Spektator. Jaargang 5
(1975-1976)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kiezen van lexicale delendaGa naar eindnoot+
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1.]Teneinde deletietransformaties niet als een alverslindend monster te laten werken, heeft de transformationeel-generatieve theorie daaraan een conditie van terugvindbaarheid opgelegd (Chomsky 1964, Katz en Postal 1964, Chomsky 1965): Een reeks mag gedeleerd worden onder identiteit met een andere reeks die bewaard blijft in de uitvoer van de transformatie of indien zijn constituerende elementen deel uitmaken van een verzameling ‘designated elements’ (daartoe aangewezen elementen). In Katz en Postal (1964) is ‘designated elements’ geïnterpreteerd als verwijzende naar Pro-elementen. Zij voeren echter als derde conditie in, dat een reeks mag worden gedeleerd, als die geanalyseerd wordt als een reeks eindelementen. Naar dit type deleta verwijst Fiengo (1974), als hij de term ‘designated elements’ gebruikt om de verzameling uitzonderingen op zijn interpretatieve heranalyse van deletie aan te duiden. Het is duidelijk dat de derde conditie explosieve kracht bezit, want wat zal een grammatica ervan weerhouden om lexicale elementen in groten getale te deleren door middel van een overeenkomstig aantal deletietransformaties? In feite is het aantal deleties dat in de literatuur gevonden kan worden zeer beperkt en het schijnt zo te zijn gesteld, dat grammatica's die deze regels bevatten bij benadering voldoen aan de zogeheten survivor property (overlevingseigenschap) die wordt geacht een essentieel kenmerk van natuurlijke talen weer te geven (Peters 1973). De definitie daarvan luidt als volgt: A transformational grammar with base component B and transformational component T is said to possess the survivor property if every transformational derivation tl,...,tn with respect to T such that B generates tl satisfies the following condition: if φ is the input domain of any cycle of tl,...,tn and ψ is the output from that cycle, then ψ contains more terminal nodes than any subpart of φ on which the transformational cycle operated earlier in the derivation. (Peters 1973: 382). De vraag is, of het mogelijk is om lexicale deleties zodanig te beperken, dat zij niet de overlevingseigenschap van hun eigen grammatica in gevaar zullen brengen. In de volgende paragrafen zal ik proberen daarop een gedeeltelijk antwoord te geven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[2.]Het is noodzakelijk om met betrekking tot wat volgt een kort exposee te geven van mijn theoretische aannames betreffende transformaties in deze studie. Ik neem aan, dat transformaties worden gedefinieerd als combinaties van elementaire transformaties. Er zijn drie typen elementaire transformaties: deleties, substituties en adjuncties (verg. Chomsky 1965). Adjuncties worden opgevat als chomsky-adjuncties. Het aantal elementairen (=elementaire transformaties) dat betrokken is bij een transformatie wordt gesteld op één of twee. Transformaties die precies één elementair bevatten zijn deleties en lexicale inserties/substituties. Er zijn geen substituties of adjuncties met materiaal dat afkomstig is van een positie elders in de invoerreeks zonder gelijktijdige deletie op diezelfde positie. Zodoende zijn er vier typen transformaties: deleties, lexicale inserties/substituties, adjuncties en substitutiesGa naar eindnoot1.. De eis tot chomsky-adjunctie kan in conflict komen met de vereisten die Emonds heeft geformuleerd voor worteltransformaties (Emonds 1970, 1975), omdat dit soort adjuncties altijd een extra knoop creëert tussen de geadjugeerde constituent en bijvoorbeeld de wortel-S. Daarom - en om redenen die hieronder duidelijk zullen worden - kies ik voor de volgende herinterpretatie van Emonds' theorie: Alle transformaties worden gedefinieerd zoals hierboven is gesteld. Structuurbehoudendheid is een eigenschap van de substitutie-elementair en om die reden ook van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de substitutie- en insertietransformaties. Worteltransformaties mogen ook structuurbehoudend zijn, terwijl de verzameling cyclische transformaties adjunctietransformaties mag bevatten. Bovendien mogen er cyclische transformaties zowel als worteltransformaties zijn die een term deleren danwel een lexicaal element inserteren/substitueren. De noties worteltransformatie en locale transformatie kunnen behouden blijven. Worteltransformaties vormen een subverzameling van de verzameling partieel of volledig geordende transformaties, d.w.z. de subverzameling der laatstcyclische of postcyclische transformaties (cf. Williams 1974). Er is reden om deleties en substituties en daarom ook lexicale deleties en lexicale inserties/substituties formeel gelijk te stellen. Vergelijk Emonds (1970, niet 1975) en vergelijk Katz en Postal (1964) die hun conditie op terugvindbaarheid zowel voor substituties als deleties bedoeld hadden. Toch heb ik besloten me in deze studie tot lexicale deleties te beperken. Ik heb daarvoor twee redenen. Ten eerste vormen lexicale deleties de werkelijke bedreiging voorzover het om zinsreductie gaat, hoewel ik moet toegeven, dat lexicale substituties in staat zijn om zinnen op een andere manier schade toe te brengen, nl. door zoveel lexicale elementen te vervangen, dat de oorspronkelijke zin niet meer herkenbaar is. Ten tweede - en dat is een meer pragmatische reden -, die lexicale substituties die me te verdedigen lijken voor de Nederlandse syntaxis vertonen niet allemaal hetzelfde gedrag als lexicale deleties. Daarover zal hieronder nog een korte opmerking worden gemaakt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3.]In deze paragraaf wil ik aandacht besteden aan de deletie van complementeerders in de syntaxis van het Nederlands. De desbetreffende regels spreiden een gelijk gedrag ten toon en suggereren een generalisatie voor de gehele verzameling van mogelijke lexicale deleties. Deze generalisatie zal worden besproken in de volgende paragraaf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3.1].Laten we aannemen, dat Bresnan terecht onderliggende complementeerders postuleert voor wortelzinnen (Bresnan 1970, 1972). Zij komen in het Nederlands echter niet aan de oppervlakte, noch is er ook maar iets complementeerderachtigs aanwezig in Nederlandse wortelzinnen. Dit sluit de mogelijkheid uit, dat er transformaties zijn die iets substitueren voor de wortelcomplementeerders. Daarom moeten zij zijn gedeleerd. Laten we, tot beter begrip hiervan, die transformaties eens beter bekijken die constituenten in complementeerderpositie brengen. Bresnan (1970) noemt deze regels Complementizer Substitution Transformations. In (1972) heeft zij die herdoopt tot Complementizer Attraction Transformations. Er zijn geen aanwijzingen waarom zij deze terminologische draai nam, maar het komt mij goed van pas. Bresnan citeert twee bekende voorbeelden van zulke transformaties: Vraagwoord-Formatie en Relatieve-zin-Vorming. Beschouw de volgende onderliggende reeksen:Ga naar eindnoot2.
De respectieve transformaties zullen wat en aan wie in complementeerderpositie brengen zonder de complementeerder intact te laten. Vergelijk:
Veronderstel, dat Vraagwoord-Formatie en Relatieve-zin-Vorming substitutie- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
transformaties zijn, hoe zoudert zij er uit zien? Substitutie van een NP of PP voor een COMP schendt de structuurbehoudende eigenschap van substitutietransformaties. Deze oplossing komt dus niet in aanmerkingGa naar eindnoot3.. Een structuurbehoudende oplossing is te vinden bij Emonds (1970) en Chomsky (1973). Chomsky formuleert de volgende basisregel voor complementeerders:
Alleen als de andere constituenten gedomineerd door COMP niet gevuld zijn wordt - WH gerealiseerd als that. Het Nederlands lijkt het Engels op dit punt te repliceren. Wat en aan wie hebben respectievelijk de NP en de P NP gevuld en er is geen complementeerder aanwezig. Het Nederlands vormt echter een probleem voor regels als (3), omdat het complementeerders toelaat rechts van de vooropgeplaatste constituentenGa naar eindnoot4.. Vergelijk:
Dit lijkt me een onevenwichtige situatie. Als we de eis aanvaarden, dat elk lexicaal element uitputtend gedomineerd moet worden door een categorie, dan moeten we naar een andere oplossing zoeken. Nu is regel (3) het gevolg van het vasthouden tot in extremis van de structuurbehoudende hypothese. Echter, als we adjuncties toelaten onder de cyclische regels, dan kan regel (3) worden afgeschaft en zullen complementeerder-attractieregels de volgende substructuren opleveren: Daarop volgende deletieregels zullen of en dat uitvegen. Deletie van of is optioneel. Dat moet worden gedeleerd als er een NP aan vooraf gaat. Het mag worden gedeleerd als er een PP aan vooraf gaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3.2.1].Laten we terugkeren naar de wortelzinnen, waarin geen enkele complementeerder optreedt. Er zijn nog meer verschillen tussen wortel- en nietwortelzinnen. Bijzinnen beginnen met een complementeerder voorafgegaan dooreen wh-constituent als die aanwezig is. Zij worden afgesloten door een reeks van een of meer V's (cf. Evers 1975, Koster 1975 en Blom, Daalder en Nieuwenhuijsen 1974). Aan de andere kant beginnen wortelzinnen met de persoonsvorm voorafgegaan door een ‘eerste constituent’ terwijl er geen lexicale complementeerder aanwezig is. De reeks elementen rechts van de complementeerder in bijzinnen wordt in wortelzin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen gerepliceerd, zij het, dat de persoonsvorm en de ‘eerste constituent’ er aan onttrokken zijnGa naar eindnoot5.. Wh-constituenten zijn ‘eerste constituenten’ in vraagwoordvragen. Bijna alles kan dienst doen als ‘eerste constituent’ in mededelende zinnen. Ja/neevragen zijn gemarkeerd in die zin, dat zij geen ‘eerste constituent’ bezitten. Zij beginnen met de vooropgeplaatste persoonsvorm. Vergelijk:
Wat dit diagram suggereert is, dat afwezigheid van de COMP en verplaatsing van de V gerelateerde verschijnselen zijn. Dit is het duidelijkst, als we de vier bovenste regels van het diagram met elkaar vergelijken. Hier zijn de verschillen tussen bijzin en wortelzin minimaal. Het komt er ruwweg op neer, dat de persoonsvorm van de zin voor de complementeerder gesubstitueerd moet worden, zodat een bijzin wordt omgevormd tot een wortelzin. In feite kan het geen substitutie zijn, want dat zou de structuurbehoudende beperking op substituties schenden. Dus moet het proces worden opgesplitst in twee regels: een regel die de persoonsvorm aan de complementeerder aanhecht en een regel die de lexicale elementen of en dat deleert in de context ----- V. Vergelijking van de twee onderste regels van het diagram met de eerste en de vierde suggereert een beschrijving van mededelende zinnen, die vooropplaatsingsregels omvat die vergelijkbaar zijn met Vraagwoord-Formatie. Deze worteltransformaties moeten een of andere constituent uit de S extraheren en die aanhechten aan de dat-complementeerder op -niveau. (cf. Koster 1975, Den Besten 1974). De voorzichtige lezer die niet overtuigd is, dat er constituenten worden aangehecht aan de dat-complementeerder, zij verwezen naar een speciale topicalisatiestructuur in het Nederlands, waarvan een paar voorbeelden zijn eeeeven in (12): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze wortelzinnen bestaan uit een getopicaliseerde constituent gevolgd door wat in wezen een dat-zin is, van waaruit de eerste constituent is getopicaliseerd. Enerzijds slaten deze zinnen zien, dat het plausibel is om transformaties te postuleren die constituenten verplaatsen tot links van de dat-complementeerder in mededelende wortelzinnen, anderzijds verschaffen zij extra evidentie, dat Complementeerder-Deletie en V-Twee (verplaatsing naar voren van de persoonsvorm) onderling gerelateerd zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3.2.2].Ter samenvatting volgen hier de regels die tot hier toe zijn voorgesteld: Er zijn twee cyclische regels die constituenten aan de COMP adjugeren (Vraagwoord-Formatie en Relatieve-zin-Vorming) plus drie daarop volgende transformaties die dat en of uitvegen. Verder zijn er een aantal worteltransformaties die een constituent aan de dat-complementeerder vastmaken in mededelende zinnen, een worteltransformatie die de persoonsvorm naar de complementeerder verplaatst plus een worteltransformatie die in de context - V dat en of deleert. Deze beschrijving impliceert, dat de zogenaamde begingroep van Nederlandse wortelzinnen wordt gedomineerd door een afgeleide COMP-knoop en er wordt voorspeld, dat de cursief gedrukte reeksen in (13) in staat zijn dezelfde rol te spelen als complementeerders.
Deze voorspelling wordt bevestigd door de feiten. Er zijn drie verschijnselen die ik hiervoor onder de loep wil nemen. Twee daarvan zijn aan elkaar gerelateerd en zij zullen in samenhang worden besproken. Merk om te beginnen op, dat zwakke (= zwakbeklemtoonde) objectspronomina in bijzinnen zich verzamelen achter het subject en dat zwakke subjectspronomina in bijzinnen moeten grenzen aan de complementeerder. Bijgevolg verzamelen zwakke pronomina zich achter de complementeerder als het subject zelf een zwak pronomen is. Het is iets gecompliceerder in wortelzinnen vanwege de vooropplaatsbaarheid van subjecten, maar als het onderwerp niet naar voren gaat kan dezelfde distributie worden waargenomen als in bijzinnen. Vergelijk:
Welke regels hier ook gebruikt moeten wordenGa naar eindnoot6., het is duidelijk, dat zij grotelijks vereenvoudigd kunnen worden als men zowel in wortelzinnen als in bijzinnen kan refereren aan een COMP-knoop. Hetzelfde geldt voor twee regels die deze voornaamwoordreeksen wijzigen. De eerste van deze regels die ik wil beschouwen verandert het zwakke subjectspronomen hij in ie. Hij en ie zijn in complementaire distributie. Onbeklemtoond ie wordt gebruikt in de context COMP - in bijzin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen - en in die uitzonderlijke wortelzinnen die een complementeerder bevatten - en in de context V ----- in wortelzinnen. Onbeklemtoond hij verschijnt in eerste positie in wortelzinnen. Het verschil tussen beide wordt gewoonlijk in de standaardspelling verdonkeremaand, maar niet hier:
Een transformatie die ie voor onbeklemtoond hij substitueert in de context {COMP, V}----- combineert twee schijnbaar ongerelateerde omgevingen. Als we echter COMP ----- als de noodzakelijke context aannemen, dan volgt bij implicatie, dat onbeklemtoond hij in de context V ----- in wortelzinnen verandert in ie. Een vergelijkbare redenering kan worden opgesteld voor het volgende geval. In de Nederlandse spelling worden er met er verscheidene homofone voornaamwoorden getranscribeerd. Ik wil mij beperken tot twee daarvan: Het er dat dienst doet als voorlopig onderwerp naast een indefiniet subject (cf. (17)) en het quantitatieve er dat vergezeld gaat van een zwevende quantor die een telbare hoeveelheid aanduidt (cf. (18)).
Deze beide er's kunnen tezamen in een zin voorkomen. Vergelijk:
In bijzinnen echter wordt een reeks van twee adjacente er's gereduceerd. Hetzelfde gebeurt in wortelzinnen als er iets anders dan het subjects-er voorop is geplaatst. Vergelijk:
Laten we aannemen, dat er een substitutieregel bestaat die er1 er2 reduceert tot er2 Ø. Deze regel wordt toegepast in de context COMP ----- . Krachtens de voorspelling die hierboven vermeld staat, is er geïmpliceerd, dat de context in wortelzinnen V ----- zal wezen. Het is mogelijk om beide regels - Ie-Substitutie en Erer-Reductie - te vereenvoudigen door er een S-domein van toepassing aan toe te kennen (cf. Williams 1974). In dat geval worden de bedoelde distributies afhankelijk gemaakt van die regels die de plaatsing van zwakke pronomina als zodanig beregelen (verg. noot 6 van deze studie). De implicaties van dit voorstel zullen verderop bekeken worden. Het laatste verschijnsel waar ik naar wil kijken is Backward Gapping. Backward Gapping in het Nederlands deleert continue reeksen elementen in de linker conjunct van een coördinatie. Een tweede vereiste is, dat de te deleren reeks begint aan het rechter uiteinde van de desbetreffende zin. Hetzelfde geldt voor de corresponderende reeks in de rechter conjunct. Een paar voorbeelden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een interessant aspect van Backward Gapping is, dat de complementeerder niet gedeleerd mag worden. Vergelijk:
De bovenvermelde aspecten van Backward Gapping zijn samengevat in de volgende transformatie:
Hoe staat het nu met de wortelzinnen? Ook hier deleert Backward Gapping een continue reeks beginnende bij het rechteruiteinde van de desbetreffende zin. Vergelijk:
Zin (24)c laat zien, dat het onmogelijk is om in het midden van een zin een identieke reeks te deleren. Tot dusverre is er geen verschil in gedrag tussen wortelzinnen en bijzinnen. Echter, in wortelzinnen dient de persoonsvorm als de linkergrens voor Backward Gapping, zelfs als dat werkwoord identiek is met het corresponderende werkwoord in de rechterconjunct. Vergelijk:
De linkergrens voor Backward Gapping in wortelzinnen moet dus worden aangegeven als (C) - V. We hoeven echter deze context niet op te nemen in de structuurindex van Backward Gapping. Als we (23) aanvaarden als de formalisatie van deze transformatie, dan wordt er voorspeld (zie boven), dat (C) - V dienst doet als linkergrens voor de deletie in wortelzinnen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3.3].Alvorens ik de lexicale deletietransformaties die zijn voorgesteld in deze studie onderwerp aan een nader onderzoek, wil ik nog een opmerking maken over voorwaardelijke bijzinnen. De hierboven gepresenteerde beschrijving suggereert een oplossing voor de beschrijving van complementeerderloze voorwaardelijke bijzinnen in het Nederlands. Voorwaardelijke bijzinnen treden op in twee gestaltes: Ofwel hun woordvolgorde komt overeen met die van de gewone bijzin: COMP - X - , ofwel zij beginnen met hun persoonsvorm, terwijl er geen complementeerder aanwezig is. Vergelijk:
Van substitutie van het werkwoord voor de complementeerder kan geen sprake | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn gezien de structuurbehoudende beperking. Maar wij kunnen dit proces in twee regels splitsen: een adjunctieregel die de V aan de als-complementeerder aanhecht en een lexicale deletieregel die als deleert als de V eraan vast is gemaakt. Het verschijnen van ie rechts van zowel als als van de vooropgeplaatste V bevestigt deze beschrijving. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[4.]Er zijn verscheidene lexicale deleties voorgesteld in de voorafgaande paragraaf, die allemaal met een complementeerder te maken hebben. Nadere beschouwing van hun structuurindices brengt aan het licht, dat deze transformaties streng beperkte structuurindices bezitten van het type X - B - li - C - Y, waar of B of C nul is. Een opsomming van de relevante structuurindices wordt gegeven in diagram (28):
Merk op, dat er enige twijfel bestaat, waar de V moet staan: links of rechts van de li. We hoeven echter in het in het onzekere te verkeren over de vraag, of er in de structuurindices van lexicale deleties een positie C rechts van de li bestaat. Er zijn meer talen die complementeerders deleren. En in een daarvan - het Hebreeuws - worden comsplementeerders van betrekkelijke bijzinnen optioneel gedeleerd als er een prepositie met enclitisch betrekkelijk voornaamwoord rechts daarvan is aangehecht (cf. Hayon 1973). Vergelijk:
Deze complementeerderdeletietransformaties vormen een hoogst interessante verzameling regels, omdat zij voldoen aan de vereisten voor locale transformaties geformuleerd in Emonds (1975): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Local Transformation. A transformational operation which affects only an input sequence of a single nonphrase node C and of one adjacent constituent C' which is specified without use of a variable such that the operation is not subject to any condition exterior to C and C', is called ‘local’. (Emonds 1975: 4).Eén van de operaties uitgevoerd door een locale transformatie kan volgens Emonds een deletie van C of C' zijnGa naar eindnoot7.. Maar er valt meer te vertellen over de lexicale deleties die behandeld zijn in deze studie. Een interessant kenmerk van deze transformaties is, dat zowel li als B/C door een preterminale categorie worden gedomineerd. Dit betekent, dat deze transformaties niet alleen locaal zijn in de zin van Emonds (1975), maar ook in de zin van Chomsky (1965), die ‘a local transformation (with respect to A)’ definieert als een regel ‘that affects only a substring dominated by the single category symbol A’ (Chomsky 1965, p. 215). Het betreffende categoriesymbool in deze studie is de transformationeel afgeleide COMP-knoop. Deze afgeleide COMP-knoop domineert de oorspronkelijke COMP-knoop die weer het lexicale delend um li domineert, plus de aangrenzende constituent B/C. Twee voorbeelden: Alle complementeerderdeleties worden toegepast op dit type substructuren. En zij kunnen daarom zelfs strikt locaal in de zin van Chomsky (1965) genoemd worden, mits wij diens definitie op een punt veranderen. Een strikt locale transformatie wordt gedefinieerd als ‘a transformation that is local with respect to a category A (...), and, furthermore, that introduces a string into a position dominated by the lexical category B which is immediately dominated by A’ (Chomsky 1965, p. 215). Lexical category dient als preterminale categorie gelezen te worden, als wij er ook de COMP onder willen laten vallen. Men zou zich kunnen afvragen, of lexicale substituties aan hetzelfde schema voldoen als de bovenvermelde lexicale deleties, en wel of zij locaal zijn in de zin van Emonds (1975) en strikt locaal in de zin van Chomsky (1965). Die lexicale substituties echter, die mij welgemotiveerd voorkomen voor de syntaxis van het Nederlands, gehoorzamen niet allemaal aan deze beperkingen. Er is een transformatie die aan beide gehoorzaamt, d.w.z. de transformatie die optioneel dat voor onderschikkend of substitueert, als of wordt voorafgegaan door een aangehechte wh-constituent. Vergelijk:
Verder is er een transformatie die dat voor onderschikkend of substitueert, als of wordt voorafgegaan door het daarmee homofone nevenschikkende of. Deze transformatie is locaal in de zin van Emonds (1975) maar niet in de zin van Chomsky (1965):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ie-Substitutie, hierboven vermeld, zou locaal kunnen zijn in de zin van Emonds, maar dat is niet eens noodzakelijk. Lexicale substituties hoeven derhalve niet tegelijkertijd locaal (Emonds) en strikt locaal (Chomsky) te zijn. Vanwege de uniformiteit in gedrag van de complementeerderdeletietransformaties in het Nederlands (en in het Hebreeuws), wil ik de volgende hypothese formuleren over lexicale deleties in het algemeen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze condities voldoen aan conditie (32) en in feite was er eens een regel die de finiete hulpwerkwoorden haben en sein deleerde in de context V -----. Wij zijn gerechtigd om te spreken van een deletie, want deze transformatie werd niet toegepast in wortelzinnen vanwege een voorafgaande toepassing van V-Twee, die de persoonsvorm naar de COMP verplaatstGa naar eindnoot9.. Vergelijk:
Deze regel kan gevonden worden in ouderwets standaard Duits - misschien is het beter om te zeggen: negentiende-eeuws literair Duits. Een vergelijkbare regel is werkzaam in het moderne Zweeds (cf. Andersson en Dahl 1974). Gezien de schaarste aan lexicale deletietransformaties en, vooral, aan syntactisch welgemotiveerde regels daaronder, moet deze enige regel dienst doen als aanvullende evidentie voor conditie (32). Laten wij echter aannemen, dat (32) juist is, en laten wij bovendien aannemen, dat het aantal mogelijke adjuncties aan preterminale knopen effectief beperkt kan worden. In dat geval is het waarschijnlijk, dat er bewezen kan worden, dat grammatica's die lexicale deletietransformaties bevatten hun eigen overlevingseigenschap niet in gevaar brengen. Dit blijft open voor toekomstig onderzoek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.[5.1].De eerste en de tweede clausule van conditie (32) kunnen gemakkelijk worden weergegeven door een structuurindex die bestaat uit een lineaire reeks van categorieën, lexicale elementen en variabelen. Gewoonlijk worden er geen gelabelde haken opgenomen in zulke reeksen (cf. Chomsky 1965, p. 89, 215), maar het is mogelijk om aan elke transformatie een domeinuitspraak toe te kennen die zegt op welk subdomein van de behandelde zin die transformatie moet worden toegepast. Dit impliceert, dat localiteit in de zin van Chomsky (1965) een triviale eigenschap van syntactische transformaties isGa naar eindnoot10.. Een domeinuitspraak kan worden uitgedrukt door middel van corresponderende gelabelde haken die de structuurindex van een transformatie omsluiten. In dat geval moet de volgende formatieregel voor structuurindices worden opgesteld:
Nu kan elke lexicale deletietransformatie worden uitgedrukt door middel van een structuurindex van de vorm [Li B - li - C] Li waar ofwel B ofwel C nul is en Li ε VP (het preterminale vocabularium). Verder schijnt het zo te zijn, dat Li en li overeen moeten komen in categoriale kenmerken. Dit volgt uit (32)c en, voor het moment, kunnen we de identieke subscripten beschouwen als een aanwijzing daarvoor. Merk op, dat we door deze formalisatie van lexicale deleties de begin- en eindvariabelen geïntroduceerd in (28) kwijtraken die toch al functieloos waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[5.2].Het idee om lexicale deletietransformaties weer te geven als Li-domeinregels is gebaseerd op de theorie die is voorgesteld door Williams (1974) die het idee van de domeinuitspraken heeft geïntroduceerd. Hij heeft zijn theorie enkel voor phrasedomeinen geformuleerd, en mijn voorstel vereist, dat de verzameling domeinuitspraken ook Li-domein-uitspraken omvat. Merk op, dat onder de theorie die hier wordt voorgesteld complementeerderdeleties niet als -regels hoeven te worden gemarkeerd, en dat bijgevolg complementeerderdeleties in wortelzinnen niet gemarkeerd hoeven te worden als worteltransformatiesGa naar eindnoot11.. Worteltransformaties zoals V-Twee hebben in hun structuurindex [ en ] als buitenste haken nodig. Bij de bewerking van deze transformatie wordt het juiste domein voor Complementeerder-Deletie geschapen. Deze zal enkel in wortelzinnen voorkomen, omdat V-Twee een worteltransformatie is. Er bestaat dus geen reden voor een S-domein voor Complementeerder-Deletie. Echter, een dergelijke beschrijving vormt een groot probleem voor de ordeningstheorie voorgesteld door Williams (1974). Volgens hem worden regels geordend met betrekking tot hun domein van toepassing:Wherever in a language there is a phrasing internal to cyclic nodes, the transformations of that language can be partitioned and the partitions labeled with phrase nodes such that no rule that is a member of partition X ever need analyze material outside of phrase X, and for all partitions Y bigger than but including X, the rules of X are ordered before the rules of Y. (Williams 1974: 25). Laten we dit ordeningsprincipe in navolging van Williams zijn terminologie het Phrase Inclusion Ordering Principle noemen, oftewel de PIOP. Dit principe kan gemakkelijk uitgebreid worden met de inclusie van preterminale categorieën binnen phrases. Maar in dat geval voorspelt de PIOP de ordening van li regels voor phraseregels, en dus de ordening van Complementeerder-Deletie voor V-Twee. Conditie (32) echter vereist de omgekeerde volgorde. Ten einde zowel conditie (32) als de PIOP te behouden, ben ik gedwongen het volgende ordeningsprincipe te formuleren:
Laten we dit ordeningsprincipe het Counterdeletive Ordering Principle noemen, of kortweg de CDOP. Merk op, dat de CDOP wel een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde is voor de interpretatie van conditie (32) als een beperking opgelegd aan de constructie van lexicale deleties. De CDOP is waar, voor zover het complementeerderdeleties betreft, of deze regels nu als COMP-domeinregels zijn geformuleerd of niet. Hij schijnt de intrinsieke volgorde (cf. Chomsky 1965, p. 223) tussen complementeerderdeletieregels en de daaraan voorafgaande complementeerderattractieregels uit te drukken. Nu bestaan er twee mogelijke interacties tussen de PIOP en de CDOP. Ofwel regels worden door de CDOP partieel geordend als twee verzamelingen met respectievelijk nondeletieve regels en deletieregels en de PIOP legt aan de regels van elk van beide verzamelingen een partiële ordening op. Of regels worden partieel geordend door de PIOP als behorende tot verscheidene verzamelingen regels en de CDOP zal dan aan de regels van elke verzameling een partiële ordening opleggen. De voorspellingen die deze theorieën doen zijn zeer verschillend. Bezie het volgende toepassingsschema: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende subparagraaf zal ik enige evidentie aanbieden, dat de CDOP inderdaad als eerste komt. Gezien de schaarste aan lexicale deletietransformaties zal een aantal lexicale substitutietransformaties dat vooraf wordt gegaan door een verplaatsingsregel mede in beschouwing worden genomen. Lexicale substituties hebben hetzelfde effect als deleties, in die zin, dat niet alle terminale elementen bevat in hun invoerreeksen een zelfde aantal keren bevat zijn in hun uitvoerreeksen. Ik voel mij daarom gerechtigd om lexicale substituties en deletieregels toe te kennen aan wat ik de verzameling van deletieve regels wil noemen. Nu kan (36) als volgt worden hergeformuleerd:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.Het aantal voorbeelden dat ik wil bekijken is tamelijk klein. En, wat meer is, drie daarvan betreffen aangrenzende domeinen, wat de mogelijkheid opent om ze te heranaliseren, zodat zij worden toegepast op de hoogste van de beide domeinen. Er is dus maar een duidelijk geval dat kan dienen als tegenvoorbeeld tegen de bewering, dat alle regels geordend zijn met betrekking tot de phrase-inclusie-hiërarchie. Ik begin met de minder duidelijke gevallen. Het eerste geval is afkomstig uit de syntaxis van het Nederlands en betreft de ordening van Ie-Substitutie en vooropplaatsingsregels in wortelzinnen (zie boven). Ie wordt in de context COMP ----- gesubstitueerd voor onbeklemtoond hij, maar het is mogelijk om deze regel te beschrijven als een S-regel, zoals ik hierboven al stipuleerde. Het is noodzakelijk om Ie-Substitutie na die regel te ordenen die een subject vooropplaatst, anders zou (39)b in plaats van (39)a worden afgeleid:
Het tweede geval betreft de regel Er-er-Reductie. Relevante voorbeelden zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het volgende geval betreft de distributie van het Engelse hulpwerkwoord do. In navolging van Emonds (1970) neem ik aan, dat do een werkwoord is, dat in hulpwerkwoordelijke positie wordt gegenereerd. Als er niets tussen do en het hoofdwerkwoord staat, wordt het laatste gesubstitueerd voor do. Deze regel gaat interactie aan met de bekende Subject-Auxiliary-Inversion-regel, die het hulpwerkwoord in wortelzinnen aan de WH-complementeerder vasthecht, mits het hulpwerkwoord vooraf wordt gegaan door een NP. Voorbeelden van deze interactie zijn te vinden in de volgende zinnen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als Subject-Auxiliary Inversion het hulpwerkwoord niet heeft verplaatst. Echter, deze regels kunnen geheranaliseerd worden: Subject-Auxiliary Inversion als een -regel die het hulpwerkwoord naar de COMP verplaatst, ongeacht of er een subjects-NP aanwezig is of niet, en Do-Substitutie als een -regel die een V voor een aangrenzend do substitueert, ongeacht of do in de S zit of niet. Dit wordt een kwestie van esthetiek denk ik. Voor diegenen die de heranalyse verwerpen vormt de ordening Subject-Auxiliary Inversion (-regel) > Do-Substitutie (-regel) een nieuw voorbeeld van (37) waarbij Tj voorafgaat aan Ti.
Het laatste regelpaar dat ik wil bekijken betreft twee niet-aangrenzende domeinen. Ik doel hier op de uitgestorven regel Haben/sein-Deletie uit het Duits. Zoals ik al stipuleerde in paragraaf 4., wordt deze regel in wortelzinnen verhinderd door V-Twee. Relevante voorbeelden zijn:
Nu de voorrang van de CDOP boven de PIOP is vastgesteld, staat het ons vrij om de interpretatie van conditie (32) als een beperking, die lexicale deleties tot Li-domein-regels beperkt, te accepteren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[6.](Ter samenvatting van de voorafgaande paragrafen) Ik heb geprobeerd om aan te tonen, dat complementeerderdeletietransformaties in het Nederlands een zeer beperkt gedrag vertonen in die zin, dat zij enkel mogen voorkomen, als een andere constituent is aangehecht aan de COMP-knoop die het deletum domineert en als de geadjugeerde constituent aan het deletum grenst. Daaruit haalde ik de hypothese, dat lexicale deleties in het algemeen dezelfde beperkingen moeten gehoorzamen. Dit staat geformuleerd in conditie (32). Deze conditie beperkt lexicale deletietransformaties tot regels die locaal zijn in de zin van Emonds (1975) en strikt locaal in de zin van Chomsky (1965) (cf. paragraaf 4.). Ik heb niet meerdan één extra lexicale deletieregel kunnen geven vanwege de schaarste aan syntactisch welgemotiveerde lexicale deleties. Deze regel echter - Haben/sein-Deletie - gehoorzaamt aan conditie (32). In 5.1. werd er voorgesteld lexicale deleties te beperken tot Li-domein-regels. Dit voorstel maakte de aanname van een extra ordeningsprincipe - het Counterdeletive Ordering Principle - noodzakelijk. Dit principe moet met het Phrase Inclusion Ordering Principle (Williams 1974) in interactie staan (cf. 5.2.). Het is toegestaan om lexicale deletieregels als Li-domein- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regels te beschouwen, als er kan worden vastgesteld, dat de CDOP voorrang heeft boven de PIOP. In 5.3. wordt er enige evidentie aangevoerd die aantoont, dat dit inderdaad opgaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|