Spektator. Jaargang 13
(1983-1984)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 295]
| ||||||
De functie van het tijdschriftonderzoek in het literatuuronderwijs
| ||||||
[pagina 296]
| ||||||
literaire tijdschriften; voor die periodes althans waarin er tijdschriften waren. Wij zijn nog niet zo ver dat we met zekerheid kunnen vaststellen of de literatuurgeschiedenis van een bepaalde periode werkelijk geschreven kan worden door alleen naar tijdschriften te kijken. Vastgesteld kan wel worden dat er hoe langer hoe meer tijdschriftstudies komen; niet alleen van 20ste eeuwse tijdschriften, maar ook van 17de en 18de eeuwse. De methoden die bij het schrijven van die studies gevolgd worden verschillen onderling net zo zeer als de tijdschriften zelf. Toch zijn er een aantal categorieen aan te wijzen waarin de studies die tot nu toe verschenen zijn ondergebracht kunnen worden. Vanaf 1975 heeft de Vakgroep Nederlands van de Universiteit van Nijmegen onder leiding van Siem Bakker derdejaarsstudenten literaire tijdschriften uit de 20ste eeuw laten onderzoeken. Zij hebben materiaal verzameld waaruit een systematiese literatuurgeschiedenis op basis van tijdschriften moest ontstaan. Dit materiaal is een paar maal bewerkt en een eerste versie van de delen 1 en 2 van de nieuwe literatuurgeschiedenis wordt sinds 1980 bij colleges voor tweedejaars Neerlandici gebruikt. Drie categorieën onderscheidt Bakker in het tijdschriftonderzoek dat tot op heden is verricht: de bibliografiese studie, de documentaire en het kwalitatief gerichte onderzoek. De Nijmeegse Neerlandici hebben een model gedistilleerd uit deze drie categorieen en met dat model een aantal Nederlandse tijdschriften onderzocht. Daar is de reeds genoemde literatuurgeschiedenis uit voortgekomen. Met behulp van deze drie categorieën, die ik gaarne overneem, kan worden toegelicht hoe de verschillende tijdschriftonderzoeken zijn opgezet. Een bibliografiese studie vat een tijdschrift samen tot een index of verschillende indices. Parameter bij het maken van een index zijn bijvoorbeeld de chronologie, een alfabeties auteursregister, een alfabeties tekstregister en een indeling naar genres of rubrieken. Poezie, proza, drama, essay etc., maar ook primaire literatuur en bijdragen over literatuur en essays over muziek, architectuur, beeldende kunst etc. Men zou zich kunnen afvragen of het wel terecht is dan nog van literaire tijdschriften te spreken. De scheidslijn tussen een louter literair tijdschrift en een tijdschrift dat zich wat breder oriënteert op algemeen-culturele en maatschappelijke stromingen is niet altijd zo duidelijk en ook niet altijd zo relevant. Noch Raster, noch Tirade, noch de Revisor zijn in de strikte zin van het woord literaire tijdschriften, toch staan zij als zodanig bekend. Voor het onderzoek betekent het alleen maar dat men de rubrieken die men hanteert per tijdschrift zal moeten herzien. Voorbeelden van bibliografies onderzoek zijn de Bibliografie van de Vlaamse Tijdschriften, die vanaf 1960 verschijnt en de reeks Literaire Tijdschriften in Nederland, die vanaf 1975 wordt gepubliceerd. Een dergelijke studie is zeer zinvol en een bibliografiese beschrijving is iets dat aan iedere inhoudelijke studie vooraf moet gaan, maar van interpretatie is nog geen sprake. Men zou het zo kunnen stellen: om een bibliografie van een tijdschrift te maken heeft men aan het tijdschrift zelf genoeg. Binnen de tweede categorie, de documentaire, zijn vele modellen denkbaar en uiteraard ook uitgeprobeerd. Niet meer alleen het tijdschrift zelf, maar allerlei documenten die met het blad en zijn medewerkers te maken hebben dienen om het tijdschrift te karakteriseren. Een documentair onderzoek beschrijft als een soort gids de teksten in het tijdschrift. In sommige gevallen wordt een dergelijke studie voorafgegaan door een inleiding waarin het tijdschrift geplaatst wordt in de literaire geschiedenis van zijn tijd. Een voorbeeld van een tijdschriftstudie in de categorie documentaire is het boek van Mooijman over Forum. In deze | ||||||
[pagina 297]
| ||||||
studie wordt niet alleen met behulp van de teksten in Forum, maar ook door gebruik te maken van ander materiaal van en over de Forum-leden, een beeld van dit tijdschrift gegeven. Een ander voorbeeld is de Italiaanse serie Indici Ragionati dei Periodici Letterari Europei, Beredeneerde Indices van de Europese Literaire Tijdschriften. In deze serie worden tijdschriften, tot nu toe alleen Italiaanse, op een zodanige wijze beschreven dat men een maximum aan informatie krijgt over de teksten in het blad door middel van korte samenvattingen en aanwijzingen of een tekst eerder gepubliceerd werd en wanneer en waar de betreffende tekst later verschenen is. Bovendien heeft ieder deel van deze serie een inleiding waarin de ontstaansgeschiedenis van het tijdschrift en de reden waarom het werd opgeheven, de literaire politiek van het blad, de strategie van de redaktie bij het verkrijgen van bijdragen en dergelijke beschreven worden. De stap naar de literatuurgeschiedenis wordt door een documentair gericht onderzoek nog niet gezet, maar deze studies bieden met enig aanvullend onderzoek zeker materiaal dat in een literatuurgeschiedenis op basis van tijdschriften te gebruiken zou zijn. De derde categorie, het kwalitatief gerichte onderzoek is wat betreft inpasbaarheid in een literatuurgeschiedenis het meest functioneel. Het is overigens beslist niet de bedoeling waarde-oordelen te geven: alledrie de soorten tijdschriftstudies zijn nodig en bovendien is het ook nog zo dat deze driedeling een constructie is om het inventariseren gemakkelijker te maken. De studies zelf zijn uiteraard niet met een indeling in categorieen in het achterhoofd verricht en dus is een tijdschriftonderzoek vaker een mengvorm van 2 of 3 categorieen dan dat een studie precies in een categorie valt. De kwalitatieve onderzoeken behandelen de geschiedenis van het tijdschrift, beschrijven de poetica van het blad en onderzoeken door het bespreken en analyseren van de teksten in hoeverre de redaktie zich aan haar programma gehouden heeft. Wanneer, tenslotte, de literatuuropvatting zoals deze tot uiting komt in het tijdschrift vergeleken wordt met die in andere tijdschriften kunnen met behulp van het verzamelde materiaal de normen en conventies beschreven worden op grond waarvan de literatuur van een bepaalde periode ingedeeld kan worden. Als voorbeeld van een kwalitatief onderzoek dient ten eerste de indrukwekkende studie van Anglès over André Gide en de eerste groep rond de Nouvelle Revue Française en ten tweede het boek van McMillan over het tijdschrift transition, dat van 1927 tot 1938 in Frankrijk werd uitgegeven, maar dat bestemd was voor Amerika. Transition stelde zich ten doel het Amerikaanse publiek en wat Engelse intellectuelen kennis te laten nemen van de nieuwste literaire stromingen en ontdekkingen in Europa. Door werk te publiceren van onder andere Kafka, Joyce, Dylan Thomas, André Breton en Gertrude Stein wilde de oprichter van het tijdschrift, de journalist en dichter Eugene Jolas, het expressionisme, surrealisme en dadaisme bij zijn lezers introduceren. In transition werd dus niet alleen Engelse, maar ook Franse, Spaanse, Russiese en Duitse eigentijdse literatuur gepubliceerd, allemaal in het Engels vertaald. Bij de Nouvelle Revue Française lag het accent heel anders. Men publiceerde Franse teksten, hoofdzakelijk, maar niet alleen, eigentijds, en had ook vaste rubrieken over tentoonstellingen, muziek, toneel en andere tijdschriften. Klein begonnen, als een van de zeer vele literaire bladen, ontwikkelde de NRF zich door de literatuuropvatting die zij uitdroeg en de ethiese wijze waarop dat gebeurde tot het toonaangevende literaire tijdschrift in Frankrijk. Anglès beschrijft in zijn boek minutieus het literaire klimaat waaruit de hechte groep die de NRF vormde, ontstond en verge- | ||||||
[pagina 298]
| ||||||
lijkt het blad met de tijdschriften waartegen concurrentie gevoerd werd. McMillan beschrijft een losse groep schrijvers, van verschillende nationaliteiten, die Jolas wilde bundelen in zijn tijdschrift omdat zij volgens hem dezelfde theorieën onder een andere naam aanhingen. Beide boeken behandelen in een aantal hoofdstukken de geschiedenis van de tijdschriften en alles wat daarbij hoort. Uit de noten en de beschrijving van het bronnenmateriaal blijkt dat brieven, kritieken en allerlei documenten bij het schrijven van die geschiedenis gebruikt zijn. Tussen de doelstellingen van de twee studies en de methodes die gebruikt zijn om deze te verwezenlijken zijn duidelijke overeenkomsten waar te nemen. Een verklaring voor het desondanks volstrekt uiteenlopende karakter van beide boeken moet naar mijn idee gezocht worden in de verschillende optiek van de twee tijdschriften zelf, die hierboven summier is aangegeven. Tot zover de drie categorieen. Door nu over te gaan naar mijn eigen onderzoek wordt het mogelijk wat problemen te noemen die zich voordoen bij het kiezen van een beschrijvingsmodel. Het onderzoeksobject is het Franse tijdschrift Commerce, dat van 1924 tot 1932 in Parijs werd uitgegeven, onder redaktie van Paul Valéry, Léon-Paul Fargue en Valery Larbaud. Commerce werd gefinancierd en voor een groot deel geleid door een Amerikaanse, Marguerite Chapin, die aan het begin van de eeuw trouwde met een Italiaan, Roffredo Caetani. Zij woonde in de periode van Commerce in Versailles en ontving daar zondags om de veertien dagen een wisselende groep schrijvers, schilders en componisten: een soort salon. Op een van de zondagse bijeenkomsten ontstond het plan een literair tijdschrift te gaan maken, met de voor een literair tijdschrift wat eigenaardige naam Commerce. Het woord commerce moet begrepen worden in een oude, humanistiese betekenis: ‘commerce d'idées’, ‘uitwisseling van ideeen’. Van het tijdschrift verschenen in totaal 29 nummers. Het is in 1969 met toestemming van de dochter van Marguerite Caetani herdrukt door de uitgever Kraus in Liechtenstein. Het streven was ieder seizoen een cahier uit te brengen in een oplage van 1600 exemplaren, met verkoopadressen in 19 landen, ook buiten Europa. Men vindt in Commerce ruim 215 titels op ruim 6000 bladzijden tekst: literair proza, poezie, drama, cultuurhistoriese teksten, literaire brieven en aforismen. De teksten dateren van de 5de eeuw tot 1932. Veel teksten zijn oorspronkelijk Frans, daarnaast is een zeer belangrijke plaats ingeruimd voor vertalingen uit meer dan 15 talen. Behalve de voordehandliggende zijn dat Russies, Chinees, Japans en Madegaskies. Een literaire beginselverklaring of een commentaar van de redaktie zoekt men in Commerce echter tevergeefs en daar beginnen de moeilijkheden! Het doel van het onderzoek is het beschrijven van de geschiedenis en poetica van het tijdschrift. Doordat de redaktie haar literatuuropvatting niet geexpliciteerd heeft is de onderzoeker gedwongen de teksten in het tijdschrift als het impliciete programma van de redaktie te beschouwen. Om de literair-historiese en literair-politieke waarde van iedere tekst te beoordelen is kennis van het overige werk van de auteur van die tekst een eerste voorwaarde. Ook de wetenschap of de auteur een debutant was of een schrijver met een gevestigde naam is belangrijk. Valery Larbaud en Saint John Perse debuteerden in de NRF, maar voor Commerce waren zij gerenommeerde schrijvers en dat heeft tot gevolg dat hun medewerking aan het ene tijdschrift heel anders beoordeeld moet worden dan die aan het andere. Dan dient onderzocht te worden of de tekst in het betreffende tijdschrift voor het eerst gepubliceerd werd, misschien zelfs op verzoek van de redaktie voor een bepaald nummer geschreven werd, of dat een tekst al eerder gepubliceerd was. Dit geldt niet alleen voor | ||||||
[pagina 299]
| ||||||
eigentijdse teksten maar ook voor oudere. Commerce wilde in ieder nummer een onbekende oudere tekst publiceren. Onbekend in de zin van ‘vergeten’, of onbekend doordat een tekst die in een andere taal geschreven was, niet in een recente vertaling beschikbaar was, of zelfs nooit eerder vertaald. Een voorbeeld van het eerste zijn de gedichten van de 16de eeuwse Franse dichter Maurice Scève, een voorbeeld van het tweede is de vertaling van Poesjkins verhaal Het Schot, die op verzoek van de redaktie gemaakt werd. Ook moet iedere tekst zoals hij in het tijdschrift staat vergeleken worden met de tekst zoals deze in de standaarduitgave van het werk van de auteur terecht is gekomen, als er tenminste een standaardeditie is. Bestaat die niet, dan moet men door middel van het bestuderen van de bibliografie, als die verschenen is althans, proberen na te gaan waar de tekst gebleven is. De meeste teksten zijn later herdrukt en dan kan het vergelijken van de tijdschriftversie met een latere interessante informatie opleveren, sommige teksten vindt men echter nergens herdrukt en ook dat is een interessant gegeven! Als er varianten gevonden worden en deze zijn, in het geval dat het een vertaalde tekst betreft, niet te wijten aan de vertaling, en als beide versies door de auteur gezien zijn, dan heeft dit uiteraard consequenties voor de interpretatie van die tekst in het gehele oeuvre van de auteur. De vraag hoe een tekst in het tijdschrift terecht is gekomen, tenslotte, zal ook beantwoord moeten worden. In het ideale geval vindt men het antwoord op die vraag in het redaktie-archief dat geordend bij de uitgever ligt te wachten. Zo zal het niet vaak gaan. In het geval van Commerce zijn er geen redaktievergaderingen gehouden en voor informatie over het beleid van de redaktie aangaande de keuzes van teksten, het in elkaar zetten van de nummers en dergelijke is men volledig aangewezen op de correspondentie van de redakteurs onderling, tussen de redakteurs en Marguerite Caetani en tussen de redaktie en auteurs om wier teksten gevraagd werd, of die zelf teksten aanboden. Gelukkig zijn er heel wat brieven bewaard waarin soms poeticale uitspraken, maar vooral heel veel praktiese gegevens over de gang van zaken bij het tijdschrift te vinden zijn. Interessant zijn hierbij niet alleen de overwegingen die er toe leidden een tekst wèl op te nemen, maar ook de informatie op grond waarvan een tekst afgewezen werd. Door de interpretatie van het materiaal dat over het redaktiebeleid verzameld is en de interpretatie van de gegevens over het tekstmateriaal is men dan in staat geschiedenis en literatuuropvatting van het tijdschrift te beschrijven. Zoals hierboven al gesteld werd naar aanleiding van de studies van Anglès en McMillan, wordt de manier waarop men dit doet, de manier waarop men het verzamelde materiaal ordent, met andere woorden welk beschrijvingsmodel men hanteert, in grote mate bepaald door het tijdschrift zelf. Hierbij spelen categorieen een rol als met redaktioneel commentaar versus zonder, de indeling in rubrieken, teksten in één taal of in verschillende, tekstaanbod uit verschillende literaturen maar dan wel in één taal vertaald, enzovoort. Het verkrijgen van gegevens over de receptie, over het lezerspubliek waarop men zich richtte, over de verhouding met collega-tijdschriften en nog veel meer is nog niet aan de orde gekomen, ook het verzamelen en interpreteren van die gegevens hoort onderdeel van tijdschriftonderzoek te zijn. Het is nu echter tijd om de balans op te maken en aan te geven waar de functie van tijdschriftonderzoek voor het literatuuronderwijs ligt. Die functie ligt in de pluriformiteit van het te bestuderen materiaal. Een aantal tijdschriften bekijken, verschillende nummers van één, of nog beter één nummer van verschillende tijdschriften, geeft inzicht in wat een literair tijdschrift eigenlijk allemaal kan zijn en in hoe- | ||||||
[pagina 300]
| ||||||
veel uiteenlopende vormen literatuur kan worden aangeboden. Naast elkaar staan verschillende genres: het uitsluiten van het ene of begunstigen van een ander is literaire politiek. Het presenteren van een tot dusverre onbekende buitenlandse auteur zal in de meeste gevallen op poeticale gronden gebeuren en heeft te maken met het willen beïnvloeden en bespoedigen van de receptie van die auteur door de lezers. De samenstelling van de redaktie is een keuze. Door wie is die keuze gemaakt en wat betekent zij? Bij welke uitgever zit een tijdschrift? Wat impliceert de naam? Raster, Tirade of de Gids? Heeft de prijs van het tijdschrift iets te maken met het publiek waarop de uitgever mikt? En de letter die gebruikt is en het soort papier? Dit zijn allemaal heel praktiese vragen die een leerling bewust kunnen maken van wat er allemaal omgaat bij het maken van een literair tijdschrift en wat de keuzes van de redaktie kunnen betekenen. Bovendien zijn het vragen waarop een leerling het antwoord kan leren vinden en die zijn inzicht in literatuur vergroten. | ||||||
Bibliografiecategorie I: bibliografies onderzoek
| ||||||
categorie II: documentair onderzoek
| ||||||
categorie III: kwalitatief onderzoek
| ||||||
Andere publikaties over tijdschriften
| ||||||
[pagina 301]
| ||||||
|
|