Anneke Neijt niet. (Er bestaan natuurlijk andere problemen.)
Wat ik in mijn bespreking beweer is dat Anneke Neijt, door deze oorsprong van haar probleem buiten beschouwing te laten, de kans mist om de isomorfiehypothese op de proef te stellen. Daarmee maakt ze een fout die we ons van de generatieve semantiek kunnen herinneren. Generatief semantici bleven Jan's weigering van het aanbod als een zin analyseren, en gaven er daarmee blijk van zowel het idee dat er een propositie door wordt uitgedrukt als het idee dat een propositie alleen door een zin kan worden uitgedrukt, serieuzer te nemen dan de syntactische argumenten ten gunste van de lexicalistische theorie. De fout is dat rationele argumenten worden opgeofferd aan betrekkelijk ongerechtvaardigde ideeën, die weliswaar onmisbaar zijn, maar niet meer verdienen dan de status van ongediplomeerde, slechtziende gids.
Daarnaast beweer ik dat het eigenlijk nogal voor de hand ligt om de geldigheid van de isomorfiehypothese bij het analyseren van Jan ziet Eva en Els Wim in twijfel te trekken. Volgens mij is Els Wim geen zin. Als die bewering juist is, zeg ik, dan zijn de problemen, die Anneke Neijt in haar reactie nog weer eens voor ons op een rijtje zet en nummert, schijnproblemen: want er wordt niets ‘weggestreept’ of ‘weggelaten’, en er zijn geen ‘restanten’ die ‘achterblijven’. Anneke Neijt wil de lezer doen geloven dat het wel degelijk om echte problemen gaat ‘waar elke theorie iets mee zal moeten doen omdat ze in een of andere vorm altijd op zullen duiken’. Een kniesoor die over woorden als ‘weglaten’ e.d. (en dus over de vorm van de problemen) valt.
Dit is geen ongebruikelijk standpunt, al is het volgens mij onverenigbaar met generatief taalkundig onderzoek. Want zo'n standpunt impliceert dat ook bijvoorbeeld het volgende dilemma geen echt probleem is: wordt ik vind haar aardig door deletie afgeleid van de diepestructuur ‘ik vind dat zij onaardig is’ (een standpunt uit de begintijd van het generatief taalkundig onderzoek) of krijgt de zin dankzij het bestaan van structuurbouwende regels een ‘logische vorm’ als ‘ik vind dat zij onaardig is’ (een analyse die nu door Chomsky wordt voorgesteld)? Als we Anneke Neijt geloven is dit een schijnprobleem, want het echte probleem is immers dat haar het subject is van aardig, een probleem ‘waar elke theorie iets mee zal moeten doen omdat ze in een of andere vorm altijd zal opduiken’.
Een standpunt dat van ‘deletie’ en ‘structuurbouwen’, of ‘dieptestructuur’ en ‘logische vorm’ notationele varianten maakt, past niet bij verklarend onderzoek naar grammatica's maar bij het zoeken naar empirische generalisaties over taalverschijnselen. En dus past zo'n standpunt niet bij iemand die zich laat protegeren door Chomsky. Niet ik veeg onderzoek van de tafel, het is Anneke Neijt zelf die met haar standpunt 25 jaar generatief taalkundig onderzoek tot ‘Transformationeel gehannes’ degradeert.
In mijn bespreking betreur ik de ondiepte van het onderzoek van Anneke Neijt. Haar reactie, die blijft steken in het herkauwen van wat ik in mijn bespreking al verteerd heb, bevat volgens mij geen reden om te menen dat ik ongelijk heb.