Spektator. Jaargang 17
(1987-1988)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Polysemie en polyfunctionaliteit bij denominale woordvormingGa naar eindnoot*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Polysemie bij gelede woordenVoor de polysemie van gelede woorden zijn drie oorzaken aan te wijzen (cf. Booij 1986). In de eerste plaats kunnen verschillen in de argumentstructuur van de basiswoorden een rol spelen. Zo levert het deverbale -er, dat subjectsnamen creëert, een nomen agentis op als het subject van het basiswoord een Agens-rol heeft. Als er echter een andere thematische rol is geassocieerd met de subjectspositie, b.v. Thema, dan krijgen we een andere interpretatie voor het deverbale -er-nomen, b.v. breker ‘een golf die breekt’, afgeleid van het intransitieve breken. De categorie ‘nomina agentis’ is dus geen morfologische categorie, maar een interpretatiecategorie. Een tweede bron van polysemie is dat woorden, gelede èn ongelede, nieuwe interpretaties kunnen ontvangen volgens bepaalde conceptuele schema's. In Booij (1986) wordt b.v. betoogd dat woorden met de interpretatie ‘Agens’ ook kunnen worden geïnterpreteerd als ‘Onpersoonlijke Agens’, en vervolgens als ‘Instrument’. Dit geldt b.v. voor het woord zender. Omdat het hier gaat om conceptuele schema's, verwachten we dat een dergelijke interpretatie uitbreiding ook mogelijk is voor ongelede woorden met een Agens-betekenis. Dit wordt bevestigd door b.v. de interpretatiemogelijkheden van het woord dief dat o.a. een persoonlijke Agens kan aanduiden. Dit woord wordt als ‘Onper- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soonlijk Agens’ gebruikt in de volgende interpretaties (Van Dale's Groot Woordenboek van het Hedendaags Nederlands, p. 275):
De Instrument-interpretatie van dief vinden we in kruimeldief ‘snoerloos, oplaadbaar handstofzuigertje’. Het verschil tussen deze twee soorten polysemie is dat in het tweede geval de afzonderlijke woorden van een bepaalde morfologische categorie polyseem kunnen zijn, terwijl het in het eerste geval gaat om polysemie op het niveau van de categoriale betekenis: Polysemie op het niveau van de categoriale betekenis vinden we ook met betrekking tot een derde bron van polysemie bij gelede woorden, de vaagheid (= ongespecificeerdheid) van de betekenisbijdrage van de morfologische structuur. Dit doet zich in het bijzonder voor bij gelede woorden met een nominale basis.Ga naar eindnoot1 Het klassieke voorbeeld is de [NN]-samenstelling, waarover taalstructureel alleen gezegd kan worden dat het hoofd (de rechter N) enigerlei relatie met de linker N onderhoudt. De nadere invulling van die relatie wordt bepaald door kennis van de wereld, context en situatie (Downing 1977). Een tweede voorbeeld is de categorie van denominale verba gevormd door impliciete transpositie: de door het werkwoord aangeduide handeling heeft betrekking op het in het grondwoord genoemde, maar - net als bij samenstellingen - wordt de nadere invulling van die relatie door niet-taalstructurele factoren bepaald (Booij 1979). Dit wordt duidelijk als men het volgende rijtje werkwoorden beziet:
Een vergelijkbare veelheid aan interpretaties vindt men bij denominale nomina op -er zoals de volgende:
Men zou dus kunnen aannemen dat de categoriale betekenis van deze -er-woorden is: ‘persoon die een betrekking heeft tot het in het grondwoord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoemde’. De diversiteit in interpretaties zou dan opnieuw het gevolg zijn van de ongespecificeerdheid van de door -er opgeroepen betrekking. Dit spoort met het feit dat denominale -er-affigering produktief isGa naar eindnoot2, hetgeen verwacht mag worden van morfologische categorieën met een grote interpretatieve wendbaarheid (Booij 1979). Vooral bij afkortingswoorden wordt -er veel gebruikt, maar ook bij andere soorten nomina, getuige de volgende door mij gesignaleerde gevallen van recent schriftelijk taalgebruik (die voorkomen naast oudere formaties als schipper):
Andere suffixen die -ook- gebruikt worden om inwonersnamen te maken, vertonen hetzelfde beeld van meervoudige interpretatie. Een representatieve opsomming wordt gegeven in (5):
De tussen haakjes geplaatste woorden hebben geen nominaal grondwoord, maar een wortel als basis, wat vooral veel voorkomt bij uitheemse suffixen. Met uitzondering van -ees vinden we voor ieder suffix woorden met een andere interpretatie dan ‘inwonersnaam’, en voor ieder suffix kan dan ook dezelfde zuinige betekenisomschrijving gegeven worden als die voor -er: ‘persoon die een betrekking heeft tot het in het grondwoord genoemde’. Omgekeerd is -ist een denominaal suffix met diezelfde betekenisbijdrage maar zonder dat het voor inwonersnamen gebruikt wordt:
Toch zijn er feiten die er in eerste instantie op lijken te wijzen dat inwonersnamen op -er een aparte morfologische categorie vormen.Ga naar eindnoot3 Het gaat hier met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
name om de paradigmatische betrekkingen die deze woorden onderhouden met woorden uit andere morfologische categorieën: a. De vrouwelijke tegenhanger van inwonersnamen van de vorm [x + er] is altijd van de vorm [x + se], b.v. Amsterdammer-Amsterdamse, Hoogevener-Hoogeveense, terwijl de vrouwelijke pendanten van andere persoonsnamen op -er altijd -ster als suffix hebben (VVD-er-VVD-ster, Amstelkerker-Amstelkerkster). Formaties als * Amsterdamster en * VVD-se zijn onwelgevormd. b. Het -er van inwonersnamen kan soms -enaar als concurrent naast zich hebben, zoals blijkt uit paren als Utrechter-Utrechtenaar en Heilooer-Heilooenaar, terwijl -enaar niet produktief gebruikt kan worden bij andere nominale grondwoorden, getuige b.v. de onwelgevormdheid van * VVD-enaar en * watersportenaar. Uit deze observaties volgt echter niet dwingend dat er twee suffixen -er zijn, een inwonersnaamsuffix -er1 en een algemeen persoonsnaamsuffix -er2. De keuze tussen -se en -ster kan namelijk beschreven worden zonder gebruik te maken van een onderscheid -er1/-er2. Het suffix -ster wordt gebruikt als vervrouwelijkend suffix bij persoonsnamen op -er, -aar en -ier; in het geval van -er treedt daarbij substitutie door -ster op: VVD-er-VVD-ster, tovenaar-tovenaarster, herbergier-herbergierster. Het suffix -se wordt gebruikt om vrouwelijke inwonersnamen af te leiden. Het hecht zich aan een complex geheel van grondwoorden (cf. Koefoed & van Marle 1987). Amsterdamse b.v. kan beschouwd worden afgeleid te zijn van het geografisch nomen Amsterdam, terwijl in andere gevallen de niet-vrouwelijke inwonersnaam de input is (b.v. Afrikaan-Afrikaanse) dan wel het geografisch adjectief, als in Vlaams-Vlaamse (/vlams+sə/). De suffixen -se en -ster zijn dus geen concurrenten van elkaar ten opzichte van dezelfde groep grondwoorden. Wel kan vastgesteld worden dat bij de vorming van vrouwelijke inwonersnamen het meer specifieke -se de voorrang krijgt boven het algemenere -ster: Amsterdamse, niet * Amsterdamster. Deze concurrentie kan echter niet beschreven worden in termen van Van Marle's domeinhypothese (Van Marle 1985, 1986) in zijn huidige vorm, omdat deze betrekking heeft op affixen die met elkaar concurreren ten opzichte van een gemeenschappelijke verzameling van potentiële grondwoorden. Daaruit valt te concluderen dat het domein van -ster-affigering als volgt beperkt dient te worden: ‘-ster kan niet worden aangehecht aan inwonersnamen’. Deze beperking voorspelt correct dat b.v. ook * Heilooenaarster niet kan, en dat we in plaats daarvan Heiloose krijgen. Het is dus niet noodzakelijk voor de verantwoording van de distributie van -ster een beroep te doen op een onderscheid -er1/-er2. Het tweede argument om twee suffixen -er te onderscheiden betreft de verhouding tot -enaar: alleen naast -er1 kan soms -enaar gebruikt worden. De enige conclusie die uit deze observatie getrokken kan worden is dat -enaar thans niet meer produktief gebruikt kan worden voor het maken van persoonsnamen bij willekeurige nomina, maar alleen bij geografische. Het gaat dan bovendien om slechts een subcategorie van die geografische nomina, waartoe in ieder geval die eindigend op schwa behoren: Twente-Twentenaar, Vilvoorde-Vilvoordenaar, Spijkenisse-Spijkenissenaar (de slotschwa van het grondwoord verdwijnt krachtens de regel van prevocalische schwa-deletie). Merk op dat -enaar slechts in een beperkt aantal gevallen naast -er voorkomt: naast Twentenaar hebben we b.v. niet * Twenter. Als -enaar en -er elkaars concurrenten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn, zou - enaar, als het suffix met een beperkter derivationeel domein, volgens de domeinhypothese altijd de voorrang moeten krijgen boven -er. Doubletten als Utrechter-Utrechtenaar zouden dan een probleem zijn voor de hypothese. Het is echter zeer wel mogelijk dat dit geen echte doubletten zijn, en dat de -er-variant behoort tot een ander dia/sociolect dan de -enaar-variant. Zelf gebruik ik b.v. alleen Utrechtenaar en Heilooenaar. Waar het in dit verband echter om gaat is dat het alleen voorkomen van - enaar naast het -er bij inwonersnamen geen reden is om twee -er-en te onderscheiden. Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat - enaar niet zelf de drager is van een ‘inwonersnaam’ - betekenis: de beperking tot inwonersnaam-interpretatie is een gevolg van de inperking van het produktieve gebruik van het suffix tot het derivationele domein van de geografische nomina. Ook voor de overige in (5) opgesomde suffixen is er geen reden om van polyfunctionaliteit te spreken en kan volstaan worden met de hierboven gegeven zuinige betekenisomschrijving. Dit kan nog onderbouwd worden met de volgende observaties: a. De morfologische valenties van b.v. Afrikaan en Chomskyaan zijn identiek: beide kiezen -s als adjectiviserend suffix. Zo'n parallellie zien we ook bij de keuze van -isch als adjectiviserend suffix:
Ook op semantisch vlak is er overeenkomst tussen b.v. Afrikaans en Chomskyaans. Zoals Afrikaans weliswaar formeel is afgeleid van Afrikaan, maar naar betekenis van Afrika, zo kan ook Chomskyaans in de Chomskyaanse taalwetenschap opgevat worden als ‘de taalwetenschap van Chomsky’ (en niet als ‘de taalwetenschap van Chomskyanen’). Evenmin is een Freudiaanse vergissing een vergissing van een Freudiaan; en ook zijn Islamitische principes geen principes van Islamieten, maar van de Islam. De werkingssfeer van het persoonsnaamsuffix -er kan ook incidenteel uitgebreid worden tot grondwoorden van andere syntactische categorieën, getuige formaties als vrijwilliger, misdadiger, twintiger, dertiger etc. De nauwe verbondenheid tussen - er en de interpretatie ‘persoonsnaam’ wordt tenslotte nog een een mogelijk, doch niet bestaand woordGa naar eindnoot4: ponder, wieler, tonner, master etc. ner naast norbertijn, gevallen van zogenaamde overkarakterisering (cf. Van Marle 1978). Een laatste categorie - er-woorden die in dit verband bespreking behoeft wordt gevormd door woorden als:
Deze woorden worden nu juist niet voor personen gebruikt. Weliswaar geldt ook voor woorden als Amsterdammer(tje), Hamburger, Edammer en Texelaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat ze voor de aanduiding van niet-personen gebruikt kunnen worden, maar deze woorden behouden daarnaast hun letterlijke interpretatie. Woorden als tienponder kunnen beschouwd worden als samenstellingen met als rechterlid een mogelijk, doch niet bestaand woordGa naar eindnoot4: ponder, wieler, tonner, master etc. We zien hier dus een tweede functie van het denominale -er naast ‘persoonsnaam’. In deze tweede functie is -er echter improduktief, getuige de onwelgevormdheid van woorden als *tweezeiler, * vijfgrammer, * twaalftener en * vierhoeker. Als produktief suffix heeft -er dus slechts één functie,Ga naar eindnoot5 het creëren van persoonsnamen. Er zijn dus twee morfologische categorieën met -er, waarvan slechts één produktief is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Polysemie bij denominale adjectievenGesuffigeerde denominale adjectieven kan men in twee klassen indelen. Sommige suffixen, zoals -loos, -achtig, -erig en -esk creëren altijd woorden die een eigenschap aanduiden (vgl. moedeloos, katachtig, proleterig en kabarettesk). Daartegenover staat een grote groep adjectieven die gevormd zijn met een ‘betrekking stichtend’ suffix. Zo drukt - ig in wiskundige formules uit dat de formules betrekking hebben op de wiskunde. Het Nederlands heeft op zijn minst de volgende betrekking stichtende suffixen:
Omdat deze suffixen in eerste instantie louter een betrekking aanduiden tussen het hoofd van een NP en het grondwoord van het in die NP staande denominale adjectief, creëren ze geen eigenschapsaanduidingen, zoals de eerste groep. Dientengevolge zijn ze niet gradeerbaar of compareerbaar, staan ze geen on-prefigering toe, en kunnen ze niet predikatief gebruikt worden (zie ook van Santen (1979) voor een overzicht van hun eigenschappen):
Zoals Blom en Daalder (1976) betogen, is de semantische bijdrage van de koppelwerkwoordconstructie dat het subject wordt gepresenteerd als hyponiem van het door het predikaatsnomen aangeduide. Dit veronderstelt dat de in het predikaatsnomen gebruikte woordgroep, in ons geval een AP, een extensie heeft, een verzameling entiteiten die de genoemde eigenschap bezitten. Aangezien de betrekking stichtende adjectieven geen eigenschap aandui- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den en dus geen extensie hebben, kunnen ze niet in een koppelwerkwoordconstructie gebruikt worden. In concrete gevallen kan de door het suffix opgeroepen betrekking echter nader ingevuld worden als een bepaalde eigenschap. Vandaar dat woorden als parlementair, christelijk en Amerikaans polyinterpretabel zijn: betrekking of eigenschap. De laatste interpretatie wordt gedemonstreerd in (11):
In dat geval zijn on-prefigering, predicatief gebruik en het gebruik van de comparatiefvorm mogelijk:
Deze denominale adjectieven vertonen dus polysemie op twee niveaus. Enerzijds is de morfologische categorie als zodanig polyseem omdat de door het suffix opgeroepen betrekking allerlei invullingen kan krijgen. In de tweede plaats kan ieder individueel adjectief polyseem zijn, omdat de opgeroepen betrekking nader kan worden opgevat als ‘karakteristieke eigenschap’. Niet iedere concrete afleiding vertoont overigens die polysemie. In veel gevallen is de nadere invulling van de betrekking al gelexicaliseerd tot die van een bepaalde eigenschap, zoals bij elitair, fatsoenlijk, fundamenteel, tiranniek en kunstig. Een kunstig geschrift b.v. is geen geschrift over kunst (vgl. een bouwkundig geschrift). Verder moet worden opgemerkt dat niet iedere willekeurige invulling van de door het suffix opgeroepen betrekking mogelijk is. Zo hebben we naast historisch onderzoek (= onderzoek met de historie als object) niet menselijk onderzoek met de analoge interpretatie waarbij de mens object van onderzoek is, hoewel menselijk wel zuiver relationeel gebruikt kan worden, b.v. in de menselijke geest. Menselijk onderzoek is onderzoek waarbij de mens het logisch subject is. Nader onderzoek van de hier aan ten grondslag liggende systematiek is geboden. Alle hierboven besproken klassen adjectieven afgeleid met een betrekking stichtend suffix laten dus twee interpretaties toe: betrekking of eigenschap. De enige uitzondering hierop is het denominale -er dat adjectieven vormt als Haarlemmer, Groninger en Leeuwarder:
Dit -er kan alleen aan geografische grondwoorden gehecht worden, en heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook uitsluitend de interpretatie ‘afkomstig uit N’. Herinterpretatie tot ‘eigenschapsaanduidend’ is onmogelijk blijkens de hierboven al gehanteerde ‘lakmoes’-constructies. Vgl.:
Op dit punt is er ook duidelijk een verschil met de naaste concurrent -s: we hebben b.v. niet *on-Groninger vrijgevigheid, maar wel on-Groningse vrijgevigheid. De categorie ‘geografische adjectieven op -er’ is dus een morfologische categorie, geen interpretatiecategorie. Deze categorie is ook de enige uitzondering op de door Van Santen (1979: 259) verdedigde regel: ‘Alle adjectieven die een bepalende [ = louter betrekking aanduidende, G.B.] functie vervullen, kunnen potentieel óók een kwalificerende functie vervullen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. ConclusiesPolysemie op categoriaal niveau is karakteristiek voor verschillende klassen denominale woorden. Dit is een gevolg van het feit dat de relevante woordvormingsprocessen woorden creëren die een -taalsystematisch niet nader bepaalde- relatie tot hun grondwoord hebben. De invulling van die relatie wordt nader bepaald door de aard van het grondwoord, eventueel in combinatie met extralinguïstische informatie. Dientengevolge zijn categorieën als ‘inwonersnamen op -er’ geen morfologische, maar interpretatiecategorieën. Daarmee kan de hypothese stand houden dat er slechts één denominaal, nomina vormend -er is, improduktief gebruik van -er als in tweemaster daar gelaten. Evenmin draagt - enaar als zodanig een ‘inwonersnaam’-betekenis: het is een persoonsnaam-creërend suffix dat qua produktief gebruik beperkt is tot geografische nomina. Deze kijk op de interpretatie van denominale nomina bleek ook verklarende kracht te hebben ten aanzien van de interpretatie en het gebruik van denominale adjectieven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|