Spektator. Jaargang 6
(1976-1977)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
Jan z'n boek, een genitief?
| |||||||||||||
1. ‘Linksdislokatie’ in de NPIn ons korpus gesproken taalGa naar eind1 komen de volgende zinnen voor van het tiepe:Ga naar eind2
| |||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||
Het ligt voor de hand om voor de beschrijving van deze zin een relatie te zoeken met (2):
Voordat we een dergelijke relatie kunnen leggen moet eerst de struktuur van (2) bepaald worden, iets waarover voor zover ik weet geen transformationele literatuur bestaat. Het lijkt me echter waarschijnlijk dat deze struktuur er ruwweg uit zal zien als (3a), Zijn is immers een genitief bepaling bij boek en Jan is een bepaling bij zijn.Ga naar eind3 (3a)
(3b) Nu bestaat er een voorstel om (4) aan (5) te relateren door een transformatie, namelijk Linksdislokatie (LD):
In (6) wordt een element uit de zinsstruktuur gehaald en vooraangeplaatst, terwijl op de oude plaats van dat element een pronominale vorm wordt geïnserteerd. In de ‘transformatie’ van (3a) naar (3b) gebeurt iets dergelijks: een N wordt uit de struktuur gehaald terwijl op zijn oude plaats een pronominale vorm wordt geplaatst. Een probleem vormt hier echter de nieuwe plaats van de N: wordt deze aan NPa gehecht, of aan de hele zin? In het eerste geval zouden we met een nieuw soort LD te maken hebben, in het tweede zou het een gewone LD zijn. Het is niet eenvoudig hierover een beslissing te nemen, omdat de eerste plaats in de zin duidelijk een rol speelt, zoals blijkt uit het feit dat de nieuwe soort LD midden in de zin niet mogelijk is:
| |||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||
Ik geloof echter dat de N aan NPa wordt gehecht, en wel op grond van de volgende zinnen
In (8a) hebben we te maken met LD binnen NPa, in (8b), met een gewone LD, en deze laatste is alleen mogelijk met speciale stembuigingen en een pauze voor over. Van de transformatie zoals in (3) kan echter niets komen: ten eerste is een dergelijke transformatie op zich al vrij onwaarschijnlijk, omdat de LD van (6) een zogenaamde worteltransformatie is, en worteltransformaties komen nimmer voor binnen nominale groepen. In de tweede plaats wordt het bestaan van LD als transformatie betwijfeld, onder andere door Van Riemsdijk en Zwarts 1974, die LD tezamen met andere kopiëringstransformaties willen afschaffen. Dat een transformationele oplossing niet door kan gaan, brengt wel met zich mee dat de struktuur die aan (1) ten grondslag ligt door basisregels verantwoord moet worden. We hebben dan (9) en (10) nodig waardoor (11) kan ontstaan.
| |||||||||||||
2. Jan zijn boek en existentiële er-zinnenIk zal nu een argument geven voor het aannemen van een positie voor Jan in Jan zijn boek op de plaats van NP1 in (11). Zoals bekend, mag in existentiële zinnen beginnend met er het subjekt alleen onbepaald zijn, vergelijk
Nu komt in ons korpus de volgende zin voor
In (14) is een man zijn akwarium onbepaald, want anders zou deze zin ongrammatikaal zijn, waaruit blijkt dat het onbepaald zijn van een man veroorzaakt dat de hele nominale groep onbepaald is. Andere woordgroepen met genitieffunktie kunnen nooit de hele groep onbepaald maken. Het is niet eenvoudig om dat te demonstreren, omdat vrijwel alle soorten woorden die op de plaats van Jan in Jans boek kunnen staan, bepaald zijn. Vergelijk echter:
Het lijkt me aantrekkelijk om dit verschil in vermogen tussen de Jan zijn boek-genitief aan de ene kant en de andere genitieven aan de andere kant uit te drukken door een verschil in struktuur te maken. Daarbij moet dan tot uiting komen dat in | |||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||
de eerste konstruktie Jan meer gelijkwaardig is aan zijn boek, dan de genitieven in de andere konstrukties, bijvoorbeeld: (18)
In struktuur (18) wordt uitgedrukt dat hoewel de konstruktie binnen de NP blijft, de band tussen de genitief (NPc) en de kern (NPb) vrij los is. Een probleem vormt echter nog de knoop ‘?’. Ik vermoed dat hiervoor moet worden ingevuld de kwantificeerder knoop, die toch al voor het Nederlands moet worden aangenomen om strukturen te verantwoorden van het tiepe: al zijn boeken, bei zijn handen, liefde uit heel zijn hart etc. Een ander probleem vormen de regels die op de plaats onder ‘Pron’ in het ene geval een optioneel aanwijzend voornaamwoord en in het andere geval een bezittelijk voornaamwoord moeten specificeren. Deze regels zullen waarschijnlijk afwijken van wat voor andere Nederlandse zinsstrukturen nodig is. | |||||||||||||
3. Jan zijn boek diachroonIn het voorafgaande is betoogd dat hoewel Jan zijn boek één geheel is, Jan tamelijk los gehecht is aan de bovenste NP. Als de struktuur waar we tenslotte op uit zijn gekomen korrekt is, betekent dat dat deze nog steeds elementen bevat die herinneren aan het ontstaan van de konstruktie. Een algemeen aanvaarde verklaring van de konstruktie (bijvoorbeeld De Vooys 1960, 317) is immers dat deze is ontstaan door herinterpretatie van het direkt objekt (z'n fiets) en het indirekt objekt (mijn broer) in (19):
Hier zijn de twee objekten nog volkomen onafhankelijk van elkaar maar ze kunnen als één woordgroep worden geanalyseerd.Ga naar eind4 In de meeste gevallen is het niet meer mogelijk op twee manieren te ontleden, en moeten we van één konstruktie uitgaan. Het verband tussen ‘genitief’ en ‘kern’ is nog wel vrij los, een aanwijzing te meer voor het idee dat veranderingen in de syntaksis van een taal uiterst langzaam en geleidelijk doorzetten. | |||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||
Bibliografie
|
|