Spektator. Jaargang 5
(1975-1976)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een regel die subject en copula deleert?
|
(1) | Rudolf gave many things to Greta: he gave lox and bagels to her. |
(2) | Rudolf gave many things to Greta: lox and bagels. |
Ross merkt terecht op dat niet veel bekend is over de structuur van dit soort zinnen. Er kan worden vastgesteld dat in het rechterdeel een specificatie gegeven wordt van iets dat in het linkerdeel wordt aangeduid; deze beschrijving van de semantische relatie kan ongetwijfeld nader worden gepreciseerd, doch doet voor het betoog hier minder terzake. De transformatie wordt door Ross als volgt geformuleerd.
Essentieel voor de werking van de transformatie zijn de constituenten die links en rechts identiek zijn en de onbepaalde nominale constituent in het linkerdeel. De zinnen (3)-(5) bevatten nog enkele voorbeelden van zinnen die op deze wijze aan elkaar gerelateerd zouden kunnen worden.
(3a) | We hebben nog één ding nodig: we hebben een asbak nodig. |
(3b) | We hebben nog één ding nodig: een asbak. |
(4a) | Ik heb een das gekocht: ik heb een gele das gekocht. |
(4b) | Ik heb een das gekocht: een gele. |
(5a) | Jaap doet één ding graag: Jaap tuiniert graag. |
(5b) | Jaap doet één ding graag: tuinieren. |
Gemakkelijk is in te zien dat de gevraagde zin (3b) middels Equative Deletion van (3a) kan worden afgeleid. Voor de zinnen (4) en (5) zijn extra voorzieningen nodig. Die voor (4) noemt Ross niet; hij zal er van uitgegaan zijn dat er een aanvullende regel is die het substantief das kan deleren dat na toepassing van Equative Deletion in het rechterstuk is blijven staan. We zullen hem daarin even volgen. Om de voorziening die voor de derivatie van (5b) uit (5a) nodig is, is het Ross in ‘Act’ begonnen. Equative Deletion is een argument voor zijn opvatting dat het rechterdeel van (5a) - een zin met een handelingswerkwoord - geanalyseerd moet worden als S[Jaap doet NP[S[Jaap tuinieren]S]NP graag]S. Equi-NP-deletie levert een structuur op waarop Equative Deletion van toepassing is. Het resultaat is (5b). Met het oog op de presentatie neem ik hier aan dat Ross' analyse juist isGa naar eindnoot2. Het enige argument voor (I) dat Ross geeft is de kennelijke synonymie tussen de leden van paren als (3) - (5). Gegeven het feit dat de precieze relatie tussen de beide delen van de (a)-zinnen, en dus ook de derivatie van deze zinnen onduidelijk is, is het begrijpelijk dat Ross enig voorbehoud maakt met betrekking tot de precieze formulering van de transformatie. Zonder te willen beweren dat ik veel van die onduidelijkheden kan oplossen, meen ik dat het mogelijk is aan te tonen dat Ross' analyse van de (b)-zinnen en de derivatie door middel van Equative Deletion op de aangegeven wijze niet juist is.
Er zijn paren zinnen die gevormd zijn als (3) - (5) die niet synoniem zijn. De zinnen (6) en (7) bevatten daarvan voorbeelden.
(6a) | Ik heb één das minder dan Piet: een gele. |
(6b) | Ik heb één das minder dan Piet: ik heb een gele das minder dan Piet. |
(6c) | Ik heb één das minder dan Piet: ik heb een gele das. |
(7a) | De rechter wist maar één ding te doen: de man veroordelen. |
(7b) | De rechter wist maar één ding te doen: de rechter wist de man te veroordelen. |
Geen van beide zinnen (6b) en (6c) is synoniem met (6a). De mededeling in (6b) impliceert dat de ‘ik’ één of meer gele dassen heeft en in (6c) wordt gezegd dat de ‘ik’ een gele das heeft. Geen van beide aspecten maakt deel uit van de inhoud van (6a). Toch hoort deze zin evident tot het type dat met Equative Deletion zou moeten kunnen worden afgeleid. Dit laatste geldt ook voor (7a), maar er is geen grammaticale zin waarop Equative Deletion zou kunnen zijn toegepast. (7b) komt er dicht bij, maar (7a) en (7b) zijn niet synoniem.
Een ander bezwaar tegen Equative Deletion is nog dat er zinnen zijn met een structuur als de (b)-zinnen van (3) - (5) die niet met Equative Deletion kunnen zijn afgeleid omdat de structurele descriptie van de onderliggende zin aan een niet-grammaticale oppervlaktestructuur beantwoordt. De volgende (b)-zinnen zijn (gedeeltelijk) ongrammaticaal; de (a)-zinnen daarentegen zijn welgevormd.
(8a) | Hij beoefent slechts één sport met hartstocht: zwemmen. |
(8b) | * Hij beoefent slechts één sport met hartstocht: hij beoefent zwemmen met hartstocht.Ga naar eindnoot3 |
(9a) | Ik heb een nieuwe bezigheid voor de zomermaanden gevonden: houthakken. |
(9b) | * Ik heb een nieuwe bezigheid voor de zomermaanden gevonden: ik heb houthakken voor de zomermaanden gevonden. |
(10a) | We stelden een datum vast voor een nieuwe ontmoeting: morgen. |
(10b) | * We stelden een datum vast voor een nieuwe ontmoeting: we stelden morgen vast voor een nieuwe ontmoeting. |
(11a) | Er was voor de directeur maar één tijdstip: nu. |
(11b) | *Er was voor de directeur maar één tijdstip: er was voor de directeur nu. |
(12a) | Ik weet maar één zo'n schrijver: Vestdijk. |
(12b) | *Ik weet maar één zo'n schrijver: ik weet Vestdijk. |
Het lijkt mij onmogelijk om deze verschijnselen anders dan met evenveel ad hoc-oplossingen te verantwoorden. De conclusie ligt voor de hand dat er iets mis is met Equative Deletion.
Ross heeft er op gewezen dat er enige verwantschap bestaat tussen Equative Deletion en een andere door hem voorgestelde transformatie: SluicingGa naar eindnoot3a. De transformatie Sluicing (Ross 1969: 267) verantwoordt een relatie als bestaat tussen de zinnen (13a) en (13b).
(13a) | Hij heeft iets meegebracht. Raad eens wat? |
(13b) | Hij heeft iets meegebracht. Raad eens wat hij heeft meegebracht? |
Sluicing is als volgt geformuleerd.
Ondanks alle voorbehouden die Ross bij de formulering van beide transformaties (I) en (II) maakt, mag men spreken van duidelijke overeenkomsten. Dat Equative Deletion en Sluicing op elkaar lijken komt ook hierin tot uiting dat Sluicing kan worden aangevochten met een zelfde type zinnen als in het bovenstaande werd gebruikt om een zwakke plek van Equative Deletion te demonstreren. Volgens Ross zou een zin als (14a) ofwel met (14b) ofwel met (14c) in verband gebracht moeten worden.
(14a) | De rechter weet maar één ding dat erger is dan moorden; raad eens wat? |
(14b) | De rechter weet maar één ding dat erger is dan moorden; raad eens wat de rechter weel? |
(14c) | *De rechter weet maar één ding dat erger is dan moorden; raad eens wat de rechter weet dat erger is dan moorden? |
De afleiding van (14a) middels Sluicing van òfwel (14b) òfwel (14c) kan niet juist zijn omdat (14c) niet grammaticaal is, en omdat (14a) en (14b) niet synoniem zijn. Desondanks verhindert niets de toepassing van Sluicing op (14b). Als mogelijke bron voor (14a) zou nog (14d) kunnen worden overwogen doch dat helpt ons niet veel verder, want er zou dan een nieuwe verklaring gevonden moeten worden voor het feit dat (14e) ongrammaticaal is. Vgl.
(14d) | De rechter weet maar één ding dat erger is dan moorden; raad eens waarvan de rechter weet dat het erger is dan moorden? |
(14e) | *De rechter weet maar één ding dat erger is dan moorden; raad eens waarvan? |
Het komt mij voor dat de zinnen (14) voor Sluicing een serieuze moeilijkheid vormen, waarvoor mijns inziens alleen ad hoc-oplossingen zich aandienen. Aange-
zien Equative Deletion en Sluicing dus niet alleen in wat ze kunnen maar ook in wat ze niet kunnen, met elkaar overeenstemmen, is er aanleiding voor de veronderstelling dat de verschijnselen die Ross ermee probeerde te verantwoorden, uniforme beschrijving toelaten. Die veronderstelling vindt verdere grond in het feit dat er meer zinstypen zijn met soortgelijke deletie-verschijnselen als waarvoor Equative Deletion en Sluicing werden gepostuleerd.
Zo is er een type als-zijn waarvan de hoofdzin kennelijk gemutileerd is en waarvan de bijzin een onbepaalde constituent bevat. Er is op voorbeeld van (I) en (II) een transformatie denkbaar die dit soort zinnen relateert aan zinnen waarin de hoofdzin is ‘aangevuld’ met delen vande bijzin. Een regel waarmee (15a) van (15b) zou kunnen worden afgeleid, zou grote overeenkomsten vertonen met Sluicing en Equative Deletion.
(15a) | Als iemand zulke dingen weet, dan Karel.Ga naar eindnoot4 |
(15b) | Als iemand zulke dingen weet, dan weet Karel zulke dingen. |
Tegen een dergelijke deletie-transformatie - die hier niet in geformaliseerde vorm zal worden gegeven, omdat hij net als de beide andere zal moeten worden verworpen - zijn bezwaren in te brengen. Een zin als (16a) kan niet van (16b) zijn afgeleid en (17a) niet van (17b) zonder dat ad hoc-verklaringen worden aangedragen voor de ongrammaticaliteit van de (b)-zinnen. Vgl.
(16a) | Als wij iemand voor die functie weten, dan Karel. |
(16b) | *Als wij iemand voor de functie weten, dan weten wij Karel voor die functie. |
(17a) | Als Chris één hobby heeft, dan tuinieren. |
(17b) | *Als Chris één hobby heeft, dan heeft Chris tuinieren. |
Een transformatie die de overeenkomst tussen de zinnen (15) verantwoordt, is derhalve waarschijnlijk niet correct, en wel om dezelfde redenen als waarom (I) en (II) niet correct bleken.
Hetzelfde geldt voor een transformatie waarmee geprobeerd zou worden zinnen als (18) aan elkaar te relateren. (18a) heeft een bijzondere constructie die een concessief zinsverband tot uitdrukking brengt.
(18a) | Wie er ook belde, niet Karel. |
(18b) | Wie er ook belde, Karel belde niet. |
De zinnen (18) blijken synoniem, maar een transformationele relatie moet dubieus geacht worden, bij voorbeeld op grond van de zinnen (19) waarvan de tweede niet grammaticaal is.
(19a) | Welke liefhebberij hij ook heeft, niet de radiotechniek. |
(19b) | *Welke liefhebberij hij ook heeft, hij heeft niet de radiotechniek. |
Een vijfde zinstype dient zich aan bij vergelijking van de zinnen (20). De eerste zou met Equative Deletion kunnen worden afgeleid, maar de tweede niet. Waarom niet?
(20a) | Ik heb een vriend van vroeger ontmoet: Karel. |
(20b) | Ik heb Karel ontmoet: een vriend van vroeger. |
De vraag waarom Ross de werking van Equative Deletion beperkt tot zinnen waarvan het linker deel een onbepaalde nominale constituent bevat, is niet met zekerheid te beantwoorden. In het linkerstuk van zijn voorbeeldzinnen komen vooral nog minder ‘bepaalde’ constituenten voor, zoals iets en één ding, constituenten dus die van de aangeduide zaak zo goed als niets specificeren. Dergelijke constituenten kunnen niet met de specificatie in het rechterdeel van plaats wisselen. Een zin als (21a) naast (21b) is niet grammaticaal.
(21a) | *Ik heb sinaasappelen meegebracht: iets. |
(21b) | Ik heb iets meegebracht: sinaasappelen. |
De zinnen (20) nu suggereren dat de verschijnselen die Ross met Equative Deletion wilde verantwoorden gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet vallen onder de noemer bijstelling: een naam die in de traditionele grammatica gebruikelijk is voor zulke constituenten als Karel in (20a) en een vriend van vroeger in (20b). Sinaasappelen in (21b) echter zou door de traditionele grammatica geen bijstelling worden genoemd. Ik zie echter geen enkele reden waarom er onderscheid gemaakt moet worden tussen (20a) en (20b). De zinnen (20) en (21b) zouden op dezelfde manier moeten kunnen worden afgeleid.Ga naar eindnoot5 Zoals gezegd, kan (20b) niet met Equative Deletion worden gederiveerd, omdat Karel geen onbepaalde constituent is. Als men de voorwaarde laat vallen, dat er in het linkerdeel van de onderliggende structuur een onbepaalde nominale constituent moet voorkomen, dan ontstaan er onvoorziene moeilijkheden. De volgende zinnen laten dat zien. De zin (22a) zou de onderliggende zin zijn van (22b) en (23a) van (23b).
(22a) | Ik heb Karel meegebracht: Ik heb een vriend van vroeger meegebracht. |
(22b) | Ik heb Karel meegebracht: een vriend van vroeger. |
(23a) | Ik heb Karel meegebracht: Ik heb iemand meegebracht. |
(23b) | *Ik heb Karel meegebracht: iemand. |
De laatste zin is evident ongrammaticaal. Van (23a) is dat niet zo duidelijk. Hoe dit ook zij, belangrijker is het vast te stellen dat (22a) en (23a) even veel of weinig welgevormd zijn. Equative Deletion zou in zijn gewijzigde vorm dus om een nieuwe ad hoc-regeling vragen om het evidente verschil in grammaticaliteit tussen (22b) en (23b) te kunnen verantwoorden. Het bovenstaande betekent dat Equative Deletion in enigerlei vorm niet de verwantschap tussen de structuren van (20a) en (20b) kan verantwoorden.
In het bovenstaande werden vijf typen zinnen besproken, die bepaalde deletie-verschijnselen vertonen die die typen verwant maken. Die vijf typen zinnen zijn de volgende.
a. | De zinnen waarvoor Ross Equative Deletion voorstelde. |
b. | De zinnen waarvoor Ross Sluicing voorstelde. |
c. | Een bijzonder soort als-zinnen. |
d. | Een bijzonder soort concessieve zinnen beginnend met een vraagwoord gevolgd door ook. |
e. | Zinnen met bijstellingen. |
De verwantschap tussen deze typen zinnen kan worden verantwoord door aan te nemen dat ze een onderliggende structuur hebben waarbij in het rechterstuk een zinsstructuur voorkomt waarvan een bepaald pronomen het subject is en het ge-
zegde bestaat uit het copula zijn en een predikaatsnomen. Voor de afleiding van de gemutileerde zinnen is een transformatie nodig die subject en copula deleert. Die transformatie heeft de volgende vorm.
Opgemerkt moet worden dat het pronomen in de structurele descriptie geen pronomen is dat zou zijn ontstaan door ‘Prosententialization’. Het moet verwijzen naar een aspect van de er aan voorafgaande zin en niet naar de voorafgaande zin als geheel. Ik kom daar nog op terug.
De claim is dat Subject-copula-deletie betrokken is bij de beschrijving van de vijf genoemde typen zinnen en dat de moeilijkheden bij andere deletie-transformaties die in het voorafgaande aan het licht gebracht werden, bij (III) niet optreden. De rest van dit artikel zal gewijd zijn aan het testen van deze claim.
Allereerst kan worden opgemerkt dat (III) een generaliserende versie is van een transformatie die in de literatuur bekend staat als Relative Clause Reduction.Ga naar eindnoot6 Deze regel wordt gebruikt in het proces dat van een relatieve zin met een predikaatsnomen een attributieve bijvoeglijke bepaling maakt. Relative Clause Reduction relateert (24a) aan (24b). Een andere regel, Modifier Shift, geeft een eventueel adjectief vervolgens zijn plaats vóór het substantief, zoals in (24c).
(24a) | De panter die roze is. | ||
(24b) | De panter roze | door: Relative Clause Reduction | |
(24c) | De roze panter | door: Modifier Shift |
In een iets andere versie, namelijk de versie die hier onder (III) is voorgesteld, is Relative Clause Reduction in staat de bovenbedoelde vijf typen zinnen te beregelen.
(25a) | Ik heb een nieuwe das gekocht: een gele. |
(25b) | Ik heb een nieuwe das gekocht: het is een gele. |
(26a) | Hij heeft iets meegebracht: raad eens wat? |
(26b) | Hij heeft iets meegebracht: raad eens wat het is? |
(27a) | Als iemand zulke dingen weet, dan Karel. |
(27b) | Als iemand zulke dingen weet, dan is dat Karel. |
(28a) | Wie er ook belde, niet Karel. |
(28b) | Wie er ook belde, het was niet Karel |
(29a) | Ik heb Karel weer eens ontmoet: een vriend van vroeger. |
(29b) | Ik heb Karel weer eens ontmoet: dat is een vriend van vroeger. |
De (a)-zinnen van (27)-(29) zijn synoniem met hun respectievelijke (b)-zinnen. Gemakkelijk is ook te controleren dat de zinnen die in het voorafgaande als tegenvoorbeelden tegen Equative Deletion, Sluicing of de andere niet genoemde transformaties werden aangevoerd, met Subject-copula-deletie geen moeilijkheden opleveren. Ik geef voor ieder van de vijf zinstypen één voorbeeld.
(30a) | De rechter wist maar één ding te doen: de man veroordelen. (= 7a)Ga naar eindnoot7 |
(30b) | De rechter wist maar één ding te doen: dat was de man veroordelen. |
(31a) | De rechter wist maar één ding dat erger is dan moorden: raad eens wat? (= 14a) |
(31b) | De rechter wist maar één ding dat erger is dan moorden: raad eens wat dat is. |
(32a) | Als wij iemand voor die functie weten, dan Karel. (= 16a) |
(32b) | Als wij iemand voor die functie weten, dan is dat Karel. |
(33a) | Welke liefhebberij hij ook heeft, niet de radiotechniek. (= 19a). |
(33b) | Welke liefhebberij hij ook heeft, het is niet de radiotechniek. |
(34a) | *Ik heb sinaasappelen meegebracht: iets. |
(34b) | *Ik heb sinaasappelen meegebracht: dat is iets. |
Naast het feit derhalve dat Subject-copula-deletie meer verschijnselen bestrijkt dan Equative Deletion en Sluicing etc., kunnen met Subject-copula-deletie ook meer bijzondere gevallen worden verantwoord. Dit zijn twee argumenten die voor (III) pleiten.
Er zijn echter ook een paar konsekwenties verbonden aan Subject-copula-deletie, die op zijn minst nadere voorzieningen vergen, wellicht ook echte tegenargumenten zullen blijken. Ik wil hier drie verschijnselen noemen en aangeven welke extravoorzieningen nodig zijn.
Een eerste konsekwentie blijkt uit de verschijnselen in de zinnen (35) en (36).
(35a) | Als iemand zulke dingen weet, dan is hij knap. |
(35b) | Als iemand zulke dingen weet, dan is dat knap. |
(35c) | *Als iemand zulke dingen weet, dan knap. |
(36a) | Als iemand zulke dingen weet, dan is dat Knap. |
(36b) | Als iemand zulke dingen weet, dan Knap. |
Toepassing van Subject-copula-deletie op (36a) leidt regelmatig tot (36b). Toepassing van dezelfde transformatie op (35a) of (35b) heeft echter de ongrammaticale zin (35c) tot resultaat. De vraag is wat de toepassing van (III) op (35a) en (35b) kan verhinderen. Voor wat (35b) betreft kan men natuurlijk wijzen op het feit dat dat verwijst naar de voorgaande zin en niet naar iemand, en dergelijke gevallen waarin sprake zou zijn van ‘Prosententialization’ werden hiervoor al uitgesloten. Maar dan nog blijft de vraag waarom dat in (35b) niet naar iemand kan verwijzen, terwijl dat in (36a) zulks wel kan. Een verwijzing naar de tegenstelling adjectief knap vs. nomen Knap lijkt geen afdoende antwoord. Het constructie-verschil tussen (35a) en (36a) is niet afhankelijk van de tegensteliing tussen een adjectief en een nomen. Die tegenstelling lijkt mij juist uit dat constructie-verschil voort te vloeien. Als ik het goed zie, heeft dat constructie-verschil tussen (35a) en (36a) veel te maken met de verschillen tussen iemand in (35a) en iemand in (36a). Als in een als-zin Subject-copula-deletie voorkomt, komt in de bijzin een onbepaalde constituent voor die specifiek is. De spreker van (36a) duidt met iemand een bepaalde persoon aan - die in de hoofdzin nader wordt gespecificeerd, maar in (35a) wordt met iemand ieder willekeurig individu bedoeld. Als dit juist is, dan is daarmee wellicht een uitgangspunt gevonden voor de ontraadseling van de merkwaardige structuur van de als-zinnen in (36) en wellicht ook voor de verantwoording van de verschijnselen in de zinnen (35) en (36) door middel van een beperking op de werking van de Subject-copula-deletie regel.
Een tweede verschijnsel dat om een oplossing vraagt als deze regel geaccepteerd zou worden, betreft de toepassing van de regel als het predikaatsnomen een datzin is. Het probleem dat zich dan voordoet kan geïllustreerd worden met de volgende voorbeeldzinnen.
(37a) | Piet heeft maar één ding beloofd: dat is dat hij zou komen. |
(37b) | Piet heeft maar één ding beloofd: dat hij zou komen. |
(38a) | Als Piet iets heeft beloofd, dan is dat dat hij zou komen. |
(38b) | *Als Piet iets heeft beloofd, dan dat hij zou komen. |
Terwijl (37b) met Subject-copula-deletie kan worden gederiveerd uit (37a) leidt toepassing van die regel op (38a) tot de ongrammaticale zin (38b). Het voorkomen van een dat-zin als predikaatsnomen verhindert die toepassing hier kennelijk. Deze beperking geldt alleen voor de vorming van het bijzondere type als-zinnen en niet voor de andere typen zinnen. Ik zie geen kans om de vorming van (38b) anders dan met een ad hoc-regeling te verantwoorden. ledere beschrijving van zinnen als (27a) die van deletie van zinsdelen gebruik maakt, zal met dezelfde moeilijkheid worden geconfronteerd. De ongrammaticaliteit van (38b) is een aanwijzing, dat de werking van Subject-copula-deletie nader moet worden beperkt. Verreweg het belangrijkste bezwaar tegen Subject-copula-deletie kan ontleend worden aan de volgende zinnen:
(39a) | De jongens hebben één persoon lelijk toegetakeld: jou. |
(39b) | *De jongens hebben één persoon lelijk toegetakeld: dat is jou. |
(39c) | *De jongens hebben één persoon lelijk toegetakeld: jij. |
(39d) | De jongens hebben één persoon lelijk toegetakeld: dat ben jij. |
(39e) | Eén persoon heeft die jongens lelijk toegetakeld: jij. |
(39f) | Eén persoon heeft die jongens lelijk toegetakeld: dat ben jij. |
(40a) | Hij haat één mens meer dan enig ander: zichzelf. |
(40b) | *Hij haat één mens meer dan enig ander: dat is zichzelf. |
(40c) | *Hij haat één mens meer dan enig ander: hijzelf. |
(40d) | Hij haat één mens meer dan enig ander: dat is hijzelf. |
(40e) | Eén mens haat hem meer dan enig ander: hijzelf. |
(40f) | Eén mens haat hem meer dan enig ander: dat is hijzelf. |
ject-copula-deletie niet aan lijkt te kunnen, niet zonder slag of stoot als een punt in het voordeel van de eerstgenoemde.Ga naar eindnoot8 De reden voordat standpunt is gelegen in het feit dat het probleem ook elders in de grammatica optreedt. Het volgende moge dit verduidelijken. Het is bekend dat de persoonsvorm in een relatieve zin niet altijd met het relativum in persoon congrueert, maar ook een vorm kan aannemen die het antecedent dicteert. Dit verschijnsel is uiteraard alleen zichtbaar als de persoonsvorm is afgeleid van het werkwoord zijn en het antecedent een persoonlijk voornaamwoord van de eerste persoon enkelvoud of van de tweede persoon is. Vgl. de volgende zinnen.
(41a) | Jij, die bent komen lopen, zult wel moe zijn. |
(41b) | *Jij, die is komen lopen, zult wel moe zijn. |
(42a) | Ik, die ziek ben, kan nu niet mee. |
(42b) | *Ik, die ziek is, kan nu niet mee. |
Maar als het antecedent geen subject is, als niet jij en ik antecedent zijn, maar jou en mij, dan zijn de persoonsvormen bent en ben onmogelijk, en moet is optreden. De volgende zinnen illustreren dit.
(43a) | *Jou, die bent komen lopen, hebben ze niet geholpen. |
(43b) | Jou, die is komen lopen, hebben ze niet geholpen. |
(44a) | *Mij, die ziek ben, houden ze thuis. |
(44b) | Mij, die ziek is, houden ze thuis. |
De zinnen (41)-(44) vormen een aanwijzing dat een antecedent eigenschappen kan overdragen op het pronomen dat naar dit antecedent verwijst.Ga naar eindnoot9 De overdraagbare eigenschappen betreffen de persoon van het antecedent - daarvoor zijn (41) en (42) een aanwijzing -, en de functie van het antecedent - dat blijkt uit de paren (43) en (44). Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de overdraagbaarheid alleen zou bestaan in zinnen van het type (41)-(44) en niet dezelfde rol zou kunnen spelen bij de vorming van de zinnen (39)-(40). Op grond van deze omstandigheid behoeven de laatstgenoemde zinnen niet als tegenvoorbeeld tegen Subject-copula-deletie te worden beschouwd.
Er zijn nog meer redenen nadere aandacht te besteden aan de predikaatsnomina in de zinnen waarop Subject-copula-deletie kan worden toegepast. Behalve de vorm van de persoonlijke voornaamwoorden zijn er in dit soort zinnen nog andere verschijnselen die in de afleiding ervan problematisch zijn. Het volgende is daar een illustratie van.
Met Subject-copula-deletie zou (45b) van (45a) kunnen zijn afgeleid.
(45a) | Hij is op één man bijzonder gesteld: dat is op Piet. |
(45b) | Hij is op één man bijzonder gesteld: op Piet. |
Als we ervan uitgaan dat pronomina in de basis gegenereerd worden, moet het probleem worden opgelost hoe het rechterdeel van (45a) aan zijn interpretatie komt. Een aspect van dit probleem is de vraag hoe er voor gezorgd kan worden dat in het predikaatsnomen van het rechterdeel niet een ander voorzetsel optreed t dan in het voorzetselvoorwerp in het linkerdeel. Anders geformuleerd is dat de vraag hoe we het predikaatsnomen ook als voorzetselvoorwerp kunnen interpreteren. Alle predikaatsnomina die overblijven in een structuur waarop Subject-copula-deletie is
toegepast, hebben dezelfde functie als de constituent in het linkerdeel waarnaar dat/het verwijst. De zinnen (46) illustreren dit.
(46a) | Je kunt in Amsterdam maar op één plaats prettig wonen: dat is langs de Amstel. |
(46b) | Hij komt maar één keer in de week: dat is op zaterdag. |
(46c) | Ik heb hem maar bij één gelegenheid goed kwaad gezien: dat was op de Sloterplas. |
De predikaatsnomina in de zinnen (46) komen in functie overeen met de constituent waarnaar dat verwijst.Ga naar eindnoot10
Een correcte interpretatie van de predikaatsnomina is dus afhankelijk van de interpretatie van dat (ev. het). Het bijzondere van deze pronomina in deze zinnen nu is dat er niet van gezegd kan worden dat ze coreferentiëel zijn met iets dat in het linkerdeel wordt genoemd. Dat in (45a) verwijst niet naar hetzelfde in de werkelijkheid waar met één man naar wordt verwezen. Het kan in die zin ook niet worden vervangen door die man. De zin Die man is op Piet is voor de hier bedoelde lezing ongrammaticaal. Het lijkt erop dat dat verwijst naar een aspect van het linkerdeel. Er is sprake van co-referentie. Het gebruik van dat wijkt hierin af van de meer bekende pronominale verschijnselen. Er is, voorzover ik zie, geen ‘device’ waarmee de bedoelde interpretatie van dat kan worden beschreven. Het is daarom ook onduidelijk hoe de relatie tussen het subject en het predikaatsnomen in het linkerdeel van (45a) moet worden verantwoord.
Bibliografie
Akmajian, A., ‘On deriving cleft sentences from pseudo-cleft sentences’. In: Linguistic Inquiry 1970, I. p. 149-168. |
Burt, M.K., From deep to surface structure. An introduction to transformational syntax. New York etc. 1971. |
Chomsky, N., ‘Remarks on nominalization’. In: N. Chomsky, Studies on semantics in generative grammar. Den Haag 1972. |
Kuroda, S.Y., ‘English relativizion and certain related problems’. In: D.A. Reibel en S.A. Schane (eds,). Modern studies in English. Englewood Cliffs (N.J.) 1969. |
Pollmann, T., Oorzaak en handelende persoon. 1975 (dis. Nijmegen). |
Ross, J.L., ‘Guess who?’ In: R.J. Binnick e.a. (eds.) Papers from the fifth regional meeting of the Chicago linguistic society. Chicago 1969, p. 252-286. |
Ross, J.L., ‘Act’. In: D. Davidson en G. Harman (eds.), Semantics of natural language. Dordrecht 1972. |
- eindnoot1
- Dit artikel kwam tot stand mede dankzij een z.g. Hugenholtz-post van de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit te Utrecht voor het cursusjaar 1974-1975.
- eindnoot2
- Zie voor een uitvoerige bespreking van Ross (1972): T. Pollmann (1975).
- eindnoot3
- Merk op dat ook de onderliggende structuur Hij beoefent de sport zwemmen met hartstocht niet juist kan zijn. Dan zou namelijk een ongrammaticale zin als *Zij kende maar een grote verliefdheid in haar leven: op Piet om een ad hoc-regeling vragen.
- eindnoot3a
- De tekstzin is opnieuw een voorbeeld van een zin die met Equative Deletion afgeleid zou moeten kunnen worden. Dat kan echter niet, omdat Ross in zijn formulering van de regel geen rekening hield met het optreden van het verschijnsel dat hij wilde beregelen, in ingebedde zinnen.
- eindnoot4
- Een derdejaars werkgroep Neerlandici aan de Rijksuniversiteit Utrecht ontdekte dat in dit soort zinnen een merkwaardige ambiguïteit optreedt. Een zin als (15a) kan enerzijds gebruikt worden om mee te delen dat Karel bij uitstek degene is die zulke dingen weet, anderzijds ook om tot uitdrukking te brengen dat de kans dat iemand zulke dingen weet heel klein is, maar nog het grootst bij Karel. Een verklaring voor deze dubbele betekenis is niet voorhanden. Het type als-zin dat hier bedoeld wordt moet onderscheiden worden van zinnen van het type Als Karel het niet kan, wie dan wel of van zinnen als Zo ooit, dan hebben we hem nu nodig. De deletie-verschijnselen hier zijn van een andere soort.
- eindnoot5
- Opgemerkt moet worden dat niet alle bijstellingen gescheiden kunnen worden van hun antecedenten. Voorzover ik zie kan de bijstelling niet van het antecedent worden gescheiden, als het antecedent topic is in de zin. In het vervolg wordt echter steeds aan topic-commentproblemen voorbijgegaan.
- eindnoot6
- Cf. Burt (1971:78). In de versie die Burt geeft is Relative Clause Reduction niet afhankelijk van de bepaaldheid of onbepaaldheid van het relativum. Kuroda (1969) heeft aannemelijk gemaakt dat dit pronomen steeds [+ def] is.
- eindnoot7
- Met de vervanging van Equative Deletion door Subject-copula-deletie verliest Ross een argument voor de transformatie Do-gobbling. In de zinnen (30) bij voorbeeld is het allerminst evident dat de man veroordelen in verband staat met de volledige zin de rechter veroordeelt de man. Dezeomstandigheid kan echter niet als een tegenargument tegen Subject-copuja-deletie worden beschouwd. Eerder kan dit aanleiding zijn ook tegen de precieze formulering van Do-gobbling bezwaren in te brengen.
- eindnoot8
- De zin (40e) zal ook voor Equative Deletion moeilijkheden scheppen. Want de zin *Hijzelf haat zich meer dan enig ander lijkt mij niet grammaticaal.
- eindnoot9
- Vgl. Akmajian (1970:154), die dezelfde feiten vermeldt voor het Engels. Een verantwoording ervan ontbreekt tot op heden in de literatuur.
- eindnoot10
- Dat geldt ook voor (46c). Op de Sloterplas is als een bepaling van plaats op te vatten, maar tegelijkertijd ook als bepaling van omstandigheid. Vgl. de zin Op de Sloterplas regende het die een interpretatie heelt waarin hij ongeveer synoniem is met Toen we op de Sloterplas waren, regende het.