| |
| |
| |
Van godevolen tot computergestuurd
M.C. van den Toorn
In het laatste decennium is, naar het ons voorkomt, een toename vast te stellen in het gebruik van adjectieven die, naar hun uiterlijke vorm beschouwd, bestaan uit de samenstelling van een substantivum met een voltooid deelwoord. Dat substantivum staat dan tot het deelwoord in een relatie die vergelijkbaar is met een relatie tussen het bij dat deelwoord behorende werkwoord en enigerlei zinsdeel gevormd door het betreffende substantief. Deze relatie kan ook d.m.v. voorzetsels expliciet gemaakt worden. Als voorbeeld kan men denken aan het in de titel genoemde modewoord computergestuurd, dat omschreven kan worden door met (of door) de computer gestuurd of gerelateerd aan een predicerende constructie als men stuurt iets met (of door) de computer, waarbij de voorzetselgroep een bijwoordelijke bepaling van middel genoemd kan worden. Vooral in aanprijzingen van technische apparatuur wordt veelvuldig gebruik gemaakt van dit soort adjectieven. We geven enkele voorbeelden:
(1) |
de nieuwe schijfgeremde Eend (Citroën-reclame 28-8-81) |
|
een voorwiel-aangedreven auto (Renault-reclame 8-9-83) |
|
een [...] motor-bediende antenne (Volvo-instructieboekje 1983, blz. 73) |
|
kwartsgestuurde platenspeler (Philips-reclame, sept. 1983) |
|
servogestuurd loopwerk (Philips-reclame, sept. 1983) |
|
turbogeladen benzinemotor (Volvo-reclame, sept. 1983) |
|
het triangel-gescheiden remsysteem (Volvo-reclame 29-9-83) |
|
computerberekende kreukelzones (Audi-reclame 15-10-83) |
|
kwartsgekoppelde PL1 frequentie-synthesizer (Philips-reclame, sept. 1983) |
|
microprocessor gestuurde mini-cassetterecorder (Philips-reclame, id.) |
|
oliegestookte centrales (Interformatie, okt. 1982) |
|
negen railbediende loodsen (Op de rails, jan. 1983, blz. 19) |
Het valt niet te ontkennen dat formaties als de in (1) genoemde meestal in een kwade reuk hebben gestaan. De hierboven opgesomde voorbeelden zijn recent, maar het type is al lang bekend en men heeft er altijd iets tegen gehad. De Vooys merkte ervan op: ‘In de algemene taal worden zulke samenstellingen gevoeld als strijdig met het taalgevoel; in letterkundige taal, vooral in de jongste periode, zijn ze niet zeldzaam. Het Duits en het Engels leverden de voorbeelden’ (De Vooys 1947, resp. 1963, 190). En al voor de oorlog had Gerlach Royen, steeds op de bres tegen barbarismen, van dit type samenstellingen gezegd ‘dat we zulke koppelingen niet tot zuiver Nederlands kunnen proklameren’ (Royen 1948, 408). Hij noemt ze woordverbindingen ‘waarvan het geforceerde onnederlandse moeilijk kan ontkend worden’ (ibid. 407) en heeft dan het oog op literair taalgebruik waarin hij woorden als maanbelicht en zondoordrenkt heeft aangetroffen, maar ook het taalgebruik van de commercie is hem niet ontgaan, getuige de volgende uitlating: ‘handgebreid wil er bij mij nog niet in, al is mij niet onbekend dat het muziek kan zijn in damesoren’ (ibid. 407; de tekst dateert uit 1939).
Het bevreemdende van dit soort veroordelingen is dat de schrijvers zich beroepen op het taalgevoel of op het onnederlandse karakter, zonder dat ze nader
| |
| |
toelichten wat er dan wel precies niet deugt. Wie dat wel deed was Bilderdijk, die eerst zijn gramschap uit over dit soort samenstellingen, maar die uiteindelijk ook een argumentatie beproeft te geven. We lezen bij hem het volgende: ‘Ten aanzien van de samenstelling mag ik niet voorby, hier te waarschouwen tegen eene nieuw ingedrongene en aan het Engelsch ontleende woordkoppeling, als b. voorb. wolkgetopte bergen. Dit is volstrekt onhollandsch en onduldbare wanspraak. De Engelschman spreekt zoo in zijne ongeregelde en uit allerlei talen saamgevloeide dialekt, cloudtopt, Hellgoverned, lovewounded, [...]. Iets anders zou gewolktopt zijn, als afgeleid van een wolktop, maar niet uitdrukken het betoppen DOOR of MET wolken [...]. Men moet zeggen MET wolken getopt of betopt of overtopt [...] en niet wolkgetopt, [...]. Ook niet daauwbevochtigd enz.’ (Bilderdijk 1826, 408). En hij besluit: ‘'t Is afgrijslijk, zoo veel dommigheden de vertalers en drokke lezers van vreemde schriften, tot beschaming onzer Natie die 't duldde, sedert den Amerikaanschen opstand die geheel de wareld in roer bracht en de banier des algemeenen verderfs ophief, by ons invoerden’. (ibid. 409)
Maar naast deze gramstorige woorden openbaart Bilderdijk ook een reden waarom de bedoelde woorden ‘onhollandsch’ zijn: ‘Geen dergelijke samenstelling kan met een participium plaats hebben, wanneer de aart van het verbum een voorzetsel vordert. Geen voorzetsel laat zich by ons door samenstelling vervangen, dan alleen van; en dit alleen dan, als het zich met zijn ablatief door den genitivus vervangen laat’. (ibid. 408, 409) Bilderdijk bedoelt daarmee het volgende: een samenstelling als hoofdpijn kan voorkomen omdat dit woord pijn van het hoofd (des hoofds zegt Bilderdijk ) betekent en niet pijn in het hoofd. Daarentegen is hoofdberoofd niet mogelijk, want beroofd is een participium ‘waarin de eigenschap van zijn werkwoord zit’. Dat betekent voor Bilderdijk kennelijk dat van het hoofd in beroofd van het hoofd niet vatbaar is voor samenstelling doordat deze van-groep geen genitief is, maar een ablatief. Het is een argumentatie die arbitrair genoemd mag worden, maar het is in ieder geval een poging tot verklaring.
Als verklaring is Bilderdijks mening overigens niet onweerspoken gebleven. Kinker, die geen gelegenheid voorbij liet gaan de ‘vele hersenschimmige, gewaagde en ongerijmde beweringen, met geene schaarse hand in het midden gebragt, en bij gebrek van bewijzen, met brommende magtspreuken gestaafd’ te weerspreken (Kinker 1829, 1), vindt wolkgetopt ook onaanvaardbaar, maar Bilderdijks argumentatie verwerpt hij. Er zijn namelijk, aldus Kinker, wel degelijk samenstellingen, ook verbale, die alleen met andere voorzetsels dan van geëxpliciteerd kunnen worden, zoals het door Bilderdijk goedgekeurde lofhunkeren dat alleen maar ‘hunkeren naar lof’ kan betekenen. En gehandhaafd is ‘gehouden met de hand’, geschandvlekt is ‘gevlekt door schande’ (Kinker 1829, 181); het laatste woord is trouwens ook te beschouwen als afleiding van het samengestelde substantief schandvlek, wat Kinker blijkbaar ontgaan is. Op grond van dit alles zou gewolktopt (dus niet wolkgetopt) wel een mogelijke formatie zijn, maar Kinker keurt ook dat af, want zo ‘loopt men gevaar niet wel begrepen te worden’ [...] ‘Men zegt: - haarkloven, en dan denkt men, met een onmiddellijke regering, aan haar, dat men klooft; maar men zegt ook zinspelen, en dan denkt men, met een regering door middel van een voorzetsel, aan een' zin, MET welken men speelt. Aan welke analogie zal men zich nu, bij het invoeren van wolktoppen, houden?’ (Kinker 1829, 182). Ietwat gezocht komt deze argumentatie ons toch wel voor.
| |
| |
Inmiddels is Bilderdijks voorbeeld lang niet het oudste. In het Middelnederlands zijn er ook al enkele gevallen te noemen:
(2) |
bloetdronken |
‘bloeddorstig’ |
|
duvel(be)volen |
‘aan de bescherming van de duivel aanbevolen’ |
|
godegelaten |
‘zich aan God overgevende’ |
|
godevolen |
‘aan Gods bescherming aanbevolen’ |
|
huusbacken |
‘in huis gebakken’ |
|
huusgeboren |
‘als akkerman geboren’ |
Op hoge ouderdom wijst het voorkomen van participia zonder prefix als in bloetdronken, godevolen en huusbacken, waarvan we de eerste en de laatste ook nog in moderne versie kennen, met uitbreidingen als brooddronken, liefdedronken, slaapdronken, vreugdedronken, weeldedronken en wijndronken. En godevolen mag dan verdwenen zijn, we kennen nog wel godgeklaagd, godgevloekt en godvergeten.
In de Middelgermaanse talen is het type niet talrijk vertegenwoordigd (Van Lessen 1928, 112), maar in de Oudgermaanse talen, met uitzondering van het Oudhoogduits, is het goed bekend. ‘It is evident that this type compound is an old one, and that it is productive in OE’, aldus Carr (1939, 207), die een aantal voorbeelden uit Angelsaksische poëzie en proza geeft. Uit de Edda voegen we daar nog enkele gevallen aan toe:
(3) |
blóδrekinn |
‘met bloed overstroomd’ |
|
eitrblandinn |
‘met gif gemengd’ |
|
gullroδinn |
‘met goud bezet’ |
|
gunntamiδr |
‘aan de strijd gewend’ |
|
hϱlδborinn |
‘uit adel geboren’ |
|
sólbrunninn |
‘door de zon verbrand’ |
In het moderne Engels en Duits is het type rijkelijk verbreid. In grammatica's van deze talen wordt het zonder terughoudende opmerkingen behandeld. Marchand, die voorbeelden uit het Engels van de 19e eeuw af noemt, ziet als onderliggende relatie vooral die van subject-predicaat: frost-bitten, sun-baked, communist infiltrated, enz. (Marchand 1969, 92, 93). Maar ook andere relaties zijn mogelijk: in het werk van Quirk et al. wordt bijvoorbeeld heartfelt gerelateerd aan een propositie X feels it in the heart (Quirk et al. 1980, 1027). En Meys, die een heel rijke verzameling van dit soort ‘compound adjectives’ presenteert, maakt o.m. onderscheid tussen een agens in het eerste lid (a), een instrumentalis (b) of een locatief (c) (Meys 1975, 159, 160). Enkele voorbeelden:
(4) |
(a) |
frost-bitten |
(b) |
stone-built |
(c) |
home-spun |
|
architect-designed |
|
gas-filled |
|
house-bound |
|
moth-eaten |
|
wool-knit |
|
field-grown |
|
rain-interrupted |
|
traffic-strangled |
|
London-made |
Ook in het Duits komt men formaties als inhaltbezogen, notgedrungen, angsterfüllt, mondbeglänzt e.a. tegen (voorbeelden bij W. und E. Müller 1961). In de ‘Duden-Grammatik’ wordt daarover opgemerkt: ‘Zusammensetzungen dieser Art werden in der heutigen Gebrauchssprache (Werbung usw.), aber auch in der Sprache der Wissenschaft und der schönen Literatur sehr häufig gebraucht, um einen Sachverhalt kurz zu formulieren. [...] Zum grossen Teil han- | |
| |
delt es sich um Augenblicksbildungen, denen keine lexikalische Bedeutung zukommt’ (Duden 1966, 360). Ook Fleischer wijst op het occasionele van veel formaties, het gebruik in de literatuur (bijvoorbeeld bij Thomas Mann bergbachdurchrauschte Dörflichkeit) en het verschijnsel dat in het eerste lid ook letterwoorden optreden: PVC-überzogen, VVB-geleitet (Fleischer 1975, 239, 240). Dezelfde verschijnselen vinden we in het Nederlands.
In het licht nu van dit historisch materiaal en de voorbeelden uit naburige Germaanse talen dringen zich ten aanzien van de Nederlandse situatie enkele vragen op. Is de recente toename van de onderhavige formaties alleen maar terug te voeren op Engelse of Duitse invloed of is er ook reden om van een autochtone ontwikkeling te spreken? Wat maakt veel taalgebruikers huiverig voor dit soort samenstellingen? Is er iets mis met het procédé van samenstelling in deze gevallen en hoe ziet dat procédé eruit? Wat is de regel die eraan ten grondslag ligt? Voordat we ons in deze vragen kunnen verdiepen is een inventarisatie van het materiaal en een nadere analyse nodig. In de meeste gevallen beschikken we over een bronvermelding, die voor de bepaling van de taalkring en de tijd van attestatie van waarde is. Marginaal maar toch niet geheel te verwaarlozen zijn daarbij de composita die in de literaire taal te vinden zijn, of liever te vinden waren, want het verschijnsel waarop we doelen, is duidelijk gedateerd. We vinden het in poëzie van het begin van onze eeuw, bij Gorter, Leopold, Henriëtte Roland Holst en vooral bij Boutens. Uit diens bundel Stemmen (uit 1907) geven we de volgende voorbeelden - een keuze uit veel meer - van attributief gebruikte samengestelde adjectieven van het hier bedoelde type:
(5) |
zondoorwenkte schaûw (5) |
de feestverlichte ramen (27) |
|
gordijngedonkerd raam (11) |
van zondoorvloeiden nevel (31) |
|
onder sterbezeilde steê (18) |
mistvergulden dauw (31) |
|
glansbewogen spiegel (18) |
maanbeglansde zee (62) |
|
wolk-overweende maan 6 (22) |
in nachtverdiepte lucht (62) |
Kan men zulke formaties nog afdoen als literaire nieuwvormingen, gemaniëreerde bedenksels die een kortstondig leven leiden, moeilijker wordt dat bij de vele nieuwe adjectieven die in het algemene spraakgebruik burgerrecht hebben gekregen, zoals doelgericht, noodgedwongen, eervergeten, contactgestoord, luchtgekoeld, handgeweven. Vooral het laatste voorbeeld vertegenwoordigt een model dat expansief gewerkt heeft: composita met hand- als eerste lid zijn in ruime mate aan te treffen en sinds veel handwerk door computers is overgenomen, treedt in soortgelijke gevallen ook computer- als eerste lid op:
(6) |
handbediend diafragma (Philips-reclame, sept. 1983) |
|
handgeschreven tekst (NRC-Hbl 9-11-83) |
|
handgeschept briefpapier (Abal-catalogus, nov. 1983) |
|
handgemarmerde cadeauverpakking (ibid.) |
|
handgemaakt leren etuitje (ibid.) |
|
handgeknoopt kleedje (ibid.) |
|
handgeschakelde vierversnellingsbak (Volvo-Journaal, najaar 1983) |
|
handgebreide truien (Kampioen, okt. 1983) |
|
(7) |
computergebreide wollen truien (NRC-Hbl 13-9-83) |
|
computergestuurde torpedosystemen (NRC-Hbl 14-9-83) |
|
computergesteund ontwerpen (Siemens Data-reclame 14-9-83) |
|
computerberekende kreukelzone (Audi-reclame 5-10-83) |
| |
| |
In de voorbeelden van (6) en (7) is het eerste lid steeds te begrijpen als een instrument van een werking; een omschrijving d.m.v. een door-bepaling is dan ook mogelijk: computergestuurd = gestuurd door een/de computer. Een soortgelijke verhouding ligt ten grondslag aan de volgende exempla:
(8) |
schokdempergeleide voorwielophanging (NRC-Hbl 26-11-82) |
|
een radiogeleide auto (NRC-Hbl 27-11-82) |
|
een soft touch bediend cassettedeck (Philips Magazine, nov. 1983) |
|
een zon-geschuurde bronskleurige wijzerplaat (ibid.) |
|
mondgeblazen binnenfles (Abal-catalogus, nov. 1983) |
|
lange, peerverlichte gangen (K. van Kooten, Veertig, A'dam 1982, blz. 26) |
Behalve aanduidingen van instrumenten in strikte zin kunnen als eerste lid ook namen van stoffen en zelfs enkele abstracta optreden; behalve een omschrijving d.m.v. door is ook dikwijls met mogelijk: luchtgekoeld = gekoeld door/met lucht. Enkele voorbeelden:
(9) |
kolengestookte centrales (NRC-Hbl 26-11-82) |
|
watergekoelde boxermotoren (NRC-Hbl 19-10-83) |
|
deze watergevulde ijsbijtring (V en D-prijscourant, okt, 1983) |
|
gasgevulde schokdempers (Ford-reclame 8-9-83) |
|
luchtgeveerde draaistellen (Op de rails 51, blz. 284, 1983) |
|
anilinegeverfd leer (Huis en tuin, sept 1983) |
|
chroomgelooide huiden (ibid.) |
|
stoomgedreven modellen (Op de rails, blz. 372, 1983) |
|
kwartsgestuurde direct-drive motoren (Blaupunkt-reclame 16-9-83) |
|
vuurverzinkt staal (Toyota-reclame 21-10-83) |
|
warmtegestuurd bereiden van gerechten (Philips-reclame, sept. 1983) |
|
een luchtdrukbekrachtigd koppelingspedaal (DAF-reclame 14-9-83) |
|
waardegeladen onderwerpen (A. Braet, Retorische analyse van zakelijke teksten, int. publ. vakgr. Ned. Leiden, z.j., blz. 60) |
|
het tranenbespette Edammertje van een zeer kleine jongen (S. Carmiggelt, Klein beginnen, A'dam 1952, blz. 64) |
|
zijn roosbesneeuwde koro koro hoofd (G. Reve, Brieven aan Simon C. 1971-1975, Utrecht 1982, blz. 205) |
De voorzetsels door en met zijn niet de enige mogelijkheden tot omschrijving. Er zijn gevallen waarbij andere preposities dwingend geïmpliceerd zijn. Dat is het geval bij samenstellingen met -gericht en -gebonden, die respectievelijk op en aan impliceren: marktgericht = gericht op de/een markt, persoonsgebonden = gebonden aan een persoon. Ze komen frequent voor. Enkele voorbeelden:
(10) |
een toekomstgericht beleid (reclame Wescott Energy Fund 8-9-83) |
|
onderzoeksgerichte leersituaties (KU-zien, sept. 1983) |
|
praktijkgerichte opleidingen (advertentie 24-10-83) |
|
wijkgericht verzorgingshuis (Margriet 25-2-83) |
|
studentgericht onderwijs (J.H.G.I. Giesbers, De Katholieke Universiteit Nijmegen; òòk een onderwijsinstelling, Nijmegen 1983, blz. 11) |
|
zijn SS-gerichte Groot-Germaanse kant (D. Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 's-Gravenhage 1981, blz. 49) |
|
(11) |
een tijdgebonden aanstelling (personeelsadv. THT, sept. 1983) |
|
de huisgebonden mensen (ingez. stuk Mikro-gids nr. 42, okt. 1983) |
|
geslachtsgebonden erfelijke afwijkingen (NRC-Hbl 3-11-83) |
| |
| |
bibliotheekgebonden onderwijs (opschrift collegezaal Inst. De Vooys) |
een verplichte zinsgebonden interpretatie (H. Bennis en T. Hoekstra, De syntaxis van het Nederlands, Dordrecht 1983, blz. 77) |
geulgebonden schepen (NOS-televisie Maritiem 17-3-83) |
Het probleem bij de synchroon-taalkundige analyse van deze formaties is of men uit moet gaan van het procédé samenstelling, afleiding of samenstellende afleiding. Het laatste lijkt Meys (1980) te doen, die de samenstellende afleidingen naar goed anglistisch gebruik synthetische composita noemt. Maar toch is er een opmerkelijk verschil tussen de volgende voorbeelden:
(12) |
(a) |
een breedgeschouderde agent |
(b) |
een radargestuurde raket |
|
een kortgerokte majorette |
|
een zongerijpte tomaat |
|
een blauwgeruite kiel |
|
een handgeschilderde decoratie |
|
een witgemutste matroos |
|
een tijdgebonden aanstelling |
De a-voorbeelden verschillen niet alleen in hun eerste lid (een adjectief of adverbium) van de b-voorbeelden (met een substantief voorop), maar ook het tweede lid is wezenlijk verschillend doordat de eerste reeks uit vormen bestaat die we sinds Van Haeringen (1949) wel met de niet altijd even gelukkig bevonden term (zie Sassen 1968) ‘participia praeverbalia’ aanduiden. De volgende structuren vertonen dus aanzienlijke verschillen (naar Meys):
(13) |
(a) [[breed]a [ge[[schouder]n]vd]a]a |
|
(b) [[hand]n [ge[schilder]vd]a]a |
In (13)(a) is sprake van een als V gelabelde vorm schouder; dat impliceert een niet-bestaand, maar wel bestaanbaar denominaal werkwoord schouderen, waarvan op regelmatige wijze een participium geschouderd gevormd is. Formaties als gemutst en gerokt zijn op overeenkomstige wijze af te leiden. Het niet-bestaande werkwoord wil Meys (1980) geïnterpreteerd zien als VOORZIEN VAN _a N, waarbij de N wordt ingevuld door de semantische specificatie die al in het lexicon aanwezig is bij het bestaande item (in ons geval dus schouder) en op de open plaats van de A komt de semantische specificatie van het bestaande item uit het linkerlid van de samenstelling (in ons geval dus breed). Dat laatste is een wezenlijke eis: geschouderd in de betekenis ‘voorzien van schouders’ komt namelijk niet los voor, maar dat is niet altijd het geval bij dit soort formaties: gebaard in de betekenis ‘voorzien van een baard’ komt wel los voor. Dit moet samenhangen met het feit dat de zgn. participia praeverbalia die een bezit uitdrukken, alleen zinvol zonder nadere specificatie gebruikt kunnen worden, wanneer dat bezit niet impliciet is: ieder mens is impliciet geschouderd, maar niet iedereen is gebaard. Het is opmerkelijk als een kat gelaarsd is, maar gerugd is een kat niet zonder meer, wel bijvoorbeeld hooggerugd. Behalve impliciet bezit geeft de pseudo-deelwoordstructuur in de Germaanse talen veelal het effect van een resultaat van een handeling aan. Voor het Engels, waar precies dezelfde vormen voorkomen, meent Hirtle dan ook dat het ‘-ed suffix involves a synapsis on the level of the sign, motivated by the impression of “coming
afterward” associated both with the notion of possession and with the past participle’ (Hirtle 1970; vgl. ook Hudson 1975; Beard 1976; Ljung 1976).
Er is voor het Nederlands dus reden om pseudo-deelwoorden nader te onderscheiden: het type dat alleen in de door Meys (1980) besproken ‘synthetische
| |
| |
composita’ voorkomt en niet geïsoleerd, zoals geschouderd, en het type dat ook los voor kan komen zoals gebaard, dat uiteraard ook als component in grotere gehelen kan optreden, bijv. zwartgebaard, roodgebaard. e.d.
Deze uitweiding over participia praeverbalia of pseudo-deelwoorden volstaat hier om aan te tonen dat er genoeg verschillen bestaan met gevallen als computergestuurd of tijdgebonden, want gestuurd en gebonden kunnen als onverdachte participia van echt bestaande (en niet alleen bestaanbare) werkwoorden als sturen en binden worden gezien. En dat geldt voor alle opgesomde voorbeelden in (1), (5), (6), (7), (8), (9), (10) en (11). De enige belemmering om hier van afleidingen te spreken ligt in het feit dat we geen samengestelde werkwoorden als computersturen en tijdbinden kennen. Maar dit bezwaar geldt voor meer formaties: we hebben het oog op complexe woorden waarvan het tweede lid een nomen agentis of een nomen actionis is, zoals de woorden in (14) en (15):
(14) |
werkgever |
werknemer |
spelbreker |
|
schoolverlater |
titelhouder |
lijsttrekker |
|
smaakmaker |
woordvoerder |
huisbezitter |
|
padvinder |
gezagsdrager |
veehouder |
|
(15) |
vormgeving |
briefwisseling |
landwinning |
|
bewijsvoering |
besluitvorming |
lijkschouwing |
|
proefneming |
dienstverlening |
|
De tweede leden van de formaties in (14) en (15) komen niet zonder meer zelfstandig voor: gever, geving, enz. We kunnen dus niet zonder meer van samenstellingen spreken, maar evenmin zijn het afleidingen want er bestaan geen werkwoorden als werkgeven en schoolverlaten. Het moeten dus samenstellende afleidingen zijn of synthetische composita, zoals Meys ze noemt, die ze terecht in zijn beschouwingen betrekt. Maar dit geldt niet voor het type computergestuurd. Als uitgangspunt bestaat er weliswaar geen computersturen, maar er is niets tegen om computergestuurd als een ‘gewone’ samenstelling te zien, want beide leden komen als zelfstandige woorden in het Nederlands voor. En dat geldt voor alle andere voorbeelden van dit type evenzeer.
In de formaties van (14) en (15) is de relatie van het substantief in het eerste lid tot het nomen actionis of nomen agentis in het tweede lid vergelijkbaar met de relatie van een object tot een verbum. Dat is bij computergestuurd niet het geval. De relatie die hieraan ten grondslag ligt kan alleen door middel van voorzetsels expliciet gemaakt worden: naast door of met voor de woorden in (6) t/m (9) zagen we ook al op in (10) en aan in (11). Andere mogelijkheden zijn naar of volgens:
(16) |
maatgesneden modulaire software (Nixdorf-reclame 19-9-83) |
|
het zendergekleurde Nederlandse middengolfgebied (NRC-Hbl 16-9-83) |
|
kleurgecorrigeerde objectieven (prijscourant fotozaak, nov. 1983) |
|
vier energiegeregelde kookzones (Philips Magazine nov. 1983) |
Het voorzetsel voor met finale betekenis is denkbaar ter explicitering van:
(17) |
luchtbevochtiger, radio/tv-ontstoord (Philips-reclame 1983) |
|
snelfiltergemalen (opschrift op pakken Van Nelles koffie) |
| |
| |
De prepositie tot met resultatieve betekenis is aannemelijk bij:
(18) |
geldkist; grijs hamerslag gelakt (prijscourant, nov. 1983) |
|
lichtmetalen invatting, hoogglansgepolijst (opticiensprijscourant, nov. 1983) |
|
handgreep hoogglans verguld (ibid.) |
|
volgoudgedecoreerd [porcelein] (prijscourant, nov. 1983) |
Op dezelfde wijze als de vormingen in (18) kan het bekende vleesgeworden (bijv. in: hij is de vleesgeworden rechtvaardigheid) geïnterpreteerd worden.
Voorzetsels die locale relaties aanduiden, zoals in of bij, kunnen gedacht worden in de explicitering van:
(19) |
randgeaarde stekker |
|
ziekenfondsverzekerd |
|
ketelgestookte De Kuyper-jenever (t.v.-reclame 4-2-84) |
|
een basisgegenereerde struktuur (H. Bennis en T. Hoekstra, De syntaxis van het Nederlands, Dordrecht 1983, blz. 64) |
|
deze Kema-gekeurde wasautomaat (V en D-reclame 29-9-83) |
In het laatstvermelde voorbeeld is niet uit maken of Kema als locatief of als passieve door-bepaling moet worden begrepen. Van het laatste type, de passieve door-bepaling met een handelende ‘persoon’, althans een levend wezen, zijn ons maar enkele gevallen bekend:
(20) |
zijn mensgemaakte milieu (NRC-Hbl 22-6-83) |
|
een vliegomzoemde mand (G.K. van het Reve, Op weg naar het einde, Amsterdam 1963, blz. 161) |
Zodra we, zoals met het laatste voorbeeld, bij literatoren terecht komen, vinden we nogal vermetele constructies:
(21) |
op hardboard geplakte, plakkaatgeverfde en zilverpapieren onzin (G. Reve, Brieven aan Wim B. 1968-1975. Utrecht 1983, blz. 30) |
|
de bistrobedoelde ruimte (K. van Kooten, Veertig, A'dam 1982, blz. 76) |
In het laatste geval is naar onze mening alleen een explicitering door middel van als mogelijk. Voor verschillende interpretaties vatbaar zijn vormen als contactgestoord en geluidgedempt, waar een omschrijving met wat betreft altijd wel lukt, maar wegens grote vaagheid niet bevredigt. Ook gesubstantiveerd komen deze adjectieven voor: viltstiftgestoorden (Op de rails 51, 1983, blz. 177) of een literatuurverslaafde (NRC-Hbl 24-11-83).
De relaties tussen eerste en tweede lid, die we hier steeds door middel van preposities verduidelijkt hebben, vinden hun pendant in de thematische relaties of de thèta-rollen, die in de generatief-transformationele taaltheorie aangenomen worden (zie bijv. Scholten, Evers, Klein 1981, 77 e.v.). Zo kan men denken aan de pendanten van de volgende thèta-rollen:
instrumentele relatie:
X stuurt het breien met de computer |
: computergestuurd breien |
X koelt de motor met water |
: watergekoelde motor |
| |
| |
finale relatie:
X richt het beleid op de toekomst |
: toekomstgericht beleid |
X maalt koffie voor de snelfilter |
: snelfiltergemalen koffie |
locatieve relatie:
X genereert een structuur in de basis |
: basisgegenereerde structuur |
X aardt de stekker aan de rand |
: randgeaarde stekker |
andere relatie (moeilijk benoembaar):
X stoort de man in zijn contacten |
: contactgestoorde man |
X dempt de compressor qua geluid |
: geluidgedempte compressor |
agens-relatie:
? de tomaten worden gerijpt door de zon |
: ? zongerijpte tomaten |
de mand wordt omzoemd door vliegen |
: vliegomzoemde mand |
Uit de laatste voorbeelden blijkt dat ook een agens - hier in de zgn. passieve door-bepaling - zijn pendant kan vinden in formaties als zongerijpt en vliegomzoemd. Nu wordt ook duidelijk dat het mensgemaakte milieu van (20) een minder goed gelukt specimen is; immers de relatie van mens tot gemaakt is ambigu. Overigens is in alle voorbeelden van thèta-rollen hierboven altijd een agens in het geding. Naast zinnen waarin het subject geen agens maar thema is, bestaat geen samenstelling van het type computergestuurd.
Men vergelijke:
de dahlia groeit |
: *dahliagegroeid |
de regen stroomt |
: *regengestroomd |
Anders gezegd: het participium dat ten grondslag ligt aan het tweede lid van de samenstelling kan alleen afgeleid zijn van een transitief werkwoord.
Wat het eerste lid betreft is steeds een explicitering door middel van een voorzetselgroep de enige mogelijkheid, een faculteit die dit type deelt met veel andere samenstellingen waarvan het tweede lid een nomen agentis of een nomen actionis is (achter de voorbeelden is telkens het ‘meegedachte’ voorzetsel vermeld):
(22) |
verkeersdeelnemer (aan) |
maanlander (op) |
|
verzetsstrijder (in, voor) |
mondschilder (met) |
|
D 66-stemmer (op) |
dijenkletser (op) |
|
welzijnswerker (voor) |
dijkwerker (aan) |
|
(23) |
premievrijstelling (van) |
heroïneverslaving (aan) |
|
burgemeestersbenoeming (tot) |
inbraakbeveiliging (tegen) |
|
fietsvoorziening (voor) |
wegligging (op) |
|
budgetvoorlichting (over) |
brandstofheffing (op) |
Zoals uit de voorbeelden in (22) en (23) blijkt, is de verscheidenheid aan interpretaties groot: er zijn uiteenlopende voorzetselgroepen ter explicitering denk- | |
| |
baar. De interpretatie kan een locale relatie betreffen (wegligging) of een benefactieve relatie (fietsvoorziening); de betrokken samenstelling kan een levend wezen betreffen (verkeersdeelnemer) dan wel een voorwerp (schuimblusser); er bevinden zich reeds lang bekende woorden onder, maar ook worden er steeds nieuwe bijgemaakt, die onmiddellijk begrijpelijk zijn, zoals luchtadverteerder (NRC-Hbl 14-9-83) of rugzak-fiets-kanokampeerder (Kampioen, sept. 1983). Dat we hier met echte samenstellingen te maken hebben, blijkt ook uit het feit dat het nomen in het eerste lid in voorkomende gevallen geen indicaties draagt t.a.v. numerus en determinator bij explicitering in een zin: een dijkwerker is ‘iemand die aan een/de dijk, resp. aan dijken werkt’ (vgl. Kürschner 1972). Zo is ook computergestuurd te begrijpen als ‘gestuurd door een/de computer, resp. door computers’.
Dat alleen PP-complementen (voorzetselgroepen) bij transitieve werkwoorden het uitgangspunt kunnen zijn voor samenstellingen van het type computergestuurd is begrijpelijk: zulke samenstellingen kunnen dan optreden als attributief adjectief bij het woord dat beantwoordt aan het object van het verbum, bijv. computergestuurd breien. Een object van een transitief werkwoord kan wèl eerste lid zijn van een samengesteld verbum in de infinitief, maar nooit eerste lid bij een formatie die attributief gebruikt kan worden.
Er is dus een complementaire distributie waarneembaar:
X stuurt het breien met de computer |
* computersturen |
computergestuurd |
X richt het beleid op de toekomst |
* toekomstrichten |
toekomstgericht |
|
X speelt piano |
pianospelen |
* pianogespeeld |
X verbeurt een pand |
pandverbeuren |
* pandverbeurd |
De gesterde vormen pianogespeeld en pandverbeurd zijn uitgesloten als adjectieven: *een pianogespeelde sonate, *een pandverbeurde zakdoek kennen we niet in het Nederlands (uiteraard zijn bedoelde vormen wel mogelijk als participia in een werkwoordelijk gezegde).
Er is voorzover we zien kunnen - één uitzondering op deze regel: vormgeven, dat als gesubstantiveerde infinitief niet ongewoon is:
(24) |
Het creatief vormgeven en vertalen van een in principe non-commerciële en bovendien gecompliceerde boodschap is een opdracht |
|
die hoge eisen stelt [...] (reclame Data Doorn 7-9-83) |
Het bijpassende deelwoord vormgegeven kan in een werkwoordelijk gezegde optreden:
(25) |
(a) |
Rietveld heeft dit interieur als één geheel vormgegeven (catalogus Rietveld als meubelmaker, Centraal Museum Utrecht 1983, blz. 18) |
|
(b) |
Deze syntactische eigenschappen worden in het kader van de Regeer- en Bindtheorie op de volgende wijze vormgegeven (R. Knopper, samenvatting van lezing ‘Woordvorming op basis van ergatieve verba’, TIN-dag 1984) |
Vervolgens vinden we vormgegeven als attributief adjectief:
(26) |
(a) |
Het praktisch vormgegeven apparaat (Philips Magazine, nov. 1983) |
| |
| |
|
(b) |
...het beeld van Ford. Vormgegeven in automodellen die vooroplopen qua styling...(Ford-reclame, dec. 1983) |
De verklaring ligt voor de hand: vormgeven is tot één verbum geworden waarbij een object kan voorkomen: dit interieur in (25)(a), dat als indirect object fungeert en door een soort herinterpretatie een direct object is geworden, zodat men van een fraai vormgegeven interieur kan gaan spreken.
Herinterpretatie is in veel opzichten een belangrijke factor in de taalontwikkeling, omdat herinterpretatie tot herstructurering kan leiden (vgl. Sassen 1979). We weten dat adjectieven die de vorm van een deelwoord hebben, pseudo-deelwoorden als belust en onderlegd, als ‘echte’ deelwoorden geplaatst kunnen worden in de zgn. rode volgorde in bijzinnen:...dat hij daarin is onderlegd in plaats van...onderlegd is (zie daarvoor o.m. Michels 1959, Sassen 1963).
Nu is het gebruik van de hier besproken samenstellingen als naamwoordelijk deel van het gezegde - dus als adjectief - normaal te noemen:
(27) |
De veersluiting is computerberekend...(Eka-reclame, 3-9-83) |
|
Het heft is laser-geklonken...(ibid.) |
|
Na het eerste heftige verzet [...] was ik moegevochten en zo ver ‘karaktergevormd’ dat ik wist dat het niet los kon (I.P. Spruit, Onder de vleugels van de partij. Kind van de Führer, Bussum 1983, blz. 88) |
|
Volvo Touring Service Certificaten zijn autogebonden (verzekeringscertificaat 1983) |
|
Waarneming is altijd theorie-geladen (P. Looijmans en H. Palm, Taalbeheersingsonderzoek. Een methodologische analyse, Groningen 1983, blz. 73) |
|
Mijn regio: ZW Gelderland, doch ben niet plaatsgebonden (adv. NRC-Hbl 22-10-83) |
Vanuit deze naamwoordelijke gezegdes is herinterpretatie tot een werkwoordelijk gezegde maar een stap. Zo althans kunnen we de volgende zin begrijpen:
(28) |
Dit gebouw wordt t.v. bewaakt (opschrift bij ingang A. Pierson-museum) |
Hoe groot is nu nog de stap tot de actieve vormen? Voorstelbaar is bijv.: ‘Wij t.v.-bewaken uw eigendommen’.
Als deze overgang tot stand komt, zullen verba met een prefix, zoals het in (28) genoemde bewaken wegbereider kunnen zijn doordat zij het storende ge- in het deelwoord missen. Van ‘echte’ samengestelde verba kennen we alleen participia met ge- vooraan: gedoodverfd, gezandstraald, gedekverfd (Huis en tuin sept. 1983), gebroodroofd (NSB-kaderblad 6-8-43), terwijl computergestuurd, tijdgebonden en consorten -ge- tussen de beide leden hebben staan. Doordat verba met een prefix dit -ge- vooraan in hun participia missen, zoals in pandverbeurd, potverteerd e.a. lijken deze participia uiterlijk veel op t.v.-bewaakt en computerberekend, zodat de weg naar een geherstructureerde infinitief als t.v.-bewaken en computerberekenen makkelijker begaanbaar is dan wellicht de Rückbildung bij computergestuurd.
Dit laatste blijven speculaties. Zeker is daarentegen dat in het laatste decennium een voorkeur is waar te nemen voor het gebruik van deze adjectiva van het type computergestuurd. Dat deze formaties vooral optreden in de taal van reclame en techniek doet vermoeden dat Engelse - in mindere mate misschien ook Duitse - invloed hier de helpende hand biedt. Of we het recht hebben deze formaties dan maar als anglicismen of germanismen te brandmerken, is echter nog niet
| |
| |
zo zeker. Parallellie in de woordvorming is daarvoor allesbehalve een indicatie; immers wie zou het in z'n hoofd halen samenstellingen van het type huisdeur een germanisme te noemen omdat het Duits Haustür heeft of donkerblauw een anglicisme omdat daaraan in het Engels dark blue beantwoordt? Waarom moet dan zongerijpt een anglicisme naar het voorbeeld van sun-ripened zijn? Veeleer heeft het Nederlands als Germaanse taal een aantal woordvormingsmogelijkheden die de Germaanse talen met elkaar gemeen hebben. Wanneer één zo'n capaciteit tot compositavorming lange tijd niet frequent gebruikt is, hebben we nog niet met onnederlandse formaties te maken wanneer die capaciteit, die blijkbaar eeuwen kan sluimeren, ineens weer volop benut wordt. Het raadsel ligt hier eerder in die grote tussentijd tussen godevolen en computergestuurd.
Dit artikel kwam tot stand in het kader van de voorwaardelijke financiering, programma nr 84 KUN 16-12
Voor commentaar dank ik de andere deelnemers aan dit programma: M. Klein, W.U.S. van Lessen Kloeke en L. Wetzels
| |
Bibliografie
Beard 1976 - R. Beard, ‘Once more on the analysis of ed-adjectives’, Journal of Ling. 12, 155-157. |
Bilderdijk 1826 - W. Bilderdijk, Nederlandsche spraakleer, 's-Gravenhage. |
Carr 1939 - C.T. Carr, Nominal compounds in Germanic, London. |
Duden 1966 - Duden. Grammatik der deutschen Gegenwartssprache, Mannheim. |
Fleischer 1975 - W. Fleischer, Wortbildung der deutschen Gegewartssprache4, Tübingen. |
Van Haeringen 1949 - C.B. van Haeringen, ‘Participia praeverbalia’, Ntg 42. |
Hirtle 1970 - W.H. Hirtle, ‘-Ed Adjectives’ like ‘verandahed’ and ‘blue-eyed’, Journal of Ling'. 6, 19-36. |
Hudson 1975 - R.A. Hudson, ‘Problems in the analysis of ed-adjectives’, Journal of Ling. 11, 69-72. |
Kinker 1829 - J. Kinker, Beoordeeling van mr. W. Bilderdijks Nederlandsche spraakleer, Amsterdam. |
Kürschner 1972 - W. Kürschner, ‘Einige Probleme der Nominalkomposition im Deutschen’, in: K. Hyldgaard-Jensen (ed) Linguistik 1971, Frankfurt, 220-235. |
Van Lessen 1928 - J.H. van Lessen, Samengestelde naamwoorden in het Nederlandsch, Groningen, Den Haag. |
Ljung 1976 - M. Ljung, ‘-ed adjectives revisited’, Journal of Ling. 12, 159-168. |
Marchand 1969 - H. Marchand, The categories and types of present-day English word-formation2, München. |
Meys 1975 - W.J. Meys, Compound adjectives in English and the ideal speaker-listener. A study of compounding in a transformational-generative framework, Amsterdam. |
Meys 1980 W.J. Meys, ‘Synthetische composita: voer voor morfologen’, Spektator 10, 250-291. |
Michels 1959 - L.C. Michels, ‘Op de grens van copula en hulpwerkwoord’, Taal en tongval 11, 206-212. |
Müller 1961 - W. und E. Müller, ‘Wortbildung - Ausdruck der Zeit’, Muttersprache 71, 65-78. |
Quirk et al. 1980 - R. Quirk et al., A grammar of contemporary English9, London. |
Royen 1948 - G. Royen, Taalpanoptikum, Utrecht, Brussel. |
Sassen 1963 - A. Sassen, ‘Endogeen en exogeen taalgebruik’, Ntg 56, 10-21. |
Sassen 1968 - A. Sassen, ‘Problems of pre-, post- and co-existence and the word-class of past participles in Dutch’, Lingua 21, 400-416. |
Sassen 1979 - A. Sassen, ‘Het suffix -se: een geval van morfologische herstructurering (metanalyse)’, Tabu 9, 31-39. (ook in M. Klein, Taal kundig beschouwd, 's Gravenhage 1980) |
Scholten, Evers, Klein 1981 - T. Scholten. A. Evers, M. Klein, Inleiding in de transformationeel-generatieve taaltheorie, Groningen. |
De Vooys 1947 - C.G.N. de Vooys, Nederlandse spraakkunst (1963)6, Groningen. |
|
|