Spektator. Jaargang 8
(1978-1979)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ondeugd beloond. Verteltechnische aspecten van de briefroman Zephire (1788)Ga naar eindnoot*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Korte weergave van de inhoudAlvorens in te gaan op de verteltechnische aspecten, is het zinvol een korte schets te geven van de inhoud van Zephire. Het verhaal, dat door de zes correspondenten die tezamen de ‘epistolaire circuits’Ga naar eindnoot4 vormen, in 41 brieven verteld wordt, verloopt als volgt. Het weeskind Zephire wordt opgevoed door graaf De Rosan, een oom van moederszijde. Zephire is verliefd op George Fierfax. Tot een huwelijk met hem lijkt het echter nooit te kunnen komen, omdat De Rosan George's antecedenten te duister acht en hem derhalve geen geschikte huwelijkskandidaat vindt voor zijn adellijke nicht. De controverse die daarover ontstaat tussen Zephire en haar oom, loopt zo hoog op, dat Zephire en George besluiten samen te vluchten. Caliste, Zephire's vroegere kinderjuffrouw en thans haar hartsvriendin, is de enige die van het schuiladres op de hoogte is. Ze schrijft Zephire over De Rosan's woede en raadt de gevluchten aan terug te komen om verschrikkelijke gevolgen te voorkomen. Zephire schrijft echter dat van een terugkeer geen sprake kan zijn, omdat ze inmiddels met George een officieus huwelijk heeft gesloten en een kind van hem verwacht. Hun relatie moet dus alleszins als definitief worden beschouwd. Ongelukkigerwijs komt deze brief ten huize van Caliste in handen van De Rosan. Caliste slaat alarm, maar haar waarschuwingen komen te laat. George wordt naar de kerker gevoerd, maar Zephire weet nog te ontkomen. Na enige omzwervingen vindt ze onderdak bij boerenmensen. Daar komt al snel een kennis van Caliste haar gezelschap houden. In deze Bassyn, arts, weduwnaar, kinderloos en reeds op leeftijd, vindt Zephire een ‘vaderlijke vriend’. De Rosan stelt Zephire voor om samen met haar kind op één van zijn landgoederen te gaan wonen. Echter op één voorwaarde: George moet verdwijnen volgens de elegante | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oplossing van een vertrek naar de koloniën, waar De Rosan hem aan een goede betrekking zal helpen. Zephire wijst dit voorstel hoogst verontwaardigd van de hand. Haar situatie is inmiddels uitzichtloos. Om haar afleiding te verschaffen neemt Bassyn haar geregeld mee uit wandelen. Tussen George en Caliste is een vertrouwensband gegroeid dankzij de talrijke bezoeken van Caliste aan de kerker. George slaat zich moedig door de zorgen heen. Hij trekt silhouetten, schrijft gedichten en houdt zich bezig met de poëzie van een in de gevangenis overledene. Behalve deze bezigheden schrijft hij brieven aan Zephire, door Caliste voor hem verzonden. Van de gesprekken die Caliste met George voert, brengt ze schriftelijk verslag uit aan Zephire. Ze heeft haar mening over George moeten herzien; dacht ze aanvankelijk dat hij een lichtzinnig verleider was, thans is ze er van overtuigd dat hij een goed en gevoelig mens is. George heeft om hulp van zijn broer William verzocht. Deze antwoordt dat hij onmiddellijk komen zal. Onderweg ontmoet William De Rosan en herkent in hem een oude vriend. Ze besluiten gezamenlijk naar De Rosan's woonplaats te reizen. Daar aangekomen wordt De Rosan door William en Caliste overreed een gesprek te voeren met George opdat deze zijn motieven en verdediging naar voren kan brengen. George legt uit dat deze netelige situatie een gevolg is van een voorval dat jaren geleden plaatsvond. Hij stamt uit een aanzienlijk oud-adellijk Engels geslacht en niets stond een onbekommerd leven in de weg tot een reeks verschrikkingen over de familie kwam, doordat George in een duel de aanrander van zijn zuster dodelijk verwondde. De - eveneens adellijke - familie van de aanrander diende een aanklacht in, met als gevolg dat George's vader gearresteerd werd. Na korte tijd overleed deze in de kerkers, terwijl George, William en hun zuster Fanny zich door een gehaaste vlucht naar Frankrijk in veiligheid konden stellen. William trad in dienst van het leger van de Franse koning, zuster Fanny stierf reeds spoedig van verdriet om het voorgevallene en George raakte verliefd op Zephire. Op een vraag van De Rosan waarom hij dit niet veel eerder verteld heeft, antwoordt George dat hij Zephire niet met zijn zorgen heeft willen belasten. En bovendien acht hij afkomst niet van wezenlijk belang: een goede inborst is immers al wat telt. De Rosan is overtuigd. Hij zal de koning om invrijheidstelling van George verzoeken. Zephire kan nu haar schuilplaats verlaten. William en Caliste zullen haar halen, want Bassyn moet onverwacht op doorreis naar Spa om een baron bij diens kuur te adviseren. Als Zephire thuiskomt is George op vrije voeten en bovendien door de Franse koning aangesteld als kapitein van zijn garde. Eén probleem is er slechts dat Zephire kwelt: in Engeland loopt nog altijd een proces tegen George. Als echter twee Engelse gezanten komen berichten dat George in het gelijk is gesteld, is ook dat probleem opgelost en zijn George en zijn adellijke familie in hun eer hersteld. Eindelijk kan een officieel huwelijk plaatsvinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De brieven en hun echtheidGa naar eindnoot5Wie zich een beeld tracht te vormen van de wijze waarop in Zephire de brieven aan de (buitenfictionele) lezer gepresenteerd worden, komt enige malen voor een verrassing te staanGa naar eindnoot6. Een eerste blik op de brieven leert, dat deze, zoals te verwachten valt, niet in handschrift weergegeven zijn. Vervolgens blijkt dat boven de brieven een volgnummer, gevolgd door de namen van adressant en adressaat staat. Van datum, plaats en jaar wordt geen opgave gedaan. Een aanhef bevat behalve brief 25 geen der brieven, een ondertekening treft men daarentegen in alle gevallen aan. Wie zich vervolgens de moeite getroost een aantal brieven door te lezen, zal opmerken dat de corres- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pondenten nauwelijks aandacht besteden aan een structurering van hun brieven, bijvoorbeeld door middel van begin- en slotformuleringen. Wel treft men herhaaldelijk een geforceerd eind aan: men heeft bijvoorbeeld nog andere brieven te schrijven, of de postkoets is in aantocht. Het is eveneens opmerkelijk dat geen der correspondenten een eigen stijl heeft die hem of haar karakteriseert. Allen uiten zich in eenzelfde soort (gemeenzame) stijl. De verschillen die desondanks waarneembaar zijn, vloeien voort uit een gemoedsstemming en zijn eerder toonverschillen dan stijlverschillen: de woedende De Rosan schrijft kortaf, de geëxalteerde Zephire produceert onafgemaakte zinnen. Dit beeld, dat in weinig doet denken aan echte brieven, wijzigt zich echter in belangrijke mate als men de blik richt op de vertelsituatie van de correspondenten, die er dan wel degelijk één blijkt te zijn van briefschrijvers. Niet alleen vertellen zij uitsluitend per brief, ook zijn ze herhaaldelijk in de weer met papier, pen en zegellak. Ook sluit men wel brieven in bij andere, of maakt men afschriften van brieven. Onder sommige brieven treft men een PS aan, terwijl Zephire nu en dan een traantje plengt op een speciaal daartoe bestemd stukje wit op de regel. Een ander punt, waaruit men kan opmaken dat men niet slechts in abstracto met brieven en correspondenten te maken heeft, is het distributiegebeuren, waaraan een buitengewone aandacht besteed is. De brieven die Zephire en Caliste aanvankelijk wisselen worden afzonderlijk verstuurd. Wanneer George eenmaal opgepakt en ingesloten is, blijkt het veiliger de brieven van Zephire via een tussenpersoon te laten lopen: predikant Leonards (van wie men vervolgens niets meer hoort of merkt). Tevens kan men uit het verhaal opmaken hoe de brieven per pakket verzonden worden tussen de verschillende plaatsen en is men op de hoogte van Caliste's distributie-activiteiten. Samenvattend kan men zeggen dat het correspondentiecircuit steeds sterk benadrukt wordt. Ondanks het feit dat de uiterlijke aspecten van de brief nauwelijks verbaal zijn uitgewerkt in deze roman en de correspondenten geen eigen stijl hebben, weten toch de vertelsituatie van de correspondenten en de sluitendheid van het correspondentiecircuit de schijn te wekken dat we met echte brieven te maken hebben. Deze werkelijkheidsillusie wordt echter geenszins onderstreept door een voor de briefroman haast klassieke manuscriptfictie: Zephire wordt, met andere woorden, niet gepresenteerd als een door een editeur bijeengegaarde, eventueel bewerkte, verzameling echte brieven. De titelpagina reeds vermeldt de naam van J.E. de Witte jr. Dat De Witte niet de editeur is, zoals men zou kunnen menen, maar de auteur, blijkt vervolgens heel duidelijk uit het voorwoord van de roman. De Witte proclameert daarin zijn auteurschap door zonder omhaal te stellen dat in de navolgende pagina's alles van zijn hand is, tenzij anders vermeld. Nadat hij zich heeft opgeworpen als auteur, wijst De Witte er zijn lezers nog eens extra op dat ze slechts een verhaaltje zullen lezen door bij zijn benadrukking van de morele plichten van de lezer op te merken ‘(...) dat gy een christen zyt - dat gy eene verzierde historie hebt geleezen - en dat gy geen recht hebt, om uwe dagen droefgeestig weg te kwijnen, of het ongevondene op de aarde vinden zult (...)’ (p. XI) Auteur De Witte neemt echter nu en dan editoriale gewoonten aan. Zo plaatst hij twee keer een voetnoot (bij brief 12 en 38) met de bedoeling zijn lezers iets te verduidelijken en plaatst hij bij brief 20 de opmerking dat Zephire de vorige brief van Caliste nog niet ontvangen heeft. Indien een editeur dergelijke handelingen verricht, verstoort hij de authenticiteitsfictie niet; zijn meerdere kennis is namelijk gebaseerd op hetzij kennis van de gehele correspondentie, hetzij kennis van de omstandigheden waarin de brieven geschreven werden. Daardoor neemt hij geen afstand van de fictie. Dit is wel het effect dat De Witte teweeg brengt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met zijn voetnoten. Door zijn auteurschap zo duidelijk te proclameren, benadrukt hij door het plaatsen van voetnoten dat het niet om een waar gebeurde geschiedenis gaat, maar om een verzinsel. Als hij dan ook nog in de noot bij brief 38 met zoveel woorden zegt dat de akten waarvan in deze brief gesproken wordt gefingeerd zijn, onder verwijzing naar het feit dat men nu eenmaal een roman leest, dan is de zaak overduidelijk. Samenvattend: men ziet dat men Zephire met alle recht een briefroman kan noemen: er is sprake van correspondenten die in uitdrukkelijk aan bepààlde personen gerichte brieven gezamenlijk een verhaal vertellenGa naar eindnoot7. De werkelijkheidsillusie echter, zo duidelijk tot uitdrukking komend in de maniscriptfictie en in het werkzaam-zijn van een editeur, is komen te vervallen. Er is sprake van een gemanifesteerd auteurschap dat hier en daar nog rudimenten vertoont van het editeurschap. Wellicht valt hier te denken aan de verzadiging van een procédé dat zijn oorsprong vond in de dringende behoefte van de roman om zo authentiek mogelijk te lijken. Dat deze authenticiteitsillusie aanvankelijk beslist geen zinloos grapje was dat door iedere lezer onmiddellijk werd doorzien, kan men leren uit de lotgevallen van de kleine briefroman Les Lettres Portugaises (1669) van GuilleraguesGa naar eindnoot8. De door Guilleragues konsekwent volgehouden manuscriptfictie had tot gevolg dat men tot in deze eeuw gedacht heeft dat het ging om oorspronkelijk Portugese, in het Frans vertaalde liefdesbrieven van een Portugese non aan haar Franse minnaar! Deze veranderde houding ten opzichte van de authenticiteitsillusie is behalve in Zephire o.a. merkbaar in Wolff/Deken's briefroman Sara Burgerhart (1782). Wordt op het titelblad nog authenticiteit gesuggereerd met de termen ‘historie’ en ‘uitgeven’, in het voorwoord blijkt heel duidelijk dat het om fictie en auteurs gaat. Wolff en Deken presenteren hun lezers: ‘Een Roman, die berekent is voor den Meridiaan des Huisselyken levens. Wy schilderen u Nederlandsche karakters; menschen, die men in ons Vaderland werkelyk vindt.’ (p. VII)Ga naar eindnoot9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De correspondentenEen concrete voorstelling van de wijze waarop de hiervoor samengevatte intrigue verteld wordt, verkrijgt men door na te gaan hoe de correspondentieverhoudingen geschapen worden en vervolgens evolueren. Schematisch weergegeven:Ad I: George en Zephire zijn gevlucht naar een plaats die niet met name genoemd wordt en die hier door mij als B wordt aangeduid. Caliste en De Rosan verblijven in hun door mij als A aangeduide woonplaats. De door de vlucht ontstane geografische gescheidenheid, maakt correspondentie tot het noodzakelijke communicatiemiddel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad II: George bevindt zich in de kerker te A. Zephire is gevlucht naar een plaats die door mij wordt aangeduid als C. De geografische gescheidenheid tussen Zephire en George brengt een natuurlijke intensivering van de correspondentie met zich mee. Tevens, omdat Zephire in de gevangenneming van George aanleiding vindt te schrijven aan De Rosan, van wie zij aanvankelijk verlost dacht te zijn. Ad III: De laatste belangrijke wijziging in de correspondentie-verhoudingen. Bassyn vertrekt naar C. De geografische gescheidenheid tussen Caliste te A en Bassyn te C maakt correspondentie tussen deze vrienden aannemelijk. Ad IV: William Fierfax arriveert te A. Schrijft de zich te C bevindende Zephire. (N.B. niet opgenomen in het schema: het schrijven van William Fierfax uit diens woonplaats naar George te A. Onbelangrijke wijziging.) Ad V: De geografische gescheidenheid tussen George, Zephire, Caliste, De Rosan en William Fierfax valt weg, doordat George wordt vrijgelaten en Zephire naar A kan terugkeren. De voortgang van de correspondentie komt hierdoor in gevaar. De noodsprong van het plotselinge vertrek van Bassyn naar Spa, maakt het brieven schrijven weer waarschijnlijk.
Werpt men een blik op het kwantitatief correspondentieschemaGa naar eindnoot10, dan blijkt dat Zephire met 14 brieven het meest aan het woord is. Daarop volgen Caliste met 10 brieven, Bassyn met 7 brieven, George met 5 brieven, De Rosan met 3 brieven en ten slotte William Fierfax met 2 brieven. Uit hetzelfde schema kan men tevens opmaken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat Zephire het grootste aantal brieven ontvangt, namelijk 16 in totaal. Zij wordt gevolgd door Caliste met 11, George en Bassyn met ieder 5, De Rosan met 3 brieven en William Fierfax met 1 brief. Uit deze kwantitatieve, cijfermatige gegevens komt Zephire naar voren als een actief correspondent en een gezocht adressaat. Duidelijk is dat men haar de spil van de correspondentie moet noemen. Brengt men dit gegeven in verband met het feit dat George beduidend minder veel brieven schrijft en ontvangt, dan ligthet vermoeden voor de hand dat het in deze briefroman niet primair gaat om een correspondentie tussen twee geliefden. Bij nader onderzoek van George's brieven blijkt dat vermoeden juist. George besteedt veel bladzijden aan het werk van een in de gevangenis overleden dichter. Daarnaast eist ook de beschrijving van zijn leven (voor Zephire, die immers volstrekt niets wist van zijn voorgeschiedenis) veel pagina's. George's aandeel in de correspondentie is eerder passief - in de zin van aanleiding tot schrijven verschaffend - dan actief. De Rosan's aandeel in de correspondentie is gering; zijn aandeel in de geschiedenis is echter onmisbaar als noodzakelijk antagonist. Zonder zijn weerspannigheid waren Zephire en George niet in moeilijkheden geraakt. William Fierfax' activiteit als correspondent is evenmin groot. Zijn rol als handelend persoon blijft beperkt tot het aanreiken van de sleutel tot de ontknoping. De twee correspondenten die overblijven zijn Caliste en Bassyn. Hun functie en werkzaamheid binnen de briefwisseling ligt minder voor de hand dan die van de overige personages/correspondenten. Hun bezigheden als handelende personen bieden weinig problemen. Bassyn waakt over Zephire's geestelijke en lichamelijke gezondheid, terwijl Caliste George Fierfax in de gevangenis bezoekt om hem afleiding en troost te verschaffen. Tegelijkertijd is Caliste een verzamelpunt voor alle brieven. Zij ontvangt brieven van Bassyn (die voor haarzelf bestemd zijn) en brieven van Zephire (ten dele voor haarzelf bestemd, ten dele bestemd voor George en een enkele maal voor De Rosan). De brieven die George aan Zephire geschreven heeft, neemt Caliste in ontvangst, evenals de brieven van De Rosan aan Zephire. Ze zorgt ervoor dat al deze brieven Zephire in haar geheime schuilplaats bereiken. Echter, uit de cijfers blijkt dat zeker Caliste, maar ook Bassyn zich manifesteren als belangrijke briefschrijvers en gezochte adressaten. Men mag dus aannemen, dat ze naast de zojuist genoemde praktische functies - die voor de intrigue van marginaal belang zijn - een zekere waarde hebben als correspondent, tenzij hun brieven zich zouden beperken tot het verschaffen van de urgentste informatie. Dit laatste is echter, zoals uit het onderstaande blijken zal, niet het geval. Met andere woorden, is de tamelijk grote kwantitatieve inbreng van Bassyn en Caliste evenredig aan een tamelijk grote kwalitatieve inbreng. Oppervlakkige beschouwing van de roman leidt wellicht tot een ontkennend antwoord. Het ligt, voor een 20e eeuws lezer, voor de hand om Bassyn en Caliste overbodige, misschien zelfs het leesplezier bedervende correspondenten te noemen. Ze voegen namelijk door toedoen van hun persoonlijke handeling niets nieuws aan de intrigue toe. Wat ze in hun brieven doen is belichten: ze geven informatie die steeds gekoppeld is aan een visie. Informatie echter die niet noodzakelijkerwijs zij hoeven te geven. Zo vertelt Caliste in haar brieven aan Zephire van de gesprekken die ze met George gevoerd heeft in de gevangenis en geeft Bassyn in zijn brieven aan Caliste de gesprekken met Zephire weer. Ligt het niet voor de hand dat juist George en Zephire zelf over de behandelde onderwerpen schrijven in hun brieven aan elkaar? En ligt ook de conclusie niet voor de hand dat Caliste en Bassyn derhalve overbodige correspondenten zijn die Zephire | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en George de wind uit de zeilen nemen? Want is een hartstochtelijke correspondentie tussen twee wanhopige door het lot ruw gescheiden geliefden, de één jong, mooi en zwanger, de ander met het hoofd al bijna onder de guillotine, niet veel aantrekkelijker dan afstandelijk-bespiegelende brieven van twee oudere vrienden? Hier nu ligt de kern van het probleem. Want het gaat, zoals hierboven reeds werd geconstateerd niet primair om een briefwisseling tussen twee gescheiden geliefden, maar om een briefwisseling tussen meerdere personen, die corresponderen naar aanleiding van de vlucht van Zephire en George. In deze briefwisseling is de rol van Bassyn en Caliste niet marginaal, maar van grote betekenis. De informatie die zij verschaffen (waarvan zojuist is opgemerkt dat men die eerder zou verwachten van George en Zephire) is namelijk onafscheidelijk verbonden aan een visie. Deze visie nu is van groot belang. Hierin evalueren Bassyn en Caliste onophoudelijk Zephire en George: hun vlucht, hun motieven, de legitimiteit van hun handelen. Zij schetsen een beeld van goede, gevoelige jonge mensen voor wie de vlucht een laatste uitweg scheen. Daarmee valt de evaluatie onversneden positief uit. Een belangrijk gegeven, omdat de (buitenfictionele) lezer geconfronteerd wordt met een uiterst controversiële daad: Zephire negeert het verbod van haar voogd om toe te kunnen geven aan haar verliefdheid. Hoe moet de lezer die daad beoordelen, welke garanties heeft hij dat zijn beeld van de protagonisten het juiste is? George kan onder zijn gevoelige buitenkant wel een kwade inborst verbergen. Zijn antecedenten zijn vaag genoeg om die mogelijkheid open te laten, zijn bezigheden al niet minder. Goedbeschouwd weet de lezer niet meer dan dat George het weeskind Zephire onttrekt aan de zorgen van haar voogd en een kind bij haar verwekt. En wat Zephire betreft, al zouden haar intenties nobel zijn, toch gaat ze tegen de wil van haar voogd in met George aan de haal. Daarmee maakt ze niet alleen zichzelf, maar ook de voogd te schande. Het is de hoogst belangrijke functie van Caliste en Bassyn om de protagonisten te rechtvaardigen en de lezer ervan te overtuigen dat een gunstig beeld het juiste is, want op zedelijke gronden alleszins verdedigbaar. Caliste en Bassyn hebben voor het uitoefenen van hun functie de juiste kenmerken meegekregen. Beiden zijn enigszins op leeftijd, bezadigd en niet onbekend met wat er in de wereld omgaat, Caliste door haar werk als kinderjuffrouw, Bassyn door zijn werk als arts. De lezer kan in de waarde van hun oordeel vertrouwen hebben. Heeft deze constructie voor de 20e eeuwse lezer weinig aantrekkelijks - hij zal liever zelf zijn oordeel vellen - voor de 18e eeuwse lezer is hij waarschijnlijk noodzaak geweest. In een tijd, waarin de zedelijke toelaatbaarheid van de roman (om nog maar te zwijgen van de zedelijke toelaatbaarheid van de sentimentele roman!) zeer ter discussie staat, is het niet verwonderlijk dat de auteur zijn lezers een eindje in de goede richting helpt met hun oordeel, niet door zelf in het verhaal op te treden, maar via de pen van zijn romanpersonages, in de briefroman de meest aangewezen wijze. Liefde, gevoeligheid en sentimentaliteit waren niet los te denken van vragen van maatschappelijke en religieuze aard. Het lijkt dan ook niet toevallig dat in deze roman, die een zo duidelijke stelling neemt (en een zo controversiële) niets wordt nagelaten om de oprechte bedoelingen en de juistheid van het handelen van de geliefden in steeds breder kringen goedkeuring te laten vinden. Aanvankelijk staan George en Zephire alleen: De Rosan en Caliste wijzen beiden de ongehoorzaamheid en de vlucht af. Caliste is de eerste die van mening verandert. Zij wordt gevolgd door respectievelijk Bassyn, William Fierfax, De Rosan en ten slotte de Franse en de Engelse overheid. Als opeenvolgend vrienden, familie, voogdelijk gezag en wereldlijk gezag (heel de we- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reld, zou men kunnen zeggen) Zephire's daad ten slotte goedkeuren, heeft de lezer dan nog keus?
In Richardson's Pamela (1740) is er sprake van een heel andere situatie. Daar is de protagonist zowel kwalitatief als kwantitatief de enige belangrijke correspondent. De oorzaak van dit geschil is m.i. te zoeken in het feit dat Pamela haar eer met verve verdedigt tegen de aanvallen van haar belager Mr. B. Juist door haar defensieve houding hoeft Richardson haar gedrag niet te rechtvaardigen tegenover de lezers van de roman door andere correspondenten hiertoe te mobiliseren. Haar konsekwente strijd is een voldoende rechtvaardiging. Maar wie zou daarentegen Zephire geloven als ze haar onschuld en deugdzaamheid ten slotte zou trachten aan te tonen nadat ze eerst het verbod van haar oom genegeerd heeft om zich te storten in een wild avontuur waarin ze zich zelfs schuldig maakt aan voorechtelijke sexuele omgang. Ze zou de klassieke hypocriet zijn, de vos die passie preekt. Het belonen van Zephire's ondeugd moet worden goedgepraatGa naar eindnoot11. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het handelingsverloopHet handelingsverloop in Zephire zou men, in termen van onderling samenhangende acties, als volgt kunnen weergeven: 1) Zephire wil trouwen met George; 2) De Rosan geeft geen gehoor aan Zephire's verlangens; 3) Zephire vlucht met George; 4) De Rosan laat George arresteren; 5) Zephire vlucht verder, vindt nieuwe schuilplaats; 6) De Rosan doet verzoeningsvoorstel, op voorwaarde dat George verdwijnt; 7) Zephire weigert; 8) George roept de hulp in van broer William; 9) William ontmoet De Rosan, blijken oude vrienden; 10) De Rosan praat nu met George op aandringen van Caliste en William; 11) De Rosan door George overtuigd: ontknoping; 12) Zephire gekweld door proces dat nog steeds tegen George blijkt te lopen; 13) George en zijn familie gerehabiliteerd; 14) Zephire nu helemaal gelukkig. Behalve het toevalsaspect dat naar de ontknoping leidt (zie punt 9 hierboven), lijkt het hier geschetste handelingsverloop weinig opvallends te bieden. Deze indruk verandert echter als men nagaat hoe het handelingsverloop over de roman gespreid is. Dan blijkt dat de ontknoping plaatsvindt na ongeveer 130 pagina's (of: 23 brieven) vertellen, terwijl de totale lengte van de roman 256 pagina's (of: 41 brieven) beslaat. Het handelingsverloop wordt nog merkwaardiger als men zich beseft dat op de ontknoping gepreludeerd wordt: de romanlezer wordt in verschillende stappen bewust gemaakt van het feit dat het er voor Zephire en George minder slecht voorstaat dan zich aanvankelijk liet aanzienGa naar eindnoot12. Zo deelt Caliste in brief zeven aan Zephire mee dat De Rosan niet zo wreed is als hij zich voordoet, maar zich slechts onder de druk der omstandigheden zo onverzoenbaar toont. Caliste heeft namelijk De Rosan's ontroering gezien bij het lezen van de geëmotioneerde brief (brief vijf) van Zephire. In brief zeven doet De Rosan vervolgens een verzoeningsvoorstel: Zephire en haar kind mogen op één van de landgoederen van De Rosan gaan wonen, op voorwaarde dat George verdwijnt naar de koloniën. Hieruit blijkt nog weer iets duidelijker dat De Rosan niet onverzoenbaar is en niet in elk geval het hoofd van George eist. Als dan in brief zestien George schrijft dat zijn broer William die kolonel in het Franse leger is, zal komen, staat het vrijwel vast dat het allemaal zo'n vaart niet lopen zal. In brief vierentwintig volgt dan de ontknoping, waaruit een nieuw handelingsapsect voortvloeit: het proces tegen George in Engeland. Deze vroege ontknoping met zijn merkwaardige voorafschaduwingen zal op de 20e | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuwse lezer een vreemde indruk maken. Waarom wordt de ontknoping niet gewoon tot het eind van de roman bewaard, of houdt de roman niet op als de ontknoping na circa 130 pagina's heeft plaatsgevonden? Het hierboven gesignaleerde probleem kan op vruchtbare wijze in verband gebracht worden met de thematiek van deze roman. Het thema van deze roman nu zou men naar mijn gevoel in enge zin kunnen definiëren als bedreigde liefde, of als bedreigde sentimentele liefde. In bredere zin kan men het thema ook zien als de overwinning van het sentimentele op het niet-sentimentele of anti-sentimenteleGa naar eindnoot13. In het verlengde hiervan zou men m.i. het doel van de roman kunnen omschrijven als het overtuigen van de lezer van de rechtvaardigheid van deze overwinning. Hoewel het sentimentele en de reactie daarop voor ons taalgebied nog onvoldoende onderzocht zijnGa naar eindnoot14, wordt een deel van de situatie zichtbaar in de polemiek die in de jaren '80 van de 18e eeuw gevoerd werd over het sentimentele in de literatuur. Belangrijkste woordvoerders in deze discussie waren Rhijnvis Feith en W.E. de Perponcher, de eerste als verdediger, de tweede als bestrijder van het sentimenteleGa naar eindnoot15. De belangrijkste argumenten tegen het sentimentele stammen uit de sfeer van de christelijke en burgerlijke moraal. Het sentimentele zou aanzetten tot dweperij, opstandigheid en het verzuimen van sociale plichten. Vooral jonge mensen werden ontvankelijk geacht voor deze ondeugden. Feith stelt daar een nuancering van het begrip sentimentaliteit tegenoverGa naar eindnoot16. Hij erkent dat in sommige gevallen sentimentaliteit kan leiden tot de val, vooral daar het slechte zich vaak voordoet in de gedaante van het goede en deugdzame. Dit risico moet echter genomen worden, want in de meeste gevallen brengt de sentimentele gevoelsverfijning slechts deugd en geluk; het zal leiden tot huwelijken uit liefde in plaats van de veel voorkomende huwelijken om geld en aanzienGa naar eindnoot17. Sentimentaliteit is echter volgens Feith altijd afkeurenswaardig als het om onechte gevoelens gaat, als het overdreven wordt, als het de sociale relaties doet veronachtzamen, als de sentimentele mens zijn beroep te laag acht voor zijn verfijnd gevoel, als de sentimentele mens weigert om te gaan met niet-sentimentelen en als het sentimentele aanzet tot irrealismeGa naar eindnoot18. De ethischeimplicatiesvan het sentimentele blijken dus niet te onderschatten. Ook De Witte stelt de zedelijke aspecten van het sentimentele aan de orde. In het voorwoord bij Zephire schrijft hij dat hij geen sentimentele roman had willen schrijven, omdat de kritiek juist dat sentimentele bezwaarlijk vond in zijn debuut Cephalide (1786). De roman zou daardoor nadelig zijn voor de jeugd. Niet-sentimenteel schrijven bleek echter niet mogelijk, zodat ook Zephire toch een sentimentele roman is geworden. De Witte moet toegeven dat sentimentele geschriften verkeerd kunnen worden opgevat, maar wil de verantwoordelijkheid daarvan niet bij de auteur geplaatst zien. Dwepers die het werk misbruiken, zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Speciaal jeugdige lezers raadt De Witte aan steeds ‘(...) den GODSDIENST, DE REDEN, EN DE MOGELYKHEID DER ZAAKE DIE WY LEEZEN, in het oog te houden (...).’ (p. VII). In dat geval zal het lezen nooit nadeel kunnen brengen. Deze ethische implicaties van het sentimentele zijn m.i. van belang voor een goed begrip van het handelingsverloop in Zephire: George en Zephire mogen niet in een situatie geraken waarin zij aan wanhoop ten prooi zouden vallen. De aanzet van de roman geeft echter alle reden te veronderstellen dat dat wel gebeuren zal: George is overgeleverd aan de woede van de machtige De Rosan, de jonge zwangere Zephire is voortvluchtig, zonder de minste hoop op verbetering van de situatie. Wat ligt er meer voor de hand dan gevoelens van somberheid en lethargie, misschien zelfs gedachten aan zelfmoord? Indien dat echter zou gebeuren, zou de roman in conflict komen met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de heersende moraal, die, zoals hiervoor werd uiteengezet, ook binnen de door Feith omschreven sentimentaliteit haar invloed gelden deed. Vanuit deze zienswijze kan men begrijpen waarom de geëscaleerde situatie van het begin van de roman stapje voor stapje minder ernstig gemaakt wordt en waarom de ontknoping zo vroeg plaatsvindt. George en Zephire moeten in een positie gebracht worden waarin zij hun ideeen over de plichten van de mens kunnen spuien en naleven zonder dat dat al te ongeloofwaardig wordt. De Witte bevindt zich op het scherp van de snede: aan de ene kant bedreigt hem het gevaar van ethische kritiek, aan de andere kant het gevaar van de onwaarschijnlijkheidGa naar eindnoot19. De moeilijkheden waarin de auteur zichzelf brengt, vloeien voort uit het feit dat hij als aanleiding tot de correspondentie een zo turbulente handeling heeft gekozen. Waarom? In het voorwoord van Zephire merkt De Witte naar aanleiding van de kritiek op zijn debuut Cephalide (1786) op, dat hij de fout van het louter-sentimentele wilde vermijden door Zephire ‘(...) meer aanééngeschakeld - minder gevoelvol - en des minder sentimenteel (...)’ te maken. (p. IV). Hoewel deze opmerking vrij cryptisch is - slaat minder sentimenteel uitsluitend op minder gevoelvol of ook op meer aanééngeschakeld? - men kan er in elk geval uit opmaken dat het geheel antithetisch tegenover louter sentimenteel staat. Inderdaad is Cephalide ‘niet aanééngeschakeld’. Deze roman bestaat uit een aantal briefvormige reflecties op een rampzalige situatie. In Zephire moest het anders: geen losse reflecties meer, maar een ‘aanééngeschakelde’ handeling, met de bedoeling, niet om een niet-sentimentele roman te schrijven, maar om een niet louter-sentimentele roman te schrijvenGa naar eindnoot20.
Voor de 20e eeuwse lezer is er tamelijk weinig lezenswaardigs over als na circa 130 pagina's de ontknoping heeft plaatsgevonden. Temeer, daar de reflecties van de correspondenten niet meer bij zijn leef- en denkwereld aansluiten. Het is de vraag of de tekst voor de 18e eeuwse lezer signalen bevatte, die hem aanzetten tot verdere lectuur. Om nogmaals voor een moment Richardson's Pamela (1740) in herinnering te roepen, het toeval (?) wil dat ook in deze briefroman vroeg in de roman de aanvangshandeling een eindpunt vindt. Pamela's belager, Mr. B., wijzigt zijn houding jegens haar; hij tracht haar niet langer te verleiden, maar wil, overtuigd van haar oprechte kuisheid, met haar in het huwelijk treden. En ook in Pamela ziet men dan een nieuw handelingsaspect ingevoerd worden. Juist in dit tweede handelingsaspect komt een betekenisvol verschil tussen de beide romans aan het licht. In Pamela komt het nieuwe handelingsaspect namelijk voort uit Mr. B.'s intentie te trouwen met een meisje uit de burgerstand en niet uit adellijke kringen, hetgeen op verzet stuit uit het aristocratische kamp. Deze nieuwe problematiek sluit direct aan bij de burgerlijkheid van de oude (het dienstmeisje dat haar burgereer en burgerdeugd verdedigt tegen de aanvallen van de aristocratische Mr. B.). Men zou kunnen zeggen dat na Mr. B. de gehele aristocratie zich nog gewonnen moet geven. In dit opzicht sluit de problematiek ook sterk aan bij wat het romanpubliek, de burgers, bezighieldGa naar eindnoot21. In Zephire ligt de zaak wezenlijk anders. Gaat het in aanvang al niet om de eer van een burgermeisje, na de ontknoping blijkt helemaal duidelijk hoe ver deze roman af staat van het burgerlijk realismeGa naar eindnoot22. Waar het in het tweede handelingsaspect om gaat is de rehabilitatie van George's aristocratische eer, terwijl allen reeds overtuigd zijn van de rechtvaardigheid van zijn handelen. De enige burgers in deze sprookjesachtige ambiance van duels om de eer van een vrouw, landgoederen, sterrebossen, adellijke en zelfs hofkringen, zijn Caliste en Bassyn. In mijn interpretatie rechtvaardigen zij Zephire en George voor de romanlezer. Misschien moet men zelfs zeggen: voor de lezers uit hun eigen sociale gelaagdheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitNauwkeurige beschouwing van de wijze waarop de briefroman Zephire (1788) verteld wordt, leidt tot het constateren van enkele merkwaardigheden in de verteltechniek: de wijze waarop de brieven afzonderlijk en de briefverzameling als geheel gepresenteerd worden, de correspondentieverhoudingen en het handelingsverloop. In het bovenstaande heb ik trachten aan te tonen dat deze merkwaardigheden in niet onbelangrijke mate de sporen dragen van literaire en extra-literaire knelpunten uit de tijd waarin het werk verschenen is. In de inleiding wordt De Witte een auteur van het tweede of derde plan genoemd. De vraag of die opmerking al dan niet terecht is, wil ik hier buiten beschouwing laten. In plaats daarvan zou ik willen stellen dat m.i. minder geslaagde romans aandacht verdienen naast de werken die gewoonlijk als hoogtepunten worden beschouwd. Juist feilen in de verteltechniek kunnen m.i. waardevolle informatie verschaffen over de door problemen van ethische zowel als esthetische aard gekenmerkte ontwikkeling van het genre. Zo kan ook anderszins een ondeugd worden beloond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|