Met de intonatiepiek op de onderstreepte konstituenten, zijn deze zinnen gemakkelijk als varianten te interpreteren, terwijl daar bij het zinnenpaar (1a) en (1b) meer voor nodig is.
2.2 Kuno (1976: 425) verklaart het verschil tussen zinnen als (7) en (8)
(7) |
Over Marx heeft Trees een boek zien liggen. |
(8)? |
Over Marx heeft de regering een boek verboden. |
met de notie thema. Een konstituent kan in een zin worden vooropgeplaatst, gerelativiseerd, of bevraagd wanneer hij in die zin thema is. Scherp gedefinieerd is de notie thema niet, maar we kunnen het voor de vooropplaatsingen waar het hier om gaat als volgt omschrijven: een PP die in de zin door een NP gedomineerd wordt, mag naar links verplaatst worden, wanneer hij gespreksonderwerp is, of voldoende zelfstandigheid bezit om als zodanig geïntroduceerd te worden. In een zin als (7) kan over Marx thema zijn, maar in een zin als (8) niet, of in ieder geval heel moeilijk.
Vergelijk nu nogmaals
(1a) |
Ik heb een roman van Véstdijk gelezen. |
Deze zin kan het antwoord zijn op de vraag: Wat heb je gisteren gedaan? De woordgroep een roman van Vestdijk is dan in z'n geheel deel van het focus van de zin. Het accent op Vestdijk is niet emfatisch. De PP kan niet uit de NP gelicht worden, tenzij het gaat om extrapositie. In de volgende zinnen ligt dat anders:
(1c) |
Ik heb een román van Vestdijk gelezen. |
(1d) |
Ik heb van Vestdijk een román gelezen. |
(1b) |
Van Vestdijk heb ik een román gelezen. |
Van Vestdijk is in deze zinnen thema, terwijl de NP een roman dat niet echt is. We kunnen deze zinnen dan ook niet als mogelijke antwoorden beschouwen op de vraag: Wat heb je gisteren gedaan?, maar wel bijvoorbeeld op de vraag: Wat heb je van Vestdijk gelezen? De PP hoeft hierbij niet emfatisch of contrastief geïntoneerd te zijn - dan is er meestal nog veel meer mogelijk met vooropplaatsing. Ook een roman hoeft niet van een contrastief accent voorzien te zijn, maar het kan wel. De zinnen zijn dan bijvoorbeeld antwoorden op de vraag: heb je een novelle van Vestdijk gelezen?
We mogen in ieder geval konkluderen, dat een syntaktische definitie van beperkingen op vooropplaatsing ontoereikend is. Het is wel aannemelijk, dat Chomsky's kondities in zekere zin overeenkomen met de themabeperking, bijvoorbeeld de subjacentie-konditie, maar zelfs dat is niet zeker. In de volgende zin
(13) |
Over Voltaire heb ik Vestdijks boek gekozen. |
is de gespecificeerde subjekt-konditie overschreden. Zin (13) zou dus ongrammatikaal moeten zijn. Toch is het de vraag of deze zin in de kontekst van een literatuurlijstje van twintig boeken over Voltaire, waarvan er één van Vestdijk is, inderdaad ongrammatikaal is - naar onze mening is hij dat niet.
De vraag die nog wel gesteld moet worden, is of het niet meer voor de hand ligt der-