Spektator. Jaargang 4
(1974-1975)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak (Gen. 11:1)Ga naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingEnige tijd geleden wees Uhlenbeck in een lezingGa naar eind1 op het optimisme dat onder linguïsten ontstond n.a.v. Jakobsons ‘ontdekking’ van de distinctive features. Allerlei taalkundigen probeerden vergelijkbare analysen uit op lexicale entiteiten, in de hoop dat ze ook deze tot hun samenstellende kenmerken zouden kunnen ontleden. Een aantal jaren na deze ontdekking waren Katz en PostaGa naar eind2 al zo zeker van hun zaak dat ze meenden te kunnen stellen dat: ‘The meaning of a lexical item is not an undifferentiated whole. Rather, it is analyzable into atomic conceptual elements related to each other in certain ways’. Zij zijn niet de enige die er zo over denken. Het lijkt een geaccepteerd idee dat de betekenis van woorden teruggebracht kan worden tot kleinste eenheden, die ik voor het gemak maar even betekenisatomen noem. Deze betekenisatomen zijn, daar is men het over eens, universeel, d.w.z. niet gebonden aan een specifieke taalGa naar eind3. Met een vereenvoudigd voorbeeld (ontleend aan DrosteGa naar eind4) kan het hier uiteengezette verhelderd worden: de betekenis van het nederlandse woord meisje kan evenals die van het franse jeune fille teruggebracht worden tot een samenstel van universele atomen en wel: menselijk, vrouwelijk, jong. Niet alleen de betekenissen maar ook de relaties tussen woorden kunnen tot combinaties van atomaire begrippen herleid worden. De zin De jongen doodt het meisje bijv. kan, nog altijd volgens het vereenvoudigde voorbeeld uit Drostes populaire ‘pamflet’, semantisch weergegeven worden als: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De in deze boom gebruikte termen zijn, zoals gezegd, niet taalspecifiek. Niet alleen taalkundigen denken dat ze de betekenis van woorden tot semantische ‘primes’ kunnen herleiden, ook psychologen houden een soortgelijke ontleding van concepten in samenstellende delen niet voor volstrekt onmogelijkGa naar eind5. Het concept vrouw zou men zich bijv. samengesteld kunnen denken uit twee niet verder te analyseren kenmerken menselijk en vrouwelijk. Deze facetten van het concept vrouw kunnen vervolgens gebruikt worden voor een classificatie van dit begrip te midden van alle andere. Samen met bijv. het begrip man - dat ook het samenstellende element menselijk bevat - kan het in de afdeling menselijk ondergebracht worden. Samen met het concept apin kan het in de categorie vrouwelijk ondergebracht worden. Stelt men zich nu een classificatieschema voor dat lijkt op de afstandsstabel uit een agenda dan vindt men op de kruising van menselijk en vrouwelijk niet een afstand maar het concept vrouw. Andere voorstellingsmogelijkheden zijn er natuurlijk ook, en zijn zelfs bij meer dan twee samenstellende delen onvermijdbaar. Men zou dan bijv. kunnen denken aan een indeling in families, subfamilies enz., zo ongeveer als Linnaeus' indeling van het plantenrijk. Dit soort indelingen, hoe irreëel ze ook mogen lijken, is nagestreefd, o.a. met het oog op de voordelen die men er in het taalgebruik van zou kunnen hebben. Hierover gaat de rest van dit artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Universele taalAlle woorden opgebouwd uit een universeel liefst eindig aantal betekenisatomen; de werkelijkheid om ons heen opgedeeld ineen geclassificeerd volgens een beperkt aantal kenmerken; de meer sceptisch ingestelden onder ons, klinkt dit als science fiction in de oren. Dat was het ook een tijd. Descartes schreef op 20 november 1629 aan MersenneGa naar eind6: ‘Il y a vn ordre dans la nature (...)selon lequel on peutcolloquer apres le Createur,les substances creées spirituelles, puis les corporelles (...) particuliérement les corporelles selon leur lieu (...) la terre & ses animaux, la mer & ses poissons: les plantes selon leur grandeur, celles qui seront égales entr'elles selon leurs verbes & autres accidens: faisant le mesure des metaux, mineraux (...) puis on viendra aux categories des accidens, ausquelles on réduira & mettra en leur vray lieu tout ce qui est au monde (...) Il reste donc de trouver aussi vn ordre dans les mots, qui responde à celuy des choses: le premier au premier & le second au second’. Het indelen van de dingen wil wel lukken, lijkt het zo, het erbij zoeken van de woorden heeft wat meer voeten in de aarde behalve: ‘Si l'on pouuoit inuenter vne langue dont les dictions eussent leur signification naturelle’,zoals Mersenne onder het hoofd A sçavoir si l'on peut inuenter la meilleure langue de toutes les possibles in zijn Harmonie Universelle (1636) zegtGa naar eind7. Zo'n taal, waarin de woorden zich op een natuurlijke wijze, fusei, verhouden tot de dingen, en die zodoende de beste van de mogelijke talen zou zijn, bestaat niet zegt Mersenne en daarom: ‘Mais puis que le son des paroles n'a pas vn tel rapport auec les choses naturelles, morales & supernaturelles, que leur seule prononciation nous puisse faire comprendre leur nature (...) il faut voir si l'art & l'resprit des hommes peut inuenter la meilleure langue de toutes les possibles; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ce quit ne peut arriuer si l'on ne suppose premierement que la meilleure langue est celle qui explique les notions de l'esprit le plus briefuement & le plus clairement’. Er moet dus een taal uitgevonden worden, waarvan de woorden de natuurlijke aard en volgorde van de dingen weergeven. Over zo'n taal werd niet alleen door Mersenne gedacht, zoals blijkt uit de eerder genoemde brief van Descartes, waarin hij commentaar geeft op een hem door Mersenne gezonden, niet achterhaalde prospectus, over universele taalGa naar eind8: ‘Au reste, je trouve qu'on pourroit adjouter á cecy une invention, tant pour composer les mots primitifs de cette langue, que pour leurs caracteres, en sorte qu'elle pourroit estre enseignée en fort peu de tems, et ce par le moyen de l'ordre, c'est-á-dire, etablissant un ordre entre toutes les pensées qui peuvent entrer en l'Esprit humain, de mesme qu'il y en a un naturellement etabli entre les nombres; et comme on peut apprendre en un jour á nommer tous les nombres jusques á l'infini, et á les ecrire, en une langue inconnue, qui sont toutesfois une infinité de mots differens; qu'on pust faire le mesme de tous les autres mots necessaires pour exprimer toutes les autres choses qui tombent en l'esprit des hommes; si cela estoit trouvé,je ne doute point que cette (angue n'eust bien tost cours parmy le monde, car il y a force gens qui employeroient volontiers cinq ou six jours de tems pour se pouvoir faire entendre par tous les hommes. L'invention de cette langue depend de la vraye Philosophie; car il est impossible autrement de denombrer toutes les pensées des hommes, et de les mettre par ordre, ny seulement de les distinguer en sorte qu'elles soient claires et simples; qui est á mon advis le plus grand secret qu'on puisse avoir pour acquerir la bonne science; et si quelqu'un avoit bien expliqué quelles sont les idées simples qui sont en l'imagination des hommes, desquelles se compose tout ce qu'ils pensent et que cela fust receu par tout le monde, j'oserois esperer ensuite une langue universelle fort aisée á apprendre, á prononcer et á ecrire, et, ce qui est le principal, qui ayderoit au jugement, luy representant si distinctement toutes choses, qu'il luy seroit presque impossible de se tromper; au lieu que tout au rebours, les mots que nous avons n'ont quasi que des significations confuses, ausquelles l'esprit des hommes s'estant acoutumé de longue main, cela est cause qu'il n'entend presque rien parfaitement. Or je tiens que cette langue est possible, et qu'on peut trouver la Science de qui elle depend, par le moyen de laquelle les paysans pourroient mieux juger de la verité des choses, que ne font maintenant les philosophes’. Ook Descartes heeft de zogewenste taal nog niet gevonden, zelfs de ware filosofie waarop deze zou moeten steunen blijkt nog niet aanwezig. Toch is hij optimistisch, evenals LeibnizGa naar eind9, die commentaar levert op deze passus bij Descartes: ‘Cependant quoyque cette langue depende de la vraye philosophie, elle ne depend pas de sa perfection. C'est-à-dire cette langue peut estre etablie, quoyque la philosophie ne soit pas parfaite: et à mesure que la science des hommes croistra, cette langue croistra aussi. En attendant elle sera d'un secours merveilleux et pour se servir de ce que nous sçavons, et pour voir ce qui nous manque, et pour inventer les moyens d'y arriver, mais sur tout pour exterminer les controverses dans les matieres qui dependent du raisonnement. Car alors raisonner et calculer sera la mème chose’. Newton - een geleerde die wij op dit terrein niet direct verwachten - sprak eveneens over dit soort zaken en evenals de anderen in de verwachting dat het mogelijk zou zijn een taal te construeren die de aard van de dingen zou weergeven. Daar de aard van de dingen zowel in Zweden als in Zuid Afrika hetzelfde is moet een taal waarin de aard van de dingen juist wordt weergegeven een universele taal zijn. Newton heeft dan ook als zovele anderenGa naar eind10 rond 1661 zo'n taal proberen te ontwerpen; het begin van zijn eerst onlangs uitgegeven pogingen volgt hiernaGa naar eind11: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of An Universall Language. Ook geleerden als BaconGa naar eind12 en ComeniusGa naar eind13 die beiden toch een naam te verliezen hadden waagden zich aan speculaties over algemene, universele talen die, minstens in het geval van Comenius, een fusei-relatie tot de dingen moest hebben. In wat Geissler de ‘pansofischen Frühschriften’ noemt - rond 1640 geschreven - stelt C. dat het einde der tijden nabij is, en dat de mensheid zich daarop moet voorbereiden, m.a.w. dat ze een ‘godsordening’ dient te scheppen ter voorbereiding op de terugkomst van Christus. Deze ordening nu wordt zeer tegengewerkt door de spraakverwarring - hierdoor namelijk is er slechts oorlog en wanorde. De wijsheid (=pansophia) wordt door dit alles belemmerd. Daarom moet getracht worden de belemmeringen uit de weg te ruimen. Hiertoe is het nodig dat men zich bezint op de samenhang der dingen. Een hulpmiddel hierbij is een volmaakte naamgeving die al de bestaande kennis over de dingen en hun samenhang weergeeft en waarbij een volledige overeenkomst tussen de woorden en de dingen bestaat. Deze volmaakte nomenclatuur is mogelijk, maar ligt niet binnen handbereik. God zal de mensheid zo'n taal uiteindelijk geven, maar voordat we zover zijn zullen we ons moeten behelpen met de bestaande talen, die immers geheiligd zijn door het Pinkstergebeuren. De resultaten van de genoemde bezinning moeten in deze talen uitgedrukt worden, zodat de grootste wijsheden op een heel simpele wijze gezegd kunnen worden. Het einddoel van dit streven is de mensheid de weg te wijzen van de diversiteit der kennis tot de samenhang van de dingen, en dus ook van de kennis daarover, in GodGa naar eind14. Het blijft niet alleen bij dit soort vage ideëen en niet uitgewerkte of afgemaakte plannen. In 1661 publiceert de schotse schoolmeester George Dalgarno te Londen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een werk o.d.t. Ars signorum; in 1668 publiceerde eveneens te Londen de secretaris van de Royal Society bisschop John Wilkins, die een zwager van Oliver Cromwell was, zijn An essay towards a real character, and a philosophical language. Beide spraakkunstenaren boden een systeem, dat niet, zoals Descartes en Comenius hoopten, de door God gegeven volgorde der dingen met de corresponderende namen weergaf, maar een kunstmatig classificatieschema volgens welk de vastgestelde samenhang uitgedrukt en beschreven werd. Dalgarno zegt over zijn indelen in een brief aan Pell van december 1657Ga naar eind15: ‘we shall have a description of the thing witt the genus of it in the title which represents what classes of things it belongs to and the propertie of the thing expressed in the radical from which it comes this waye 1 derive all the members of the bodie diseases all the species of nature the young of living creatures diminutives, arts, aggegrata, of everie one of those I have great companies brought together where ever the nature of the thing will beare to be reduced to one of those heads’. In concreto betekent dit het volgendeGa naar eind16: de begrippenwereld is ingedeeld in genera, species end subspecies. De genera (bij het begin slechts 17 in getal) worden aangediend met een willekeurig gekozen letter, zoals bijv. de A voor Ens, Res, de I voor Ens completum, vel concretum en de T voor Accidens Rationale. De species worden aangeduid door een volgende letter - een vocaal; de subspecies door een afsluitende consonant. Bekijken we nu wat er nu allemaal onder de T - genus‘accidens rationale’ - kan vallen dan zien we als eerste het woord voor de genusaanduiding
Zoals duidelijk is kan hier niet gesproken worden - en dat gebeurt dan ook niet door de auteur - van een natuurlijke benaming van begrippen en dingen. Wat hier door Dalgarno - Wilkins werkt op dezelfde manier, alleen hanteert hij 40 ipv. 17 klassenGa naar eind17 - gedaan wordt is niets anders dan het indelen à la Linnaeus van de wereld der dingen en begrippen en die door middel van technische woorden aanduiden en beschrijven. Dit systeem verschilt niet principieel van het decimale classificatie systeemGa naar eind18 - tegenwoordig UDC - dat de amerikaanse bibliothecaris Melvil Dewey (1851-1931) voor het indelen van boeken heeft opgezet. Hij deelde alle terreinen van wetenschap en menselijke activiteiten in een aantal hoofdcategorieën in. Aan deze rubrieken gaf hij een nummer - 4 is bijv. taal wetenschap -; elke rubriek verdeelde hij verder in onderrubrieken, die op hun beurt weer verdeeld zijn in afdelingen, etc. Voor mensen die het systeem kennen is het duidelijk dat no. 347.723 boeken over commanditaire vennootschappen geeft; dat het hier een onderdeel betreft van het lemma handelsverenigingen (347.72), dat op haar beurt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een onderdeel is van het vak handelsrecht (347.7), dat weer deel uitmaakt van het privaatrecht (347) enz. Welke taal men ook spreekt in principe vindt men altijd de titels over een bepaald onderwerp, in welke taal dan ook gesteld, onder hetzelfde nummer. Zoiets stelden Dalgarno en Wilkins zich eveneens voor. Dezelfde gedachte geuit ter land, ter zee of in de lucht en op welk moment dan ook, werd altijd door hetzelfde woord aangegeven. Daarbij gaf het gebruikte woord direct en zonder verduisteringen de kennis over aard en plaats van het genoemde object weer. (Zie ook bijlage 1.). Het is duidelijk dat dit soort opvattingen alleen houdbaar zijn als men, zoals de jonge Descartes en Comenius, gelooft in de ‘great chain of being’, een theorie waarin de schepping gezien wordt als een hierarchie van klassen, die onderling verbonden zijnGa naar eind19, of als men, om het enigszins overdreven te stellen, verwacht, zoals in de optimistische kringen van de Royal Society, dat binnen korte tijd alle vragen van de wetenschap door de nieuw ontdekte methodes zullen zijn opgelost. Dit betekent niet dat men eerst in de 17e eeuw dacht dat alle menselijke kennis gesystematiseerd kan worden. Kabbalisten en Lullisten bijv. hadden dat idee al veel eerder. Het is hier niet de plaats om uitvoerig op hun gedachten in te gaan. Volstaan kan worden met te vermelden dat Lully (1232 tot ± 1316)Ga naar eind20, die enige invloed op de latere universele taalplanners gehad schijnt te hebbenGa naar eind21, uitging van 54 basisbegrippen, waarvan weer andere afgeleid konden worden. Deze 54 waren gesystematiseerd in 6 groepen van 9. De eerste 9, waarop de schepping gebaseerd zou zijn, waren Bonitas, Magnitudo, Aeternitas seu Duratio, Potestas, Sapientia, Voluntas, Virtus, Veritas en Gloria. Aan deze concepten werd een letter uit het alfabet toegekend. De volgende kolom van 9 - de relatieve begrippen, bijv. Differentia, Contrarietas, Medium - kreeg eveneens dezelfde letters toebedeeld. Aan begrippen uit de vier andere kolommen - quaestiores, subiecta, virtutes en vitia - zijn op dezelfde wijze deze letters toegekend. Door nu op allerlei zeer ingenieuse manieren letters te combineren was het mogelijk veel meer begrippen te produceren: ‘The result was a kind of symbolic logic the terms of which were intended to denote the contents of the universe, and were even more obviously vieuwed as as encyclopedia when set out, alternatively, as as Arbor scientiae - the presentation of all knowledge in the form of a tree which Lully composed in 1295’Ga naar eind22. (Zie afb. 1.) Waaruit weer blijkt dat er zelden iets nieuws onder de zon is. Het is wel aardig om te zien wat voor een ideeën er in het verleden zoal niet bestaan hebben; veel aardiger wordt het als we weten waarom deze opgekomen zijn en bestaan hebben. Daarover nu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom een universele taal?Elliott, de man die Newtons onuitgegeven fragmenten over universele taal uitgaf, zegt dat er twee principiële redenen zijn voor het ontstaan van de belangstelling voor een universele taalGa naar eind23: ‘first, the decline of medieval Latin had deprived the world of scholarship ofa handy medium of international communication; and secondly, a growing awareness of the inadequacy of the vernacular languages for scientific discourse made philosophers and scientists increasingly enamoured of the ideal of a “universal character”, an international symbofism capable of being understood by members of all speech-communities. The “plain style” of scientific prose was not | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enough; men dreamt of a linguistic tool that was not only internationally interpretable, but could also serve as an instrument of philosophical inquiry and scientific discovery. Frequently parallels were drawn between such a “universal character” and mathematical symbols: “And truly”, wrote Robert Boyle in a letter to Samuel Hartlib ( 19 March 1647), “since our arithmetical characters are understood by all the nations of Europe, the same way, though every several people express that comprehension with its own particular language, I conceive no impossibility, that opposes the doing that in words, that we see already done in numbers”. Seth Ward expressed the same thought when he wrote, in 1654: “An Universall Character might easely be made wherein all Nations might communicate together, just as they do in numbers and in species”.’ Dit zijn niet de enige redenen lijkt me. Dalgarno's Ars signorum draagt als ondertitelGa naar eind24: ‘vulgo Character Universalis et Lingua Philosophica, qua poterunt, homines diversissimorum Idiomatum, spatio duarum septimanarum, omnia Animi sua sensa (in Rebus Familiaribus) non minus intelligibiliter, sive scribendo, sive loquendo, mutuo communicare, quam Linguis propriis Vernaculis. Praeterea, hinc etiam poterunt Juvenes, Philosophiae Principia, et veram Logicae Praxin, citius et facilius multo imbibere, quam ex vulgaribus Philosophorum Scriptis’. Niet alleen Dalgarno zelf geeft mogelijke toepassingsgebeiden voor zijn werk, ook Charles II liet vermelden dat hij het werk van nut achtteGa naar eind24: ‘for facilitating the matter of the Communication and Intercourse between people of different Languages, and consequently a proper and effectual means for advancing all the parts of real and useful knowledge, civilizing barbarous Nations, Propagating the Gospel, and encreasing Traffique and Commerce’. In een prospectus voor zijn werk van begin 1658Ga naar eind25 getiteld News to the whole World, of the discovery of an Universal Character, and a new Rational LanguageGa naar eind26 zet Dalgarno, zoals in afb. 2 te zien is, redelijk uitvoerig zijn ideeën m.b.t. het door hem uitgevonden schrift- en taalsysteem uiteen. In een volgende prospectus, van mei 1658 ondertekend door Richard LoveGa naar eind27, waarmee deze explicieter dan ooit te voren op steun voor Dalgarno's project aandrong (afb. 3), wordt eveneens materiaal over de mogelijke doelstellingen geboden. Het is mogelijk nog pagina's door te gaan met het citeren van titels, voorwoorden, aanbevelingsbrieven, kritieken, correspondenties en wat dies meer zij. Uit ai dit materiaal kunnen doelstellingen gehaald worden voor universele talen; ik heb evenwel de indruk dat het geen nieuwe gezichtspunten meer toe zal voegen aan wat reeds gezegd is. De redenen waarom een universele taal geconstrueerd is behoeven, zoals duidelijk zal zijn, niet hetzelfde te zijn als de doelstelling die de constructeur heeft. Toch moet er een verband zijn. Vermeldt de spraakkunstenaar dat hij de taal ontwikkeld heeft om de ware filosofie mogelijk te maken, dan is het niet licht voorstelbaar dat hij de oude, in omgangstaal bedreven en gestelde, filosofie toereikend vond. Vandaar dat de doelstellingen die we hierboven zagen als even zovele aanduidingen van mogelijke redenen beschouwd worden. Er wordt in wat we tot nu toe gezien hebben gesproken over het nut dat zulke talen hebben voor de handel, missionering, communicatie van geleerden en anderen, het onderricht van doven, het verwerven van de ware kennis, het redeneren, het bedrijven van de enig juiste filosofie, het onderrichten van de logica, het oplossen van godsdienstige problemen en zo meer. Uit deze grote hoeveelheid redenen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarvan een aantal duidelijk om wetenschapspolitieke en commerciële redenen gegeven is - ook wat dat betreft dus niets nieuws -, zijn een paar hoofdargumenten te halen voor het ontstaan van universele talen. Het feit dat niet langer alleen geleerden met gelijken in het buitenland correspondeerden maar dat handel, oorlog, en kolonisatie veel algemenere communicatie-behoeften met zich mee brachten, is we! een van de belangrijkste. Verder is het onloochenbaar dat bij de constructeurs didactische motieven een rol speelden - bij de voordelen van hun systemen noemden de auteurs regelmatig de veronderstelde simpele memoriseerbaarheid. Ook de hoop dat een universele taal behulpzaam zou zijn, niet in het minst didaktisch gezien, bij het onderkennen van de ware aard der dingen, zodat onenigheid, twisten en oorlog n.a.v. bijv. interpretatieproblemen over de bijbel een eind zouden nemen, speelden o.a. bij Comenius en Wilkins mee. Met deze hoop zijn we alweer ongeveer bij Elliott's redenen terecht gekomen, waarvan ik de eerste overigens niet zo vreselijk sterk achtGa naar eind28. Een opvallende reden naast de gegeven hoofdargumenten is die m.b.t. het onderwijs aan doven. Daarover zometeen, naast enige andere zaken, meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitwerkingBij verschillende doelstellingen horen in principe verschillende uitwerkingen, hoewel het niet uitgesloten is dat sommige doelstellingen compatibel zijn en daarom gezamenlijk binnen een systeem uitgewerkt kunnen worden. Een paar opvallende universele systemen zal ik hier ter illustratie van de in de 17e eeuw levende gedachten kort aanduiden. Dit alles als voorbereiding op deel 2 van dit artikel waar de engels-nederlandse constructeur Lodwick aan bod komt. Heeft men de opzet een taal te construeren enkel en alleen voor internationale communicatieve doeleinden en is men tevreden met de mogelijkheid tot schriftelijke communicatie dan kan men volstaan met een systeem dat werkt met universele problemen, zoiets noemt men een pasigrafie. Het handigste lijkt zo'n symbolen taal als die een zo direct mogelijke afbeelding der dingen is, dan ontstaan er immers nauwelijks moeilijkheden bij het onderkennen van de betekenis der tekens. Niet voor niets dan ook dat men dacht aan systemen die leken op de chinese karakters en op de egyptische hiëroglyfenGa naar eind29. Vooral via de ‘memoires’ van de missionaris Ricci, die jaren in China gewerkt had, in 1615 onder de titel De christiane expeditione apud Sinas verschenen, was men op de hoogte gekomen van het chinese systeem. Hij beweerde dat chinezen, die elkaars taal/dialect niet konden verstaan, met elkaar communiceerden via de geschreven taal. Verder stelde hij dat het in het chinees mogelijk was zaken die in de westerse taal een groot aantal woorden vereisten door een enkel woord uit te drukken. Dit zou de helderheid zeer bevorderen. In zijn eersteling over universele taal Mercury, or the secret and swift messenger (1641) liet Wilkins zich op deze punten nogal door Ricci leiden. De Duitse Jezuiet Athanasius Kircher, die o.m. nog bekend is door zijn uitvinding en vreemdsoortig gebruik in godsdiensttwisten van de laterna magica, is de meest bekende taalplanner in egyptische en chinese zin. Hij beweerde o.a., niet gehinderd door al te veel kennis, dat de chinezen hun schrift hadden van gevluchte egyptische priesters. Dit soort ideeën werd geen succes, het aantal symbolen bleek vreselijk groot te moeten zijn en ook de duidelijke relatie tussen de tekens en de dingen bleek noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het chinees noch in het hiëroglyfensysteem te zijn wat men dacht dat het geweest was. Wat er nu moest gebeuren was het uitdenken van een symboolschrift dat niet de beperkingen had van het karakterschrift en toch door iedereen in zijn eigen taal gelezen kon worden. Men dacht bijv. aan een soort steno, dat in Engeland in 1588 heruitgevonden was door Timothy Bright. Dalgarno's correspondentie maakt duidelijk dat hij in eerdere fasen van zijn werk het oog gericht had op zo'n soort ‘brachygraphie’. Een mogelijke uitwerking is gelegen in het terugbrengen van het aantal woorden door ze te ontleden in hun wortelwoorden, om vervolgens slechts symbolen vocr wortels en affixen aan te wijzen. Als het lukt natuurlijke symbolen te vinden dan is zelfs nauwelijks leerwerk vereist; dat zit er echter niet in. Een voorbeeld van zulk een systeem is Francis Lodwick's A common Writing. Where by two, although not understanding one the others Language, yet by the helpe thereof, may communicate their minds one to another (1647). Lodwick legt in zijn ‘To the reader’ het systeem, volgens welk hij werkt, als volgt uit:Ga naar eind29a ‘Courteous Reader, Thou hast here presented to thy view and censure, an Essay of a Common Writing, invented, that may be common to all languages, that is, that one skilled in the same, shall have no need, for what is written with this writing, to learne any other Language then his mother Tongue, which he already hath; although the writing were written by one, who understood not the readers Language, and writ the said writing according to his own Language. So that what is once written with this writing, will be legible and intelligible, in all Languages whatsoever, although the reader in any Language, understood but his owne Language, provided as before, he understood this manner of writing. Gaat men verder en vindt men dat niet enkel schriftelijke communicatie mogelijk moet zijn, dan is het nodig, niet alleen een schriftsysteem te ontwerpen dat correspondeert met de wereld van de dingen en begrippen; een echte taal zal dan gebouwd moeten worden. Dit kan op allerlei manieren. Het simpelst is te veronderstellen dat zo'n taal er reeds is. Het hebreeuws is daar- o.a. door Dalgarno - regelmatig voor aangezien. Een van de meest opmerkelijke werkjes binnen deze opvatting is van de vlaming van HelmontGa naar eind30. Van Helmont beweertGa naar eind31 dat het hebreeuws de goddelijke taal is ‘dat de God aller Goden, wanneer hy van den Hemel was nedergekomen, geen andere taal, dan de Hebreuwse gebruikt heeft’. Dat de andere talen het gevolg zijn van de Babylonische spraakverwarring en de ellende die daarop gevolgd is. Dat het hebreeuws alle wijsheid bevat, daar het immers de taal is waar de oorspronkelijke namen der dingen in zijn uitgedrukt. ‘(...) dat 'er geen andere taal, soo net met, de selvige over een komt, als dese; derhalven is 'er geen die waardig kan syn boven dese verheven te werden. En om dit te konnen toonen, soo heb- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ben wy bequamelyk by der hand een voorbeeld van onse eerste Vader Adam, die de namen van alle gedierten, die van God by heur gebracht wierden, heeft gegeven. Want hy vond doe buiten alle twyffel in sig d'innerlyke werktuigen des verstands en ook selfs d'aller enkelste bewegingen, door een sekere gesteltenisse des monds en geluids, en dat hy door een sekere articulatie ofte lediging seer net konde uitdrukken, want van des selfs volmaaktheid is nog een schaduw in de menschen na syn ellendige val overgebleven, door welkers hulpe sy de klanken, stemmen, en hare woorden, zynde de stand des ziels alleenig een weinig verandert, seer merkelyk veranderen, (...). Ik segge dat 'er alleen in ons een schaduwe overig is, om dat alle innerlyke saken ons soo niet bekend zijn, gelyk als Adam in die hoogste verheventheid van mede geschapenen wysheid kende, waar van ook wy eenige alleen en niet alle bewegingen des verstands door hare teikenen konnen uitdrukken. (...) soo volgt nu ook dat des selfs taal, die de Hebreuwse was, niet alleen de seer nauwkeurige natuur der beesten alleen, maar ook van alle wesentheden met syn eigen benaminge heeft uitgedrukt maar na het leven afgeschetst.’ In de Inhoud vermeldt hij bij hoofdstuk II. ‘De tweede t'Samen-spraak koomt tot de saak selfs nader, en in 't besonder handelende wat nauwkeurig van de wonderlyke eigenschap der Hebreuwse Taal, als In deze dialoog vermeldt hij herhaalde malen dat de hebreeuwse lettertekens tongstanden aangeven, dat ze m.a.w. articulatorische tekens zijnGa naar eind32. Hij is van mening dat het hebreeuws in de loop der tijd verbasterd is en dat het daarom tot zijn oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht. Dat hij al redelijk op weg hiermee is wordt bewezen door zijn succes met het leren van hebreeuws aan een tot dan toe doofstommeGa naar eind33. Van Helmont gaat er vanuit dat de hebreeuwse tekens zoals gezegd een weergave bieden van de tongstanden. Hij heeft nu een stomme muzikant voor een spiegel geplaatst, zegt hij, en hij heeft hem de tongstand die bij iedere letter hoort goed laten bekijken en oefenen; na enige weken had hij hem zover dat hij, als men hem langzaam en met open mond toesprak, antwoordde. Na nog weer een korte tijd was hij zover dat hij hebreeuws sprak. Wat de man daarmee moest of kon vermeldt hij niet. Een ander die eveneens het hebreeuws als een oertaal zag was de duitser Wolfgang Ratke; hij stelde voor om na de moedertaal op school hebreeuws te geven. Het was immers de moeder van alle talen en dat betekende, dat als je eenmaal hebreeuws kende, het je weinig moeite zou kosten om ieder jaar een nieuwe taal te lerenGa naar eind34. Gaat men niet uit van een oertaal die een natuurlijke relatie tot de dingen heeft dan zal men zelf een taal moeten maken. Dit kan zoals we al eerder gezien hebben door te zoeken naar een echte fusei-taal. Het kan ook zoals Dalgarno en Wilkins deden door een willekeurige taal te maken die in haar naamgeving dezelfde relaties vertoonde als de dingen in de werkelijkheid. Bij zo'n taal rijzen natuurlijk ook tal van problemen m.b.t. de syntaxis en de fonologie/fonetiek. Aan syntaxis deden de taalplanners betrekkelijk weinig, daarom laat ik die buiten beschouwing. Over de klanklaag wil ik meer zeggen. Als men een taal bedacht heeft, die overal ter wereld gesproken moet gaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden, dan zijn daarmee nog niet alle communicatiestoornissen uit de wereld. Een limburger die nederlands spreekt is vaak al moeilijk te verstaan; een spanjaard en een japanner die beiden engels spreken hebben zelden de zelfde uitspraak. Dit verschijnsel bedreigt nu ook de universele taal. De enige oplossing is een systeem te bieden, dat eenduidig aangeeft hoe bepaalde tekens uitgesproken moeten worden. Wilkins heeft in zijn EssayGa naar eind35 twee van zulke systemen gegeven. Het eerste (afb. 4) is een soort steno-alfabet, dat uit een aantal lijnen en krommingen bestaat om de consonanten weer te geven en een aantal bolletjes en haken voor de klinkers. Komt de klinker voor de medeklinker dan staat het klinkerteken links, komt de klinker er na dan staat het teken rechts. Klanken die op elkaar lijken worden weergegeven met op elkaar lijkende symbolen. De klinkersymbolen geven verder hun relatie in articulatieplaats aan. Het andere alfabet geeft de natuurlijke aard van de letters en is als zodanig vergelijkbaar met van Helmonds systeem. Het bevat steeds een afbeelding van een individu dat een bepaalde spraakklank uit spreekt met daarbij het ideale letterteken; voor de / o / is dit teken o, voor de /b/>✕. Bij deze spraakklanken is m.a.w. de mondstand aangegeven. Wilkins kan coor deze systemen beschouwd worden als een voorganger van Alexander Melville Bell's uit de 60er jaren van de vorige eeuw stammende Visible SpeechGa naar eind36 Dat dit soort systemen geen volstrekte onmogelijkheid is, toont Martins opmerking over de van origine articulatorische schrijfwijze der consonanten van het koreaanse schriftGa naar eind37. We hebben tot nu toe gesproken over systemen die iets te maken hadden met internationale communicatie, dovenonderricht, en de inventarisatie van kennis omtrent de wereld om ons heen. De taal als didaktisch medium en als filosofisch werktuig an sich hebben we nog niet gezien. Over het eerste zeer kort. Dalgarno, Wilkins e.a. wijzen er herhaaldelijk op dat hun systemen door de grote regelmat in woordafleiding en grammatica zeer simpel te leren zijn. De winst op syntactisch niveau is evident, die op lexicaal niveau is meer dan twijfelachtig. Ieder die opgevoed is met een klassieke schoolopleiding weet hoe ingewikkeld het is op elkaar lijkend woorder te onthouden. Dit klemt te meer als woorden altijd slechts een teken en klank verschillen van andere. Dat mensen als Dalgarno en Wilkins zich echter wel degelijk door o.m. didactische motieven laten leiden is aangetoond door enerzijds DeMottGa naar eind38 en anderzijds SalmonGa naar eind39. Iemand die de taal als filosofisch instrument wil hanteren is bijv. Leibniz. Hij heeft geen apart werk over universele taal geschreven, hij was er echter gedurende lange tijd mee bezig, het meest rond 1679. Hij vond de systemen van Dalgarno en Wilkins te veel gericht op de mogelijkheden tot internationale communicatie en te weinig op de filosofische aspecten. Hij wil een taal waarvan de woorden de definities der ideeën bevatten, en die in hun uitingsvorm direct de samenstelling en relaties van deze ideeën weergeven. Dit alles op algebraïsche wijze. Denken en redeneren zou dan rekenen worden. Hij stelt zich voor dat alle complexe gedachten combinaties zijn van enkelvoudige, zoals alle niet priemgetallen veelvouden zijn van priemgetallen. Het samenstellen en ontleden van complexe begrippen is in zijn visie overeenkomstig aan vermenigvuldigingen en delen. Enkelvoudige begrippen worden dan met priemgetallen aangeduid. Mens zou op deze manier uitgedrukt kunnen worden, door 6, mits de samenstellende delen 3 en 2 denkend en dier zouden betekenen: 6 = 2×3, komt dus overeen met mens = dier × denkend. Deze getallen nu kunnen op een heel simpele manier in taal worden omgezet, doordat hij aan de cijfers lettertekens toekende. De 9 cijfers werden met de medeklinkers b c d f g h l m n aangegeven, de eenheden met a, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 4 Onder de kolommen is het onze vader in de tekens van dit alfabet weergegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tientallen mei e, de hondertallen met i enz. Na betekent m.a.w. 9, mefa 84;81374 is mubodilefa, faledibomu of bodifalemu. De volgorde van de lettergrepen is nml. vrij. Zo voorziet Leibniz in mogelijkheden voor poëzie en gezang. Dit is het basisidee van zijn universele taal. Nu moet er nog een lexicon en grammatica aan toegevoegd worden. Voor dit vocabularium is het nodig alle ideeën van de menselijke geest te analyseren, zegt hij, en terug te brengen tot hun simpelste elementen. Daarna is het mogelijk een lijst priemideeën te maken, Voor de syntaxis wilde hij de grammatica's van de natuurlijke talen bestuderen om zodoende tot een inventarisatie te komen van de verschillende verbindingsmogelijkheden der ideeën. De zinvolle daarvan wilde hij gebruiken. Zoals te verwachten was bij zo'n enorme taakstelling, zijn beide werkzaamheden onvoltooid. Totdat zijn projecten voltooid zoucen zijn, waren er allerlei tussenstadia denkbaar. Een van deze wordt in De Arte Combinatoria (1666) gegevenGa naar eind41. In dit werk worden in Classe I een aantal begrippen aan cijfers gekoppeld:
In de volgende klassen treft men allerhande definities zoals deze in Classe III. 1. Intervallum est 2.3.10 Een interval is de totale ingesloten ruimte.
wordt vervolgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage IIn 1652 gaf de Rabelaisvertaler Sir Thomas Urquhart in Londen een werk uit: Ekskybalauron: or the discovery of a most exquisite jewel (...), waarin hij o.m. zijn ideeën over een universele taal ventileerde. Een jaar later publiceerde hij Logopandecteision or an Introduction to the Universal Language. Book I bevat de tekst van het een jaar eerder verschenen werk. Daar het begin van dit boek een duidelijke weergave is van zijn ideeën, die niet volstrekt afwijkend zijn van die van de andere taalconstructeurs, komt het hier als illustratief toetjeGa naar eind42. ‘1. Words are the signes of things;it being to signifie that they were instituted at first, nor can they be, as such, directed to any other end, whether they be articulate or inarticulate. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trade or science should be dignosced from those of another by the very sound of the word at the first hearing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rectificatie:In het artikel van H.J. Verkuyl, ‘Een interpretatieve beschrijving van aspecten’, Spektator 4, 4 komt op blz. 227 een nogal storende fout voor. In tegenstelling tot wat in voetnoot 1 staat vermeld, is de auteur van mening dat de SVO- of SOV-volgorde voor de opbouw van de aspecten niet van belang is. |
|