Spektator. Jaargang 4
(1974-1975)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |||||||||||||||
Over de zwakte van een te sterke fonologische theorie
| |||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||
Nu sparen we niet alleen twee eigenschappen, maar vermitsals algemener wordt beschouwd dan, verhogen we blijkbaar de algemeenheid - d.w.z. we bekomen een waardevollere grammatica - door de regel zo te formuleren. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat een descriptief adequate grammatica van het Engels (of misschien van om het even welke taal) een regel bevat met een dergelijke omgeving. Het probleem is wellicht dat de rechtse matrix in (2) geen natuurlijke klasse van segmenten karakteriseert; ze maakt gebruik van louter accidentele kenmerken van de plus- en minteken structuur van de eigenschapsbeschrijvingen van bepaalde segmenten, om een aantal segmenten in één stel haakjes te vatten hoewel ze, volgens het systeem van Chomsky en Halle, haast niets gemeen hebben behalve consonantaliteit; ze vertegenwoordigt een notatietruukje. Toch is het probleem een klein beetje subtieler dan we het hier hebben voorgesteld. In een bepaald opzicht schijnen [1] en de palato-alveolaren een relevante eigenschap gemeen te hebben; in historische fonologieën van het Engels worden ze beschreven als consonanten die ‘neigen naar ronding’. Merk op dat de postvocalische l donker (gevelariseerd) is en vaak wordt gekenmerkt door lippenronding in de Londense spreektaal (Gimson 1962, 197), en dat ook [š] bij vele sprekers een zekere graad van ronding vertoont (Gimson 1962, 184; Jones 1960, 190). Dit effect is van een laag niveau; deze consonanten vertonen geen tekenen van een systematisch gedrag als geronde consonanten op andere plaatsen in de fonologie (als [s] zou worden gekenmerkt als [+ rond], bijvoorbeeld, dan zou regel (112) van Chomsky en Halle (1968, 224) toegepast worden op /šip/ ship en *[šwip] produceren). Het is niet duidelijk hoe de tendens van deze segmenten om te neigen naar ronding of ronding te behouden moet worden beschreven en verklaard door de linguïstiek, maar het lijkt waarschijnlijk dat overwegingen omtrent verklarende adequaatheid aanleiding zullen geven tot de eis dat de factoren in de fonetische omgeving die ‘een klankverandering bevorderen’, gereflecteerd moeten worden in de synchrone regel die, als een gevolg ervan, de taal is binnengekomen - d.w.z. dat, in het geval in kwestie, een oplossing die het gemeenschappelijke kenmerk van [l, š, č] voorstelt alsof het een overeenkomst in vocaliciteit, anterioriteit and stem was, moet worden verworpen indien de feitelijke overeenkomst een slecht begrepen retractie of ronding is (Vgl. Goyvaerts 1974, Hfst. V; 1975, Hfst. III). Zwicky (1970, 552) beweert dat de gepubliceerde fonologische beschrijvingen tot nu toe haast altijd hebben beantwoord aan een impliciete beperking die erin bestaat dat waar variabelen worden gebruikt om een klasse van segmenten die worden vermeld in een regel te specificeren, ze moeten verbonden zijn met eigenschappen van hetzelfde type.Ga naar eind1 Een dergelijke beperking zou een analyse zoals die in (2) veroordelen indien ze werd geformuleerd als in (3).
| |||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||
Een grammatica is niet welgevormd indien hij een regel A → B / X_Y bevat waarin één van de reeks A, B, X, Y, bestaat in een matrix van de vorm die ten minste twee Ei j bevat zodanig dat Ej⊂K en E ⊄K.Deze formulering van de beperking is sterker dan de informele versie die Zwicky eran suggereert. Door eigenschappen van het type ‘syllabiciteit’ te klasseren, los van de eigenschappen van het type ‘articulatiewijze’, leidt ze tot de bewering dat Lees' gebruik van de specificatie bij de beschrijving van toondienteharmonie in het Turks (Zwicky 1970, 558-1) onverantwoord isGa naar voetnoot2. Om een ander voorbeeld te geven, door te beweren dat in geen enkele matrix in een regel, zelfs niet in de matrix rechts van de pijl, variabelen mogen worden gebruikt als coëfficiënten van eigenschappen van verschillende klassen, geeft beperking (3) een negatief antwoord op de vraag, gesteld door Lass (1970, 88n), of zijn regel voor palatale verzachting (Palatal Softening), geformuleerd in (4), correct is. Zwicky (552) zou dit niet ontkennen, maar de formulering in (3) ontkent dit wel. In dit geval schijnt (3) het juiste effect te hebben, want zoals Lass zelf opmerkt, zou het feit dat palatalisering de toevoeging van de eigenschap [+ strident] inhoudt, moeten worden geformuleerd als één universele redundantieregel (cf. de marking conventions XXI en XXII in Chomsky en Halle 1968, 406-7). Beperking(3) vervult geir slechts de rol an een illustratieve suggestie. Mogelijk is ze te beperkend, wat reeds voldoende blijkt indien Lees' analyse an de k-q, g-γ, l-λ alternaties in het Turks als een uniform toondiepte assimilatie process gefundeerd is. Anderzijds verhindert ze ons geenszins onnatuurlijke klassen van segmenten eenoudig te definiëren; bijvoorbeeld de klasse van de segmenten in het Engels, die [p,t,k,kw, θ , v, z, zw,j, x, xw] bevat en eveneens de stemloze vocalen zou omvatten indien die voorkwamen in het Engels. Het probleem is natuurlijk niet van de fonologie, zoals Chomsky en Halle hebben opgemerkt (1968, 400 ff). Bovendien doet de moeilijkheid zich niet alleen voor bij analyses met variabelen, zoals een ander voorbeeld zal duidelijk maken.Volgens Brook (1957,9) was de omgeving voor de ‘breking’ van e tot eo Primitief Oud Engels als volgt ...vóór h of h + medeklinker, vóór r + medeklinker, en vóór lh (maar niet voor andere l-groepen, hoewel lc en lw mogelijke uitzonderingen zijn). Veronderstel dat Brooks onzekerheid omtrent lc en lw ongegrond is en dat de omgeving wearin de verandering plaatsgreep eveneens lh, lc en lw omvatte (fonetisch [lx, lk, lw]). We kunnen die bewering interpreteren als bewering omtrent de geschiedenis van het Engels die inhoudt dat op een bepaald tijdstip gedurende | |||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||
de Primitief Oudengelse periode een regel van de vorm (5) werd toegevoegd aan de grammatica van de taalGa naar voetnoot3: Bij de confrontatie met een regel zoals (5) zouden we natuurlijk willen vragen of gevallen (a), (b) en (c) op één of anderę manier moeten worden samengevoegd om de regel één te maken (zoals we inderdaad ook zouden willen vragen of er geen algemenere brekingsregel kan worden geformuleerd die meerdere klinkers die onderhevig zijn aan breking zou omvatten); maar laten we alleen geval (b) in overweging nemen. Indien we in een natuurlijke taal een omgeving zoals (5b) vinden, is er dan geen algemenere manier om ze voor te stellen dan door de drie segmenten op te sommen? Om de segmenten afzonderlijk te specificeren hebben we de groepen van eigenschappen in (6) nodig: Bij het gebruik van variabelen zijn er verschillende manieren om de klasse met deze drie segmenten, met uitsluiting van [g], te specificeren: Al deze formuleringen worden verworpen op grond van beperking (3), wat juist lijkt te zijn; opnieuw wordt er gebruik gemaakt van accidentele kenmerken van de matrix. (Merk op dat ook het methodologische principe vermeld in noot 1 hier geweld wordt aangedaan.) Nochtans is een formele beperking die analyses die slechts passende reeksen eigenschappen groeperen, verhindert, niet voldoende om in dit geval te voorkomen dat we arbitraire oplossingen bereiken. Indien de vier oplossingen in (7) uitgeschakeld moeten worden, dan zouden we willen beweren dat het proces voorgesteld in (5) niet is wat we dachten dat het was, namelijk een uniform fonologisch proces; ofwel is het een combinatie van verschillende processen, ofwel een bewering die een reeks feiten dekt die zouden moeten worden voorgesteld als het resultaat van een interactie tussen regels, uitzonderingen, en accidentele hiaten (de meningsverschillen tussen de Oudengelse standaard- | |||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||
grammatica's omtrent de contexten voor breking getuigen van het fragmentaire karakter van de gegevens waarop men hier steunt). Hoe moeten we dan de mogelijke formuleringen van (5b) die geen variabelen van het alpha type bevatten, evalueren? De paren van eigenschappen met variabelen als coëfficiënt in (7) kunnen tussen accolades geplaatst worden en vormen dan de paren in (8):
met precies dezelfde resultaten. Er zijn slechts vijf eigenschappen nodig om de reeks [x, k, w] te karakteriseren, of men nu gebruik maakt van variabelen of van disjunctie; met het oog op het ietwat onnatuurlijke karakter van de reeks, zou een karakterisering misschien duurder moeten zijn. Maar er is meer aan de orde dan alternatieve formele evaluatiematen; de keuze tussen de verschillende oplossingen van (8) is blijkbaar nogal arbitrair, en het is geenszins duidelijk hoe we moeten uitmaken welke oplossing een omgeving voorstelt die kan voorkomen in een menselijke taal - als tenminste zo'n oplossing te vinden is in (8). Zwicky (1970, 554) heeft verder nog gesuggereerd dat er zelfs met gewone plus en min coëfficiënten gevallen zijn die lijken te wijzen op een overdadige kracht in de reeks van eigenschappen opgesteld door Chomsky en Halle. Het aantal eigenschappen dal. Chomsky en Halle nodig hebben om de vreemde heterogene klasse van segmenten te specificeren die de s-retroflectie veroorzaken in het Sanskriet (bestaande uit [r], de stemloze velare ploffer, en de hoge vocalen) is hetzelfde als het aantal dat ze nodig hebben om de klasse van alle klinkers te specificeren, vermits ze toevallig alle [-anterieur] en [-laag] zijn en vermits ze toevallig de enige leden van die klasse zijn in het Sanskriet. Kort samengevat, terwijl er domeinen zijn waarin zelfs het model van Chomsky en Halle schijnt verrijkt te moeten worden om de feiten van de menselijke taal te kunnen vatten (cf. Anderson, 1971), in dit geval en in het geval van de vermeende omgeving voor breking in het Oud Engels blijkt de rijkdom van dit specifieke classificatorische eigenschappensysteem het te gemakkelijk te maken om een economische analyse te vinden zelfs voor erg verdachte groeperingen van feiten (cf. Inleiding tot Goyvaerts & Pullum, 1975). | |||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||
BibliografieAnderson, S. (1971) ‘On the description of “apicalized” consonants’, Linguistic Inquiry 2, 103-107. Brook, G.L. (1957) English Sound Changes, Manchester University Press, Manchester. Chomsky, N. en M. Halle(1968) The Sound Pattern of English, Harper and Row, New York. Gimson, A.C. (1962) An Introduction to the Pronunciation of English, Edward Arnold, London. Goyvaert, D. (1974) Present-Day Historical and Comparative Linguistics, Part 1: Phonology, Story-Scientia, Gent. Goyvaerts, D.(1975) Concrete Phonology, Story-Scientia, Gent. Goyvaerts, D. en Pullum G. (1975) Essays on the Sound Pattern of English, Story-Scientia, Gent. Jones, D.(1960) An Outline of English Phonetics, 9th Edition, Heffer, Cambridge. Lass, R.(1970) ‘Palatals and umlaut in Old English’, Acta Linguistica Hafniensia 13, 75-98. Zwicky, A.M.(1970) ‘Greek-letter variables and the Sanskrit ruki class’, Linguistic Inquiry 1, 549-555. |
|