Het woord er in zin (10) heeft betrekking op de in zin (9) genoemde constituent Zandvoort. Er fungeert hier als een plaatsaanduidend pronomen dat in betekenis enigszins overeenkomt met daar, hoewel dit laatste woord meer nadruk krijgt, terwijl er juist neutraal is wat het accent betreft.
Als we even voorbijgaan aan de problematiek of een pronomen reeds in de dieptestructuur aanwezig is of d.m.v. een pronominalisatietransformatie ontstaat, dan zouden we kunnen aannemen dat dit woord er ergens in zijn afleiding correspondeert met een NP met de features [<+pro>, <+loc>, <-human>] terwijl die NP deeluitmaakt van een prepositie constituent met een locatief prepositie.
Door ‘Prepositiepermutatie’ en ‘Er-hopping’ kan deze NP dan respectievelijk het feature <+er> en zijn andere positie krijgen. Wel moeten we dan ook nog voor de afleiding van zinnen als (10) aannemen dat het locatieve prepositie gedeleerd wordt. De deletie van dit locatieve prepositie is overigens in veel gevallen niet verplicht. Vergelijk daartoe de volgende zinnen, waarbij ik zelf de voorkeur geef aan de zinnen met deletie, maar veel informanten de andere zinnen als volkomen juist aanwezen.
(11) |
Wij hebben onze boom op de top van de heuvel geplant. |
(12) |
Mijn broer heeft zijn boom er ook geplant. |
(13) |
Mijn broer heeft zijn boom er ook op geplant. |
(14) |
Wij hebben de paaseieren in het weiland verstopt. |
(15) |
Jan verstopt de paaseieren er ook altijd. |
(16) |
Jan verstopt de paaseieren er ook altijd in. |
De drie genoemde woorden er verschillen van elkaar in hun ontstaansproces, maar ze kunnen elk ergens in de afleiding de vorm aannemen van een NP die in ieder geval het feature <+er> heeft. Het tweede en derde er (verder aangeduid met resp. er2 en er3) stemmen overeen in hun prominale karakter, waarbij er2 ook naar een zin kan verwijzen, terwijl er3 dat niet kan. Het er dat ontstaat door ‘Er-insertie’ (verder aangeduid met er1) is geen pronomen, aangezien het niet naar iets verwijst dat reeds genoemd is, of nog genoemd moet worden.
Een ander duidelijk verschil tussen er1 enerzijds en er2 en er3 anderzijds is dat er1 aan het begin van een zin kan voorkomen, terwijl er2 en er3 dat niet kunnen. Topicalisatie van deze NP's blijkt niet mogelijk te zijn:
(17) |
*Er heeft mijn broer nu ook een huis gekocht. |
(18) |
*Ervan verdenkt de politie de leerlingen. |
(19) |
*Er verdenkt de politie de leerlingen van. |
Deze restrictie op de ‘Topicalisatie-transformatie’ wordt echter niet bewerkstelligd door het feature <+er>, wat blijkt uit de reeds eerder genoemde zinnen (7) en (8), maar eerder door een gebrek aan andere specificerende features. De in het oog springende eerste plaats van de zin past blijkbaar niet bij het ‘neutrale’ karakter van deze NP's. Mogelijk spelen topic-en commentverschijnselen hierbij een rol.
Kunnen er nu ook combinaties van deze drie soorten er in een zin voorkomen? De Basiscursus geeft bij de ‘Er-insertie’ geen restricties voor de toepassing, waardoor het theoretisch mogelijk moet zijn zinnen te produceren waarin zowel er1 als er2 voorkomen. Als we bijvoorbeeld in zin (4) en zin (5) de politie vervangen door een subject dat onbepaald is b.v. een journalist, dan zouden we de volgende zinnen kunnen generen: