Spektator. Jaargang 10
(1980-1981)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 520]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Creativiteit en beleving
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.De hedendaagse Europese literatuur veronderstelt de aanwezigheid van een schrijver, een tekst, en een aantal lezers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.Een literair werk is een tekst die in een bepaalde periode door een of meer groepen lezers wordt aanvaard als kunstwerk. Deze aanvaarding, of liever waardering, berust op semantische en/of formele kenmerken van die tekst en vooral op psycho-sociale eigenschappen van die lezers: deze twee faktoren bepalen de zogenaamde ‘literariteit’ van een tekst.Ga naar eindnoot2 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3.Als kunstwerk is een literaire tekst een stimulus; de als literair erkende tekst funktioneert voor de lezers als een skala van potentiële leeservaringen. Tengevolge van hun leesakt wordt een aantal van deze mogelijkheden leeservaringen geaktualiseerd in verschillende ideeën van ‘esthetische objekten’. (Vgl. Roman Ingarden en Jan Mukařovský). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.Uit het voorafgaande volgt dat degene die een literaire tekst uitsluitend bestudeert als een verbale organisatie of een linguistische struktuur, onvoldoende rekening houdt met de werkelijke ontologische status van het literaire werk. Als kunstwerk vraagt de literaire tekst om een individuele leeservaring en funktioneert hij in een proces van taalcommunicatie met een geheel eigen karakter: het literaire communicatieproces is in feite een proces van esthetische signifikatie of esthetische communicatie. Ik wil proberen dit proces te verduidelijken d.m.v. enkele schema's. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Taalcommunicatie in het algemeen en literaire communicatie2.1 Taalcommunicatie in het algemeen: basisschema
In een geslaagde schriftelijke taalcommunicatie fungeert de tekst als voertuig van een minder of meer éénzinnige boodschap van een uitzender (encodeur) aan een ontvanger (decodeur). (Vgl. het schema van Roman Jakobson, ‘Linguistics and Poetics’, in Thomas A. Sebeok (ed.), Style in Language, M.I.T. Press, 1960). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Esthetische beleving van een tekst als autonome literaire entiteit
Dit schema gaat uit van de absolute autonomie van het literaire werk als ondefinieerbaar potentieel van esthetische belevingen. De taak van de ‘ontvanger’ is vervangen door die van de lezer. Daarmee wil ik aanduiden dat er sprake is van meer aktiviteit, of van creativiteit in het signifikatieproces: de decodering kan tot een interpretatie worden (zie 2.3. en het slot van 2.4.). De ‘uitzender’, of eigenlijk: de schrijver, ontbreekt in dit schema, omdat zijn rol volgens deze zienswijze gewoon samenvalt met die van de lezer. (‘Als het werk verschenen is, heeft de interpretatie van de auteur niet meer waarde dan welke andere interpretatie door wie dan ook’: Paul Valéry). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Esthetische beleving van een tekst als literaire boodschap
De esthetische beleving kan leiden tot een volledige, of tenminste tot een zo volledig mogelijke interpretatie; ze veronderstelt van de kant van de lezer een zekere literaire cultuur en een literaire instelling t.a.v. de tekst; men leest een gedicht anders dan een krantebericht. De tekst wordt volgens deze zienswijze niet beschouwd als een autonome entiteit, maar als een literaire boodschap. De waarde van deze boodschap hangt niet alleen af van codes en referenties die een rol kunnen spelen in andere taalcommunicaties, maar eveneens van typische literaire conventies en van de literaire context.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Esthetische creatie van een tekst als literaire boodschap
In ons derde scnema kwam de persoonlijkheid van de schrijver uitsluitend voor als idee van de lezer. Dit vierde schema tracht, zij het op zeer vereenvoudigde wijze, de rol van de konkrete auteur aan te duiden in zijn funk tie van schepper van een literaire tekst. L.C.C.: Literaire competentie en literaire creativiteit
Sen: schrijfervaringen Het spreekt vanzelf dat de ‘schrijfervaringen’ voor de schrijver pogingen zijn in een produktieproces, waarvan de literaire tekst het uiteindelijke resultaat is. De ‘leeservaringen’ van de lezer zijn daarentegen het resultaat van een (re-)produktieproces waarvoor de literaire tekst juist als uitgangspunt dient. De ‘ideeën’ van ons derde en vierde schema vinden respektievelijk hun oorsprong en hun uitdrukking in de literaire tekst. Zo krijgt de lezer een ‘idee’ van de schrijver op basis van de tekst, en van zijn kant heeft de schrijver een ‘idee’ van zijn publiek, die ook op een of andere manier in de tekst tot uitdrukking komt. De mate waarin een tekst polyinterpretabel is, en dus een open en onbestemd karakter vertoont, hangt af van de ‘idee van de taak van de lezer’ die de schrijver heeft. Het zijn immers de lezers die de ‘onbestemde plaatsen’ (Unbestimmtheitsstellen: Ingarden) of ‘lege plaatsen’ (Leerstellen: Iser) in het literaire werk moeten invullen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5. Literaire communicatie: esthetische creatie en esthetische belevingen
Ons vijfde en laatste schema visualiseert op zeer vereenvoudigde wijze het proces van de literaire communicatie. In dit schema ontbreken met opzet het leesen creatieproces van het derde en vierde schema: daardoor treedt het verschil met het basisschema onder 2.1. onmiddellijk aan het licht. Ik zou nog willen opmerken dat de ‘conditionering’ van de schrijver en van de lezers door L.C.C. en L.C.V. uiteraard bovenindividuele of intersubjektieve kenmerken vertoont: maar dat wil niet zeggen dat ze simpelweg voortvloeit uit maatschappelijke omstandigheden; er bestaat ook nog zoiets als de eigen persoonlijkheid van schrijver en lezer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Literair systeem en literaire prestatie3.1.Als de literatuurwetenschap erin zou slagen een systematische beschrijving te geven van alle elementen waardoor schema 5 zich onderscheidt van schema 1, dan zouden wij beschikken over een ‘structurele literaire grammatika’: dat wil zeggen over een algemeen systeem van procédés en regels waardoor de literariteit van een tekst kan worden bepaald. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.Een dergelijk literair systeem zou alle elementen omvatten die eventueel een rol kunnen spelen in de literaire creatie van een schrijver en in de literaire beleving van een lezer. De waarde van een literaire creatie of een literaire beleving is echter niet een zaak van een algemeen geldig systeem, maar van een persoonlijke aktualisatie of liever, van een persoonlijke prestatie: ze wordt bepaald door de unieke wijze waarop een aantal van het totaal der mogelijke literaire elementen in de schrijfakt wordt gerealiseerd en gekombineerd, en in de leesakt geaktualiseerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.Een literatuurwetenschap die zich in principe tot doel stelt algemeen geldige uitspraken te doen, beweegt zich op het niveau van het literair systeem en kan alleen betrekking hebben op regels en procédés die eigen zijn aan alle literaire werken. Een dergelijke algemene literatuurwetenschap verwaarloost met andere woorden de kwaliteit van schrijfakt en leesakt, en met name het vernieuwend aspekt waardoor een werkelijk belangrijke literaire prestatie wordt gekenmerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Literaire theorie en literaire competentie4.1.Op grond van een groot aantal prestaties (persoonlijke leeservaringen) kan de lezer-criticus een literair bewustzijn ontwikkelen, dat kan funktioneren als beoordelingscompetentie ten aanzien van andere literaire werken, die hem later nog onder ogen zullen komen. Dit literair bewustzijn, of deze literaire competentie, is vergelijkbaar met het taalbewustzijn, of de taalcompetentie, van een bijzonder taalgevoelige ‘native speaker’.Ga naar eindnoot3 Zoals men geprobeerd heeft de taalcompetentie te expliciteren in een transformeel-generatieve grammatika, zo zou men ook kunnen proberen een ‘grammatika van de literaire competentie’ te konstrueren. Men kan de bestaande theorieën inzake tekstgrammatika en narratologische modellen beschouwen als verkeerd aangepakte pogingen in die richting. In werkelijkheid vormen ze slechts een gedeelte van een ‘strukturele literaire grammatika’, die wordt gekenmerkt door het feit dat zij het element kwaliteit verwaarloost. Reeds het gebruik van de term ‘literatuur’ impliceert een zekere waardering of evaluatie (Vgl. 1.2 en 3.3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2Een literatuurwetenschap die werkelijk recht wil doen aan de geheel eigen aard van het literaire communicatieproces, kan alleen maar een empirische wetenschap zijn. Ze moet zich baseren op de leeservaringen van competente lezers, en op de schrijfervaringen van competente schrijvers.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.Een dergelijke empirische literatuurwetenschap zou waarschijnlijk deels kunnen bevestigen en deels kunnen nuanceren wat competente lezerscritici al eerder vermoedden of suggereerden. |
|