneer we de woorden gewonde en verzekerde zouden opvatten als nomina, door b.v. -e suffigering afgeleid van de adjectieven gewond resp. verzekerd, dan geven de modificeerders ernstig en verplicht in zulke gevallen een specificatie van de adjektieven gewond en verzekerd, en niet van de substantieven gewonde en verzekerde. We nemen echter aan, dat niet voor een syntaktische oplossing moet worden gekozen, d.w.z. er is sprake van een NP, net als in een ernstig gewond persoon, alleen is de N in deze gevallen een leeg element:
Tenslotte bestaan er nog gevallen waarbij we ogenschijnlijk te maken hebben met een frasale input voor affixatie resp. samenstelling. Voorbeelden zijn transformational grammarian (Ned. zwarte bander) met affigering en nuclear stress rule (Ned. rode bessentaart) met samenstelling. Deze vormen verschillen duidelijk van gevallen als in (7a). In een geval als snelle beslisser wordt de flexie van het adjektief bepaald door het hoofd van de afleiding. Dit is niet het geval bijvormen als rode bessentaart, blijkens het verkleinwoord rode bessentaartje (en niet* rood bessentaartje). We nemen daarom een struktuur aan als in (10), waarin het adjectief samen met het nomen dat het modificeert een konstituent is:Ga naar eindnoot5 In het vervolg zullen we alleen nog terugkomen op subtype (7a) (beautiful dancer, snelle beslisser). III. Argument inheritance. De frasale tegenhanger van truck-driver is driver of a truck: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De level theorie sluit hier weer uit dat -erwordt gekoppeld aan de frase drive a truck. Aan de andere kant zou je echter willen zeggen, dat a truck zijn θ-rol ontvangt van het werkwoord drive en niet van het substantief driver. We hebben in deze paragraaf een groot aantal verschillende types struktuurparadoxen de revue laten passeren, zonder dat we daarbij naar volledigheid hebben gestreefd. Het overzicht laat echter twee dingen zien. Het is onjuist om struktuur-paradoxen uitsluitend te zien als problemen op het terrein van de morfologie, omdat ieder type morfologische struktuur-paradox een tegenhanger heeft op frasaal nivo. In de tweede plaats is gebleken dat er nogal uiteenlopende motiveringen zijn om een bepaald construct op te vatten als een struktuur paradox. In de volgende paragraaf gaan we in op een aantal voorstellen in de literatuur om dergelijke paradoxen te lijf te gaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Voorstellen van anderenIndien we de level theorie als in (2) serieus nemen, voorspellen we, dat de hiervoor besproken bouwsels als ongrammaticaal zouden moeten worden bestempeld. In de literatuur zijn daarom verschillende voorstellen te vinden waarin getracht wordt zulke struktuur-paradoxen op te lossen. Sommige stellen zich ten doel alle paradoxen op te lossen, andere beperken zich tot slechts een deel van de hierboven besproken typen. Hier geven we een overzicht van een aantal van de voornaamste voorstellen.
We zullen in deze paragraaf de theorieën genoemd bij a. en b. kort bespreken. De voorstellen van Sproat en Sadock (12c) komen in paragraaf 4 aan de orde.Ga naar eindnoot6 a. In de eerste plaats zijn er benaderingen die de struktuur, zoals die wordt opgelegd door de level theorie als uitgangspunt nemen, en daar de alternatieve struktuur aan relateren. Pesetsky (1985) neemt een binnen de generatieve grammatica gebruikelijk standpunt voor dit soort zaken in. Struktuur-paradoxen treffen we in feite overal in de grammatica aan, met name in al die constructies waarin verplaatsingstransformaties optreden. De gebruikelijke assumptie ten aanzien van dergelijke constructies is dat de paradox opgelost kan worden door twee of meer nivo's van representatie aan te nemen, waar bepaalde eisen (b.v. locale subkategorisatie) op één nivo worden bevredigd en andere eisen (b.v. bereik van kwantoren) op een ander nivo. Daartussen wordt gemedieerd door een (b.v. transformationele) mapping. Pesetsky stelt nu voor om ook in het geval van morfologische struktuur-paradoxen deze strategie te hanteren. De mappingsoperatie die hij aanroept is een variant van de kwantor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raising operatie, n.l. affix-raising. Zo kan hij voor een geval als blauwogig uitgaan van een rechtsvertakkende struktuur, in overeenstemming met de level theorie. De aldus gegenereerde S-struktuur kan vervolgens door affix-raising worden omgezet in een linksvertakkende LF-struktuur. Hoewel deze benadering in principe correct is, rijst de vraag aan welke beperkingen de strategie onderworpen moet worden. Zonder verdere restrictie op affix-raising zou het immers mogelijk zijn om morfeemsalades te relateren aan interpreteerbare LF's. Het zou bijvoorbeeld mogelijk zijn om een afleiding als resistanceing te vormen met een interpretatie ‘the action of being resisting’. Daarom stelt Pesetsky een beperking voor die geen string-vacueuze affix-raising toestaat. Deze manoeuvre leidt echter tot een te grote beperking omdat de toepassing van affix-raising afhankelijk wordt van toevallige woordvolgorde feiten (b.v. wel toepasbaar op beautiful dancer, maar niet op danceur très élégant en wel op truck driver, maar niet op driver of a truck). Een ander voorstel in deze richting, is dat van Williams (1981). Hij geeft een definitie van gerelateerdheid die woorden met een struktuur die opgelegd wordt door de level theorie kan relateren (op niet strukturele wijze) met andere woorden. Zo kan blue eyed gedefinieerd worden als gerelateerd met blue eye door het strippen van het hoofd -ed. Een bezwaar van zijn voorstel, zoals door Williams (1981:263) terecht wordt geconstateerd, is, dat zijn oplossing niet blijkt te werken in gevallen als re-aircondition, dat noch door stripping van het hoofd, noch door stripping van het non-hoofd kan worden gerelateerd aan aircondition. Botha (1983) wijst er terecht op dat Williams' gebruik van de notie ‘marked leak’ in feite hetzelfde is als te zeggen dat de theorie niet deugt. Vervolgens bestaan er een aantal theorieën die gebruik maken van een inheritance-mechanisme. Voorbeelden zijn Selkirk (1981) en Randall (1984). Randall gaat voor een geval als driver of a truck uit van de struktuur die wordt opgelegd door de level theorie. Zij komt tegemoet aan het intuïtieve idee, dat truck hier het thema is van het werkwoord drive door een mechanisme voor te stellen dat de subkategorisatie-eigenschappen van het werkwoord drive omhoog laat percoleren naar driver. Zulke inheritance-theorieën zijn natuurlijk alleen bedoeld om een oplossing te bieden voor gevallen van type III. Ze zouden ons dus slechts in een deel van de gevallen helpen. Een ander nadeel is, dat dergelijke theorieën tegelijkertijd tot overgeneralisatie en tot ondergeneralisatie leiden, zoals is beargumenteerd in Hoekstra en Van der Putten (te verschijnen). b. Een tweede benaderingswijze houdt in dat een of meer onderdelen van de level ordering hypothese worden verworpen. Heel drastisch gebeurt dat in Botha (1981). In zijn theorie kan een woordgroep als blauw oog zonder het minste bezwaar dienen als input voor de regel van -ig-affigering. Dit heeft wel tot gevolg, dat ook allerlei ongewenste afleidingen kunnen worden gemaakt. We zullen hier niet diep op Botha's theorie ingaan. Er zijn talloze problemen met deze positie, zoals o.a. uiteengezet in Hoeksema (1984).Ga naar eindnoot7 Strauss (1982) verwerpt de level ordering hypothese voor zover het de ordening van klasse I, klasse II en samenstelling betreft. Hij observeert, dat er wel schendingen van de level theorie optreden, waarbij een prefix en een suffix in een foute volgorde worden aangehecht (bijv. ungrammaticality), maar nooit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schendingen door een foute combinatie van betrekking op twee prefixen of van twee suffixen. Hij pleit er daarom voor de level theorie te laten vervallen en te vervangen door restricties m.b.t. stringadjacente morfemen. Kiparsky (1982) heeft opgemerkt, dat de situatie ingewikkelder is dan Strauss suggereert; zo voorspelt Strauss ten onrechte dat een afleiding als * insuccesful, waarbij ook een prefix en suffix in foute volgorde worden aangehecht, grammaticaal is. Van belang is echter dat het opgeven van de level-ordering intern in het lexicon in ieder geval niet het totaal van de paradoxen oplost, tenzij men tevens bereid is de ordening tussen het frasale niveau en het lexicon die intrinsiek besloten ligt in de organisatie van de grammatica als geheel, op te geven. Voor alle voorstellen uit de literatuur die we hier hebben besproken geldt dus, dat ze onvolledig of inadekwaat zijn of beide. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Eigen oplossingen4.1. Type I (unhappier, j'aime Marie)In het voorgaande (par. 2) hebben we laten zien, dat struktuur-paradoxen het volgende met elkaar gemeen hebben. Het betreft vormen waarvoor men in principe twee afleidingsroutes zou kunnen kiezen, en er zijn zowel argumenten die voor de eerste route pleiten en die de tweede route uitsluiten als argumenten die voor de tweede en tegen de eerste pleiten. Er bestaan echter ook belangrijke verschillen. Wanneer men kijkt naar de redenen waarop beide routes geblokkeerd zijn, blijkt, dat bij gevallen van type I (unhappier, j'aime Marie) de level theorie en semantiek het ene pad blokkeren, en een of andere fonologische regel het tweede pad, terwijl bij gevallen van type II en III het eerste pad wordt geblokkeerd door de level theorie en het tweede pad vanwege semantisch bereik of subkategorisatie-eigenschappen. Het is onjuist om in het eerste geval van een struktuur-paradox te spreken. Onderzoek van de laatste jaren heeft laten zien dat een grammatica in feite uiteen valt in twee grammatica's, een (morfo)syntaktische grammatica en een fonologische grammatica die, hoewel gerelateerd, toch autonoom zijn. Wanneer de fonologische hierarchie niet parallel is aan de morfo-syntaktische, hebben we te maken met een gebrek aan parallellie tussen twee autonome strukturen. Het zou onjuist zijn om hier van een paradox te spreken. Daarmee zouden we van doen hebben indien binnen één grammatica, b.v. de morfosyntactische, twee conflicterende strukturen worden vereist. De situatie met betrekking tot unhappier kunnen we voorstellen als in (13). In de fonologische grammatica wordt een rechtsvertakkende struktuur gehanteerd, in overeenstemming met de fonologische eigenschappen van un-, een fonologisch zelfstandig element, en -er, een fonologisch afhankelijk element (M en S staan hier voor de fonologische kategorieën ‘fonologisch woord’ en ‘syllabe’). In de morfosyntactische grammatica wordt een linksvertakkende struktuur gehanteerd, in overeenstemming met de semantiek van dit bouwsel. Het is een interessante kwestie op welke wijze de fonologische struktuur aan de morfosyntactische wordt gerelateerd. Binnen de generatieve grammatica hebben Sproat en ook Sadock hiervoor, althans waar het struktuur-paradoxen betreft, voorstellen gedaan. Sproat gaat uit van een door de syntaxis gegene- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reerde struktuur die door een mappingsrelatie wordt gerelateerd aan een verzameling alternatieve bracketings van dezelfde string. Daaruit wordt die bracketing gekozen die overeenstemt met fonologische condities. Sadock geeft een analyse die gebruik maakt van conventies uit de autosegmentele fonologie om de mapping tussen morfosyntaktische en fonologische struktuur aan te geven. De andere types struktuur-paradoxen die we hebben onderscheiden ontstaan door een botsing tussen de struktuur als vereist door de level theorie en een als semantisch adequaat beschouwde struktuur. Een mogelijke benaderingswijze zou kunnen zijn, dat men naast autonome prosodische en morfo-syntaktische strukturen, ook een autonome semantische struktuur aanneemt, die wordt gedikteerd door een semantische grammatica. Je zou dan iets als (14) krijgen. Deze weg zullen wij echter niet bewandelen. We blijven uitgaan van de binnen de generatieve grammatica gebruikelijke visie, dat strukturele aspecten van de betekenis vallen binnen hetzelfde systeem als andere strukturele eigenschappen, zoals volgorde etc. We hebben dan te maken met een conflict als in (15): Wanneer we geen gebruik wensen te maken van mechanismes als Pesetsky's affix raising, dan zijn we gedwongen aan te nemen dat een van beide strukturen niet juist gemotiveerd is. Twee wegen staan open: we kunnen beargumenteren dat de level theorie verkeerd is of we kunnen beargumenteren dat de argumenten voor de semantische struktuur ondeugdelijk zijn. In het hier volgende zullen we beide wegen volgen: sommige gevallen zullen we analyseren als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormen waarvoor op grond van foute aannames in de level theorie een onjuiste struktuur is toegekend, en waarvoor de semantisch gemotiveerde struktuur dus de enig juiste is. Voor andere gevallen geldt, dat de argumenten die geleid hebben tot een afwijkende semantische struktuur ondeugdelijk zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Level theorieIn het voorgaande is het voorstel van Strauss besproken om de leveltheorie te vervangen door restricties op combinatie van adjacente morfemen. Dit zou van nut zijn in die gevallen waarin de relevante beperkingen alleen betrekking hebben op combinatie van prefixen of op combinatie van suffixen. Affigering zou dan bijvoorbeeld kunnen optreden na samenstelling, en de paradox in het geval van model theoretic (en Ned. dienstplichtig) zou daarmee ongedaan zijn gemaakt. Dit voorstel bleek echter te simpel aangezien daarmee ook afleidingen als * insuccesful zouden worden toegelaten. Als alternatief voor de level theorie is, o.a. in Booij (1982), voorgesteld om de restricties te verklaren in termen van stratale kenmerken. Gegeven een onderscheid tussen [ + native] en [ -native] morfemen, kunnen de onwelgevormde combinaties uitgesloten worden door te stellen, dat [ -native] morfemen niet perifeer aan [ +native] morfemen mogen optreden. De vraag die zich hierbij dan voordoet, is of de harmonie betrekking heeft op string-adjacente morfemen, of op adjacente in termen van de hierarchische struktuur. De optie van string-adjacentie sluit * insuccesful niet uit, terwijl de gebruikelijke hierarchische optie ungrammaticality zou uitsluiten. In Hoekstra e.a. (1980) is voorgesteld, dat als stratale kenmerken eigenschappen zijn van ‘hoofden’, de welgevormdheid van ungrammaticality volgt uit de aanname dat in ungrammatical niet het prefix un- maar de stam grammatical het hoofd is.Ga naar eindnoot8 Een stratale verklaring van restricties op morfeemcombinaties kan dus gelden als alternatief voor de level theorie. Daarmee verdwijnen gevallen als model theoretic en ungrammaticality uit de lijst van struktuur-paradoxen. Het zal duidelijk zijn, dat we hiermee niet van alle struktuur-paradoxen af zijn, zelfs niet van alle woordnivo-typen. Het type blauwogig blijft. Ook al zouden we toestaan dat -ig zich hecht aan een samenstelling blauwoog, blijven er in dit geval andere redenen over om deze afleidingen te blokkeren. Dat we hier te maken hebben met suffixatie van het tweede morfeem oog is door anderen met argumenten voorgesteld (Van Santen 1986, Meys 1981, Hoeksema 1983, Moortgat 1986), mede op grond van de parallelle gevallen van het type zwartgerokt, waar ontwijfelbaar is, dat affixatie plaatsvindt op baris van rok en niet op basis van zwartrok. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. Semantische argumentatieDe argumentatie op grond waarvan men tot een bepaalde semantische struktuur besluit deugt in veel gevallen niet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type IIa. Veelal wordt een bepaalde semantische struktuur aangenomen op grond van naieve parafrases. Zo werd bij (3c) aangevoerd, dat de semantische struktuur van blauwogig blauwoog + ig is en niet blauw + ogig omdat de parafrase ‘met blauwe ogen’ wel redelijk is maar de parafrase ‘op blauwe wijze ogig’ niet. Dit veronderstelt dat samenstellingen van het type A + A geparafraseerd zouden moeten kunnen worden als ‘op X wijze Y’. Dat dit onjuist is blijkt uit een samenstelling als witheet. De parafrase ‘op witte wijze heet’ is hier net zo onzinnig als de parafrase ‘op blauwe wijze ogig’ voor blauwogig. Dergelijke parafrases zijn dus ongeschikt om een bepaalde semantische struktuur te verdedigen. Een nog duidelijker voorbeeld is misschien roodgevlekt, waarvoor de parafrase ‘met rode vlekken’ juist lijkt te zijn en de parafrase ‘op rode wijze gevlekt’ onjuist. Naast roodgevlekt bestaat echter het synoniem roodbont waarvoor alleen een Adj.+Adj.-analyse mogelijk is, maar waarvoor een parafrase ‘op rode wijze bont’ even onzinnig is.
b. Ook voor de andere afleidingen van type II (met uitzondering van de al eerder besproken gevallen ungrammaticality en model theoretic) geldt, dat naieve parafrases vaak ten onrechte als argument worden gebruikt om een bepaalde semantische struktuur te verdedigen. Maar zelfs wanneer een dergelijke parafrase juist lijkt te zijn en wijst op een interpretatie die niet zo goed aansluit bij de morfosyntaktische struktuur, dan betekent dat nog niet, dat die interpretatie ook moet worden vertaald in een aparte semantische struktuur. Beautiful dancer is bijvoorbeeld ambigu. Deze ambiguïteit toont aan dat er sprake is van een semantische of in elk geval cognitieve geleedheid. Het is echter dubieus of de ambiguiteit in het geval van beautiful dancer verantwoord dient te worden in syntactisch-strukturele termen. De reden voor deze twijfel is gelegen in het feit dat precies dezelfde ambiguiteit aangetroffen wordt bij constructies waarvoor alternatieve struktureringen niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Voorbeelden van dergelijke ongelede woorden waarbij het cognitief bereik van een modificeerder wisselend is treffen we aan in de rechter kolom in (19), terwijl semantisch parallelle gevallen met morfologisch complexe bouwsels in de linker kolom worden gegeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In al deze gevallen is er een zg. adverbiale interpretatie, soms naast een extensionele interpretatie. De beschikbaarheid van een dergelijke adverbiale interpretatie is niet zozeer afhankelijk van een in het nomen als woorddeel aanwezig verbum dat naar een handeling verwijst, maar van de vraag of de referent van dat nomen onverbrekelijk geassocieerd kan worden met een handeling of eigenschap die door het adjectief gemodificeerd kan worden. Nog gecompliceerder ligt de interpretatie bij gevallen als een luie stoel en een verdienstelijke zege, een wild plan waarin de adjektieven semantisch gezien noch de genoemde zaak, noch een daarbij behorende handeling modificeren, maar meer iets als het subject van die handeling. Een speciaal mechanisme te hanteren voor de gevallen in de linker kolom in (19) impliceert vanuit dit perspectief een gebrek aan generalisatie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type IIIVoor afleidingen van het type truck driver, driver of a truck met argument inheritance, geldt het zelfde. Het feit, dat in een parallelle verbale struktuur (a) truck zijn θ-rol ontvangt van drive, kan geen argument zijn om in de nominale afleidingen een semantische struktuur als truck drive + er, resp. drive a truck + er aan te nemen, aangezien thema-achtige argumenten ook kunnen optreden in kombinatie met niet-deverbale substantieven:
Andersom is het zo, dat in afleidingen als truck driver, driver of a truck niet alleen thema-argumenten kunnen optreden op de plaats van (a) truck, maar ook allerlei andere argumenten en elementen die in het geheel geen argument kunnen zijn: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor meer gedetailleerde discussie van deze formaties verwijzen we naar Hoekstra & Van der Putten (te versch.). Zowel voor de vormen van type II (uitz. ungrammaticality en model theoretic) als voor die van type III geldt dus, dat de afwijkende semantische struktuur die vaak wordt aangenomen, is gebaseerd op naieve parafrases en oppervlakkige observaties m.b.t. de thematische struktuur. De argumenten voor een semantische struktuur die afwijkt van de morfo-syntaktische struktuur blijken ondeugdelijk. Wanneer men in plaats daarvan een semantische struktuur aanneemt die overeenkomt met de morfo-syntaktische is er geen sprake meer van een paradox. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. ConclusieIn het voorgaande is beargumenteerd, dat instanties van struktuur-paradoxen in feite uiteenvallen in drie typen. Van al deze types bestaan zowel instanties waarbij de paradox zich voordoet op het woordnivo, als instanties waarbij het conflict zich uit op frasaal nivo. We hebben beargumenteerd, dat in geen van deze gevallen werkelijk sprake is van een paradox. Gevallen van het eerste type (unhappier, J'aime Marie) staan los van de andere gevallen. Het conflict dat hier wordt gesignaleerd is er een tussen een PF representatie, gevoed door prosodische informatie en een morfosyntaktische (en semantische) struktuur die wordt bepaald door level theorie, subkategorisatie etc.. Hier wordt niet ontkend, dat deze twee strukturen van elkaar kunnen verschillen. Het feit, dat ze van elkaar verschillen is echter natuurlijk. Er kan dus niet van een conflict of paradox worden gesproken. Struktuur-paradoxen van het tweede en derde type komen in zoverre met elkaar overeen, dat in beide gevallen het conflict wordt veroorzaakt door morfo-syntaktische factoren, met name de level theorie aan de ene kant, en meer semantische faktoren, zoals bereik aan de andere kant. Om te bepleiten, dat er niet werkelijk sprake is van paradoxen, moest dus worden beargumenteerd, dat ofwel de ideeën m.b.t. de regelordening, ofwel de observaties m.b.t. de semantische struktuur onjuist zijn. Gevallen als model theoretic, dienstplichtig, ungrammaticality kunnen worden opgelost door de restricties, zoals die worden opgelegd door de level theorie te verwerpen en eventueel te vervangen door andere beperkingen (in het geval van ungrammaticality bijvoorbeeld door stratale restricties op morfeemcombinaties). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In andere gevallen is de argumentatie m.b.t. de semantiek van de afleidingen niet overtuigend. Veelal wordt een bepaalde semantische struktuur aangenomen op grond van onjuiste parafrases of door slechts een deel van de relevante gevallen in de beschouwing te betrekken. We hebben niet de illusie alle relevante gevallen te hebben opgelost. In tegendeel, de bovenstaande discussie laat zien dat er nog tal van interessante problemen om een oplossing vragen. Wat we hopelijk wel duidelijk gemaakt hebben is dat de kategorie van struktuur-paradoxen uiteen valt in een aantal heterogene kategorieën waarvoor verschillende benaderingen noodzakelijk zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|