Spektator. Jaargang 6
(1976-1977)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd1.Agenda's zijn de vindplaats bij uitstek voor zinnen van het type
Ik heb ze om die reden agenda-zinnen gedoopt. Ze worden gekenmerkt door een niet-finiet hoofdwerkwoord. Over de grammatikaliteit van zulke reeksen hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sprekers van het Nederlands duidelijke intuïties. Reeksen als (2) zijn ongrammatikaal:
Een grammatika van het Nederlands moet verantwoorden dat de reeksen (1) goed zijn en de reeksen (2) slecht. Wij zijn echter gewend te zeggen dat het de taak is van een grammatika van het Nederlands om al de en uitsluitend de grammatikale zinnen van het Nederlands te genereren. Een probleem is nude vraag of (1a-c) zínnen zijn. Hetzelfde probleem laat zich formuleren aan de hand van voorbeeld (3):
Ook in dit geval is de intuïtie omtrent de grammatikaliteit duidelijk genoeg, en opnieuw zou men verlangen dat de grammatika dit verantwoordde. In dít geval kan men wellicht stellen dat er ook een intuïtie is die zegt dat (3a) weliswaar een grammatikale reeks is, maar geen zin. De verantwoording van het verschil in (3) hoort dan niet tot de primaire, maar tot de sekundaire taken van de grammatika. De ietwat duistere soort intuïtie die uitmaakh dat (3a) geen zin is, helpt echter niet in gevallen als (1). Het lijkt mij eerder een kwestie van definitie dan van intuïtie, of (1a-c) zinnen zijn of niet. De opvatting dat ‘de grammatica als geheel (...) een definitie van de zin’ is (Kraak en Klooster 1968:54), stuit hiermee op een probleem. De grammatikus heeft zelf in de hand of hij de grammatika reeksen (1) als zinnen zal laten genereren of niet. Hij moet een keus maken op grond van een a prioristische opvatting over wat een zin is en wat niet, en kan daarbij niet gebruik maken van linguïstische intuïtie. Dat wil zeggen dat hij toch een definitie van het begrip zin moet hanteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.De woordvolgorde in agenda-zinnen is OV; VO is uitgesloten. De reeksen (1a) en (a) maken dat duidelijk. De opvatting dat het Nederlands op onderliggend niveau wordt gekenmerkt door SOV-woordvolgorde, wordt daardoor geschraagd. Immers: uitgaande van SVO-dieptestrukturen moet er een V-plaatsing worden aangenomen die in ingebedde zinnen wordt toegepast. Om in agendazinnen de juiste volgorde te krijgen moet echter al evenzeer een V-plaatsing worden toegepast. Dit is echter een andere regel, die niet onderhevig is aan de konditie dat hij alleen in ingebedde zinnen mag werken. Want wat een agendazin ook moge zijn, een ingebedde zin is het niet. Meer algemeen gesteld: ik zie niet hoe de agenda-zin zonder ad hoc mechanismen kan worden verantwoord, als de onderliggende volgorde van het Nederlands SVO is. De SOV-hypothese levert echter in dit verband geen moeilijkheden op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.De pragmatische waarde van (1a-c) is dezelfde als die van een imperatieve zin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiermee vertonen agenda-zinnen nog een belangrijke overeenkomst. Een bekend argument voor het aannemen van een onderliggend subjekt in imperatieve zinnen geldt ook voor agendazinnen:
Op grond van de distributie van reflexieve pronomina is in imperatieve zinnen een onderliggend subjekt - laten we zeggen jij- aangenomen. Op grond van (4a) en (4b) zou men hetzelfde kunnen stellen voor agenda-zinnen. Een eerste verrassing is dan echter het feit dat (4c) grammatikaal is:
De parallellie tussen imperatieven en agenda-zinnen is klaarblijkelijk niet volledig. In par. 4 wordt op dit probleem teruggekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.In een woordreeks als
zou men het optreden van Agreement (Kongruentie) verwachten. Op het eerste gezicht is het althans niet duidelijk hoe moet worden verklaard dat naast (5) gewone zinnetjes kunnen worden waargenomen als Een hond blaft. Waarom zou waarschuwen niet het kenmerk <+enk> overnemen van een dokter? Van de mogelijke antwoorden op deze vraag wil ik er in deze paragraaf één verdedigen.Ga naar eind1 Er is in de onderliggende struktuur van (5) een subjekts-NP aanwezig, die geen syntaktische kenmerken bezit. Bij Kongruentie zou het getalskenmerk niet van een dokter, maar van deze subjeks-NP op waarschuwen moeten worden overgedragen. Bij afwezigheid van een getalskenmerk blijft Kongruentie achterwege. Dat de oplossing hierin moet worden gezocht, wordt ondersteund door een tweetal observaties. Ten eerste wordt het ontbreken van er in (5) door deze oplossing eveneens verklaard. Er-insertie vindt toepassing als de meest linkse NP <-def> is. Zonder subjekts-NP is een dokter de meest linkse NP, en een dokter ís <-def>. Er-insertie kan echter niet worden toegepast: *er een dokter waarschuwen. Een subjekts-NP zonder het kenmerk <-def> zou dat verklaren. De lege subjekts-NP verklaart in de tweede plaats een verschijnsel dat zich in termen van De Haan e.a. alsvolgt onder woorden laat brengen. De reeksen een punt erachter zetten en er een punt achter zetten zijn transformationeel verbonden via Er-hopping. Er-hopping werkt, zoals in De Haan e.a. wordt uiteengezet, alleen als de bij de regel betrokken NP nog wordt voorafgegaan door een andere NP. Dus wel in (6), maar niet in (7):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat Er-hopping wel werkt in agenda-zinnen wordt verklaard door de aanname dat er een lege subjekts-NP aanwezig is. De interpretatie van de lege subjekts-NP, die in overeenstemming moet zijn met het geobserveerde in par. 3, moet op semantisch of pragmatisch niveau zijn beslag krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.Nu er een mogelijke verklaring is gevonden voor het niet optreden van Kongruentie in een dokter waarschuwen, wil ik een zinstype noemen dat nieuwe problemen biedt. Ze lijken op agenda-zinnen:
Een zinstype dat ook in Sturm en Pollmann (1977) wordt besproken. De zoëven gegeven hypothese ter verklaring van het niet werken van Kongruentie in (5) kan hier natuurlijk geen soelaas bieden. Het probleem zou opgelost zijn als Kongruentie optioneel mocht worden genoemd, maar dat mag niet, want Kongruentie is verplicht in bijzinnen:
Net als Sturm en Pollmann (1977) meen ik een relatie te kunnen suggereren tussen de aanwezigheid van een complementizer en het optreden van finiete werkwoorden (bij S en P uitgedrukt in termen van Aux. Zie aldaar). De afwezigheid van een COMP in agenda-zinnen en zinnen als (8) kan op de volgende manier worden beargumenteerd:Ga naar eind2
De reeksen (10) tonen aan dat vooropplaatsingen in agenda-zinnen mogelijk zijn. De reeksen (11) dat niet alle vooropplaatsingen kunnen. Het verschil tussen de vooropplaatsingen in (10) en die in (11) is eenvoudig. Nooit en onder de gasten kunnen vóóraan in een VP worden geplaatst:
Maar de vooropplaatsingen die in (11) zijn uitgeprobeerd, blijven niet tot een VP beperkt. In (13) en (14) blijkt dat de verplaatste konstituenten niet de eerste plaats in de VP kunnen gaan innemen maar wel vooraan in de S kunnen worden gezet:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vooropplaatsingen die in (11) zijn uitgeprobeerd, zijn door Emonds (1976) gekenmerkt als Complementizer Substitution Transformations: resp. Topikalisatie (van het predikatief adjektief), VP-preposing en Directional Adverb Preposing. De onmogelijkheid CST's toe te passen in agenda-zinnen en zinnen als (8) wordt verklaard door de aanname dat deze zinnen geen COMP bezitten. We kunnen in het Nederlands een zekere samenhang waarnemen tussen de aanwezigheid van COMP en Kongruentie. Enerzijds ziet het er naar uit dat waar Kongruentie is, ook een COMP is. Anderzijds lijkt het verdedigbaar dat waar geen Kongruentie is, ook COMP ontbreekt. Ter illustratie de volgende zinnen; eerst maar het ‘enerzijds’ toegelicht. Kongruentie werkt in bijzinnen met een aanwijsbare COMP:
en in bijzinnen waarin COMP gevuld is met een relatief pronomen, of een wh-woord:
Voorts werkt Kongruentie natuurlijk in hoofdzinnen, waarvan we aannemen dat ze een COMP hebben, omdat er CST's in kunnen worden toegepast. Het ‘anderzijds’ van hierboven lijkt te worden bevestigd door zinnen als (17), waarin niet-finiete werkwoorden voorkomen zonder dat er een aanwijsbare COMP is:
Voorts zijn er, naast de agenda-zinnen, een type zinnen met een niet-finiet hoofdwerkwoord waarvoor globaal hetzelfde geldt:
In (19) worden infinitieven voorafgegaan door woorden die mogelijk in de COMP-knoop zouden kunnen zitten: om, door en na.
Maar in al die gevallen kan de Nederlandse komplementeerder bij uitstek -dat-worden ingevoegd: omdat, doordat, nadat. En daarbij maakt de infinitief weer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats voor een verbogen werkwoord. Dit lijkt mij reden om om, door, en na in (10) vooralsnog niet als COMP-vullers te beschouwen. De samenhang tussen COMP en Kongruentie is zo sterk, dat hierin mogelijk de verklaring kan worden gezocht voor het ontbreken van Kongruentie in agenda-zinnen en zinnen als (8): geen COMP, dus geen Kongruentie. Problematisch is dan echter (20), waarin een om voorkomt dat niet kan worden aangevuld met dat, en dus misschien zelf COMP is:
Voor de door Sturm en Pollmann veronderstelde samenhang tussen COMP en Aux is (20) al even problematisch, omdat in het komplement van proberen Tempus en hulpwerkwoorden ontbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieEmonds, Joseph E., A transformational approach to English syntax. Root, structure-preserving and local transformations. New York etc. 1976. Haan, G.J. de, G.A.T. Koefoed en A.L. des Tombe, Basiskursus algemene taalwetenschap. Assen 1974. Kraak, A. en W.G. Klooster, Syntaxis. Culemborg enz. 1968. Sturm, A.N. en T. Pollmann, ‘Is S een X in de bar-notatie?’. In Spektator, deze aflevering. |
|