Reactie
In Spektator 15 (1985-1986), 476-78 recenseert Van Heuven mijn proefschrift, De strategieën van de speller; een analyse van het spellingvraagstuk. In zijn recensie presenteert hij een figuur met betrekking tot de distributie van spellingstrategieën voor 4 in leeftijd oplopende groepen schoolkinderen, en concludeert op basis hiervan: ‘(...) is regelspelling ver uit in de meerderheid. De visuele gerichtheid overheerst dus juist niet (...)’. Dit contrasteert hij met mijn eigen conclusie op p. 153, ‘(...) dat de visuele gerichtheid overheerst en (...) steeds groter wordt’. Van Heuvens figuur beoogt een notationele variant te zijn van mijn figuur 30, maar is dat niet. Figuur 30 levert de volgende cijfers op t.a.v. de distributie van de drie soorten spellers:
|
5e klas |
6e klas |
1e klas |
2e klas |
gemengde spellers |
8 |
19 |
8 |
21 |
regelspellers |
5 |
2 |
2 |
3 |
woordbeeldspellers |
13 |
2 |
8 |
1 |
Van Heuven heeft kennelijk rechtsboven en linksonder in mijn figuur 30 verwisseld, waardoor hij tot een tegenovergestelde conclusie komt.
De conclusie die Van Heuven mij toedicht, heeft overigens niets te maken met figuur 30. Díe bespreek ik op p. 147, waar ik o.a. stel:
‘Zelfs bij een zeer “zwakke” operationalisering is het aantal gemengde spellers verreweg het grootst: (...). Dat er bij die zwakke operationalisering meer “Chinezen” (24) (= woordbeeldgerichten GV) zijn dan “Phoeniciërs” (12) (= regelgerichten GV) is niet verwonderlijk, gezien het sterke effect van de woordbeeldvariabele voor de groep als geheel’.
Ook hier had Van Heuven uit de genoemde getallen: 24 vs. 12 kunnen zien dat hij wat verwisseld had. Zo zijn er nog meer plaatsen aan te wijzen die een belletje hadden moeten doen rinkelen. Quod non.
G. Verhoeven