Spektator. Jaargang 10
(1980-1981)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 323]
| |
‘De Moordt schuilt onder bruiloftskleên.’ IGa naar eindnoot*
| |
[pagina 324]
| |
behandelt de beide drama's uitvoerig, vergelijkt ze met elkaar, spreekt een esthetisch waarde-oordeel uit, maar probeert ze niet in een politieke of sociale kontekst te plaatsen. Ook in zijn proefschrift over Reyer AnsloGa naar eindnoot11 doet hij geen pogingen in deze richting. Wel konstateert hij dat Anslo zich in 1649 verdiepte in de politieke problemen van zijn tijd en bijvoorbeeld reageert op de terechtstelling van de Engelse koning Karel IGa naar eindnoot12.
In het decennium waarin de beide stukken verschijnen, speelt zich het laatste bedrijf af van de tachtigjarige oorlog. Het zijn de jaren van de vredesonderhandelingen in Munster, die zullen worden afgesloten met een formele vrede tussen de Republiek en Spanje. Een nadere bestudering van deze periode leert al vlug dat de vredesonderhandelingen parallel lopen met een snel verslechterende verhouding tussen de Republiek en Frankrijk. Het is binnen de kontekst van die verslechterende verhouding met Frankrijk, dat we het stuk van Lambert van den Bosch moeten plaatsen. Het is dan ook van belang heel kort de verhouding tussen de twee landen te schetsen. De slotperiode van de tachtigjarige oorlog wordt beheerst door het ‘traité de partage’ dat in 1635 werd gesloten tussen de Republiek en Frankrijk en dat gericht was op een gezamenlijke verovering van de Zuidelijke Nederlanden. Beide partijen verplichtten zich om geen vrede of bestand met Spanje te sluiten dan ‘gezamenlijk en met een gemene bewilliging’Ga naar eindnoot13. Met dit verdrag had de Republiek elke vrijheid van handelen tegenover Spanje verloren en vooral in Holland zouden de enge banden met de Fransen al gauw als knellend worden ervaren. Militair gezien leverde het verdrag de Republiek weinig op; de Staatse troepen hadden in het Zuiden weinig succes. De Franse legers daarentegen veroverden hele stukken van de Zuidelijke Nederlanden met als gevolg dat de Franse noordgrens steeds meer in de richting van de Republiek verschoof. In de Republiek sloeg men al spoedig dit naderbij komen van het expansieve Frankrijk met argwaan en ongerustheid gade. Geen wonder dat vooral in Holland de roep om vrede met Spanje steeds sterker werd. Men ging het machtige Frankrijk als een groter gevaar zien dan Spanje. Hoewel de oorlogspartij onder leiding van Frederik Hendrik voorlopig nog de overhand had, zou spoedig het tij keren en zou de vredespartij, geleid door machtige en invloedrijke Hollandse regenten als Adriaan Pauw, elke kans gaan benutten om de begeerde vrede in de wacht te slepen. Door een aantal faux-pas zouden de Fransen zelf hiervoor de mogelijkheden scheppen. Als de vredesonderhandelingen van Munster in zicht komen, arriveert in november 1643 een luisterrijke Franse ambassade, geleid door d'Avaux en Servien, in Den Haag om het verbond tussen de Republiek en Frankrijk nog eens te vernieuwen en de politiek van onderhandelen tegenover Spanje te coördineren. Opnieuw wordt nadrukkelijk vastgesteld dat men niet dan gezamenlijk een vrede of bestand met Spanje zal sluitenGa naar eindnoot14. Aan de vooravond van zijn vertrek naar Munster weet d'Avaux de verhouding tussen de twee landen grondig en voor lange tijd te bederven door tijdens de openbare afscheidsaudiëntie op 3 maart 1644 in de Staten-Generaal in een scherpe ‘harangue’ te pleiten voor een grotere vrijheid voor de katholieke burgers van de RepubliekGa naar eindnoot15. Hoewel de Staten-Generaal onmiddellijk krachtig afwijzend reageren, steekt er in het land zo'n storm op dat het bondgenootschap in gevaar komt. D'Avaux had hiermee precies de tegenstanders van zijn land in de kaart gespeeld. De rede van d'Avaux werd herhaalde malen herdruktGa naar eindnoot16 en bij iedere gelegenheid door de voorstanders | |
[pagina 325]
| |
van vrede met Spanje aangehaald. Als de onderhandelingen in Munster eenmaal aan de gang zijn, zal de Spaanse diplomatie Frankrijk in nog groter verlegenheid brengen. De Spaanse topdiplomaat, de graaf van Penaranda, laat welbewust een oud Frans plan uitlekken voor een huwelijk tussen de jonge Lodewijk XIV en een Spaanse Infanta, die daarbij de Nederlanden mee zou krijgen als bruidschat. Men gaf het daarbij de schijn alsof Frankrijk niet alleen de souvereiniteit over de Zuidelijke maar ook over de Noordelijke Nederlanden had bedongenGa naar eindnoot17. De Spanjaarden waren er van overtuigd dat het uitlekken van deze plannen de anti-Franse stemming in de Republiek zou aanwakkeren en zou kunnen leiden tot een snelle afzonderlijke vrede met Spanje. Op het moment dat Mazarins speciale gezant d'Estrades in Den Haag is om een soortgelijk Frans plan voor te leggen aan Frederik HendrikGa naar eindnoot18, komt de zaak via een Spaans pamflet in de openbaarheidGa naar eindnoot19. Het geheel slaat in als een bom en de uitwerking is desastreus voor FrankrijkGa naar eindnoot20. Een golf van anti-Franse agitatie slaat over het land en alle grieven tegen Frankrijk worden in de openbaarheid gebracht. Er begint een gestage stroom van anti-Franse pamfletten te verschijnen die zal voortduren tot de vrede een feit is geworden en het verbond met Frankrijk aan stukken ligtGa naar eindnoot21. Op deze manier werd de publieke opinie bewerkt, waarbij het initiatief duidelijk bij de vredespartij lag. Ook op de kansels beijverde men zich vurig tegen het ‘papistische’ Frankrijk; de calvinistische predikanten riepen de Bartholomeusnacht, de Franse furie en de toestand van de Franse Hugenoten in herinneringGa naar eindnoot22. Vooral in leidende Hollandse kringen groeide het wantrouwen tegenover Frankrijk met de dagGa naar eindnoot23 en in de vergadering van de Staten van Holland werd duidelijke taal gesproken over het Franse gevaarGa naar eindnoot24. Het was voor de Hollanders ‘Hannibal ad Portas’ en het principe ‘Gallus amicus non vicinus’ deed zijn intrede in de Nederlandse politiek. Door de kwestie van het huwelijk waren zelfs de beste vrienden van Frankrijk aan het wankelen geraakt, ook de stadhouder had nu het Franse kamp verlaten. Het directe gevolg was dat in Munster de zaken nu snel verliepen. Er ontwikkelde zich een grote activiteit in de onderhandelingen tussen de Republiek en Spanje, waarbij men probeerde de gang van zaken zo veel mogelijk voor de Fransen te verdoezelen, maar die roken natuurlijk toch onraad en protesteerden heftig in Den Haag en MunsterGa naar eindnoot25. Onderhandelde men aanvankelijk over een bestand weldra werd het doel een algehele vrede met Spanje en in december 1646 was een voorlopig vredestractaat tussen beide landen gereed. Dat het echter nog tot mei 1648 zou duren voor de vrede geratificeerd kon worden, was het gevolg van de alliantie met Frankrijk en de sluwe, weinig kieskeurige manier waarop Mazarin en de zijnen de vrede tussen Spanje en de Republiek probeerden te saboteren. In 1647 zond Mazarin zijn vertrouweling Servien naar Den Haag om te proberen de vrede te voorkomen. Hoewel Servien zich bijna een half jaar lang met groot talent van zijn taak heeft gekweten, mocht het niet meer baten, de afkeer van Frankrijk werd steeds groter. Vooral de Staten van Holland keerden zich steeds openlijker tegen de Franse bondgenootGa naar eindnoot26. Zij zonden in april 1647 zelfs een aantal deputaties naar de Staten van de andere gewesten om de Hollandse zienswijze nog eens toe te lichten, waarbij zij soms tot de meest zonderlinge en ongeloofwaardige beschuldigingen aan het adres van Frankrijk kwamenGa naar eindnoot27. Ook de Fransen zagen nu wel in dat de vrede onafwendbaar was, maar tot het laatste moment bleven zij zich ertegen verzetten. Op 15 mei 1648 vond op het stadhuis van Munster de plechtige ratificatie plaats | |
[pagina 326]
| |
van het vredesverdrag tussen de Republiek en Spanje. Het verbond met Frankrijk lag aan stukken, de verstandhouding tussen de twee landen was op een absoluut dieptepunt gekomen. De Franse ambassadeur had Den Haag verlaten en men scheen in Parijs geen plannen te hebben hem snel een opvolger te geven. De vredespartij had het pleit gewonnen en kans gezien een groot deel van de calvinisten - aanhangers van de oorlogspartij omdat zij de oorlog tegen Spanje altijd in de eerste plaats als een godsdienstoorlog hadden beschouwd - de ogen te openen voor het gevaar dat hen bedreigde van de kant van Frankrijk. Belangrijke argumenten die de calvinisten hadden overtuigd van dit gevaar waren de herinnering aan de Parijse bloedbruiloft, de toestand van de Hugenoten in het Frankrijk van Richelieu en Mazarin en het grote aantal ‘papisten’ in de Republiek dat een beroep zou kunnen doen op de hulp van de katholieke Franse koning.
In het hele complex van beïnvloeding van de publieke opinie hebben de pamfletten een niet te onderschatten rol gespeeld. De Munsterse vredesonderhandelingen met alle complicaties van dien in de verhouding met Frankrijk, brachten de pennen in bewegingGa naar eindnoot28. De meeste pamfletten zijn afkomstig van de zijde der vredespartij en dus sterk anti-Frans en voor vrede met Spanje. Een kleiner aantal komt uit de kringen van de oorlogspartij, deze verdedigen het verbond met Frankrijk en pleiten voor voortzetting van de oorlog tegen Spanje. Een enkel pamflet komt aanwijsbaar uit Franse koker. Ook zijn er nog ‘blaeue boecxskens’ van neutrale auteurs, die zowel tegen Frankrijk als tegen Spanje zijn, maar toch ook de oorlog willen voortzetten. Men hanteert politieke, commerciële en religieuze argumenten. In de pamfletten van de vredespartij wordt bij de religieuze argumentatie steeds opnieuw het gebeuren van de Bartholomeusnacht aangehaald als bewijs van de Franse onbetrouwbaarheid tegenover calvinisten. Uit het overvloedige materiaal heb ik een keuze gemaakt die duidelijk laat zien hoe actueel de Parijse bruiloft is in deze jaren. Van de pamfletten die verschenen na de ‘harangue’ van d'Avaux, is vooral de Anatomie ofte Ontledinghe van 't verderffelijck Deseyn der hedendaechsche PaepsghesindeGa naar eindnoot29 bijzonder fel in zijn beschuldigingen. De zich noemende Theophilus Philopatris zegt, onder voortdurende aanhaling van bijbelteksten, over de rooms-katholieke geestelijken dat ‘haer vingeren druppen’ van het bloed der heiligen, ‘want tegen alle die het beelt des Beests niet willen aenbidden/hebben sy Tyrannische wetten ghemaeckt/om die alle te dooden...’. Pathetisch roept hij uit ‘Wat hebben sy niet moorderien aenghericht’, om dan te vervolgen: Laet de Massacre van Vranckrijck spreken, waer onder pretext van vrientschap/op eene nacht 60. duysent menschen omgebracht wierden/in welck bloedich feyt/de Pausen sulcken vermaeck hadden/dat zijt in 't Paleys te Roomen hebben doen schilderen/na dat zijt hadden doen spelen.Ga naar eindnoot30 Als na het bekend worden van de kwestie van een huwelijk tussen Lodewijk XIV en een Spaanse Infanta in 1646 opnieuw een stroom anti-Franse pamfletten over het land gaat, is de Hollandsche SybilleGa naar eindnoot31 een van de scherpste, vol aanvallen op ‘Rijckstadt’ [Richelieu, H.D.] en ‘Zamarin’ [Mazarin, H.D.]. De auteur vertelt hoe hij op een avond, na het lezen van Vergilius in slaap viel en aan de hand van Morpheus de onderwereld bezocht, waar hij door Sybille werd rondgeleid. Plotseling ziet hij | |
[pagina 327]
| |
aen-comen ende wandelen seker groot aen-sienlijck Heer, die op den 24. Augusti 1572. met groote Suite uyt deze Weerelt ghescheyden was, sijn Lichaem verciert op seer veel plaetsen met schoone glinsterende luweelen.Ga naar eindnoot32 Deze juwelen blijken de wonden en kwetsuren te zijn die hij, de admiraal de Coligny, heeft opgelopen toen hij vermoord werd. De admiraal hadde soo voor sijne Religie, als voor sijne Natie langhe Jaren vailjant ende gheluckigh ghevochten, de vryheyt van Conscientie, ende veel plaetsen van asseurantie vercreeghen, met ghewelt was niet op hem te doen. Bedroch wert ter handt ghenomen, maer wat soorte van bedroch?Ga naar eindnoot33 En dan volgt een gedetailleerde beschrijving van de gebeurtenissen in de Bartholomeusnacht, waarna Sybille besluit met Dit exempel van Paris, hebben meest alle Steden van Vranckrijck gevolght, de Spaensche hebben inde Nederlanden oock wel groote wreetheyt betoont tegen de Graven van Egmondt, Hoorn, ende andre maer niet alsoo onder schijn van Vriendschap, sy hebben altijdt eenigh torment van Justitiae gebruyckt.Ga naar eindnoot34 Vervolgens geeft Sybille nog enige staaltjes van Frans verraad en trouweloosheid ten beste en eindigt met de constatering dat de Rooms-ghesinde aen haer woordt ende belofte, 'twelck sy aen Ketters [ghelijck sy de Hollanders houden] niet ghehouden zijn.Ga naar eindnoot35 Dan wijst zij de auteur op het gevaar dat Frankrijk, als machtig buurland, zal vormen voor de Republiek vanwege het grote aantal katholieken binnen de landsgrenzen die een beroep kunnen doen op de hulp van de Franse koning. Terloops herinnert zij nog even aan de ‘harangue’ van d'Avaux en de felle reactie daarop van de Staten-Generaal; zij is er van overtuigd dat Frankrijk terwille van de alliantie met de Nederlanders stilzwijgend heeft berust in de afwijzende reacties van de Staten-Generaal, maar soo haest als het Hollandts raeckende, ende contingente naghebuer is, ende het Hollandts vriendtschap teghen Spangjen niet meer van doen heeft, ghelooft dat Vranckrijck niet alleen met dusdanighe recommandatien, maer met stercke comminatien tot voorstandt der Papisten sal voor den dagh komen. Hy sal u dan wel keetelenGa naar eindnoot36 Aan het einde van de tocht door de onderwereld concludeert Sybille dat het in het belang van de Republiek is om vrede met Spanje te sluiten, ongeacht de alliantie met Frankrijk. Zij hoopt dat men eenparig tot vrede zal besluiten en dat daarbij niet ghelet [zal] worden op de dissuasie van een Paeps Cardinael [Mazarin, H.D.], die Vriendt wil zijn van de selve Provintien, ende nochtans volghens zijn Eedt ende Professie, de selve, die hij voor Ketters houdt, moet te vuyr ende te swaerde vyandt zijn ende vervolghen; ghelijck op de Parijssche Bruyloft, ende ontallijcke Massacren in Vranckrijck is ghebleecken.Ga naar eindnoot37 De argumentatie is duidelijk: Frankrijk als machtige buurman van de Republiek zal ongetwijfeld sterke druk uitoefenen ten gunste van de katholieken en dit zal gaan ten koste van de gereformeerde religie. Daarom is het beter nu vre- | |
[pagina 328]
| |
de met de Spanjaarden te sluiten, want dan blijft er een bufferstaat liggen tussen de Verenigde Provincieën en Frankrijk. De Fransen, als katholieken, behoeven zich niet aan beloften tegenover ‘ketters’ te houden, zoals het voorbeeld van de Parijse bruiloft aantoont. Dezelfde argumentatie treft men aan in een reeks pamfletten uit 1646.Ga naar eindnoot38 Ook in het jaar 1647 gaat de stroom anti-Franse ‘blaeue boecxskens’ door. Een van de felste is wel Den on-geveynsden Nederlantschen PatriotGa naar eindnoot39, een pamflet in de vorm van een dialoog tussen een Nederlander en een ‘Argh-listigen geveynsden’ Fransman. Als deze laatste meent te moeten opmerken dat Frankrijk over zulke voortreffelijke wetten beschikt, smaalt de Nederlander sarcastisch: Maer vvaerom syn doch de Wetten in Vranckrijck soo goet? om datse soo kunstigh den grooten Admirael van 't Rijck, Grootevader van sijn Hoogheydt [Frederik Hendrik, H.D.], ende duysenden meer van de Religie hebben in 't Net getogen ende vermoort? Of om datse soo menighmael de Vredens Edicten met die vande Religie gebroocken hebben? Of om datse die van de Religie alle haer Plaetsen van Asseurance hebben benomen, of gedemanteleert?Ga naar eindnoot40 De voortdurende stroom van pamfletten tegen Frankrijk bracht de Fransen er toe zelf een pamflet uit te geven waarin zij proberen een aantal argumenten van de tegenpartij te weerleggen of te relativeren. In 1647 lieten zij een Lettre, escrite par vn Gentilhomme Francoys [...] a vn amy HollandoisGa naar eindnoot41 verschijnen, waarschijnlijk van de hand van Servien. De auteur begint met op te merken dat hij het nieuws uit de Republiek slechts verneemt ‘par les Gazettes & les petits livres bleus, comme on les y nomme’Ga naar eindnoot42. Hij wil deze gelegenheid gebruiken om een aantal zaken waar voortdurend over wordt geschreven, nu eens precies uit de doeken te doen, zodat de lezer een beter inzicht krijgt en tot een rechtvaardig oordeel kan komen. In zijn betoog komt hij onvermijdelijk op het gebeuren van 1572: On nous reproche es escrits publicqs les massacres de la St. Barthelemi, & un IesuiteEspagnol travesti en SibylleHollandoise nous en a fait vn grand plat: j'aduoue que cest une tâche a nostre Nation: Mais si ceux qui firent le mal estoient Francois aussi l'estoient ceux qui le souffrirent pour la veritéGa naar eindnoot43. De auteur wil dus wel toegeven dat het gebeuren een schandvlek is voor zijn land, maar hij voegt er onmiddellijk iets aan toe, namelijk dat men niet uit het oog moet verliezen dat zowel daders als slachtoffers Fransen waren. Met andere woorden niet alle Fransen zijn slecht. Impliciet kan men er ook een geruststelling in lezen, immers men richtte geen bloedbad aan onder ‘ketters’ in een buurland; Nederlandse calvinisten hebben niets te vrezen van Frankrijk. Op deze wijze gaat het pamflet door met het relativeren van allerlei aantijgingen tegen Frankrijk. Er blijkt duidelijk uit dat de Fransen volledig zijn geïnformeerd over alles wat zich in de Republiek afspeelt. Het gehele voorjaar van het vredesjaar 1648 wordt de pamflettenoorlog voortgezet waarbij de polemiek steeds heviger wordt. Met Des Druckers BelydenisseGa naar eindnoot44 deed Servien, kort voor de ratificatie van het vredesverdragGa naar eindnoot45, nog een laatste krachtige poging om Frankrijk te rechtvaardigen en de leiders van de vredespartij verdacht te maken. Opnieuw probeert men de gebeurtenissen van 1572 te relativeren. De auteur zegt dat de tegenstanders van Frankrijk weder opgheklommen [zijn] tot 't geene men dede inden jaere 1572. Op den droevigen dagh | |
[pagina 329]
| |
van S. Bartholomeus. Waer van ick [de schrijver, H.D.] u niet soude konnen segghen 't geen de Historien van dien tyt, daer van spreecken. Want sy komen alle met malkander niet overeen, van de oorsaecken van dat besluydt. Sommighe schrijven het toe, aen het voornemen 't welck den Admirael met sijne complicen hadde: tegen de persoon van den Koninck, en zynen Staet.Ga naar eindnoot46 Anderen zijn van mening dat die zogenaamde muiterij maar een dekmantel was, maar dat de eigenlijke oorzaak was gelegen in ‘den grooten haet dewelck was tusschen de Familien van Guise en Coligny. En dat het hooft vande eerste, [...] macht ghenoegh ghehadt hadde int hof; om van zyne bijsondere oneenicheyt eene openbaere te maecken.’Ga naar eindnoot47 In elk geval, zo het besluit dan al van ‘onvoorsichticheyt’ getuigde, de daad is intussen wel uitgewist door het bloed van de vele Fransen, zowel katholieken als Hugenoten, die nadien in de strijd zijn gevallen. Bovendien weet iedereen dat de authoriteyt vanden Koninck terstont gebruyckt wierde: om de quade gevolgen te beletten, die dese nijdicheden en wraecken, souden moghen ghehadt hebben. 't Welck betoont datmen niet behoort qualijck te spreecken van de gantsche Natie: wiens meeste deel gheen schult hadde aen dese uytkomst. [...] in allen ghevalle: dat een Lichaem niet min ghesont en machtigh is; 't welck door een heftige sieckte aengetast geweest is, die door syne gesontheyt, geholpen zynde door kracht der medicamenten overwonnen is.Ga naar eindnoot48 Het viel te verwachten dat vooral deze laatste opmerking de tegenstanders in het verkeerde keelgat zou schieten en scherp op de korrel zou worden genomen. Dit zou dan ook gebeuren in De Penitentie Gegeven aen den Franschen DruckerGa naar eindnoot49, een uitvoerige, maar vooral heftige weerlegging van Des Druckers Belydenisse. De schrijver van de Penitentie gaat in op het Franse verwijt dat het een blinde passie is, om de Regeeringh van Vranckrijck leelijck uyt te roepen, op geklommen te hebben tot 'tgeen gepasseert is inde Moort van S. Bartholomeus.Ga naar eindnoot50 Dat men in de Republiek voortdurend op de proppen komt met de Parijse gebeurtenissen van 1572 is om te wederlegghen 'tgheen ghy opghehaelt hebt vande wreetheyt van Duc d'Alve, ende om t'ontdecken 'tmom-aensicht dat ghy voor dese Fransche Vleesch-Banck hanght, daermede ghy deselve noch af-grijsselijcker maeckt: soo behendich sijt ghy, om u selven tegen te stooten.Ga naar eindnoot51 Het Franse argument dat de zaak inmiddels wel is uitgewist door de dood van duizenden Fransen van beide partijen die in de godsdienstoorlogen gevallen zijn, wordt ook aangevallen: Het is daer in dat de gruwelijckheydt ende onspreeckelijcke grootheydt van dit stuck bestaet, als oock den uytersten haet diemen heeft tegen onse ellendighe Broeders [de Hugenoten, H.D.], om dewelcke tot de Wortel toe uyt te roeyen, men een deel van 't Coninghrijck tot een Slach-offer op-droech.Ga naar eindnoot52 Helemaal sarcastisch wordt de schrijver als hij toekomt aan de Franse redenering dat het lichaam ziek was, maar door de kracht van de geneesmiddelen weer gezond is geworden: | |
[pagina 330]
| |
Wij hebben geen ander remedie sien gebruycken, als d'Ader te openen aen de geen die gesont waren, soo langh, tot dat het haer werkingh dede, door al de gedeelten van 't Lichaem. Een doodelijck kelen, noemt ghy al spottende, een heftige sieckte, die de goede gesteltenis van soo veel duysende Menschen alsser mede bevangen sijn gheweest; niet alleenlijck heeft ontstelt, maer t'eenemael bedorven. Het is swaer te gelooven 'tgeen ghy ons wilt wijs maken, dat een Lichaem, daermen veel Lidmaten van gesneden heeft, soo gesont ende kloeck soude sijn, als het te vooren was.Ga naar eindnoot53 Ook de Nederlantsche Absolutie Op de Fransche BelydenisGa naar eindnoot54, een waardiger weerlegging van Des Druckers Belydenisse, toegeschreven aan Adriaan Pauw zelf, gaat in op de Franse relativering van de gebeurtenissen van de Bartholomeusnacht. De schrijver vindt het onbeschaamd dat de ‘Drucker’ de oorzaak van het massaker ‘eerst toeschrijft den Admirael ende syne Complicen, als of die iets voor hadden tegen de Persoon van den Coninck ende syne Staet:’Ga naar eindnoot55. Zij die daartegen inbrengen dat de leiders van de Hugenoten, Hendrik van Navarre [de latere koning Hendrik IV, H.D.] en de Admiraal de Coligny met hun aanhang binnen de hoofdstad ver in de minderheid waren ten opzichte van de troepen van de koning en de bewapende aanhang van de Hertog de Guise [de leider van de katholieke Ligue, H.D.], die sullen in den hoochsten graet verwondert zijn dat de Cardinael [Mazarin, H.D.] door dese Drucker noch derf gelijck als pissen op den as van so veel arme, naecte, slapende, onnosele, ende weerlosen Hugenoten die aldaer vermoort wierden.Ga naar eindnoot56 Ook het Franse argument dat de oorzaak van het gebeuren gelegen kan hebben in de haat die er bestond tussen de families De Guise en De Coligny, deugt niet: Sal een vande grootste Coninghen van de Werelt sine causae cognitione, nae een besworene Vrede ende Amnestie syn Eedt breecken, syn eere bevlecken ende syne conscientie ghewelt aen doen, soo veel onnoosele menschen laten ombrengen, alleen om een Hartogh van Guyse te behagen? ende om de groote Admirael ende soo veel duysenden omdat sy van de Gereformeerde Religie waren, om te brengen?Ga naar eindnoot57 Als de vrede tussen Spanje en de Republiek geratificeerd is, stopt de stroom pamfletten. Zij hebben hun werk gedaan. Uit het behandelde pamflettenmateriaal is duidelijk gebleken welke actualiteit de gebeurtenissen van de Bartholomeusnacht in deze jaren hebben gehad. De Parijse bruiloft functioneerde als bewijs van Frans verraad en Franse onbetrouwbaarheid tegenover calvinisten. Koste wat het koste moesten de calvinisten doordrongen worden van het feit dat hun van de kant van Frankrijk groter gevaar dreigde dan van de kant van Spanje. Deze politiek-religieuze kontekst plaatst in elk geval de verschijning van Lambert van den Bosch' Carel de Negende in een nieuw licht.
De Lambert van den Bosch die in 1645 zijn Carel de Negende publiceert, is een overtuigd calvinist die de polemiek met andersdenkenden niet zal schuwen en bovendien fel anti-katholiek is.Ga naar eindnoot58 Daar hij in Amsterdam woont, is het niet onwaarschijnlijk dat hij goed op de hoogte is van de denkbeelden die bij de vredespartij leven ten aanzien van Frankrijk; de standpunten van de oorlogspartij kent hij ongetwijfeld vanuit zijn eigen kring. Voor ons is de vraag van belang of hij met zijn stuk partij kiest voor een van beide standpunten. Aangezien de auteur niet in een ‘Berecht’ of ‘Aen den Leser’ verantwoording aflegt van zijn bedoelingen, moeten we deze uit de tekst zelf afleiden. Om meer zicht te krijgen | |
[pagina 331]
| |
op welke actualiteit het stuk inspeelt en op welk publiek het is gericht, stel ik de volgende vragen: 1. Wie is primair schuldig aan het bloedbad? 2. Wat is het doel van de slachtpartij? 3. Welk soort argumenten wordt gebruikt om de zaak te sanctioneren? Wie is de schuldige aan het bloedbad? In de eerste scène van het eerste bedrijfGa naar eindnoot59 zijn de koning, de koningin-moeder en Anjou bijeen. De koning neemt het woord: Geen vrees Mevrouw? het spel is al te wel begonnen,
Haer list en sal sich voor mijn loosheyt hoeden konnen,
Sy sijn in mijn gewelt, ick hebse in mijn macht,
De rechte uur wort maar alleenigh uytgewacht:
'k Sweer by de Kroon en Staf, daer Vranckrijck voor moet duchten,
Geen van haer allen sal mijn strenge hant ontvluchten,
Of sich verbergen voor mijn toorn en grimmigheyt
Of myden konnen dese laegen hen geleyt:Ga naar eindnoot60
Op het moment dat het stuk begint, is de beslissing al gevallen. De koning voert het woord, hij stelt zijn moeder gerust, de zaak loopt op rolletjes, er zal niets mis gaan. Hij heeft de Hugenoten in zijn macht, als het moment daar is zullen zij vernietigd worden. De koning draagt de volle verantwoordelijkheid voor het gebeuren vanaf het eerste moment, hij neemt de beslissingen, hij trekt aan alle touwtjes. Dit zal zo blijven in het hele stuk. Hij kent wel zijn momenten van weifeling, maar deze beletten hem niet op het juiste moment besluiten te nemen. In zijn directe omgeving wordt hij gesteund door de ‘oude Coninginne [de koningin-moeder Catharina de Medici, H.D.] en de ‘Hartogh van Anjou’, maar deze spelen geen overheersende rol. Als in het tweede bedrijf de admiraal is gewond bij een moordaanslag, is de koning woedend omdat hij vreest dat hierdoor zijn plannen zullen worden doorkruist. Hevig vaart hij uit tegen de hertog De Guise, deze verwijtend dat hij te vroeg heeft gehandeld, waardoor de zaak dreigt mis te lopen. Persoonlijk ontvouwt de koning hem dan de plannen: Nu isset tijt, om al, die ons verveelden oyt,
Te maken met een slagh verbijstert en verstroyt,
Ja in een ogenblick geweldigh te vernielen,
Die immer dienden tot verdriet van onse zielen,Ga naar eindnoot61
Als in het vierde bedrijf de admiraal de Coligny in een droomvisioen wordt toegesproken door de aartsengel Gabriël en deze hem zijn dood voorzegt, voegt hij daar aan toe: Niet lange meer en sal den Konink hard en wreet,
d'Onnosele Gemeent vervolgen, en met leet
Bedroeven: maer wel haest verlaten 't boose leeven,
Om voor den Richterstoel eens rekening te geven,Ga naar eindnoot62
De boodschap is duidelijk: ook voor God is de koning de schuldige aan het massaker, voor Hem zal hij verantwoording af moeten leggen. Ook het koor van het vierde bedrijf spreekt het schuldig uit over Carel. Hij wordt op één lijn gesteld met Nero en Herodes, prototypes van tyrannen in de geschiedenis van de christenheid: | |
[pagina 332]
| |
Soo even hy die prachtich slaet,
Den gulden mantel omme,
Beseyt met Lely-blommen,
En pronckt met 'tKonincklijck cieraet;
Schept lust in moort en overlast,
En in de droeve traenen,
Van sijne onderdaenen,
En dooden op een hoop getast,Ga naar eindnoot63
De konklusie uit het voorgaande is niet moeilijk: Van den Bosch legt in zijn stuk de volle verantwoordelijkheid voor het gebeuren bij de koning. De hoogste gezagsdrager in Frankrijk is schuldig aan de slachtpartij, hij heeft het gewild en laten uitvoeren. Over het doel van het massaker kan weinig twijfel bestaan. Als in het derde bedrijf opening van zaken wordt gegeven aan ‘Heeren’ en ‘Raden’, begint Anjou de uiteenzettingen aldus: De Hemel moede dus met oorloch te verslinden
Dit edel bloeyent Rijk, heeft ons een sachter pat
Geopent, om het swaert met Burgersbloet bespat,
Eens af te spoelen, met dat van de Huygenoten
Uyt welcken [als gy weet] den onrust is gesproten,
En die ons terchden staech met sulk een overmoet,
Tot wraek als met een slach te helpen onder voet,
[...]
Des ist beslooten haer al t'samen te vermoorde,
De nacht aenstaendeGa naar eindnoot64
We kunnen Anjou niet van onduidelijkheid betichten. De Hugenoten, de oorzaak van alle ellende en burgeroorlogen in het land, zullen in één slag vernietigd worden. De bruiloft heeft de gelegenheid geschapen, de Hugenoten zijn nu vol vertrouwen in de koning en hebben hun achterdocht laten varen. Als in de loop van het vierde bedrijf duidelijk is geworden dat de toeleg niet helemaal gelukt is en dat een deel van de Hugenoten is ontkomen, zegt de koning tegen de koninginGa naar eindnoot65 dat hij vreest Dat gespuys de loose Hugenooten,
Niet heel vernieticht sou weer komen op te stooten,
Haer hoorens tegens my, ick wil van dat gevaer
Mijn self verlossen.Ga naar eindnoot66
De Hugenoten moeten koste wat het koste uitgeroeid worden omdat de koning in hen een gevaar ziet voor zijn troon. In de discussie in het vijfde bedrijf tussen Carel en Navarre en Conde, geeft de koning ook zijn argumenten voor de vernietiging: 'k Wil niet dat meer als eene Gods-dienst in mijn rijk
Gevolcht sal sijn, niet meer als een en salder bloeyen;
En alde andren sal ick trachten uyt te roeyen,
Tot aen de wortel toe. op dat niet weer het saet,
En valle inde gront en weder op en staet,
En weer sijn blaederen en kome uyt te spreyden,
En dus mijn koninckrijck bestae van een te scheyden.Ga naar eindnoot67
| |
[pagina 333]
| |
De uitroeiing van de Hugenoten is noodzakelijk omdat de koning slechts één religie in zijn rijk wil. Meer dan één religie leidt tot tweedracht en burgeroorlog. Duidelijk is dat al mogen de argumenten verschillen, het doel hetzelfde blijft: de totale likwidatie van de Franse calvinisten. Keer op keer wordt dat door Van den Bosch in zijn stuk benadrukt. Blijft over de vraag naar het soort argumenten dat in het stuk wordt gebruikt om de bloedbruiloft te sanctioneren. In het eerste bedrijf zegt de koninginmoeder tegen haar zoon: Oock weet ghy wel dat ghy aen ketteren u trouwe
Wel kont [indien ghy wilt:] maer niet en sijt gehouwe,
Te waeren met der daet;Ga naar eindnoot68
De katholieke koning is niet verplicht zijn woord tegenover ‘ketters’ te houden. Een argument dat straks ook veel in de pamfletten zal worden gebruikt: de Franse koning is niet gebonden aan verdragen met ‘ketterse’ Nederlanders. In de grote beraadslaging in het derde bedrijf zegt Anjou: Soo wort verdelcht het boos en rasende gevoelen
Der Ketteren, dat haer dus kiblen doet en woelen,
Soo doet men dienst aen Godt, en Kerk die gy gelooft,
En d'overheylicheyt van 't Roomsch gekroonde hooft,Ga naar eindnoot69
Door het uitroeien van ‘ketters’ dient men God, de katholieke kerk en de paus. Als Anjou uitgesproken is, memoreert de koningin-moeder hoe oudtijds in Israël de Baälspriesters werden omgebracht door de koning en zijn soldaten, hoe de Spaanse koning in de Nederlanden de ‘ketters’ verdelgt en hoe hij in de ‘nieuwe Werelt’ bloedig optrad tegen de afgoderij om de bewoners de ‘ware Godts dienst haer in 't rouwe hart te planten’, want Het geen de yver doet omt geestelijk genott,
Al is het bloedich, 't is een Offer vier voor Godt,Ga naar eindnoot70
Met andere woorden wat men ook doet, als het is ter wille van de ‘ware godsdienst’ is het een legale zaak. Dit wordt ook min of meer bevestigd door de ‘President’ van de raad: U onbepaalde macht geeft u des vol verlof,
En Gods dienst wischt de blaam van uwe Kroone of,Ga naar eindnoot71
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de koning zich volkomen zeker voelt van zijn taak, immers hij is er van overtuigd dat hij een Gode welgevallig werk uitvoert. Als in het vijfde bedrijf Navarre en Conde weigeren hun geloof te verzaken en de koning erop wijzen dat hij, hoewel zeer machtig, niet in staat zal zijn de Hugenoten uit te roeien, zegt Carel vol overtuiging: Het quaet verkeert gevoelen,
Der ketteren den Godt des Hemels wederstaet,Ga naar eindnoot72
Het is duidelijk dat Van den Bosch in zijn stuk de volle nadruk laat vallen op argumenten van religieuze aard die het gebeuren moeten sanctioneren. Het zijn de argumenten die men de katholieken, de kerk en de paus toeschreef en die sinds | |
[pagina 334]
| |
het begin van de Reformatie steeds weer werden herhaald op de preekstoel van de protestanten. Overzien we nu hoe nadrukkelijk de koning als de schuldige aan de bloedbruiloft wordt gepresenteerd, dat het in het stuk primair om de uitroeiing van de calvinistische Hugenoten gaat en dat deze ‘Endlösung’ bij uitstek wordt gesanctioneerd met religieuze argumenten uit katholieke koker, dan is het antwoord op de vraag naar de bedoelingen van Lambert van den Bosch met zijn stuk niet moeilijk meer. Hij kiest met zijn drama nadrukkelijk voor het standpunt van de vredespartij dat het machtige Frankrijk hèt grote gevaar vormt voor de Republiek. Knippenberg betoogt dat Van den Bosch met zijn stuk vooral propaganda wil maken voor de hervormde leerGa naar eindnoot73, een opvatting die ik meen te moeten afwijzen. Knippenberg heeft niet gezien in welke politieke kontekst het stuk is geschreven. Ik ben ervan overtuigd dat Van den Bosch er met zijn stuk met de grootste ernst op wil wijzen dat de Franse koning de doodsvijand is en blijft van calvinisten. Hij wil laten zien dat alle argumenten die de Franse koning en zijn naaste omgeving in 1572 aanvoeren om hun misdaden te sanctioneren, anno 1645 nog evenzeer gelden voor ‘Zijne Allerchristelijkste Majesteit’. Daarom moeten de calvinisten, die per traditie de oorlogspartij steunen wegens hun theologische visie op de oorlog met Spanje, nu de vredesonderhandelingen in Munster voor de deur staan, kiezen voor het standpunt van de vredespartij. Juist de calvinisten hebben een bijzonder belang bij de vrede. Als er nu een vredesverdrag kan worden gesloten tussen Spanje en de Republiek, blijven de Zuidelijke Nederlanden in Spaans bezit en kunnen dan fungeren als een buffer tussen Frankrijk en de Verenigde Provincieën, zodat de Nederlanders zich de Fransen gemakkelijk van het lijf kunnen houden. Vanuit deze visie werpt Van den Bosch zich in de polemiek tussen voor- en tegenstanders van vrede en het opmerkelijke is dat hij dat al in zo'n vroeg stadium doet. Uit mijn betoog is duidelijk geworden welk publiek Van den Bosch met zijn stuk wil bereiken, namelijk de calvinisten. Vandaar de nadruk die in het stuk wordt gelegd op de religieuze argumenten om de bloedbruiloft te sanctioneren. De religieuze argumentatie die Van den Bosch het Franse hof laat gebruiken ten opzichte van ‘ketters’, is voor de calvinisten herkenbaar, in hun visie wordt er namelijk op deze wijze in rooms-katholieke politieke kringen over de oplossing van het vraagstuk der protestanten gesproken. Deze gerichtheid van het stuk op de calvinisten zou ook kunnen verklaren waarom er geen spoor te vinden is van enige opvoering van het stuk. Dit is nooit bedoeld geweest om opgevoerd te worden, want calvinisten plegen de schouwburg niet te bezoeken. Men zal het stuk voornamelijk hebben gelezen; de werking ervan hoeft niet minder te zijn geweest. Iedere calvinist met politiek bewustzijn zal heel goed hebben begrepen welke boodschap Lambert van den Bosch hem voorhield. |
|